Geestelijk Leven Be Oxfofd-beweging Staatsbemoeiing jifjaiticulier initiatief? Zaterdag 19 Juni 1937 Tweede Wad door ASTOR Economische beschouwing De waarheid ligt in het midden Voordeel van kapitalisme boven overheidsproductie Het vorige artikel eindigde met een vraag, ïk zal in dit artikel op die vraag een ant woord geven. Het is inderdaad een gewel- 'dige taak, welke de Oxfordmensóhen zich ihebben gesteld: nieuwe menschen, nieu we volken, een nieuwe wereld. Hoe stellen zij zich voor deze taak te vervullen,? Door de verandering van den mensch. Daarom verdeden de Oxfordianen de menschen dan ook in twee groepen: de veranderden en de niet-veranderden. On der de veranderden rekenen zij hen, die hun leven stellen „onder Gods leiding". Ik behoef, na hetgeen ik de vorige maal hierover schreef, niet meer te omschrijven wat ik meen daaronder te moeten verstaan. Gemakshalve zal ik mij dus houden aan de jÓxfordsöhe uitdrukkingswijze. Iedere lezer zal derhalve onmiddellijk he grijpen, dat het erop aankomt of wij klaar èn duidelijk kunnen omschrijven, wat wij [met „Gods leiding" bedoelen. Kunnen wij dit precies weten? Het klinkt misschien heel erg aanmatigend, maar ik geloof dat ■wij dit ongetwijfeld zeer goed kunnen we ten. Ik ben zelfs van oordeel, dat het be- wust-levewl, dus: dénk end, deel der jnenschheid dit reeds sedert eeuiwen ge weten heeft. Boedha, Socrat.es, Jezus, Fran- iciscus van Assisi, Kropotkine en honderden anderen, die gepoogd hebben de wereld te herscheppen hebben 't met groote innerlijke Bekerheid geweten. Zij zijn er zich innerlijk van bewust geworden. Dat wil zeggen: zij hebben het gevoeld. Men houde hierbij scherp in het oog, dat fer verschil is tussöhen wat wij weten met Ons hoofd en wat wij weten met ons hart. ,Wat wij weten met ons hoofd, komt tot pns langs den weg van denken, redeneeren, afleiden en combineeren. Zoo weten wij, üat tweemaal twee, vier is, dat de aarde rond is en zich in het heelal wentelt om de zon, dat door kruising van soorten, volgens ,vaste biologische wetten, nieuwe soorten [kunnen ontstaan, enz. enz. Door denken, (onderzoeken, proeven doen, heeft de menschheid ontzaglijk veel kennis zich ver worven en heeft zij bereikt, dat wij, uit technisch oogpunt gezien, bijna in een wonderwereld leven. Dit weten met het hoofd heeft onweersprekelijk groote waarde. Het maakt den mensch tot den beheerscher van de onuitputtelijke energieën, welke in 'de zichtbare wereld zijn opgehoopt. Men behoeft hierbij maar te denken aan den stoom, de electriciteit, de radio-activiteit! En wij kunnen niét anders dan met eer bied opzien naar die intellectueele reuzen, die met verbijsterende volharding eri met onbegrijpelijke bekwaamheid hebben ge werkt om te bereiken wat bereikt is. En «onwillekeurig denken wij aan de onbe grensde mogelijkfheden in de toekomst. Is er geen reden om te geloovcn in de ver werkelijking van de meest fantastische droomen? Openen zich niet verschieten .van wonderbare Schoonheid? Is het niet pf de hemel zal nederdalen op aarde? Zeker, zoo kunnen wij inderdaad soms fantaseeren en wij denken aan de toekomst als aan de gulden eeuw, de geluksvolle aera, die ééns zal aanbreken. En wij ver geten daarbij de bittere realiteit, waar- jn wij leven. Maar die realiteit Is er. Wij staan er midden in, we zijn er onverbrekelijk mee verbonden, ze heeft zich om ons heen gestrengeld als! een veclarmige poliep, [die ons dreigt te verstikken. Zijn wij ge Jukkig door wat de kennis, de wetenschap ons heeft