Geestelijk Leven Opstanding Zonnevlekken Het lokkende voorjaar Tandh. Inrichting Geheele gebitten f30.- Paaschmorgen Zaterdag 27 Maart 1937 door ASTOR NOG juist te rechter tijd herinnerde ik mij dat, wanneer dit nummer van de Schager Courant zal uitko men, wij staan aan den vooravond van het Paaschfeest. Dit bracht verandering in mijn programma. Ik had reeds over een ander onderwerp nagedacht. Nu laat ik dat rusten, gedwee mij buigend voor een oude, taaie traditie en ik ga iets schrijven naar aanleiding van het Paaschfeest. Of vergis ik me? Zijn de lezers van de Schager Cou rant, zijn de doorsnee-West friezen er niet zoo bijzonder op gesteld, dat jaar op jaar een artikel wordt gewijd aan het oude feest? Ik meen de mentaliteit van den Westfries jvrij goed te kennen. En daarom waag ik het er op te zeggen, dat hij nog altijd hecht aan oeroude gebruiken. Waarom? Ja, dat zou hij zelf niet precies kunnen zeggen. Voelt hij zich gedrongen om op den morgen van den Eersten Paaschdag ter kerke te gaan? Hij denkt er niet aan. De weinigen, die de gewoonte om de kerk te bezoeken, hebben be waard zijn immers zéér dun gezaaid. Het grootste deel van de Westfriezen voor zoo verre zij niet roomsch zijn of behooren tot de kleine groepjes orthodoxe en gereformeer den is van de kerk volkomen vervreemd. Het zou dwaasheid zijn dit feit te ontken- üen. Daarvoor is het te duidelijk. Natuurlijk kan hierover verschillend wor den geoordeeld. Sommigen zullen dit feit betreuren en daarin zien een verdorring van het godsdienstig en geestelijk leven, anderen zullen het met voldoening constateeren als een stap in de goede richting. Ik wensch hierover geen oordeel uit te spreken. Het eenige, wat ik d'oe is: het feit aanwij zen. Maar daarnaast wil ik de aandacht vesti gen op iets anders. Diezelfde Westfries breekt niet gemakkelijk met bestaande tradities. Bijvoorbeeld: bij een begrafenis behoort van ouds eèn dominé. En van hem wordt een toespraak verwacht. Men ging wel nooit naar de kerk; noch de overledene, noch de familieleden stelden belang in wat de voor ganger te verkondigen had, maar nu de laatste tocht naar het Kerkhof wordt ge maakt, moet de dominé present zijn. Men kan een mensch toch niet wegbrengen als een doode hond. En een begrafenis dient toch „gnap" en fatsoenlijk te zijn en dit beteekent dat er een ernstig, zoo mogelijk een senti menteel woord wordt gesproken. Bijna volkomen gebrek aan belangstelling in het kerkelijk leven, zien wij gepaard gaan met een vasthouden van kerkelijke en gods dienstige gewoonten. (Ik vermoed dat dit on danks een gansch anderen schijn ten op zichte van de u i t e r 1 ij k e belangstelling, die zich openbaart in het getrouw ter kerke gaan bij de roomschen en orthodoxe pro testanten, een vrij algemeen verschijnsel is. Want de ervaring leert ons, dat slechts een klein percentage der menschen inderdaad bewust leeft. Voor het grootste deel is het leven bij de meeste menschen beheerscht. door sleiir en gewoonte en heelemaal niet ge leid door het redelijk denken.) Hieruit kunnen wij dan ook verklaren, 'dat er een sterke gehechtheid blijft voortle ven aan de groote christelijke feestdagen, die sedert eeuwen zijn gevierd en die reeds be stonden als natuurfeestcn lang vóór dat er yan Christendom zelfs sprake was. En nu zullen de lezers der „geestelijke le vens" kunnen begrijpen, waarom ik over „Op standing" ga schrijven en dus een onderwerp ga behandelen, dat in direct verband staat met de Paaschgedachte. Er ligt inderdaad heel veel moois in die Paaschgedachte opgesloten. Toen ik eenmaal besloten was om een Paaschartikel te schrijven, heb ik het Nieu we Testament nog eens weer opgeslagen om het verhaal van de opstanding van Jezus te lezen. Wij vinden het in alle vier evangeliën (Mattheus XXIII:1—10, Marcus XVIrl—8, Lukas XXIV:1—12 en Johannes XX:1—18). In hoofdzaak komen die verhalen met elkan- de overeen. Alleen bij Mattheus' vinden wij de vermelding, dat, gepaard gaande met een groote aardbeving, een engel des Heeren uit den hemel