C.C.C.-Patrouille Nr. 4
Economische Kroniek
De toestanden in de
Japansche fabrieken
Kentering
DE CIJFERS OMTRENT DEN
UITVOER VAN BODEMPRO
DUCTEN TOONBN OVER 1930
VOOR HET EERST WEER
EEN GERINGE VERBETE
RING. DUITSCHLAND, VOOR
HEEN ONZE BELANGRIJK
STE AFNEMER, BLIJFT ZICH
TERUGTREKKEN. GEEN AAN
LEIDING TOT GROOT OPTI
MISME.
Er#zijn teekenon van opleving.
Veel er van bemerken doet men er in
deze streken nog wel niet, maar toch, er
is niet de minste twijfel aan of we gaan
weer omhoog.
De oorzaken van de malaise lagen voor
een groot deel in de moeilijkheden, welke
het internationaal handelsverkeer onder
vond en wanneer er nu inderdaad verbete
ring is, ligt het voor de hand, dat dit voor
alles tot uitdrukking moet komen in een
stijging der exportcijfers. En waar Neder
land weer in dc eerste plaats bodem pro
ducten uitvoert, zullen het dus in het bij
zonder de cijfers voor deze goederen moe
ten zijn, die een verbetering opwijzen.
Werkelijk blijkt uit de gegevens over
1936, dat niet ten onrechte van een opleving
mag worden gesproken, want er valt een
verbetering waar te hemen over de lieele
lijn, al is het mogelijk dat deze door me
nigeen als „weinig de moeite waard" zal
worden gequalificcord.
Intusschcn is het niet oninteressant eens
na te gaan, wat er van onze bloeiende ex
port van voorheen is overgebleven en het
tijdstip daarvoor is daarom zoo gunstig,
aangezien, zooals reeds gezegd, in 1936 de
daling tot stilstand is gekomen.
Ten aanzien van de waarde is van het
grootste gewicht dc export van dierlijke
producten, als vlecsch, boter, kaas, eieren
en andere.
De grootste omvang bereikte deze uitvoer
in liet jaar 1927, zoowel naar kwaliteit als
naar waarde. Hij bedroeg toen circa 568
niillioen kg. en had een waarde van rond
422 millioen gulden.
Vrij ononderbroken liep hij sedertdien
terug en bereikte in 1935 zijn dieptepunt,
namelijk 415 millioen kg. met een waarde
van nog slechts 124 millioen gulden. Wel
ging dus nog een behoorlijke hoeveelheid
naar het buitenland, maar dc opbrengst
mocht met recht bedroevend worden ge-
noemd.
Het afgeloopen jaar 1936 was gelukkig
beter, zij het ook, dat natuurlijk aan een
vergelijking met het jaar 1927 niet valt te
.denken. Dc hoeveelheid was toen opgeloo-
pen tot 446 millioen kg., terwijl dc op
brengst 1 tl millioen gulden bedroeg.
De rubriek, welke in belangrijkheid volgt
op de groep der dierlijke producten is die
der tuinbouwproducten.
Deze bereikte naar de waarde den top
in het jaar 1928, toen een hoeveelheid van
657 millioen kg. een prijs van 145 millioen
gulden wist te hesommen. Wel bleef gedu
rende eenigen tijd het geëxporteerde kwam
tum nog stijgen, zoodat het in 1929 695
millioen kg. bedroeg, maar de opbrengst
was reeds geringer, n.l. slechts 138 milli
oen gulden.
Ook hier werd het dieptepunt bereikt in
1935, toen 411 millioen kg. werden geëx
porteerd voor 53 millioen gulden, een te
ruggang, welke in velerlei opzicht overeen
komst vertoont met die der dierlijke pro
ducten.
Ook hier bracht 1936 verbetering, zij het
een zeer, zeer kleine. De uitvoer steeg met
ongeveer een half millioen kg. tot 412 mil
lioen kg. Niet noemenswaardig dus. Alleen
de prijs was iets heter. De opbrengst na
melijk steeg van 53 op 57^ millioen gul
den.
