DE DRIE MUSKETIERS
Raadsels
Vrijheid bovenal
Beste ongens en Meisjes
Bijna half Maart en... het is een witte we
reld geweest. Dat had waarschijnlijk niemand
van jullie nog gedacht, wèl Dat er van geno
ten is, dat jullie gerold hebben in de witte
vacht, dat je elkaar bekogeld hebt met grote
ballen en dat er heel wat een-twee-drie hun
priksleetje van zolder gehaald hebben... d t
heb ik allemaal zelf gezien.
En nu is het weg en we zeggen wéér: het
zal nu wel afgelopen zijn. Maar je kent het
spreekwoord: Aprilletje zoet, geeft nog wel
's een witte hoed en dus: houdt je slee maar
b\j de hand.
De winnaar van het boek is ditmaal:
ADRI VAN ZWEDEN,
Groetpolder D 83, Winkel.
En nu de briefjes:
Wolter Kok, Oudesluis. Een nieuwe
naam, daar beginnen we deze week mee: na
tuurlijk Wolter, mag je meedoen met raadsels
oplossen en je mag ook een briefje schrijven.
Of was je dat al van plan? Maar... dan op
een net stukje papier hoor en niet een afge
trokken schriftkantje...
J. Bolkestein, Oudkarspel. Alweer een
nieuwe vriend, waarvan ik niet weet of hij Jan,
Janus, Jacob of Jelle heet. Maar welkom is
hij. Esperanto heb ik tot m'n spijt nooit ge
leerd „J.", zodat jij me daar in vóór bent. Op
de gym ben ik vroeger wél geweest en wel
100 maal in Den Haag. Dat is een prachtige
stad en het vuurwerk... wel dat is nog mooier
dan een sprookje.
Hillechien Kamst, Wieringen. H&&&&,
daar hebben we Hillechien weer eens. Ik
schreef dat ze me ontrouw geworden was en
dat heeft ze er niet op laten zitten. En
meteen een gezellig lange brief ook. Ben je
nu weer steeds van de partij, Hillechien?
Nelie Speur, Wieringen. Ja, het Amstel-
bad ken ik en ik heb er al heel wat keertjes
rondgesprongen ook. Of ik er van de zomer
weer kom is de vraag. Misschien wel, mis
schien niet... Een 8 voor schrijven: dat dacht
ik wel, want je hebt een heel goede hand.
Adri van Zvveeden, Winkel. Maar Adri...
wat denk je wel, dat ik niet naar de radio
geluisterd heb? En of: en ik was ook blij dat
Bep met z'n zere knie die goal maakte en
Vrauwdeunt (zo heet hij toch?) die andere.
Het was anders een louw wedstrijdje, hoor!
Wel gefeliciteerd met 't boek, Adri, bof jij
even!
Theo Ferwerda, Kolhorn. Ja Theo, ik heb
jou een beetje voor de gek gehouden met dat
luiers wassen. Ik hield er al evenmin van als
Theo Ferwerda...
Het is fijn ,dat je moeder weer aan tafel
zit. Zo'n lege stoel is niets gedaan, hoor. Die
sneeuw, die door het dak gevallen is, is minder
aardig, Is het dak al weer gemaakt?
Martha Klik, Schagen. Welkom Martha
en ik wacht nu maar op een briefje van je.
Ben je dat ook van plan?
Betsie de Goede, Dirkshorn. Ja, de ene
keer is dat briefje wat groter dan de andere,
Betsie. Ik kan dat altijd niet zo precies uit
meten, hoor. Ik hoop dat je weer beter bent,
want 't zou erg jammer zijn, als je de gym-
uitvoering moest missen. En dan met een
nieuw pakje.
