De Brabantsche Brief Het wonder van het verkeer van Radioprogramma I TEHERAN. In Februari. Kort voordat ik, vermoedelijk wel voor goed, dit'merkwaardige land ga verlaten, heb ik er nog een soort wonder mogen be leven. Uit de noordelijke bergen, die nu nog met sneeuw tot bijna aan den voet bedekt zijn, heb ik op zien doemen de eer ste treinen met machtige moderne locomo tieven, die kwamen van de kust der Kaspi sche Zee. Juist dezer dagen is namelijk het noordelijk gedeelte van den trans-Iranschen spoorweg voor het verkeer geopend, het ge deelte, dat Teheran verbindt met de Kaspi sche Zee. Binnen twee jaar zal vermoede lijk ook het zuidelijk gedeelte, dat Teheran zal verbinden met de Perzische Golf, in ge bruik kiinnen worden genomen. Dan zal een der merkwaardigste en stoutmoedigste spoorwegen der wereld voltooid zijn. De in gebruik stelling van het noordelijk deel van dezen spoorweg werd tot een grootsch feest, waarbij nationale geestdrift hoog oplaaide en duizenden, tienduizenden toch wel met dankbaarheid bezield zullen geweest zijn tegenover den vorst, wiens ijze ren energie dit alles tot stand wist te bren gen. Zonder hem zou die spoorweg er niet zijn, zouden ook do automobiclwegcn in Iran er niet zijn en zou overal in het land het rooveronwezon nog welig tieren. Inderdaad merkwaardig is deze spoorweg !n meer dan een opzicht. Zijn hoogste punt ligt op meer dan tweeduizend meter hoog te, zijn laagste punt lager dan de normale zeespiegel. In het noorden, aan den oever van de Kaspische Zee, begint deze spoor weg zelfs al onder normaal zeepeil. Dit is een speling van de natuur. De zeespiegel van de Kaspische Zee ligt namelijk zes-en- twintig meter lager dan de zeespiegel van den oceaan. De kust is daar lang en de spoorweg ligt er dus ongeveer twintig meter onder den normalen gemiddelden zeespie gel, veel lager dan cenig dorp in het lage Nederland. Spoorwegplannen hebben er in Iran reeds vele bestaan voordat de huidige sjah aan de regccring kwam. Het waren plannen van Rusland en van Engeland, die daarbij hun spoontegen dachten als een goed mid del om Iran geheel aan zich te onderwer pen, het van zijn onafhankelijkheid te be- rooven, Iraniërs die erover dachten spoor wegen te bouwen of te laten bouwen, wer den nis krankzinnigen uitgelachen. Waar zou het geld daarvoor vandaan moeten ko men en als het er was, zou het zeer zeker wel spoedig, spoorloos verdwijnen in de zak ken van allerlei hoogwaardigheidsbekle ders. De huidige sjah besliste ruim tien jaar geleden, kort nadat hij den troon had bestegen, eenvoudig: ,die spoorweg moet worden gebouwd'' en niet al zijn ontembare energie wierp hij zich op de uitvoering van dat plan. Menschen uit zijn omgeving en ook Europeanen raadden hem dan in elk geval slechts een smalspoorbaan aan te leggen, maar de sjah wilde daarvan niet hooren en eischte normanIspoor. Men wees hem op de geweldige technische moeilijk heden, maar Z.M. haalde do schouders op. Deze moeilijkheden waren er om overwon- De spoorweg tusschen Teheran en de Kaspische Zee. nen te worden Men wees hem op de kosten en op de noodzakelijkheid een buitcnland- sche leening te sluiten om het zeer kostba re werk tot stand te brengen, maar de sjah- in-sjah wilde van geen buitcnlandsche lee ning hooren. Deze Iransche spoorweg moest met Iransch geld worden gebouwd, zoo meende hij. De ervaring had trouwens ge leerd, dat voor Iran buitcnlandsche leenin gen vaak werden tot een bedreiging van de vrijheid en de