De export van akkerbouwproducten was
naar de waarde het grootst in 1927 met
114/i millioen gulden. Gedurende een drie
tal jaren bleef deze waarde vrijwel stabiel
Om deze opbrengst te kunnen verkriigen
was echter een steeds grooter hoeveelheid
noodig en zoo zien we die oploopcn van
1.080 millioen kg. in 1927 tot 1.241 millioen
kg. in 1929. Dan dalen én hoeveelheid en
waarde, totdat in liet jaar 1933, dus even
eerder dan bij de andere producten, het
minimum is bereikt.
Ook hier heeft het kwantum zich weer
vrij behoorlijk gehandhaafd en is het de
opbrengst, die de groote zorgen haart. In
1933 bedroeg de hoeveelheid nog 822 milli
oen kg., de waarde echter was tcruggcloo-
pen lol ruim 43 millioen gulden.
In 1933 treedt dan een stijging op. wel
ke zich met een enkele afwijking tot in 1936
handhaafde, welk jaar weer ee.n uitvoer
zag van 1.14(1 millioen kg. bij een waarde
van 57 millioen gulden.
Het ergst is er aan toe onze uitvoer van
levende dieren, die door allerlei omstandig
heden van 35 millioen kg. met een op^
brengst van 22 millioen gulden in 1927
daaldo op ïV> millioen kg. en 2'A millioen
gulden in 1935 en die in 1930 opliep tot
5Yt millioen kg. met een waarde van we
derom 214 millioen gulden.
Er is dus verbetering, zij liet, dat deze in
het algemeen genomen van zoo geringen
omvang is, dat het geen wonder mag wor
den genoemd, indien velen er aan den lijve
weinig of niets van hebben bespeurd.
Hoe echter zijn nu de verdere vooruit
zichten?
Heel dikwijls hoort men een roep om
nieuwe afzetgebieden.
Inderdaad zou, zoo men deze kon vinden,
alle misère spoedig tot het verleden behoo-
ren. Degenen echter, die hun krachten in
dienst hebben gesteld van dit lofwaardig
streven, kennen het best de moeilijkheden,
welke men daarbij ondervindt. Moeilijkhe
den, die overigens, al naar de artikelen,
vaak verschillend zijn.
Het gemakkelijkst uitvoerbaar is de op
gave wellicht nog voor die goederen, welke
gedurende langercn tijd kunnen worden
bewaard, die weinig hinder ondervinden
van tempera-tuiursvernnderingcn en die een
reis van cemgcn duur zonder bezwaar
kunnen ondergaan. Voor zulke artikelen
slaat feitelijk de geheele wereld open. En
toch, liet blijft moeilijk, uiterst moeilijk.
Want het veroveren van een nieuw afzet
gebied komt neer op liet ingang doen vin
den bij het publiek van een goed, dat tot
dusverre onbekend was of het verdringen
van een concurrent van de betreffende
markt. Waarbij clan nog geen rekening
wordt gehouden m*et de vraag of de regce-
ring van het betreffende land de leveran
ties wel op lioogen prijs stelt. Dat dit het
geval zal zijn, mag met grond worden bc-
twijfeld in een samenleving, waar ieder
doodelijk l>cvreesd is, dat aan de eigen in
dustrie afbreuk zal worden gedaan en
waar bijna uitsluitend belang wordt ge
steld in grondstoffen, terwijl wij komen
niet levensmiddelen.
Een heele serie artikelen kan
voor export naar ver afgelegen
landen lntuisschen nimmer in aan
merking komen. Men blijft er ten
ccnen male voor aangewezen op
de naaste omgeving, dat wil zeggen
Duitschland, Engeland en België,
onze buren.
Van deze drie was Duitschland voorheen
verreweg dc belangrijkste afnemer, voor
namelijk doordat liet industriegebied van
Rijnland en Wpstfalen enorme hoeveelhe
den levensmiddelen van ons vroeg. Op de
levering daarvan had onze productie zich
ingesteld en of we dit afzetgebeid voorloo-
pig zullen terugkrijgen is op zijn minst ge
nomen zeer twijfelachtig.