nederdaalde om den steen, die het graf van den gekruisigden Jezus afsloot, af te wentelen. Bij de andere evangelisten hebben wij slechts de mededeeling dat deze steen afgewenteld was. De lezers vragen zich misschien met eeni ge verbazing af, waarom ik hier de aandacht op vestig. Moet dit artikel een preek wor den? Maakt u niet ongerust! Ik wil niet andèrs doen dan één enkel punt uit de vier opstan- dingsvcrhalen wat nader te beschouwen. Over dien steen wil ik het juist hebben. Men had n.1. in den tijd, waarin de Christus tragedie ons verplaatst, de gewoonte de lij ken der gestorvenen in nissen te leggen, die in de rotsen waren uitgehakt. (In de be roemde catacomben van Rome zijn zij nog altijd te zien) en dan met een zwaren steen af te sluiten. En nu is voor mij het merkwaardige in de opstandingsverhalcn juist hierin gelegen, dat er van dien steen wordt gesproken en na drukkelijk wordt vermeld, dat hij was af gewenteld. Waarom ik dit zoo merkwaardig vind zult gij, mijne lezers, wel terstond be grijpen. Jezus had van christelijk-geloovig standpunt bekeken evengoed uit het graf kunnen herrijzen, zonder dat die steen werd verwijderd. Wie aan wonderen gelooft kan dit gemakkelijk aanvaarden. Waarom dit n i e t en b.v. de wonderbaarlijke vischvangst of de verandering van water in wijn Wél. Die afgewentelde steen is voor mij juist het belangrijkste in het. verhaal. Zooals uit het volgende zal blijken. Als wij het woord opstanding gebruiken, denken wij aan ontwaking tot nieuw leven. En dan meen ik niet te wel te zeggen, wanneer ik beweer, dat feitelijk iedereen de enkele of de vele sufferts. de doode ele menten natuurlijk uitgezonderd naar op standing snakt. Immers, de ontevredenheid met het bestaande, zoowel uit practisoh- materialistische als uit zuiver idealistische overwegingen, is algemeen. „Zóó kan 't niet blijven" hoort men allerwegen. „Het moet anders worden" klinkt uit duizenden mon den als een verlangen, dat diep uit 't hart voortkomt. Maar hoe wórdt het ooit anders? Iloe zal het mogelijk zijn, dat nieuw, hoo- ger en zuiverder leven bereikt wordt? Daarvoor is onverbiddelijk noodig de af wenteling van den steen, die ons in het graf, d. i. in de bestaande toestanden be sloten houdt. Wat verstaan wij onder dien steen? Alles wat de opstanding belemmert. Wilt gij het met andere woorden: alles wat ons verhindert om tot nieuw leven te komen. En dat. is heel wat! Op enkele dingen wens'ch ik slechts te wijzen. Ten eerste noem ik de onwetendheid, welke m. i. veel grooter is dan men ge woonlijk denkt. Met onwetendheid ik kies met overleg dit woord en spreek niet van domheid bedoel i'k: het niet kennen en begrijpen van de werkelijkheid, waarin wij leven. Ik tref haar aan in alle kringen der samenleving en ik' kan haar ver klaren. Immers het gros der menschen is met zeer eenzijdige kennis toegerust en tracht in een bepaalde richting zióh zooveel mogelijk te bekwamen, wil op zijn speciaal gebied uitblinken Dit heeft zijn goede en zijn slechte zijde. De goede is, dat men zijn vak vooruit brengt, Zoo zal een ingenieur, die met hart en ziel studeert en onder zoekt, op zijn gebied hoogst verdienstelijk Tweede blad De laatste weken komen voortdu rend berichten binnen van de ob servatoria, dat de activiteit der zon zoo sterk toeneemt De sterrekun- digen te Pasadena in Californië hebben waargenomen, dat op de zon de hevigste uitbarsting sinds 1900 zich heeft voorgedaan. De zonne vlekken worden grooter en nemen snel in aantal toe. De invloed van de zonnevlekken op onze aarde is buitengewoon groot. Hun optreden in grooten getale brengt gewoonlijk hevige magnetische storingen mede, die de kom passen doen afwijken en zelfs het telegraaf- en telefoonverkeer ernstig kunnen versto ren, in het bijzonder op de groote transat lantische lijnen. Tevens ziet men dan ge woonlijk het prachtige noorderlicht optre den. Soms kan men zeer groote zon nevlekken met het bloote oog waarnemen. Over deze zonnevlekken, die voor de astro nomie nog steeds een voorwerp van studie