gebracht? Menschen, gaat naar Spanje en ziet welk een zegen de geweldige oorlogstechniek daar brengt. Daar kunt ge gadeslaan, hoe het menschelijk vernuft in staat is' geweest om de duiveiachtigste uit vindingen te doen, welke een zee van el lende brengen. Of blijft thuis en schouwt Om u heen: millioenen leven op den grens .van den honger, zijn gekleed in vodden, wonen in krotten in deze wereld, die met haar wonderbaarlijke techniek en toege paste wetenschap in staat is al wat noodig is in geweldigen overvloed voort te brengen. Waarom, waarom toch is het zoo? Omdat de mensch leeft in den j ramp zal fgen waan, 'dat weten met het hoofd voldoende zou wezen om een blijdere wereld te scheppen en omdat hij daarmede het weten met het hart heeft verwaasloosd. Daar door is de mensch losgerukt van zich zelf, van zijn diepste wezen. Hij is een vreemdeling geworden in die wereld, waar de hoogste levens wijsheid te vinden is, in de wereld van binnen. En nu wórdt hij ge leefd. Van heer is hij gedegradeerd tot knecht, knecht van don dae- mon, die hem voortzweept, van den daemon, die hem in de ooren schreeuwt, dat hij al zijn energie, al zijn kunnen, al zijn technische vaardigheid moet gebruiken om winst te maken, om geld te verdie nen, om macht te veroveren. Dit ïs "daarom voor mij het verblijdende ïn de Oxfordbeweging, dat zij in deze dae- monische wereld, welke met al haar we tenschap en hoogopgevoerde techniek in wezen diep rampzalig is, krachtig durft op te komen voor het weten met het hart; dat zij den mensch wil terugvoeren tot zichzeif, opdat hii er zich van bewust worde welken zin het leven dient te hebben. Daarom is een der kenmerkende dingen in deze boweging het houden van STILLE TIJDEN. Dit lijkt mij iets' van zeer groot belang. Nu méér dan ooit. Want het leven, zooals bet geleefd wordt, is druk en gejaagd. Het raast voort in een geweldig temno. De ge- gebeurtenissen volgen elkaar vliegensvlug op, wij krijgen duizenden indrukken en hebben geen tijd om ze te verwerken. Het is of een altijd maar doordraaiende kaleidos- coop voor onze oogen is. Daarbij moet ieder voortdurend op zijn tellen passen en in de worsteling om het bestaan niet voorbij gestreefd of doodgedrukt te worden. Cou ranten, tijdschriften, boeken, vragen onze aandacht en eiken dag stroomt nieuwe lec tuur onze woning binnen. Het is niet bij te houden. Het maakt ons moe en stompt ons af. Dan zoeken wij afleiding, vergetel heid, opwinding, spanning en wij loopen wedstrijden na, waar wij worden opgeno men in de instinctieve massa, die brult als een doelpunt wordt gemaakt of een bokser tegen den grond wordt geslagen en wij leven van sensatie of wij zoeken den prikkel van het spel en erger nog: de be koring van de bedwelming in de roes. Maar met dit alles' komt er geen diepte in ons leven en dringen wij tot den zin daarvan niet door en komen wij er niet toe de maatschappelijke werkelijkheid te toetsen aan de moreele en religieuse beginselen, welke wij zeggen te belijden. Wie ook maar even nadenkt over deze, vooral voor het heden zoo kenmerkende verschijnselen, zal moeten begrijpen, van welk een buitengewoon groote waarde het is, dat de mensch tijden heeft, waarin hij zich uit de jachtende drukte terugtrekt en tot zichzelf inkeert, dat hij zwijgt en luis tert. De Oxfordmensch zegt dat hij luistert naar God en hij wil zich dan onvoorwaar delijk overgeven aan Diens leiding, hij wil zich stellen onder Gods bevél. En Gods bevél luidt: eerlijkheid, reinheid, onzelf