Juist de afgeloopen dagen heeft minis
ter Giiring een raieuw plan ontwikkeld, dat
neerkwam op eem inlensiveering van de
Diiitsche landbouwproductie en een zich
verder onafhankelijk maken van het bui
tenland ten aanzien van de voedselvoor
ziening, Immers, zoo zei hij, nog steeds
was 't Rijk voor 17% aangewezen op im
port van levensmiddelen en het terugbren
gen van dit cijfer achtte hij een doel, dat
noodzakelijk moest worden bereikt.
Hoezeer Duitschland in vroeger jaren
voor den export onzer bodemproducten van
belang was, kan niet beter blijken, clan
door enkele cijfers naast elkaar te stel
len. De totaal uitvoer van agrarische pro
ducten bedroeg in lw»t jaar 1927 rond 676
millioen gulden, waarvan voor rond 261
millioen gulden naar Duitschland ging.
In het jaar 1935 was onze totaal export
aan deze goederen gedaald tot 225 millioen
gulden, waarvan Duifschland nog slechts
ontving voor 60 mililoen.
Ten slotte kwam dc verbetering, die in
1936 viel waar te nemen ook niet van
Duitschland. Wel liep de totaalwaarde van
den uitvoer op tot 258 millioen gulden, die
naar onze Oostelijke huren bleef dalen en
bereikte in 1936 een minimum met niet
meer dan 54 millioen gulden.
Onder deze omstandigheden is
het niet waarschijnlijk, dat voorloo-
pig te donken valt aan een terug
keer tot het pefil, dat we hier enkele
jaren geleden hebben geleend. Om
dat te bereiken kunnen we Duitsch
land niet missen. De verbetering is
gekomen, zoo zou men zich kun
nen uitdrukken, ondanks Duitsch
land, waar men nog steeds voort
gaat op den weg, die voert naar
autarchie.
Iedere verbetering van den toestand gaat
in den beginne steeds heel, heel langzaam
Ook thans is zulks het geval geweest. En
waar er inderdaad opleving is, hebben we
geen reden tot ontevredenheid.
Maar de door Göring ontwikkelde ge
dachten maken deel uit van een nieuw
„yier-jarcn-plan". Dat beteekent, dat van
die zijde voorloopig niets te venvachten is
en daarom vermoedelijk tevens, dat de op
leving, voor zoover het agrarische produc
ten betreft, onvoldoende zal blijken.
Tenzij bij onze buren de omstandigheden
sterker zullen blijken te zijn dan de wil
van de leiders.
Dat echter zou voeren tot consequenties,
die in haar uitwerking op geen stukken na
Ie overzien zijn en we weten dus niet, of
het goed zou zijn daarop te hopen.
De opleving is er dus. Maar men doet er
goed aan er geen huizen op te bouwen.
Behalve de beruchte lage loonen,
heerschen er sociaal-betreurens
waardige toestanden.
De parlements-crisis in het nauw
ste verband met de economische
spanningen.
Het Japansche parlement is weer eens ont
bonden, wederom zijn er nieuwe verkiezin
gen uitgeschreven en opnieuw wordt dus het
land in de draaikolk van de politieke ver
warring gestort. Degeen, die dieper op de
dingen ingaat, moet vaststellen, dat ook in
Japan, zooals in zoovele andere landen, de
politieke crisis slechts een gevolg is van eco
nomische spanningen. Japan in het bijzonder
lijdt aan zijn exporthandel, die enorm op
geblazen is. Dit kon slechts gebeuren op
grond van de lage loonen, die men in het
land betaalt.
De Japansche industrieel en wijzen de be
sehuldiging, dat zij in 't buitenland 'n dum
ping bedrijven af, met. de bewering, dat hnn
prijzen in 't binnenland zeker niet hooger zijn
dan die voor het buitenland. Neemt men
aan. dat Japan inderdaad geen georganiseer
de dumping in het buitenland bedrijft, dan
is toch ongetwijfeld de formuleering juist,
dat Japan met een dumping van socialen
aard in het binnenland werkt.
De Japansche loonen.
