Geestelijk Leven
Be Oxfofd-beweging
Staatsbemoeiing jifjaiticulier initiatief?
Zaterdag 19 Juni 1937
Tweede Wad
door ASTOR
Economische beschouwing
De waarheid ligt in het midden
Voordeel van kapitalisme
boven overheidsproductie
Het vorige artikel eindigde met een vraag,
ïk zal in dit artikel op die vraag een ant
woord geven. Het is inderdaad een gewel-
'dige taak, welke de Oxfordmensóhen zich
ihebben gesteld: nieuwe menschen, nieu
we volken, een nieuwe wereld. Hoe stellen
zij zich voor deze taak te vervullen,? Door
de verandering van den mensch.
Daarom verdeden de Oxfordianen de
menschen dan ook in twee groepen: de
veranderden en de niet-veranderden. On
der de veranderden rekenen zij hen, die
hun leven stellen „onder Gods leiding". Ik
behoef, na hetgeen ik de vorige maal
hierover schreef, niet meer te omschrijven
wat ik meen daaronder te moeten verstaan.
Gemakshalve zal ik mij dus houden aan de
jÓxfordsöhe uitdrukkingswijze.
Iedere lezer zal derhalve onmiddellijk he
grijpen, dat het erop aankomt of wij klaar
èn duidelijk kunnen omschrijven, wat wij
[met „Gods leiding" bedoelen. Kunnen wij
dit precies weten? Het klinkt misschien
heel erg aanmatigend, maar ik geloof dat
■wij dit ongetwijfeld zeer goed kunnen we
ten. Ik ben zelfs van oordeel, dat het be-
wust-levewl, dus: dénk end, deel der
jnenschheid dit reeds sedert eeuiwen ge
weten heeft. Boedha, Socrat.es, Jezus, Fran-
iciscus van Assisi, Kropotkine en honderden
anderen, die gepoogd hebben de wereld te
herscheppen hebben 't met groote innerlijke
Bekerheid geweten. Zij zijn er zich innerlijk
van bewust geworden. Dat wil zeggen: zij
hebben het gevoeld.
Men houde hierbij scherp in het oog, dat
fer verschil is tussöhen wat wij weten met
Ons hoofd en wat wij weten met ons hart.
,Wat wij weten met ons hoofd, komt tot
pns langs den weg van denken, redeneeren,
afleiden en combineeren. Zoo weten wij,
üat tweemaal twee, vier is, dat de aarde
rond is en zich in het heelal wentelt om de
zon, dat door kruising van soorten, volgens
,vaste biologische wetten, nieuwe soorten
[kunnen ontstaan, enz. enz. Door denken,
(onderzoeken, proeven doen, heeft de
menschheid ontzaglijk veel kennis zich ver
worven en heeft zij bereikt, dat wij, uit
technisch oogpunt gezien, bijna in een
wonderwereld leven. Dit weten met het
hoofd heeft onweersprekelijk groote waarde.
Het maakt den mensch tot den beheerscher
van de onuitputtelijke energieën, welke in
'de zichtbare wereld zijn opgehoopt. Men
behoeft hierbij maar te denken aan den
stoom, de electriciteit, de radio-activiteit!
En wij kunnen niét anders dan met eer
bied opzien naar die intellectueele reuzen,
die met verbijsterende volharding eri met
onbegrijpelijke bekwaamheid hebben ge
werkt om te bereiken wat bereikt is. En
«onwillekeurig denken wij aan de onbe
grensde mogelijkfheden in de toekomst. Is
er geen reden om te geloovcn in de ver
werkelijking van de meest fantastische
droomen? Openen zich niet verschieten
.van wonderbare Schoonheid? Is het niet
pf de hemel zal nederdalen op aarde?
Zeker, zoo kunnen wij inderdaad soms
fantaseeren en wij denken aan de toekomst
als aan de gulden eeuw, de geluksvolle
aera, die ééns zal aanbreken. En wij ver
geten daarbij de bittere realiteit, waar-
jn wij leven.