onafhankelijkheid. Een bijzondere belasting werd uitgeschre ven op thee en suiker en uit de opbrengst van die belasting moest de spoorweg wor den betaald, wat tot nu toe ook is gebeurd. Bijna vijftienhonderd kilometer lang zon de spoorweg worden en dat voor een groot deel door zeer moeilijk terrein. Kaspische Zee en Perzische Golf zouden door hem verbonden worden, maar tusschen deze bei de zeeën verheffen zich machtige geberg ten, door de hoogvlakte van Iran hebben rivieren diepe beddingen geslepen, die even zoo vele hindernissen vormen van de tropi sche hitte aan de Perzische Golf zou deze spoorweg moeten stijgen tot in de sneeuw- gebicden der noordelijke bergen, van de palmen in het zuiden tot aan het naaldhout in het noorden. Zoutwoestijnen en oerwouden zou hij hebben te doortrekken. De sjah—in—sjah hield langdurige be sprekingen met ingenieurs, liet zich alles verklaren en uiteenzetten, maar één denk beeld bleef onwankelbaar in dezen ener gieken vorst: de spoorweg moest er komen Thans is Net noordelijk traject voor het verkeer geopend en binnen twee jaar zal het geheel zijn voltooid, zal de verbinding tusschen twee zeeën, de Kaspische Zee en de Perzische Golf (een golf van den Indi- schen Oceaan) zijn tot stand gebracht en dat zal dan zijn het groote werk van Rcza Sjah Pachlévi, den huidigen Iranschen heerscher, die, hoewel geen ingenieur de schepper zal zijn van dezen geweldigen spoorweg, zooals de Lesseps, evenmin een ingenieur de vader is van die andere ver binding tusschen twee zeeën, het Suezka- nnal. Zonder de ijzeren energie van den consul de Lesseps ware het Suez-kanaal niet tot stand gekomen en zonder de on tembare drijfkracht van Reza siah Pachlé vi zou niet weldra een ijzeren lijn de Kas pische Zee en de Perzische Golf verbinden. De aanleg geschiedde door Zweedsche. Deensche, Duitsche, Honcaarsche, Tsjechi sche, Bulgaarsche en andere ingenieurs en arbeiders. Den laatstcn tijd werkt aan een zeer moeilijk deel van bet nog niet voltooide zuidelijke traject een Belgische firma, de SOKOL en ook een Nederlandsch-Duitsrhe maatschappij heeft een deel van het zuide lijk traject aangenomen. Het thans in gebruik gestelde noordelijke traject, dat Bender Sjah, een haven aan de Kaspische Zee, verbindt met Teheran, heeft, een lengte van 461 kilometers. Het zuidelijke traject, dat Teheran zal verbin den met de Perzische Golf, zal 974 kilo meter lang worden. Van dit zuidelijke tra ject zijn reeds nu 336 kilometer voltooid. Deze spoorweg zal in technisch opzicht een der merkwaardigste, zoo niet de merk waardigste worden der geheele wereld. In het bergland bedragen de hellingen van 7 tot 28 meter per kilometer. Er is een deel (daar, waar de pas van Gadoek moet worden overwonnen), dat op een afstand van 27 kilometer 36 tunnels heeft, waarvan de kortste 18 meter, de langste 1174 meter lengte heeft. In het geheel zijn er op die 27 kilometer spoorweg 9147 meter tunnel... De langste tunnel in het Noorden bedraagt 2888 meter. Hier heeft de spoorweg een aanmerkelijk hoogteverschil te ovenvinnen en binnen de bergmassa slingert de tunnel zich in een spiraal om hoog. In deze streek stijgt de spoorweg tot een hoogte van 2112 meter Er zijn tusschen de Kaspische Zee en Te heran 108 bruggen van meer dan 15 meter lengte. De totale lengte dier bruggen be draagt 4600 meter. Tot. nu toe heeft de spoorwegbouw ge kost 80 millioen guldens. De kosten per- kilometer bedroegen op het goedkoopste gedeelte ongeveer 60.000 gulden, op