Met de statistieken, die over de Japansche
loonen uitsluitsel geven, moet men zeer
voorzichtig zijn. daar zij elkaar veelal tegen
spreken. Het veiligst is wel. indien men zich
houdt aan de statistiek, die kort geleden
door een internationaal instituut voor het
onderzoek van economische problemen is ge
publiceerd. Deze geeft het gemiddelde dage-
lijksche loon in Japansche valuta als volgt
aan:
Verslag over het jaar 1935.
Industrie mannen yen 2.38 per dag
vrouwen yen 0.79 per dag
Mijnbouw mannen yen 1.57 per dag
vrouwen yen 0.74 per dag
Hierbij kan nog opgemerkt worden, dat
alle loonen in dc laatste jaren zijn gedaald,
het sterkst in de textielindustrie, die haar
arbeiders toch al reeds zeer slecht betaalde.
Zoo bedraagt liet dagelijkseh loon van een
arbeidster op het oogenblik niet meer dan
ongeveer 0.60 yen.
Daarbij komt dan nog, dat deze loonen
nimmer geheel worden uitbetaald. Zeker
50 der fabrieken betaalt, een gedeelte van
de loonen in natura of door middel van
vrije woning in slaapzalen of barakken uit.
Het werven van arbeidsters voor
de textielindustrie.
In de textielindustrie, wordt 80 van het
werk door vrouwen verricht, die slechts een
derde gedeelte van het loon van een man
verdienen.
De Jonge arbeidsters worden bij duizen
den tegelijk op liet platteland aangewor
ven. Een leger van agenten, een tijd lang
waren het er meer dan 50.000, trekt op het
land van huis tot huis om de ouders te be
werken. De methoden, die daarbij worden
toegepast, zijn beneden alle critiek. Men
verplicht zich n.l. een deel van het door de
kinderen verdiende loon aan de ouders of
bloedverwanten uit te betalen. Het werk van
deze agenten wordt bovendien nog begun
stigd door het feit, dat de laagste loonen,
welke dc industrie betaalt, altijd nog hooger
zijn, dan de op het platteland gebruikelijke.
Het leven der fabrieksmeisjes is
betreurenswaardig.
Komen de meisjes van het land naar de
fabrieken, dan moeten zij voor verrewewg
het grootste deel een leven als in een ka
zerne gaan leiden. 50.000 fabrieken in Ja
pan hebben slaapzalen met 634.000 bewoon
sters. Het loon ,dat de meisjes verdienen
wordt door de directies in een spaarfonds
gestort en eerst uitbetaald, indien men
de fabriek verlaat. In verschillende gevallen
gebruikt men deze spaarfondsen eenvoudig
als bedrijfskapitaal.
De arbeidswetten ontoereikend.
Natuurlijk moet een dergelijk systeem
op den duur tot wantoestanden leiden. Al
lereerst duikt de vraag op, wat er uit de
als bedrijfskapitaal geïnvesteerde loonen
wordt, indien de desbetreffende onderne
ming eens in financieele moeilijkheden
komt te verkeeren. De arbeidswetgeving is
bovendien absoluut onvoldoende. Zoo komt
het b.v. voor, dat wel voor de fabrieken is
bepaald, dat zij geen arbeiders beneden dc
veertien jaren mogen aannemen. Maar deze
wet is niet van toepassing op kleine bedrij
ven met minder dan 10 arbeiders. Nu is
echter juist de kinderarbeid voor de kleine
bedrijven van groote betéekenis.
Ook de regeling van de arbeidstijden heeft
slechts betrekking op vrouwen en jonge
mcnschcn tot 16 jaar. In de textielindustrie
wordt minstens 10 uur per dag gewerkt,
terwijl de laagste grens in de andere in
dustrieën 9 tot 10 uur is. Ook de weke-
lijksche rustdag is op geen enkele wijze
geregeld. Maar desondanks heiveren de ja
pansche induslrieelon, dat bun arbeiders 't
minstens evengoed hebben als bun klasse-
genooten in Europa en Amerika. Wat droge
rijst, stokviscb en thee zouden voldoende
zijn. om al bun behoeften te dekken.
Deze bewering klinkt wat onwaarschijn
lijk, want ware zij juist, dan zou niet sinds
jaren de eene economische en politieke
crisis de andere aflossen.