vormen, willen wij hier iets meedeelen. Zij werden het eerst waargenomen door Galilei in 1610. Men kan ze met een eenvoudige kijker, waarvoor men een zwartgemaakt glas houdt, reeds goed waarnemen, zéér groote vlekken kan men soms zelfs met het bloote oog waarnemen, door een donker glas. Het merkwaardigste is, dat men zoo goed als nooit vlekken waarneemt aan de polen van de zon, maar steeds daar tusschen in. Het fascineerende verschijnsel is nog niet verklaard. De groote belangstelling voor de zonne vlekken ontwaakte vooral, toen in 1843 ont dekt werd, dat er in het optreden der zonne vlekken een periode van ongeveer elf jaren bestaat. Deze ontdekking hebben wij te danken aan een apotheker, Heinrich Schwabe, te Dessan. Met een zeer primitie ven telescoop liefhebberde hij in de sterre- kunde en nam gedurende een lange reeks van jaren de zonnevlekken .waar, waardoor hij de periodiciteit ontdekte. Een schitterend voorbeeld van wat een ernstig amateur met primitieve middelen vermag te bereiken! Thans houden zich verscheidene sterrewach- ten bezig met het verzamelen van statisti sche gegevens over het verschijnen van zon nevlekken. Bijna nimmer is de zonneschijf geheel vlekkeloos. Maar in sommige tijden, die dan ongeveer elf jaar uit elkaar liggen, treedt een abnormaal groot aantal vlekken op, die dan tevens ook wel grooter zijn dan in ande re tijden. Dit merkwaardige en fascineeren- de verschijnsel is nog geheel onverklaard. De periode van elf jaar is overigens slechts een gemiddelde, er treden soms groote af wijkingen op. De electrische en magnetische invloeden. Dat zoo'n zonnevlek niet zulk een on schuldig ding is als het er uitziet, blijkt wel uit de electrische en magnetische invloeden, die zich ten tijde van een vlekkenmaximum doen gelden op aarde. Het noorderlicht kan in zóó sterke mate optreden, dat het zelfs in Nederland waarneembaar is, zooals een aantal jaren geleden. In het noorderlicht heeft men ook een elf jarige periode gevonden, die nauwkeurig samenvalt met de periode der zonnevlek ken. Ook hot aardmagnetisme vertoont een zelfde frequentie. De zonnevlekken schijnen echter ook op de weersgesteldheid op aarde invloed uit te oefenen. Men weet hier nog niet zoo heel veel"van: om hier zekere conclusies te kun nen trekken, moet men over statistische ge gevens van vele jaren kunnen beschikken. Maar wel staat vast, dat de temperatuur sterk beïnvloed wordt; deze is belangrijk la ger als er veel zonnevlekken zijn, al kan dat door andere oorzaken soms verstoord worden. Men meent ook, een invloed op den regenval geconstateerd te hebben, maar deze zou dan toch slechts gering zijn. Wat zijn zonnevlekken? Onze kennis van de zonnevlekken reikt intusschen nog niet zoo heel erg ver. Het zijn een soort draaikolken in de oppervlaktelagen der zon; de wervelstructuur is duidelijk waar te nemen. De levensduur loopt sterk uiteen; sommige bestaan slechts een paar da gen, andere daarentegen een paar maanden. Zij kunnen reusachtige afmetingen aanne men tot wel 80.000 kilometer doorsnee! Het zijn dus gaten waarin onze aarde nog geheel vrij zou kunnen rondzweven. Ze vertoonen CAFÉ „CENTRUM", MARKT, SCHAGEN, SPREEKUUR v. d. TANDARTS ELKEN DONDERDAG VAN 9^—1 uur. TREKKEN INBEGREPEN. Consult kosteloos. Lage tarieven. zich aan ons als donkere vlekken, maar dat is tengevolge van contrastwerking. In de vlokken zijn de gassen blijkbaar minder heet, om stralen dus ten opzichte van de omge ving minder licht uit. Fakkels. Vóór een vlek optreedt hebben onder de zonsoppervlakte blijkbaar reeds groote be roeringen plaats gegrepen. De verschijning wordt steeds aangekondigd door het optreden van fakkels, sterk lichtende plekken op de zonneschijf. De zonnevlek ontstaat daarna eerst als een klein puntje, dat vervolgens snel aangroeit. In enkele uren tijds kan het aspect van een vlekkengroep zich geheel wij zigen. Zij splitsen zich tenslotte, en worden dan weer opgelost in de omringende zons oppervlakte. In de nabijheid der zonnevlek ken treden ook de zgn. protuberansen