het duurste en moeilijkste gedeelte ongeveer 500.000 gulden. Op den feestdag van de officieele in ge- bruikstelling van het noord-traject van den spoorweg voltooiden de sjah-in-sjah en de kroonprins symbolisch het werk. Zij schroef den ieder in de railsverbinding in een gouden schroef. Daarna knipte de sjah-in- sjah een driekleurige band door, dat over de rails was gespannen (de Iransche vlag is driekleurig: groen, wit, rood). Even la ter kwamen kort na elkander drie treinen, getrokken door machtige locomotieven, bin nen rijden: een trein met den salonwagen van den vorst, een gewone person en trein en een goederentrein. De duizendkoppige menigte, die eerst reeds den sjah-in-sjah en de keizerlijke prinsen met jubelende geestdrift had begroet, brak bij de aan komst der treinen uit in een uitbundig ge juich, dat niet scheen te willen eindigen. Zwijgend, rustig stond bij dit alles de sjah-in-sjah... Bijna op den dag af was het negen jaar geleden, datmet het groote werk een aanvang werd gemaakt en was het zestien jaar geleden, dat de huidige sjah-in-sjah met een handvol mannen op rukte naar Teheran om er een einde te maken aan wanbeheer en ondergang. Zeer, zeer veel is er in Iran gedurende die zestien jaar veranderd ten goede. Kleingeestige critici kunnen erop wijzen, dat alles nog niet is als het zijn moet, maar niemand weet dit beter dan de sjah-in-sjah ZONDAG 7 MAART 1937. Hilversum I. 8.55 VARA. 12.00 AVRO. 5.00 VPRO. 5.30 VARA. 6.30 VPRO. 8.00 AVRO. 8.55 Gramofoonplaten. 9.00 Voetbalnieuws. 9.05 Tuinbouwpraatje. 9.20 „De eenige zekerheid", toespraak. 9.35 Orgelspel. 10.15 Natuur-historische lezing. 10.30 Gramofoonplaten. 11.15 „Van staat en maatschappij", causerie. 11.30 „Melody Circle". 12.00 Orgelconcert. 12.10 Lezing „Wat kan de mensch van God kennen?" 12.40 Kovacs Lajos' orkest en orgelspel. I.45 Boekenhalfuur. 2.15 Gramofoonplaten. 2.25 Reportage voetbalwedstrijd (In de pauze: Tennisreportage 4.15 Gramofoonplaten. 4.30 AVRO-Dansorkest. Event. sportnieuws A. N. P. 5.00 Gesprekken met luisteraars. 5.30 Kinderuurtje 6.00 Sportuitzending. 6.15 Sportnieuws ANP, hierna gram.pl. 6.25 Berichten. 6.30 Postpropaganda van de N.P.B. 6.45 Evang. Unie Kerkdienst. 8.00 Berichten ANP. 8.15 Omroeporkest en solist. 9.10 Radiotooneel. 10.00 Radiojournaal. 10.15 Omroeporkest en solist. II.00 Berichten ANP. Hierna tot 12.00 AVRO- Dansorkest. Hilversum H. 8.80 KRO. 9.30 NCRV. 12.15 KRO. 5.00 NCRV. 7.45—11.30 KRO. 8.30 Morgenwijding. 9.30 Gewijde muziek (Gr.pl.) 9.50 Ned. Herv. Kerkd. Hierna orgelspel. 12.15 KRO-Orkest. (van 1.00—1.20 Literaire causerie) 2.00 /ragenhalf uur. 2.30 KRO-Symphonie-Orkest, en gramofoonpl. 4.00 Ziekenlof. 4.55 Sportnieuws. 5.00 Geref. Kerkd. Hierna Geref. Gem. Koor en de Chr. Muziekvereen. „Harmonie". 7.45 Sportnieuws. 7.50 „De behoefte aan ware cultuur", causerie. 8.10 Berichten ANP. Mededeelingen. 8.20 Grarriofoonplaten. 8.30 Declamatorium met muziek. 9.00 Gramofoonplaten. 9.10 KRO-orkest. zelf. Vooruitgang is er echter op elk ge bied. Het station te Teheran is nog niet ge heel voltooid. Met zijn talrijke bijgebouwen, zijn rangeerterreinen enz. zal het bijna acht millïöen gulden kosten, want er is op ge rekend, dat dit station ook nog voor an dere spoorlijnen zal moeten dienen. Reeds nu zijn in bewerking plannen voor een anderen spoorweg, die Teheran zal moeten verbinden met de groote, in het noordwes ten gelegen handelsstad Tebriz en van hier zal dan later zeer zeker nog een andere spoorweg komen naar Turkije en naar de Zwarte Zee. J. K. BR EDERODE 9.40 Reportage. 