De huidige parlementaire crisis is even
als het begrootingsvraagstuk niets anders
dan de weerspiegeling van de onhoudbare
sociale omstandigheden, waaronder bet
grootste deel van dc Japansche bevolking
sinds jaren leeft.
DOODENRIT DOOR DE BRANDENDE
WOUDEN VAN NEW JERSEY.
Een reportage over de werk
zaamheid van de beroemd ge
worden patrouille nr. 4 van de
Civilian Conservation Corps".
Het onderzoek van de Amerikaansche re-
gcering naar de oorzaken van de enorme
boschbranden in den staat New Jersey zijn
tot nog toe zonder resultaat gebleven. De
opvatting, dat men hier met een daad van
wraak van een gangster-organisatie te doen
zo uhebben, kon niet zonder meer beves
tigd worden. Het onderzoek wordt voortge
zet.
Boschbranden in de Vereenigde Staten
waren, anders dan in het naburige Canada,
vrijwel onbekend en indien er werkelijk
eens een uitbrak, was liet ingrijpen van den
boschbrandweer, die de beschikking heeft
over zeer snelle verkeersmiddelen, meestal
reeds voldoende om groote schade te voor
komen.
Sinds eenige maanden echter is er in de-
ZONDAG 4 APRIL 1987.
Hilversum I.
8.80 NCRV,. 9.S0 KRO. 5.00 NCRV. 7.45—
11.80 KRO.
8.30 Morgenwijding, m.m.v. solisten.
9.30 Plechtige H. Mis.
11.00 Gramofoonplaten.
11.45 KRO-orkest en gramofoonplaten.
1.00 „Isolement of fusie?", lezing.
I.20 R.K. Gem. Zangvereen. „St. Caecilia", en
gramofoonplaten.
2.00 Vragenhatfuur.
2.30 Het Ned. Sextet (Om 3.05 Declamatie).
4.00 Ziekenlof.
4.55 Sportnieuws.
5.05 Geref. Kerkdienst. Hierna gewijde muziek
(Gr.pl.).
7.45 Sportnieuws.
7.5u „Waarom de kernvorming ln onze stands-
organisaties?, causerie.
8.10 Berichten ANP. Mededeelingen.
8.25 Gramofoonplaten.
8.30 KRO-orkest, en solisten.
10.15 Gramofoonplaten.
10.30 Berichten ANP.
10.40 Epiloog.
II.0011.30 Esperanto-lezing.
Hilversum II.
8.55 VARA. 12.00 AVRO. 5.00 VPRO. 5.80
VARA. 6.80 VPRO. 8.00 AVRO.
8.55 Gramofoonplaten.
9.00 Voetbalnieuws.
i.03 Tuinbouwpraatje,
9.30 Gramofoonplaten.
10.15 Natuur-historische lezing.
10.30 VARA-orkest.
11.15 „Van staat en maatschappij".
11.30 Vervolg concert.
12.00 Orgelspel.
12.10 Gramofoonplaten.
12.30 „Wat Indië de laatste 14 dagen beroer
de", causerie.
12.50 Kovacs Lajos' orkest.
I.45 Boekbespreking.
2.15 Reportage voetbalwedstrijd.
4.15 Gramofoonplaten.
4.30 AVRO-Dansorkest. Hierna evt. sportn.
5.00 Gesprekken met luisteraars.
5.30 Voor de kinderen.
6.00 Sportpraatje.
6.15 Sportnieuws ANP, hierna gramofoonpl.
6.30 „Jong Holland snakt naar werk" (repor-
'age en toespraak).
7.00 Vrijz. Prot. Kerkdienst.
8.00 Berichten ANP. Mededeelingen.
8.15 Omroeporkest, Operakoor en solisten.
9.15 Radiojournaal.
9.31 Orgel en viool.
9.50 Actueele uitzending.
10.00 Omroeporkest en solist.
10.45 Gramofoonplaten.
II.00 Berichten ANP, hierna tot 12.00 AVRO-
Dansorkest.
MAANDAG 5 APRI L19S7.
Hilversum L
NCRV-Ultaendlng.
8 00 Schriftlezing, meditatie, gewijde muziek,
(gr.pl.).