Truus Boekei, Tuitjehorn. Pietje Bel,
Pietje Bel's Goocheltoeren en Dik Trom heb
ik allemaal gelezen en ze staan zelfs nog in
een hoekje van m'n boekenkast. Laatst wilde
ik ze weggeven aan iemand, maar op het laat
ste moment... nee, ik deed het niet. Ik had er
te prettige herinneringen aan. En wat de
raadsels betreft Truus ...volhouden!
Leendert Visser, Dirkshorn. Ja, katjes
zijn aardige bloemen. Maar ik vind ze toch in
de natuur altijd nóg mooier dan in een pui
op de kast. Dat was een aardig raadsel,
Leendert. En ik heb 't opgelost ook, hoor!
Aagje Jansma, Petten. Ja, ik vind jonge
honden erg leuke beesten. Je kunt er zo heer
lijk mee ravotten en in het eerste jaar zijn het
van die gekke springers. Het boek Arretje
Nof ken ik niet. Nooit van gehoord zelfs.
Waar gaat het over?
Jan ter Heide, Haringhuizen. Dat dub
beltje heb je dus gewonnen van je vader. Jan,
want Holland heeft gewonnen. Maar ik ge
loof dat 't maar op 't kantje af was. Boeken
lezen is inderdaad een prettige bezigheid.
En... je leert er veel van.
Fokje de Graaf, Schagen. Zo, dus jij bent
F. de J. Mooi, dat weten we weer. Dat was
me anders een consternatie met je broertje
Auke. Stel je voor, dat hij het water over
z'n lichaam gekregen had... ik moet er niet
aan denken. Ik ben geweldig benieuwd naar
je „ellenlange brief"...
Dieuwertje Druyf, Abbekerk. Dat eerste
briefje van jou was niet erg groot Dieuwertje.
Het was zelfs een beetje klein... maar ik zal
maar denken: volgende week krijg ik er een
van 4 kantjes. Vanzelfsprekend ben je wel
kom in ons midden.
Ali en Adriaan Hoogschagen, Slootdorp.
Twee vrienden, die voor het eerst aan den
Kindervriend schrijven. En ze vertellen me,
dat het fijn op de boerderij is, iets, waar ik
het roerend mee eens ben. Evenals met de
wens van Ali en Adriaan, dat het maar gauw
zomer moet worden. Ik zie er iedere dag al
naar uit, jongens!
Lena Moes, Middenmeer. Dat is warem
pel alweer een nieuwe vriendin. Ik kan van
daag wel aan de gang blijven met zeggen:
welkom in de kring. Ik hoop ook dat je over
gaat, Lena, want zittenblijvenbrrrr, dat
is niets gedaan. En dan zou die knot wol ook
je neusje voorbijgaan.
Cor de Reus, Winkel. Cor vraagt of hij
ook mee mag doen met raadsels oplossen en
natuurlijk mag dat. En misschien schrijft Cor
volgende week ook nog wel een briefje. Dat
mag ook.
Gerrit Bakker, Langereis. Ja, dat is ze
ker al weer een tijd geleden Gerrit, dat we
elkaar geschreven hebben. Ik ben het bijna al
weer vergeten. Maar nu beginnen we dus toch
weer. De vlegeljaren van Pietje Bel heb ik
gelezen. Wat een kwajongen was dat, niet?
Ietie Eriks, Schagerbrug. Zeg ietie, als
je volgende week weer een briefje schrijft,
dan moet er wat meer nieuws in staan hoor.
Dit keer was het wel wat heel zuinig. Is dat
afgesproken? Het boek ken ik niet. Dag!
Sipke van Leyen, Medemblik. Sipke
schrijft me een briefje van bijna 2 kantjes
en het is de eerste brief van z'n leven. Nu,
dan was het een heel karwij voor je Sipke en
je hebt het er voor die eerste keer kranig
afgebracht. Blijf je ook raadselvriend?
Tjeerd v. d. By, Kolhorn. Zo zie je maar
weer, gelukkige taart-winnaar, dat die Juf
frouw Fortuna nu eens hier, dan weer daar
haar gulle gaven deponeert. Was ie fijn..,
Zeg maar aan je vader dat de Kindervriend
dol op taart is. Ze mogen hem er 's nachts
voor wakker maken.