9.50 Radiotooneel. 10.30 Berichten ANP. 10.40 Epiloog. 11.00—11.30 Esperantolezing. MAANDAG 8 MAART 1937. Hilversum I. Algemeen programma, verzorgd door de AVRO. 8.00 Gramofoonplaten. 10.00 Morgenwijding. 1C.15 Gramofoonplaten. 10.30 Het Omroeporkest repeteert. 11.00 Ensemble J. Cantor en Gramofoonpl. l.uO Orgelspel I.30 Het Aeolian-orkest. 2.00 Het Omroeporkest. I. d. pauze: Declamatie. 4.30 Muzikale causerie (Met illustr. aan den vleugel). 5.35 De Octophonikers. 6.30 AVRO-dansorkest 7.00 Friesch programma. 7.45 PTT-kwartiertje. 8.00 Berichten ANP. Mededeelingen. 8.10 Causerie over de 36ste Jaarbeurs. 8.30 Operaconcert m.m.v. solisten, St Jansen's Korencombinatie en het Concertgebouw orkest. 9.45 Gramofoonplaten. 9.55 Revue-uitzending 10.30 Gramofoonplaten. II.00 Berichten ANP. AVRO-Dansorkest. 11.4512.00 Gramofoonplaten. Hilversum H. NCRV-Uitzendlng. 8.00 Schriftlezing, meditatie, gewijde muziek Gramofoonplaten 8.30 Gramofoonplaten. 9.30 Gelukwenschen. 10.30 Morgendienst. 11.00 Chr. Lectuur 11.30 Gramofoonplaten. 12.00 Berichten. 12.15 Gramofoonplaten. 12.30 Amsterd. Kamermuziekkwartet. 2.00 Voor de scholen. 2.35 Gramofoonplaten. 3.00 Wenken voor de keuken. 3.30 Gramofoonplaten. 3.454.45 Bijbellezing. 5.00 Amsterd. Salon-orkest. 6.30 Vragenuur. 7.00 Berichten. 7.15 Vervolg Vragenuur. 7.45 Reportage. 8.00 Berichten ANP. 8.15 Troepavond van Leger des Heils Padvind. 9.15 Gramofoonplaten. 9.30 Orgelconcert. (Om 10.00 Berichten ANP) 10.3011.30 Gramofoonplaten. Schriftlezing. Ulvenhout, 5 Maart 1937. Amico. Voor den dor ren, perkament i- gen heiligedagen- afzegger, den koudbloedigentiep dien 'k heb leeren kennen in m'n Brievenschrijver ij, (want in ons ei gen contreien ken nen we deus ste riele misbaksels nie, kiemvrij uit gestoomd van elk zondig smet je wij gelooven daar nie aan!) ik zeg: voor zoo'nen uitgeblecktcn piemel, die henejen den Moerdijk nie tiert 'is 't volgend verhaal misschien nie schijn heilig genoeg. Maar amico, ik mot t' oe toch vertellen. Misschien is 't nie-eens zoo „erg", maar jah! 't Is teugenwoordig zóó gesteld: in deuze brave weareld van onderlingen haat kapitnalsafschrijving, officieele geldsnoei- ing, stikgasenmoordtuigindustrie, hei dendom en kerkvervolging, priestermoord en hoogst fatsoenlijke immoraliteit mot ge voorzichtig zijn mee 'n grap, 'n woord 'n gebaar! Want geldsnoeiers, stikgasfitters en principieele priestermoordeneers zijn zoo verduveld fijn gebouwd van ziel; zoo fijnbe snaard teugenwoordig. Jaja, amico, in deuze samenleving, waar in ge geen straat meer zonder levensge vaar kunt oversteken, want zoognamv 'n naar God geschapen beeld en gelijkenis in 'n auto zit, beziet ie nen wandelenden even naaste, lijk 'n groenvrouw 'nen rotten appel in deuze gemeenschap (schoon mo dewoord zonder zin) waarin gevierd wordt de gemeenschap der middelmatigheid en waar den uitblinker, die moeilijk gelijk-te schakelen is dus zeer ongemeenschappelijk gehaat wordt; en waar de jeugd z'n on derwijzers en voorgangers verslijt voor goödmoedige idioten, allee in zoo'n ge meenschap. in zoo'n maatschappij mot ge voorzichtig zijn mee n Krap, n' gebaar, 'n woord. Wantbelcedigers zijn zoo rap beleed igd! En nou nou spitst ge misschien oew ooren al om te vernemen, wat den Dré deuze week voor 'n verhaal gaat doen? Och zoo „har" is 't nie, horre! Wij hebben er hier veul leut om g'ad en nie mand zag er iets anders in, dan leut! Maar jah! Ik heb teugenwoordig veul in leiding noodig, voor'n Ulvenhoutsch aardig heidje Als ik m'n brieven nalees van tien jaar terug en vergelijk mee nou, dan nou dan zijn we in die weinige jaren weer veul, veul beschaafder geworden, zeg! Da's zoo wat gelijk opgedaan mee de bewapening (die toen nog ontwapening hiette) burger oorlogen en den vooruitgang van 't snel verkeer en heidendom. 