8.309.30 Gramofoonplaten.
9.30 Gelukwenschen.
10.30 Morgendienst.
11.00 Chr. lectuur.
11.30 Gramofoonplaten.
12.00 Berichten.
12.15 Gramofoonplaten.
12.30 Stichtsch Salon-orkest en gramofoonpl.
2.15 Zangvoordracht.
3.00 Wenken voor de keuken.
3.30 Gramofoonplaten.
3.45 Bijbellezing.
4.455.45 Orgelspel.
6.00 Gramofoonplaten.
6.30 Vragenuur.
7.00 Berichten
7.15 Vragenuur.
7.45 Reportage.
8.00 Berichten ANP, herh. SOS-ber.
8.15 Arnhemsche Orkestvereeniging en solis
ten.
9.00 Paaschoverdenking.
9.30 Vervolg concert.
10.3011.30 Gramofoonplaten. Hierna: Schrift
lezing.
Hilversum II.
Algemeen programma verzorgl door de
AVRO.
8.00 Gramofoonplaten.
10.00 Morgenwijding.
10.15 Gramofoonplaten.
10.30 Cantabilé-orkest.
11.00 Declamatie.
11.30 Cantabilé-orkest.
12.30 Gramofoonplaten.
1.30 Orgelspel.
I.50 Gramofoonplaten.
2.00 Omroeporkest en gramofoonplaten.
3.30 Kinderoperette.
4.30 Muzikale causerie.
5.30 Omroeporkest en gramofoonplaten.
7.00 Dé Staalmeesters en solist.
7.40 Causerie.
8.00 Berichten ANP. Mededeelingen.
8.15 Gramofoonplaten.
8.30 Concertgebouworkest.
9.30 Radiotooneel.
10.45 Gramofoonplaten.
II.00 Berichten ANP, hierna to ""00
AVRO-Dansorkest.
Hier en daar qaat het wat beter
Ook in crisis-Nederland,
En er staan wat minder werkers
Doelloos wachtend aan den kant.
In verschillende fabrieken
Wentelt weer het vliegwiel rond,
Dal, zorgvuldig opgeborgen,
Maanden...maanden slillc stond!
Ook de Jaarbeurs bracht het tcelicn
Van een brceder handels-lijn,
En dc horizon der toekomst
Js niet meer zoo eng en klein.
Hier en daar zijn reeds weer feiten,
Die 't bedrijf herleven doen,
Meerder orders, meerder aanvraag
Voor het nieuwe werk-seizoen!
Nu is, als in alle tijden,
Onze. natie uwer verdeeld
ln twee soorten vaderlanders
Met een sterk karakter-beeld:
Pessimisten, optimisten,
Zien de nieuwe toekomst aan.
En ze hebben hun bescliouu'ing,
Hoe het verder nu zal gaan!
Pessimisten blijven somber,
Ach, xoat is de tijd nog slecht,
En straks ook nog dc inflatie,
Hoe komt alles ooit terecht?!
Optimisten staan krachtdadig
ln de allervoorste rij,
Wa7it de zeven maaq're jaren
Zijn nu eindelijk voorbij!
Juist, omdat een barometer
Soms op „storm" wijst en zoo meer,
Klimt hij, dat is steeds bewezen,
Vastberaden naar goed weer!"
Goed gezien, o optimisten,
Want, al zit men soms in 'f nauw,
Juist na dl te zware buien,
Wordt de hemel altijd blauw!!
April 1937.
KROES
(Nadruk verboden.)'
zen toestand verandering gekomen. Voort
durend breken er groote boschbranden uit
en de schade, die hierdoor wordt aange
richt, is enorm. De groote droogte, die iet
een deel van de oostelijke staten heersebt,
heeft de branden nog meer begunstigd ca
de boschbrandweer bleek al spoedig machte
loos te zijn.
Speciaal in de reusachtige wouden van
den staat New Jersey wil cr maar geen
eind aan de serie branden komen. Ook Mei-
geloofde men eerst aan natuurlijke oorza
ken, totdat het gelijktijdig uitbreken der
branden op verschillende, ver van elkaar
gelegen plaatsen de mccning deed post vat
ten, dat hier misdadigers aan het werk'
zouden zijn.