op, geweldige uitbarstingen van gassen, die zich tot op groote hoogten boven de zonsopper vlakte verheffen; men heeft ze waargenomen tof 000.000 kilometer hoogte! In de reusachtige draaikolken, die de vlek ken zijn, vliegen de electrisch geladen zon- negassen met enorme snelheid rond, waar bij groote hoeveelheden clectronen worden uitgeslingerd. Deze veroorzaken dan de sto ringen in het aardmagnetisme en het ver schijnen van het noorderlicht. De door de vlekken uitgezonden stralen maken de bovenste luchtlagen geleidend. Daardoor worden ook gemakkelijker de zgn. vederwolken gevormd, in tijden van veel vlekken, waardoor dus de weersgesteldheid slechter kan worden. Het is misschien interessant te vermelden, dat wel eens getracht is, de perioden, die men in de economische crisis heeft gevonden, in verband te brengen met de zonnevlekken periode. Ook is wel eens opgemerkt, dat groote revoluties in de geschiedenis dik werf samenvielen met vlekken-maxima. Dat komt in vele gevallen uit! werk kunnen doen. Of een technieker, die dag en nacht zich bezig houdt met proef nemingen, zal belangrijke uitvindingen doen Een landbouwkundige zal geheel opgaan in het zoeken naar het verhoogen van de pro ductiviteit van den bodem. Een historicus zal met wellust zich buigen over oude hand schriften en archiefstukken en het verleden doen herleven. Een plantkundige zal met. ware hartstocht het leven der planten tot in de kleinste bijzonderheden bestudeeren en vele raadselen ontsluieren. Een vul maar in! Tot in het eindelooze zou ik kunnen opsommen. De wereld is vol specia listen. Ik was onlangs bij iemand, die ge heel opging in de postzegelkunde. Wij heb ben zelfs bridge- en voetbalspecialisten. Dit alles is' niet zoo erg, als men daarnaast maar niet vergeet, dat er ook nog andere belangrijke dingen zijn, die het gemeen schapsleven raken. De slechte zijde is echter dat men zich zoo sterk specialiseert, zich zoo uitsluitend toelegt op één enkel onder deel van het rijke leven, dat men zich om die andere uiterst belangrijke dingen niet bekommert en dikwijls in volslagen onwe tendheid daaromtrent verkeert. Ik sta vaak verbaasd over het feit, dat menschen die op hun gebied inderdaad heel knap zijn, de onnoozelste dingen kunnen zeggen als er b.v. wordt gesproken over psychologische en sociale vragen. Iedereen zal begrijpen dat deze onwetend heid hoe begrijpelijk zij ook moge zijn fataal is en een belemmering beteekent voor de komst van een nieuw leven. Ten tweede noem ik de geestelijke traag heid. Daarover kan ik kort zijn. Ik heb daarop reeds dikwijls gewezen. Het groote gevaar van die neiging om zich geestelijk niet in te spannen of te vermoeien is hier in gelegen, dat men liefst maar niet denkt over de problemen, welke het leven ons stelt. Ja, dit denken zelf wordt vaak be schouwd als gevaarlijk. „Daar word je gek van", heb ik wel eens hooren zeggen. En toch: zonder denken komen wij nooit ver der! In de derde plaats wijs Ik op Ja, hoe moet ik het noemen? Op benepenheid, be perktheid; om een vreemd woord te ge bruiken op „geborneerdheid" d.i. begrensd heid. Ik wil hiermede vijzen op het zeer ver breide verschijnsel, dat zeer velen alléén maar opgaan in de belangen van hun eigen familieleven. Zij zijn alleen maar bekom merd om wat zich in eigen kring afspeelt „Het hemd is nader dan de rok" is hun devies. En het resultaat is, dat zij zich slechts met het eigen hemd (figuurlijk ge sproken natuurlijk!) bemoeien. De rok nu ja, die is bijzaak! Dat wil zeggen als het hun maar goed gaat, laat de rest hun tamelijk koud. Het zal wel overbodig zijn, veel woorden te verspillen om duidelijk te maken, dat ook deze benepenheid moet worden beschouwd als een steen op het graf, waaruit wij moeten opstaan tot hooger le ven. Het is zelfs een zeer zware steen. Ik wil in dit verband een aanhaling dóén van een woord van Jezus, dat een absolute ver oordeeling van deze begrensdheid inhoudt Mattheüs XII t 46—50. En als' Hij tot de scharen sprak, ziet Zijne moeder en broeders stonden