't Woord „gntvcrnolle" b.v. is al jaren gecensureerd. Wij zeggen 't nog wel, maar... wij gaan nie zoo hard vooruit, ee! Wij gaan in even groot getal naar de kerk en zoo, wij zijn politiek niks feller dan vroeger, dusde RKSP kan nbg altij op ons re kenen Maar voor de beschavelingcn boven den Moerdijk (met of zonder brug, amico, da's maar 'n autokwestie en meer nie!) daarvoor censureer ik woorden, verhalen, strekkingen; en wat er zoo al voor scherpe puntekes kun nen zitten, aan plazierige, Brabantsche voet gangers, die tóch overtuigd zijn, óók te zijn geschapen naar God's beeld en gelij kenis; want Onzenlievenheer ree toch ook geen auto (dwars over veugeltjes, kie pen, hondjes, kinders en menschen). Maar allee! 't Verhaal. Den Ficlp is veul aan den sukkel den lesten tijd. Dan is 't 'n atlaske, dan 'n ditje en dan 'n datje. Maar den dokter heeft 'm gerustgesteld en gezecd: ,,'t komt best terechte, "beschouw 't maar als 'nen soortement van overgank. Als ge die ruil achter oewen rug hebt, wordt ge weer den ouwe!" „Maar toch", zee den Fielp teugen me: „toch Dré. bevalt 't me niks, jonk! 'k Heb aast geen vleesch meer haan m'n lijf!" Das veul waar, amico. Hij weegt nog maar 250 pond; is zeker we! 50 pond afgevallen. Den Blaauwe, ja, wij dokteren allemaal zo'n bietje mee, den Blaauwe zee: ,,'t is maar 'n begin. Fielp, daar mot nog honderd pond af, dan gade weer op "nen mensch trek ken". „Asteblicf nie", riep Kee: „dan past 'm niks meer! Van z'n flanelleke tot en met zijnen hoogen hoed, 't is allemaal te wijd". Zoodat, amico, er aan den Fielp z'n gesuk kel ook 'n economisch kantje zit. Wat ie eigenlijk had? Van alles! 'n Bietje griep, veul-naar-'t-huiske, koorts, misschien-'n-biet-suiker-docht d'ndokter, 'n bietje verkalking ook wel, 'n bietje aanleg tot beroerte, slapeloosheid, vergeetachtigheid, „'k heb soodojuu vanalles", klaagde d'n Fielp: „balleve 'n kraambeen." En als ge 't mij vraagt, wel dan denk ik dat wij dat allemaal hebben, net als den Fielp, maar dat die kwaaltjes bij hum, in dat groote lijf van oorspronkelijk drie honderd pond, veul meer kans hebben, flink huis te houwen! Ze hebben bij hum de ruimte! Afijn, 't Is altij 'nen reus van 'nen vent geweest, nie chagrijnig van aard, dus wij hebben veul goeien moed, mee onzen voorzitter. En toch toch ge snapt soms nie hoe de praatjes in de weareld komen, toch ging Zondag ineens de mare door Ulvenhout, dat den Fielp dood was. Ik denk. 't zat zoo. Ulvenhout had 'm 's morgens gemis in de kerk mee z'n collec- fezakske. En als de hoogmis uitging, dan stond er aan den hemel 'n pittig vooriaar- zonneke. Kee had dus de lancasters laten zakken voor winkelraam en winkeldeur, want 't gebak, de chocola en de flesschen zuurtjes kunnen slecht teugen zonne warmte. F.n zoo gebeurde 't dan, dat op 'n oogen- blik den Blaauwe bij me binnenkwam, ge haast en heimelijk, na z'n fiets mee veul lawijt teugen den notenleer te hebben ge kwakt. Ik zag dalijk aan z'n oogen en aan z'n hecle manier-van-doen, dat er iets bij 'm broeide. (Maar amico, ge mot 'm lang ken nen. horre, voordat