Maar die realiteit Is er. Wij staan er
midden in, we zijn er onverbrekelijk mee
verbonden, ze heeft zich om ons heen
gestrengeld als! een veclarmige poliep,
[die ons dreigt te verstikken. Zijn wij ge
Jukkig door wat de kennis, de wetenschap
ons heeft gebracht? Menschen, gaat naar
Spanje en ziet welk een zegen de geweldige
oorlogstechniek daar brengt. Daar kunt ge
gadeslaan, hoe het menschelijk vernuft in
staat is' geweest om de duiveiachtigste uit
vindingen te doen, welke een zee van el
lende brengen. Of blijft thuis en schouwt
Om u heen: millioenen leven op den grens
.van den honger, zijn gekleed in vodden,
wonen in krotten in deze wereld, die met
haar wonderbaarlijke techniek en toege
paste wetenschap in staat is al wat noodig
is in geweldigen overvloed voort te brengen.
Waarom, waarom toch is het zoo?
Omdat de mensch leeft in den
j
ramp zal fgen waan, 'dat weten met
het hoofd voldoende zou wezen om
een blijdere wereld te scheppen en
omdat hij daarmede het weten met
het hart heeft verwaasloosd. Daar
door is de mensch losgerukt van
zich zelf, van zijn diepste wezen.
Hij is een vreemdeling geworden in
die wereld, waar de hoogste levens
wijsheid te vinden is, in de wereld
van binnen. En nu wórdt hij ge
leefd. Van heer is hij gedegradeerd
tot knecht, knecht van don dae-
mon, die hem voortzweept, van den
daemon, die hem in de ooren
schreeuwt, dat hij al zijn energie,
al zijn kunnen, al zijn technische
vaardigheid moet gebruiken om
winst te maken, om geld te verdie
nen, om macht te veroveren.
Dit ïs "daarom voor mij het verblijdende
ïn de Oxfordbeweging, dat zij in deze dae-
monische wereld, welke met al haar we
tenschap en hoogopgevoerde techniek in
wezen diep rampzalig is, krachtig durft
op te komen voor het weten met het hart;
dat zij den mensch wil terugvoeren tot
zichzeif, opdat hii er zich van bewust worde
welken zin het leven dient te hebben.
Daarom is een der kenmerkende dingen in
deze boweging het houden van
STILLE TIJDEN.
Dit lijkt mij iets' van zeer groot belang.
Nu méér dan ooit. Want het leven, zooals
bet geleefd wordt, is druk en gejaagd. Het
raast voort in een geweldig temno. De ge-
gebeurtenissen volgen elkaar vliegensvlug
op, wij krijgen duizenden indrukken en
hebben geen tijd om ze te verwerken. Het is
of een altijd maar doordraaiende kaleidos-
coop voor onze oogen is. Daarbij moet ieder
voortdurend op zijn tellen passen en in de
worsteling om het bestaan niet voorbij
gestreefd of doodgedrukt te worden. Cou
ranten, tijdschriften, boeken, vragen onze
aandacht en eiken dag stroomt nieuwe lec
tuur onze woning binnen. Het is niet bij
te houden. Het maakt ons moe en stompt
ons af. Dan zoeken wij afleiding, vergetel
heid, opwinding, spanning en wij loopen
wedstrijden na, waar wij worden opgeno
men in de instinctieve massa, die brult
als een doelpunt wordt gemaakt of een
bokser tegen den grond wordt geslagen en
wij leven van sensatie of wij zoeken den
prikkel van het spel en erger nog: de be
koring van de bedwelming in de roes. Maar
met dit alles' komt er geen diepte in ons
leven en dringen wij tot den zin daarvan
niet door en komen wij er niet toe de
maatschappelijke werkelijkheid te toetsen
aan de moreele en religieuse beginselen,
welke wij zeggen te belijden.