Nu, jongens en meisjes, voor dit keer stop
ik maar. Ik ben precies door de helft heen en
ga dus volgende week verder. We spreken
dus weer af: deze week alleen de raadsels op
lossen. Geen briefjes.
Tot volgende week.
Kindervriend
Oplossingen raadsels vorige weekt
I.
K
L
O
K
L
A
V
A
O
V
E
N
K
A
N
S
Hij had er geen over, hij kwam er één te
kort.
Een gat in de kous.
Goede oplossingen ontvangen van:
Gretha S., Wieringerwerf; Dirk S., Andijk;
Jettie v. L., Moerbeek; Nellie en Kees E.,
Gerrie en Janie B., Dirk v. D., Gerie D., Keins-
merbrug; Ivo L., Stolpervlotbrug; Arnoud de
R., Kolhorn; Guurtje S., Burgerbrug; Cor de
R., Winkel; G. Rentenaar, Schagen; Annie W.,
Winkel; Leendert V., Dirkshorn; Betsie de G.,
Dirkshorn; Adri van Z.; Nelie S., Wieringen;
Hillechien K., Wieringen; Aagje J., Petten;
Tjeerd v. d. B., Kolhorn,
Nieuwe Raadsels
i.
Horizontaal:
Plaats in Gelderland.
Zeeland.
Gelderland.
Friesland.
Noord-Holland.
Overijsel.
m Utrecht.
Noord-Holland.
Land in Europa.
Verticaal van 1 tot 9:
Plaats in Noord-Brabant.
II.
Welk beroep heeft de heer ÜNEGERVEL
Ik wil jullie een beetje meehelpen en ver
klappen dat het een beroep is waar iedere
jongen van droomt.
Hoe het paard zijn baas redde.
Veilig in het kamp terug na een
dolle rit
door
CARLY VOS.
Guy was de zoon van een jachtopziener
van Graaf de Kernec, in Bretagne. Hij was
een flinke jongen van vijftien jaar en zijn
grootste vermaak was paard te mogen rijden
op een van de wilde paarden, waarmee hij
galopperen kon, zodat de hoeven nauwelijks de
grond raakten! Op een dag, dat hij weer te
rugkeerde van zo'n dolle rit, maakte zijn
paard een zijsprong en ging er vandoor. Maar
Guy kreeg het dier weer in zijn macht, het
mocht dan steigeren zoveel het wilde.
„Bravo jongen! Ik maak je mijn compli
ment", klonk het opeens achter hem.
Guy keerde zich om en zag den zoon van
den graaf.
„O, mijnheer, bent U daar? Ik had U niet
gezien," riep Guy, enigszins onthutst door die
onverwachte ontmoeting met den jongen in
genieur.
„Luister eens Guy, als je met my mee naar
Algiers wilt gaan, dan neem ik je graag in
mijn dienst. Ik heb juist iemand nodig, die mij
tot in de binnenlanden durft te volgen."
„Naar Algiers!" herhaalde Guy met schit
terende ogen. „O, wat heerlijk!" was al wat hij
op dat ogenblik kon uitbrengen.
Na enige besprekingen met Guy's ouders
vertrokken de beide jonge mensen naar het
„zwarte" werelddeel, terwijl Guy ook een
klein Arabisch paardje kreeg, vuriger dan de
jongen ooit bereden had en dat hy „Djinn"
noemde. Djinn en Guy sloten hechte vriend
schap.
Op zekere dag sprak Jean de Kernec tot
Guy: .Morgen gaan we naar de grenzen van
Marokko! Ik moet die streek verkennen om te
zien of er olie of metalen in de grond zitten.
Zorg dus, dat je klaar bent voor de reis."
„Ja mynheer" antwoordde Guy.