ge zooiets aan 'm merkt) Ik vroeg dus niks en „vond 't heel gewoon" dat ie op dit uur. vlak voor den eten, zoo haastig kwam afgezet. Hij ging zitten, trok 'ns aan z'n neus (één van de teekencn) en keek dof (ook 'n tee- ken!) Toen pest-n-ie Trui weg (derde tee- ken) en zee: „Dré, eh best weer van daag, ee?" „Ja, Tiest, t' lijkt schoonder dan 't is: 'k denk, 't zal namiddag toch op reeren uit draaien, denk ik. Of hagel, 'n Sigaar?" ,','t Ts vrindelijk aangepresenteerd, dus dan mot 't maar." Onder 't aansteken keek ie door tvlamme- ke naar mij. Maar ik zag niks! „Raai 's wie hij me was, daar-sjuust, Dré?" „Sinterklaas!" „Nóg 'ns!" „D'n Commissaris van de Koningin." „Weer d'r neffen: Jules Broks." „Den ouwe Jules?" ,,'t Raadslid, ja! Mee 'n begrafenisgezicht net echt." Van alles dwerlde ineens door mijnen kop. Den Jules? Raadslid ('t oudste na den Fielp). Regrafenisgezicht-net-echt. Bij den Blaauwe? Hm! Daar zat muziek in. Drie versterkte radio-orkesten minstens. En de Blaauwe kénde 't stuk ook Ik trok 'ns aan m'n pijp. D'n Blaauwe aan z'n sigaar. We keken allebei naar den grond. En on 'n moment keken we malkaar aan. Den Tiest grijnsde. Ik gihberde. Toen lachten we en schoten, van den smook, in den hoest. Juleke Broks, hm! Den grooten boer van Notsel, dievan 't Najaar vond, dat den Fielp, mee z'n spraakgebrek, overg'omvon uit z'n attakske, ons nie meer behnnrlij1' verteugenwoordigen kost in den Raad Hm! Tk gihberde weer 'ns. Den Blaauwe grijnsde nog altij. „Fn...? Tiest...?" „Hij zou zoo geren oudste Raadslid, plee vee vee burgemeester zijn, ee...?" We lachten weer. „En wat kwam ie doen, Tiest, mee z'n be- grafenisgezicht-net-echt?" „Vragen, of 't toch hoop ik nie waar was, dat den Fielp was overleden." Weer grijnsde den Blaawe, mee toegekne pen oogskes en ik docht: „sodepatat, wat is dat Juleke in goeie handen terecht geko men! „Ja? En? En toen, Tiest?" „Nou, èn! Ik kwam sjuust van den zol der, we huizen nog altij boven, mee die nat tigheid en als ik van de leer kwam, dan zag ik al dadelijk den Jules z'n schijnheilige fiesclemien en ik docht, ik zet óók zoo'n mombakkes voor! Ik zag er dus, voor mij nen doen zeker zoo plechtig uit, als den Jules." „Bastiaansen," vroeg ie toen hoe is ie, Dré? Bastiaansen, teugen mij! Bastiaan sen, ik kom 'ns efkens informeeren bij oe. 'k Ben zóó geschrokken...!" Begrijp ik, zee ik maar, om 'm goed op gank te krijgen. „Dus 't is waaar?" riep ie toen, of ie de „Twee weezen" alleen opvoerde. Ja, zee ik, mee.'n holle stem, 't is zoo! Ge verstaat, Dré, da'k langzamerhand nieuwsgierig wier, wat waar was! „Ocherm," jankte den Jules toen, „wat zullen we 'm missen in den Raad. En in de kerk. En in de kiesvereeniging. En in de commiteiten. 't Was toch zo nen braven, ac tieven mensch!" „Tiest", zee ik: „schei uit. Ik lach me ka pot!" Maar den Blaauwe ging door. „En hoe is er z'n vrouw onder, Bastiaansen?" Ja, Broks, wat zal ik zeggen, ee? 't Is droevig, indroevig. Maar ge wit: kracht naar kruis, kracht naar kruis." „En kost ge dat allemaal zeggen zonder te lachen, Blaauwe?" „Dré, 't was bekans waar! Als ge dieën huichelaar z'nen postzegel had gezien, dan zoude 't beter begrijpen!" „En nou, Tiest, vertel verder asteblief!" „Nouw komt ie vanavond, half zeuven heb ik gezeed, bidden!" Amico, ik brulde. Ik bleerde. Ik hikte. Ik wierd er beroerd van. „In 't sterfhuis. Ik zee: ge kunt gerust ko men, Broks, want niemand is officieel uit- genoodigd. Vandaag, mee den Zondag En de weduwe...; ge