Wie ook maar even nadenkt over deze,
vooral voor het heden zoo kenmerkende
verschijnselen, zal moeten begrijpen, van
welk een buitengewoon groote waarde het
is, dat de mensch tijden heeft, waarin hij
zich uit de jachtende drukte terugtrekt en
tot zichzelf inkeert, dat hij zwijgt en luis
tert. De Oxfordmensch zegt dat hij luistert
naar God en hij wil zich dan onvoorwaar
delijk overgeven aan Diens leiding, hij wil
zich stellen onder Gods bevél. En Gods
bevél luidt: eerlijkheid, reinheid, onzelf
zuchtigheid, liefde. Maar ik beweer, dat
ook de niet-Oxfordmensch, ofschoon hij het
in andere woorden zal uitdrukken, heel
goed weet, dat deze eischen aan ieder
worden gesteld. Ik ben er héél zeker van,
dat ieder, zelfs de grootste bandiet of de
gemeenste huichelaar, de sluwste oplich
ter, of de allervoornaamste dief niet uitge
zonderd, diep in zichzelf weet, dat deze
vier levenseischen tot ons komen. Men kan
verschillen over de verklaring van dit ver
schijnsel, men kan twisten over de vraag
of een God van buiten af zidh aan ons
openbaart, of dat gesproken moet worden
van een innerlijk proces, van een geestelij
ken groei, welke een in allen aanwezigen
kiem dor god-menschelijkheid tot ontwik
keling drijft, of dat wij te doen hebben met
een geestelijke reactie op de voorhanden
economische werkelijkheid. Dit verschijn
sel is niet te loochenen. Merkwaardig! Wij
leven in een wereld van leugen, onreinheid,
zelfzucht en liefdeloosheid en wij weten
dat dit verkeerd is. Wij weten dit ten
minste als' wij ons innerlijk bewustzijn
raadplegen, als wij onzen stillen tijd heb
ben. Maar wij willen het niet weten gewoon
lijk, omdat wij voor de consequenties van
dit weten terugschrikken. Daarom zijn wij
bang voor dien stillen tijd, bang om tot
onszelf, te komen: want dat beteekent ons
zelf zien in onze moreele onbeduidendheid,
in onze miserabele ijdelheid, in onze zelf
zucht dat beteekent de veroordeeling van
onszelf.
Voor die zelfveroordeeling deinzen "de
meesten terug en dus cmtloopen zij de stil
te bij voorkeur, d.i. ontvluchten zij aan
zichzelf. Maar dan begrijpen wij pas goed
de waarde van den „stillen tijd" der Oxford-
menschen. Dan komt men pas recht goed
tot het besef dat men verre van eerlijk,
rein, onzelfzuchtig, en liefdevol is.
En dan is het de allesbe'heerschende vraag
of men waaraohtig, zuiver Oxfordmensch is.
Want daar zitten consequenties aan vast
Geweldige consequenties En wij hebben af
te wachten of zij die, zich bij de sterk zich
uitbreidende beweging aansluitend, aan
durven.
BIJ ZICH ZELF BEGINNEN.
Het ligt in de lijn der Oxfordbeweging,
dat de nadruk gelegd wordt op het be
ginnen met zich zelf. Volkomen terecht!
Toen ik in Utrecht het vergaderlokaal ver
liet, kwam iemand naar mij toe met den
uitroep: „Wel X. ben jij hier ook?" Ik
kende hem niet, maar hij kende mij wel
en hij maakte zich bekend als een werk
loos arbeider, een communist, die een paar
uur had geloopen om de vergadering mee
te maken en hij vertelde mij, dat hij een
Oxfordman was geworden en nu pas had
begrepen dat het communisme moest be
ginnen bij hem zelf, dat het een levend
beginsel in hem moest zijn en dat 't an
ders geen waarde had.
Ik vermeld deze ontmoeting mqt opzet
naar aanleiding van een brief, dien ik
ontving van een anderen communist, die
op zeer smalende en verachtende wijze
over de Oxfordbeweging sprak. Ik wil hem
zelf even aan het woord laten. Hij schrijft:
,,'t Verwondert me niet, dat jij ook een goed
woordje voor deze prutsers over hebt.
Straks zal je nog wel uitverkoren worden
om op te treden als Oxford-dominé veel
zegen!Als bourgeoisie-menschen aan
het biechten gaan worden ze wee-zoetelijk,
Jo bent wél in goed gezelschap met je Ox
ford Jan Duys en Philips plus de
jonkheer burgemeester van Waardenburg
Onze Lieve Heer mag weten waar jij op je
ouwe dag nog eens zal belanden. Nogmaals:
het verwondert mij heelemaal niet. Meer
wil ik er niet van zeggen, 't is me té mis
selijk."