De volgende dag begaf men zich op weg
naar de bergen, waar vermoed werd, dat
ergens kopererts in de grond zat. Men sloeg
daar een kamp op en Guy vond het fijn, dit
vrije leven. Ongelukkigerwijs werd het land
overstroomd door Marokkaanse rovers en
Jean de Kernec voelde niet veel voor de kennis
making met deze ruwe mensen. Doch hun
kamp zou niet gespaard worden' en reeds
vroeg in de morgen werden zij door geweer
schoten gewekt.
„Dat zijn de Marokkanen, die ons willen
overvallen", zei de jonge ingenieur. „Guy, ga
gauw naar de paarden!"
Onmiddellijk begaf de jongen zich naar dat
gedeelte van het kamp, dat als stal gebruikt
werd en met een vrolijk gehinnik kwam Djinn
hem al tegemoet lopen. Guy streelde zyn lieve
lingspaard even over de manen en zag opeens
dat zich in de schaduw van de tent een man
verscholen had.
„Wat moet je hier?" riep Guy. Nauwelijks
had hij die woorden geuit, of de man was op
hem afgesprongen met ,0e vlugheid en ledig
heid van een tijger. Hij greep Guy om het
middel en zette hem op een paard, terwijl hy
zelf nu ook in het zadel steeg en er vandoor
ging zó vlug, dat zij al een heel eind weg
waren, voordat Guy besefte wat er met hem
gebeurde.
Hij was gevangen... ja, nu voelde hij pas
wat dit woord betekende! De tranen sprongen
hem in de ogen .Doch... opeens meende hij
een zacht gehinnik te horen, hij keerde het
hoofd om, en jawel... daar galoppeerde, op
enige meters afstand een paard, zonder zadel.
Djinn natuurlijk! Het beest had het touw,
waaraan hij was vastgebonden, met een ruk
kapot getrokken en was zyn jeugdigen
meester gevolgd. Het was, of het zien van
zijn lieveling den jongen weer moed schonk.
Maar hoe zou hij vrij kunnen komen?
De Marokkanen verminderde eindelijk zijn
dolle vaart, hield stil en floot. In een omme
zien was de gevangene omringd door tal r-<n
mannen, die begonnen te onderhandelen; ®ji
zo veel begreep Guy er van, dat zij hem
als gijzelaar wilden vasthouden. Ongelukkig
had een van de Marokkanen Djinn in het
oog gekregen en vroeg: „Van wie is dat
paard?"
„Van hem hier", luidde het antwoord van
den sluwen Marokkaan. „Het beest is ons
gevolgd." Dit zeggende wilde de man Djinn
bij de manen pakken, maar het paard ging
er van door met ongeëvenaarde snelheid.
De hele troep ging het paard achterna,
alleen bleef er een oude Marokkaan over, die
tegen Guy zei: „We zullen je meester waar
schuwen en hem zeggen, dat wij je slechts
uitleveren tegen je gewicht in goud. Weigert
hij, dan maken we je een kopje kleiner of
verkopen je als slaaf."
„Ik heb mijn vrijheid meer lief dan mijn
leven!" antwoordde de jongen. Hy werd nu
naar de ingang van een der tenten gebracht
en daar aan zijn lot overgelaten. Uitgeput
sliep hij tenslotte in; plotseling werd hy ge
wekt door warme adem, die hem over het
gelaat streek; het was de adem van zijn
geliefd paard.
Onmiddellijk kwam het verlangen in hem
op om te ontvluchten op zijn snelle viervoeter.
Daar zag hy, dicht by de plek, waar hij lag,
een grote steen, met scherpe kanten. Zijn
handen en voeten waren vastgebonden. Met
bovenmenselijke inspanning wreef hij de
touwen tegen de kanten aan, tot ze doorsleten.