snapt...! Broks snapte 't" Als ik m'n tranen had afgedroogd, dan zee den Tiest: „nou is 't zoo gelegen, Dré, nou motten wij vanmiddag, als we gaan kaarten bij 't lijk, mee 'm afspreken, hoe we Juleke Broks zullen ontvangen op den bidstond. Ik heb al 'n paar aardige ideekes!" En zoo, amico, hebben we 's middags in den Fielp z'n bakkerij, hij was weer op. Zat in z'nen hansjop mee veul dekens om, in zijnen zorg aan de werktafel, zoo heb ben we dan den Fielp voorzichtig voorbereid op de condoleance-visite van den Jules aan den Fielp z'n wreduwvrouw." 't Lijk voelde onmiddellijk veul voor 't geval, zee-t-ie, want dat Juleke zat *m ,.ier". Kee wierd dus geroepen en gevraagd van- weuge bijzondere reden, de lancasters van daag omlaag te houwen. En in ieder geval, ze teugen den avond te laten zakken, als 't nie anders konl En Kee, die de vrouw is van 'nen politieker, dus nie gaauw verrast staat, vroeg nie verder en dee zoo. 't Leste ideeke van den Blauwe hebben we opgevoerd. Ge verstaat, daar zijn veul „ideekes" geweest, die 'k nie allemaal op wil schrijven. Maar gelachen, gelachen, amico, dieën .Zondagmiddag..! 't „Lijk" wierd er heelemaal beter van! Begost al aan 'n citroentje-mèt en piekte onder 't prop- spul tot vervelens toe. Half zeuven! Kee wist, als er gebeld wordt, zou den Jaan, teugenwoordig doods- bidder lijk ge weet, opendoen. Ze moest ons maar laten betijen. Half zeuven! Alles donker. De winkel deur op de knip, gordijnen neer. Wij in de bakkerij. Kaarten, kruik een sigaren opge borgen; donker, 'n keersvlammeke slechts. Den Fielp onder de tafel, nog steeds in zijnen hansjop. maar bovendien mee 'n wit beddelaken over zijnen kop. Efkens de je neverlucht en den tabakssmoor gespuid en zwijgen. Zwijgen en op oewen huik dou wen van den lachpiek. die daar huishield. Daar wierd gebeld. F.fkens kijken. Jja.., daar stond den adspirant plee-vee-vee burgemeester, .onder 'n druppende pere- piuu. „Jaan, sodejuu, hou-d-oe goed, horre," commandeerde den Fielp van onder de ta fel uit. Ze kwamen binnen. Den Jaan en den Jules. „Navond, mannen," zee den Jules plech tig, mee 'n trillingske in z'n stem." „Waa-a-ar is de weduwe?' vroeg le mistroostig. „Hiernaast," zee den Blauwe, mee 'nen snik. „Is nie bij 'm vandaan te slaan. Na *t bidden wilt ge 'm zekers nog efkens zien. Broks...? Veur... 't... lest!" 't Lijk onder de tafel begost ons onge rust te maken, 't Was., 't was draaierig, zal 'k 't maar noemen. „Als we alvast maar beginnen," zee den. Jaan. Broks mot nog 'n heel end terug. Zij de tevnet. Broks?" „Ja, Kwaai werk, mannen, deur dieën dus- ter mee al dat water, 'k Heb natte voeten tot m'n liezen toe." Toen gingen we zitten. T Wierd tijd, want daar wierd schrikkelijk gesnotterd en geproest in de zakdoeken. Broks moest daar zitten, zee den Tiest, voor den trog..!! Als we zaten, als spoken bij dat wappe rend keersenvlammeke door die groote bak kerij en den Jaan „beginnen" zou. dan dan rees den Fielp overènd als den dood uit de poppenkast en zee: „ik bid eigens mee. sloebers!" Broks gilde als 'n varken op de slacht bank. Viel nie goed genoeg dus kreeg ie nog 'n douwke pn lag te blèèren in den trog en op 't end te schelden, te schelden amico..! Neeë, wij wisten.nie, dat Juleke zoo gemeen schelden kost..! De rest mot ge 'er eigens bij prakizee- ren. Ik schei er af. Veul groeten van Truï en als altij geen haarke minder van oewen t a. v. DRé.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1937 | | pagina 16