Welk een onredelijk fanatisme! Welk" een
dogmatische verstarring! En hoeveel ruimer
oordeelt dan die werklooze communist, die
ik in Utrecht ontmoette. En wat mij per
soonlijk betreft: ik verheug er mij over, dat
ik nog in staat ben om mij objectief te kun
nen stellen tegenover een beweging en daar
in te waandeeren wat ik uit menschelijk oog
punt gezien, mooi en goed kan vinden.
En dit wil ik openlijk uitspreken: wanneer
de Oxfordbeweging zich consequent dóórzet,
dan verwacht ik daarvan heel veel, ondanks
het feit, dat ik haar religieuse opvattingen
niet deeL
En mijn verontwaardigde vriend,
de briefschrijver, moet zich eens re
kenschap geven van het feit, dat de
logische consequentie niet anders is
dan het wereldcommunisme, niet op
gelegd van boven af met de gruwe
lijke dictatoriale middelen, maar ge
groeid van binnen uit, als de bele
ving van het liefdebeginsel, dat im
mers op universeele broederschap
moét uitloopen.
Daarom heb ik in gesprek met een vurige
aanhangster der Oxfordidee dit gezegd: de
echtheid van uw Overtuiging zal blijken als
gij komt te staan voor de keuze, wanneer
het vroeg of laat komt tot 'n strijd tusschen
de verdedigers van het bestaande en de
massa's, die een nieuwe orde willen schep
pen. Wanneer u zich dan niet schaart bij
de laatstcn, verloochent U uw beginsel!
Mijn vriend want zoo wil ik hem on
danks zijn fanatisme gaarne blijven noemen,
want ik ben er van overtuigd, dat hij het
eerlijk meent moge bedenken dat er zijn
die zich er terdege van bewust zijn dat de
Oxfordbeweging van hun standpunt bekeken,
inderdaad gevaarlijk is. Weet hij niet dat de
krijgsraad in den Bosch de straffen voor de
dienstweigering heeft verzwaard, o.a. met
een wijzen op die beweging? Deze» krijgs
raad begrijpt drommels goed dat, als den
nadruk wordt gelegd op het beginnen bij
zichzelf, er een zeer groote waarschijnlijk
heid bestaat dat de weigering om zich tot
soldaat te laten opleiden hoe langer hoe
meer zal toenemen. Werd daarom ook niet
door dienzelfden krijgsraad de wereldjam
boree genoemd, omdat deze zulk een krachti
ge internationale verbroedering van het op
komende geslacht beoogt.
En ook de Oxfordbeweging is internatio
naal. Het bruggenbouwerslied zegt het zoo
mooi:
Over rivier en landen,
Tot de verste stranden,
Over nijd,
Haat en strijd
Slaan wij onze banden
Vooruit klinkt het signaal,
Voorwaarts marsch
zonder gedraal
Nauw saam verbonden,
Op vaste gronden,
Bouwende aan Gods plan,
Een brug van man tot man.
HET GROOTE BEZWAAR.
Wanneer men over de Oxfordbeweging
spreekt, ontmoet men vrij algemeen één
groot bezwaar. En vele lezers zullen, naar
ik veronderstel, daar óók mee aankomen.
Dit bezwaar is, dat het met deze beweging
zal gaan als met het oorspronkelijke chris
tendom, dat als een prachtige levensver
nieuwing begon, maar spoedig reeds verwa
terde en verliep in leerstelligheid, in forma
lisme, terwijl het de levensloutering en de
wereldherschepping losliet. Het richtte den
blik der menschen op het hiernamaals en
werd in dezen zin een verlossingsgodsdienst,
maar het durfde de consequentie van de ze
delijke eischen in het leven op aarde niet
aan.
Welke waarborg heeft men dat 't met de
Oxfordbeweging niet eveneens zal gaan?
Ik begrijp dit bezwaar en ik verwonder
er mij niet in 't minst over. Want ik weet
maar al te goed, hoe in onzen tijd de geeste
lijke waarden worden achtergesteld bij de
materieele. Daarom is de kans zeer groot,
dat óók de Oxfordbeweging zal verloopcn en
worden overwonnen door het immoreele
streven om zich in deze maatschappij van
uitbuiting en knechting, van meedogenloo-
zen strijd stoffelijk te handhaven.