bui ten, zoekende Hem te spreken. En iemand zeide tot Hem: Zie, uwe moeder en uwe broeders staan daar bui ten, zoekende u te spreken Maar Hij, antwoordende, zeide tot den- gene, die Hem dat zeide: Wie is Mijne moeder, en wie zijn mijne broeders? En Zijne hand uitstrekkende over Zijne discipelen, zeide Hij: Ziet, Mijne moe der en mijne broeders; Want zoo wie den wil Mijns Vaders doet, die in de hemelen is, dezelve is Mijn broeder, en zuster, en moeder. Ten vierde en ten laatste wil ik noemen het gebrek aan durf, aan zedelijken moed. Zeer velen wagen het niet zich te geven zóó als zij inderdaad zijn. Hiervoor bestaan twee hoofdredenen: kuddegeest en vrees voor stoffelijk nadeel. De kuddegeest komt tot uiting in het streven niet anders te zijn dan de anderen, d.i. derhalve de verlooche ning van eigen individualiteit., het verlan gen niet in 't oog te vallen door afwijking van wat men het normale acht, het niet dur ven opkomen tegen meeningen en opvattin gen, welke als algemeen gangbaar worden beschouwd. En wat betreft de vrees voor stoffelijk na deel: och, wie weet er niet van mee te pra ten dat hij, terwille van de boterham, van een goede positie, er helaas al te vaak toe komt om zich in het gunstigste geval maar stil te houden en in het ongunstigste geval te huilen met de wolven en te blaten met de schapen. „Paris vaut bien une messe", d.i. Parijs is wel een mis waard, zeide eens een Fransche Koning, die protestant was, maar terwille van de Koningskroon overging tot de roomsche kerk. Welk een onwaarachtig heid is er in de wereld uit vrees voor scha de! Alsof onwaarachtigheid niet beteekent de grootste moreele schade, die men lijden kan: de schade aan de ziel. Hiermede heb ik niet alle, maar wel de voornaamste hinderpalen opgenoemd, die de opstanding uit het graf des doods belem meren en tegenhouden. Voor menigeen beteekent dit, dat hij be rustend in het graf blijft neerliggen. Hoe slecht heeft hij dan het. leven begrepen! Hoe weinig is de Paaschgedachte tot hem doorgedrongen! En ik zou zoo iemand niet alleen willen wijzen op de prachtige symbolische beteeke- nis van het evangelische Paaschverhaal, maar ook op wat de natuur zelf ons leert. Wij staan in het begin der lente. Wat ge beurt er om ons heen? Nieuw leven ont luikt. Maar hoe? Door strijd tegen belemme. ringen. De teere spruit in den grond werkt zich naar boven; de knoppen aan heesters en boomen zwellen, maar zij ondervinden tegenstand, de schutbladen moeten doorbro ken worden. Elke groei is overwinning van weerstanden, bekamping van ongunstige in vloeden. Straks prijktt weer de natuur in volle schoonheid. Het is als een verrijzenis uit het graf, uit den dood. Maar éérst moet de steen die het graf sluit, worden afgewen teld. En wij weten nu, wat dit, overgebracht op het menschelijk leven, wil zeggen. Maar wij bedenken daarbij, dat er nooit een engel zal komen, die dit doet. Zélf moe ten wij het doen. Zoo niet, dan zullen wij nooit de heerlijkheid der herrijzenis doorle ven, nóch persoonlijk, nóch gemeenschappe lijk. Waarin ligt opgesloten, dat wij alle krachten hebben in te spannen om de zoo- evengenoemde vier belemmeringen te boven te komen. Of is dit onmogelijk, gaat dit boven de menschelijke kracht uit? Daar zijn er, die dit meenen en zij leven voort zoo goed en zoo kwaad als de omstan digheden dit medebrengen. Of zij hopen op het wonder en wachten tot de goede engel komt om hen van den geestelijken dood te verlossen en te {vekken tot nieuw leven. Maar zien zij dan niet, dat die goede engel er reeds is? „En zijn gedaante was gelijk een bliksem en zijne kleeding wit gelijk sneeuw" zegt Mattheus. Die engel ls het heilige vuur, dat In ons branden kan; de plotselinge flikkering van licht, welke ons ineens de rauwe werkelijk heid, de verschrikkingen van het graf laat zien; het smettelooze ideaal, dat voor ons oprijst, wanneer wij ons diepst-innerlijk ver langen voor ons geestesoog verwerkelijkt zien. ASTOR.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1937 | | pagina 4