zuchtigheid, liefde. Maar ik beweer, dat ook de niet-Oxfordmensch, ofschoon hij het in andere woorden zal uitdrukken, heel goed weet, dat deze eischen aan ieder worden gesteld. Ik ben er héél zeker van, dat ieder, zelfs de grootste bandiet of de gemeenste huichelaar, de sluwste oplich ter, of de allervoornaamste dief niet uitge zonderd, diep in zichzelf weet, dat deze vier levenseischen tot ons komen. Men kan verschillen over de verklaring van dit ver schijnsel, men kan twisten over de vraag of een God van buiten af zidh aan ons openbaart, of dat gesproken moet worden van een innerlijk proces, van een geestelij ken groei, welke een in allen aanwezigen kiem dor god-menschelijkheid tot ontwik keling drijft, of dat wij te doen hebben met een geestelijke reactie op de voorhanden economische werkelijkheid. Dit verschijn sel is niet te loochenen. Merkwaardig! Wij leven in een wereld van leugen, onreinheid, zelfzucht en liefdeloosheid en wij weten dat dit verkeerd is. Wij weten dit ten minste als' wij ons innerlijk bewustzijn raadplegen, als wij onzen stillen tijd heb ben. Maar wij willen het niet weten gewoon lijk, omdat wij voor de consequenties van dit weten terugschrikken. Daarom zijn wij bang voor dien stillen tijd, bang om tot onszelf, te komen: want dat beteekent ons zelf zien in onze moreele onbeduidendheid, in onze miserabele ijdelheid, in onze zelf zucht dat beteekent de veroordeeling van onszelf. Voor die zelfveroordeeling deinzen "de meesten terug en dus cmtloopen zij de stil te bij voorkeur, d.i. ontvluchten zij aan zichzelf. Maar dan begrijpen wij pas goed de waarde van den „stillen tijd" der Oxford- menschen. Dan komt men pas recht goed tot het besef dat men verre van eerlijk, rein, onzelfzuchtig, en liefdevol is. En dan is het de allesbe'heerschende vraag of men waaraohtig, zuiver Oxfordmensch is. Want daar zitten consequenties aan vast Geweldige consequenties En wij hebben af te wachten of zij die, zich bij de sterk zich uitbreidende beweging aansluitend, aan durven. BIJ ZICH ZELF BEGINNEN. Het ligt in de lijn der Oxfordbeweging, dat de nadruk gelegd wordt op het be ginnen met zich zelf. Volkomen terecht! Toen ik in Utrecht het vergaderlokaal ver liet, kwam iemand naar mij toe met den uitroep: „Wel X. ben jij hier ook?" Ik kende hem niet, maar hij kende mij wel en hij maakte zich bekend als een werk loos arbeider, een communist, die een paar uur had geloopen om de vergadering mee te maken en hij vertelde mij, dat hij een Oxfordman was geworden en nu pas had begrepen dat het communisme moest be ginnen bij hem zelf, dat het een levend beginsel in hem moest zijn en dat 't an ders geen waarde had. Ik vermeld deze ontmoeting mqt opzet naar aanleiding van een brief, dien ik ontving van een anderen communist, die op zeer smalende en verachtende wijze over de Oxfordbeweging sprak. Ik wil hem zelf even aan het woord laten. Hij schrijft: ,,'t Verwondert me niet, dat jij ook een goed woordje voor deze prutsers over hebt. Straks zal je nog wel uitverkoren worden om op te treden als Oxford-dominé veel zegen!Als bourgeoisie-menschen aan het biechten gaan worden ze wee-zoetelijk, Jo bent wél in goed gezelschap met je Ox ford Jan Duys en Philips plus de jonkheer burgemeester van Waardenburg Onze Lieve Heer mag weten waar jij op je ouwe dag nog eens zal belanden. Nogmaals: het verwondert mij heelemaal niet. Meer wil ik er niet van zeggen, 't is me té mis selijk." Welk een onredelijk fanatisme! Welk" een dogmatische verstarring! En