Maar ik weet gelukkig ook nog iets an
ders: Er is een groeiend besef, dat het le
ven zóó als wij het leven, leelijk is, juist,
omdat wij gaan gevoelen, dat het 't hoogste
in ons, het verlangen naar waarachtige le
vensschoonheid (en dit is immers het be
wustzijn naar de normen van eerlijkheid,
reinheid, onzelfzuchtigheid en liefde zich te
gedingen) dreigt te vernietigen. Dit besef
doet duizenden uitzien naar andere verhou
dingen.
En 'ik weet ook dit: de fabelachtige tech
nische ontwikkeling van de laatste jaren
heeft de mogelijkheid geschapen om den
moordenden strijd om het bestaan volkomen
overbodig te maken. Wij leven thans in een
tijdperk, waarin de broederschap en dus de
economische gelijkheid verwerkelijkt kan
worden.
Ik hoop binnen niet te langen tijd in de
gelegenheid te zijn om een zoogenaamde
house-partij bij te wonen. Dan zal ik zélf ook
iets kunnen zeggen en mijn bedoeling is om
dan de Oxfordmcnschcn te vragen of zij de
consequenties van hun grondbeginselen aan
durven, of zij inderdaad hun gansche leven
willen stellen onder (om in hun taal te
spreken) Gods bevel.
Dit staat echter voor mij onomstootelijk
vast: principieel is tegen het streven niets
in te brengen.
EEN ANDER BEZWAAR
is evenwel dit: wij leven onder bepaalde
economische omstandigheden: kunnen wij
ons daarvan losmaken? Neen!
Gesteld eens dat een fabrikant, een werk
gever, een Oxfordmensch wordt, dan zal hij
op zijn hoogst kunnen komen tot een zoo
danige verandering van zijn bedrijf, dat hij
met zijn arbeiders gelijkelijk de baten daar
van geniet. Zijn bedrijf wordt dan een zui
vere coöperatie. Maar als samenwerkende
groep zal hij op straffe van ondergang moe
ten blijven concurreeren met andere soortge
lijke bedrijven.
Of iets anders: nemen wij aan dat er een
groote groep van menschen is, die bezield
door de groote idee der waarachtige men-
sehelijkheid, besluiten om een zuivere sa
menwerkende gemeenschap te stichten. Zij
vormen een menschelijke kolonie in de on-
mcnschelijke maatschappij; zij kunnen in
alle behoeften voorzien; ze beoefenen land
bouw en industrie; zij leven'in eendracht en
vrede, onder dezelfde voorwaarden; zij heb
ben dus allen dezelfde ontwikkelingsmoge
lijkheden enz.
Prachtig, nietwaar? Zeker, maarzij
moeten grondstoffen koonen en de staat
eischt belasting, eischt dienstneming in het
leger! Dit laatste kunnen zij weigeren en
de straf daarvoor aanvaarden. Maar voor de
grondstoffen moeten zij betalen en als zij
hun belasting niet voldoen, wordt op hun
goederen beslag gelegd. Zij zijn dus ge
doemd tot handel enworden ingescha
keld in het kapitalistisch-economische stel
sel.
De broederschap logische consequenties
van de aanvaarding van het liefdebcginsel
is niet te verwezenlijken in deze wereld.
Verander dus eerst de economische om
standigheden zeide mij iemand met wien
ik over de Oxfordbeweging sprak en
voegde hij er zelfs aan toe je zult zien
dat de menschen zich dan van hun beste
zijde laten zien, want dan is er geen reden
meer om elkaar te bedriegen, te benijden, te
knechten en uit te buiten.
Ik geloof dat daarin zeer veel waarheid
schuilt, maar zullen wij die economische om
standigheden veranderen?
Dit zal alleen kunnen gebeuren als de
menschen heel, heel diep gaan gevoelen, dat
dit moet gebeuren, terwille van het behoud
der hoogste geestelijke waarden.
En zoo komen wij weer tot den mensch
terug. De geestelijke revolutie moet aan de
economische revolutie voorafgaan. De geest
is het uitgangspunt. Wat niet leeft in den
geest, zal nooit in de economische verhou
dingen worden vastgelegd. Wanneer derhal
ve de geesten vervuld worden van de be-_
geerte naar eerlijkheid, reinheid, onzelfzuch
tigheid en liefdé, zal er noodwending een
tijd moeten aanbreken, dat de bestaande
belemmerende economische verhoudingen
worden doorbroken.