Eindelijk had hij zijn handen vry, hij kon nu
ook het touw van zijn beenen losmaken en
sprong vlug op z'n paard! Helaas, Djinn was
zó blij, dat zijn meester op zijn rug zat, dat
hy begon te hinniken, wat de Marokkanen
hoorden, die hem achterna zetten...
Er volgde een dolle jacht. Een kunststuk
van paardrijden volvoerde de jongen. Met het
grauwen van de ochtend zag hij het kamp
opdoemen en een kreet van vreugde ontsnapte
hem...
„Hou je taai, Djinn! Nog maar een ogen
blikje!" En ja, binnen enkele minuten reden
zij het kamp van den jongen ingenieur binnen.
Zo had zijn voervoetigen makker hem gered.
Geen aanbeveling.
Koopman: Deze viool is minstens twee
eeuwen oud.
Kooper: Dank je voor zoo'n oud ding. ik
koop liever een nieuwe.
Een slimmert.
Dus u heeft twee broers, mevrouw? Hè,
dat is zonderling. Verleden week sprak ik uw
broer en die vertelde my, dat hij maar één
broer had.
In Narrows (Amerika) vloog een kleine
vogel tijdens de jacht in de bek van een
grote jachthond. De eigenaar van de hond
zag kans de vogel te verwijderen, voordat
zijn waardevolle hond gestikt was.
Een struisvogel tekenen.
Een gemakkelijk maniertje
om een struisvogel te tekenen,
eerst een grote en een kleine
cirkel, daarna verbind je deze
twee met de hals, terwijl de
kop verdèr wordt getekend. Nu
Is de rest ntef; moeiyk meer,
want de poten zijn al heel ge
makkelijk en de staart niet
minder. Is de t'ekëning klaar,
dan kan hij nog gekleurd wor
den.
58.
POLITIEK OF LIEFDE?
Doof zyn kuiperyen trachtte de kardinaal
het vertrouwen van den koning in zyn gemalin
te ondermijnen. Zijn spionnen hielden hem
nauwkeurig op de hoogte van het bezoek aan
Parijs van den Hertog van Buckingham.
Daardoor wist hy ook dadelijk, dat de hertog
's avonds nog laat de koningin had bezocht,
die hem by deze gelegenheid een kistje van
rozenhout met een sjerp met prachtige dia
manten gespen een geschenk van den ko
ning als aandenken had gegeven.
Toen de kardinaal vertelde, dat de hertog
vyf volle dagen in Parijs was geweest en juist
weer was afgereisd, geraakte de koning bij
kans buiten zich zeiven van woede.
„Wat wil hij hier?" riep hij overluid.
„Wel, niets anders, dan met de vijanden van
Uwe majesteit, de Hugenoten en Spanjaarden,
over belangrijke aangelegenheden spreken!"
„Neen, neen, samenspannen tegen mijn eer,
dat was het," riep de koning razend van
woede.
54. OP BEVEL DES KONINGS.
Het wantrouwen van den koning was ge
wekt, en het hielp den kardinaal weinig, dat
hij het bezoek aan de koningin verdedigde
door te beweren, dat het hier alleen ging om
politieke beweegredenen.
„Doch daar schiet me juist te binnen,"
voegde hy er listig aan toe, „dat een hofdame
der koningin heeft medegedeeld, dat Hare
Majesteit vannacht zeer lang wakker is ge
weest, tegen den morgen heeft g eweend en
brieven geschreven."
„Aan dien kerel natuurlijk!" riep de ko
ning. „Mijnheer de kardinaal, we moeten dien
brief van de koningin in handen zien te krij
gen.
„Maar we kannen de koningin toch niet
dwingen dien aan ons uit te leveren!"
„Mijnheer de kardinaal! U hebt mijn wil
gehoord! Dien brief moet ik, koste wat het
kost, in mijn bezit hebben!"
Eenige uren later dong de zegelbewaarder
Séguier de diep gekrenkte koningin den brief
over te geven.