De Amerikaansche reddings
brigade grijpt in.
Belangrijker dan de opheldering der bran
den was echter voorloopig hun bestrijding.
Daar de boschbrandweer van New Jersey
hiervoor niet over voldoende middelen be
schikte, moest men het „Civilian Conser
vation Corps", Roosevelt's machtige hulp
organisatie,te hulp roepen. Patrouille no. 4
werd naar New Jersey gezonden en al spoe
dig werd de strijd systematisch georgani
seerd. De mannen van de C.C.C. velden
boomen en groeven breede greppels' om zoo
het overslaan van de branden naar nog
niet aangetaste deelen van het woud te
verhinderen. Daarna grepen zij de brand
haarden zelf aan en in een aantal geval
len gelukte het hun ook, de branden te blus-
sclicn. De ijver, waarmede deze mcnschen
hun arbeid verrichten, was waarlijk voor
beeldig en eenige van hen, die zich te ver
in de gevaarlijke zone waagden, vonden
den dood in do vlammen.
Verkoolde menschenlijken.
Tijdons het onderzoek naar de oorzaken
van de branden ontdekten de C.C.C-men
eigenaardige dingen. Op vele moeilijk toe
gankelijke plaatsen vonden zij verkoolde
menschenlijken, waarom halfverkoolde tou
wen gebonden waren. Deze ontdekking maak
te liet probleem nog gecompliceerder. Wa
ren de touwen er niet geweest, dan had men
kunnen aannemen, dat men met verdwaald©
wandelaars te doen had, die door bet vuur
waren overvallen. De touwen maakten zelfs
onwaarschijnlijk, dat hier gangsters aan het
werk waren geweest, want deze schieten hun
vijanden eenvoudig neer, maar begaan naar
de ervaring bewezen heeft, nimmer onnoo-
dige wreedheden.
De autoriteiten in Washington, die onmid
dellijk van de ontdekkingen op de hoogte
werden gebracht, meenden derhalve, dat de
leden van het ontbonden „Zwarte Legioen"
wel eens de daders konden zijn geweest en
de C.C.C. kreeg de opdracht zijn onderzoek
in deze richting uit te breiden. Maar deze
laak was natuurlijk zeer moeilijk uit te voe
ren, daar bet gebied, waar de verschillende
branden uitgebroken waren een oppervlakte
van niet minder dan S0.000 vierkante mijlen
besloeg.
De heldendood van patrouille
Nr. 4.
Het ijverigst bewezen zich bij dit onder
zoek 20 man van patrouille Nr. 4. Zij waag
den zich met hun auto in een gebied, waar
de brand eerst weinige dagen tevoren be
dwongen was en nog vele smeulende hoo-
pen hout lagen. Daar echter bijna nergens
meer vlammen werden waargenomen, scheen
de expeditie betrekkelijk ongevaarlijk. Maar
reeds na korten lijd moest liet troepje man
nen ontdekken, dat de wind het vuur op
nieuw aangewakkerd had. Zij konden ach
teruit noch vooruit en onzeker was nog
slechts, of zij verbranden dan wel van tevo
ren stikken zouden.
Deze situatie dwong tot een wanhopige po
ging tot redding. Zij gaven hun auto vol gas
en reden met de grootst mogelijke snelheid
recht op de vlammenzee toe. om op deze wijze
een doorbraak te forceeren. De catastrophc
bleef niet uit: na eenige honderden meters
geraakte de benzinetank in brand. Den man
nen bleef niets anders over dan den wagen
te verlaten en te trachten, de reddende zóne
te voet te bereiken. Maar al spoedig geraak
ten hun kleeren in brand en zij werden, tot
levende fakkels. Eenige van hen verbrand
den in weinige minuten; de anderen hereik-
ten onder het lijden van verschrikkelijke pij
nen dc reddende grens en zonken daar be
wusteloos neer. Daar werden zij door leden
van den boschbrandweer gevonden. Vijftien
mannen konden in het hospitaal te Trenton
nog van den dood gered worden; dc overige
.vijf werden het slachtoffer van hun plicht.