Een man als Napoleon heeft eens gezegd!
„Er zijn slechts twee machten in de wereld:
de sabel (het. geweld) en de geest. Op den
duur wordt de sabel steeds door den geest
overwonnen."
Mogen wij dit woord van den geweldenaar
nooit vergeten.
Het herstelt in deze daemonische wereld
ons vertrouwen op de toekomst.
En wanneer de Oxfordbeweging ér toe
bijdraagt den geest der menschen te richten
op de noodzakelijkheid om groote, zuivere
beginselen te verwezenlijken, dan is daarme
de haar bestaan, gerechtvaardigd. Dan zul-1
len wij er miesschien kritisch tegenover
staan, omdat er een sentimenteele kant aan*
zit, maar wij zullen tegelijkertijd moeten
erkennen dat als de veranderde mensehen
(dat zijn dus de Oxfordmenschen, die uit
den Oxfortgeest leven) consequent durven
zijn een veranderde wereld moet komen. En
wie weet hoe spoedig reeds de Oxfordmen
schen en met hen allen, die met hun hart
weten dat de vier grondbeginselen onaan
vaardbaar zijn voor de consequentie wordeft-
geplaatst. Want wij leven zoo wonderlijk
snel in dezen tijd.
ASTOR.
Roosevelt heeft de vorige week een artikel
gepubliceerd, dat vermoedelijk niet zoo heel
veel belangstelling zou hebben verwekt,
ware het niet, dat het afkomstig was
van den president der Vereenigde Staten
en daarom in de eerst plaats is te beschou
wen als een soort plan de campagne voor
de regeering van dit rijk.
In het artikel wordt gewezen op een
aantal verschijnselen, welke niet nieuw
zijn en waarop reeds duizenden vóór hem
de aandacht vestigden: de kinderadbekl,
de daling der loonen gedurende de achter
ons liegende depressie met de voortduren
de verhooging der werktijden. Teleurgesteld
constateert Roosevelt, dat de koopkracht
van het Amerikaansche volk onvoldoen
de is, terwijl voorts een volk, dat, gelijk het
Amerikaansche, zooveel natuurlijke rijk
dommen en zooveel practisohen zin bezit,
in staat behoort te zrijn aan al zijn onder
danen een behoorlijk bestaan te verzekeren.
En, zooals meestal geschiedt door
degenen, die in deze richting wer
ken, krijgen zij, die de regeling,
van deze gebreken aan 't particulier
initiatief willen overlaten, een flinke
afstraffing, omdat ze in de practijk
in gebreke zijn gebleven hun theo
rie te verwezenlijken.
Men mag aannemen, dat Roosevelt zelf
genoeg pracfcische zin zal bezitten om
niet de algeheele regeling van den toestand
in de door hem gewenschte zin te willen
overlaten aan den staat. Dit komt neer
op overheidsbemoeiing in de meest vol
strekte heteekenis van het woord en waar
toe die leidt konden we onlangs nog con-
stateeron, toen we 't hadden over Rusland.
De fout. welke de meeste menschen be
gaan, bestaat daaruit, dat ze zweren hij
het één, terwijl ze het ander volledig ont
kennen. Spreekt men b.v. 'n volbloed coope-
rator, dan is coöperatie alles en datgene,
wat buiten de coöperatie valt. deugt niet,
omdat het nu eenmaal geen coöperatie is.
Een communist wil de geheele productie
overlaten aan de gemeenschap en niets
aan den particulier. Een liberaal van de
oude school denkt er juist andersom over.
De waarheid ligt in den regel in het mid
den. Zonder staatsbemoeiing ontstaat een
wereld van willekeur en van uitbuiting.
Zonder particulier initiatief echter krijgen
we een ambtenarij en een bureaucratie, die
iedere gezonde ontplooiing vam het maat
schappelijk leven onmogelijk maakt.
Aan alle beide dient een plaats
te worden ingeruimd. Beide in
vloeden behooren naast elkaar werk
zaam te zijn, opdat het goede, wat
ze bezitten tot volle ontwikkeling
komt en het verkeerde, dat meestal
bestaat uit overdrijving, wordt ver
meden.
Zooals reeds ge-zegd, Is wel te verwachten,
dat Roosevelt het niet op de uitersten zal
laten aankomen. Dat hij de macht van 't
particulier initiatief een weinig wil beper
ken, lijkt overigens voor een land als
Amerika, dat ton aanzien van sociale wet
geving in menig opzicht verre bij West-
Europa ten achter staat, niet onjuist ge
zien. Hoeveel verder we hier zijn, blijkt
bij voorbeeld uit de woorden van den pre
sident betreffende don kinderarbeid.
En vooralsnog schijnt de weg, welke hij
zich heeft gekozen, de voor de U.S.A. waar
schijnlijk meest aangewezene,
Zooals zoo dikwijls komt ook de verdee
ling der rijkdommen in het Rooseveltsche
project tot uitdrukking. Op gelijkheid van
inkomen wordt natuurlijk niet gezinspeeld,
wel echter op een hetere verdeeling, welke
nioet worden bereikt, doordat de wetgever
zeggenschap krijgt inzake de grootte van
de loonen en van den arbeidsduur.
Met belangstelling zullen we mogen af
wachten. wat dit nieuwe Rooseveltsche
experiment zal opleveren.
Rij deze verdeeling der rijkdommen op
zichzelf wordt infusschen één ding. dat
sterk spreekt voor de groote inkomens, uit
het oog verloren. Uit den aard der zaak ver
heugen de ontvangers der zeer groote Inko
mens zich in een welstandspeil, dat ver
uitgaat boven dat van den doorsnee burger.
Echter, wanneer het een zekere hoogte heeft
overschreden, wordt het allengs minder aan
gewend ten eigen nutte. Het wordt belegd in
huizen, fabrieken, spoorwegen, schepen enz.
Men lette wel, de bezitter van het inko
men is, wanneer hij zijn geld niet meer voor
zichzelf uitgeeft, gedwongen het te beleg
gen,
En dit beleggen Is In wezen niets
anders dan een ter beschikking stel
len aan de samenleving, die er ka
pitaalgoederen mee schept, welke in
het vervolg de voortbrenging zullen
vergemakkelijken en vergrooten.
Hieruit trekt de kapitalist welis
waar opnieuw een aantal vruchten,
maar, voor zoover deze zijn inkomen
vergrooten, zal hij er niets anders
mee kunnen doen dan ze opnieuw
ter beschikking te stellen aan de ge
meenschap.
Bekijkt men de zaak" uit dit gezichtspunt
dan verschijnt de kapitalist in een heel an
der daglicht, dan waarin men hem de
laatste eeuw nog al eens heeft gemeend te
moeten stellen.
Ten deele terecht Want in zijn streven
om steeds meer kapitaal te verzamelen,
trachtte hij dit dikwijls aan zijn onmiddel
lijke ondergeschikten te onthouden. En wel
licht heeft hij zelf dikwijls niet beseft, dat
hij het in anderen vorm ten slotte weer aan
de samenleving waarvan die onderge
schikten slechts een deel uitmaakten te
rug gaf.
Zoodoende echter heeft hif stellig
meegeholpen om de wereld te bren
gen op het welstandsniveau van he
den.
Ja, men zou zich mogen afvragen of deze
wijze om te komen tot het scheppen van
nuttige kapitaalgoederen niet beter is dan
die, waarvan sommigen alle heil verwach
ten en die er op neerkomt, dat het aan den
staat wordt overgelaten.
De kwestie is, dat de particulier onver
schillig staat tegenover de behoef te. Hom in
teresseert slechts 't rendement,, waardoor in
den regel datgene wordt geproduceerd, waar
aan de grootste behoefte bestaat.
Het maakt hem niets uit of de vraag voor
het geproduceerde artikel komt uit het volk
of van de overheid. Hij richt zich op het
voor hem voordeeligste.
De overheid als kapitalist echter, denkt
in do eerste plaats aan zichzelf. Wat dit
beteekent yi onze wereld van bewapening
en oorlogs rusting, behoeven we niet nader
aan te duiden. Ze produceert voor de eigen
behoefte, ook wanneer productie voor het
volk financieel voordeeliger zou zijn, omdat
daar behoeften bestaan, waarvoor men zich
betrekkelijk groote financieele offers wil
getroosten.
Zoo valt er dus voor het kapitalistisch
stelsel ook wel wa.t te zeggen!