hoeveel ruimer oordeelt dan die werklooze communist, die ik in Utrecht ontmoette. En wat mij per soonlijk betreft: ik verheug er mij over, dat ik nog in staat ben om mij objectief te kun nen stellen tegenover een beweging en daar in te waandeeren wat ik uit menschelijk oog punt gezien, mooi en goed kan vinden. En dit wil ik openlijk uitspreken: wanneer de Oxfordbeweging zich consequent dóórzet, dan verwacht ik daarvan heel veel, ondanks het feit, dat ik haar religieuse opvattingen niet deeL En mijn verontwaardigde vriend, de briefschrijver, moet zich eens re kenschap geven van het feit, dat de logische consequentie niet anders is dan het wereldcommunisme, niet op gelegd van boven af met de gruwe lijke dictatoriale middelen, maar ge groeid van binnen uit, als de bele ving van het liefdebeginsel, dat im mers op universeele broederschap moét uitloopen. Daarom heb ik in gesprek met een vurige aanhangster der Oxfordidee dit gezegd: de echtheid van uw Overtuiging zal blijken als gij komt te staan voor de keuze, wanneer het vroeg of laat komt tot 'n strijd tusschen de verdedigers van het bestaande en de massa's, die een nieuwe orde willen schep pen. Wanneer u zich dan niet schaart bij de laatstcn, verloochent U uw beginsel! Mijn vriend want zoo wil ik hem on danks zijn fanatisme gaarne blijven noemen, want ik ben er van overtuigd, dat hij het eerlijk meent moge bedenken dat er zijn die zich er terdege van bewust zijn dat de Oxfordbeweging van hun standpunt bekeken, inderdaad gevaarlijk is. Weet hij niet dat de krijgsraad in den Bosch de straffen voor de dienstweigering heeft verzwaard, o.a. met een wijzen op die beweging? Deze» krijgs raad begrijpt drommels goed dat, als den nadruk wordt gelegd op het beginnen bij zichzelf, er een zeer groote waarschijnlijk heid bestaat dat de weigering om zich tot soldaat te laten opleiden hoe langer hoe meer zal toenemen. Werd daarom ook niet door dienzelfden krijgsraad de wereldjam boree genoemd, omdat deze zulk een krachti ge internationale verbroedering van het op komende geslacht beoogt. En ook de Oxfordbeweging is internatio naal. Het bruggenbouwerslied zegt het zoo mooi: Over rivier en landen, Tot de verste stranden, Over nijd, Haat en strijd Slaan wij onze banden Vooruit klinkt het signaal, Voorwaarts marsch zonder gedraal Nauw saam verbonden, Op vaste gronden, Bouwende aan Gods plan, Een brug van man tot man. HET GROOTE BEZWAAR. Wanneer men over de Oxfordbeweging spreekt, ontmoet men vrij algemeen één groot bezwaar. En vele lezers zullen, naar ik veronderstel, daar óók mee aankomen. Dit bezwaar is, dat het met deze beweging zal gaan als met het oorspronkelijke chris tendom, dat als een prachtige levensver nieuwing begon, maar spoedig reeds verwa terde en verliep in leerstelligheid, in forma lisme, terwijl het de levensloutering en de wereldherschepping losliet. Het richtte den blik der menschen op het hiernamaals en werd in dezen zin een verlossingsgodsdienst, maar het durfde de consequentie van de ze delijke eischen in het leven op aarde niet aan. Welke waarborg heeft men dat 't met de Oxfordbeweging niet eveneens zal gaan? Ik begrijp dit bezwaar en ik verwonder er mij niet in 't minst over. Want ik weet maar al te goed, hoe in onzen tijd de geeste lijke waarden worden achtergesteld bij de materieele. Daarom is de kans zeer groot, dat óók de Oxfordbeweging zal verloopcn en worden overwonnen door het immoreele streven om zich in deze maatschappij van uitbuiting en knechting, van meedogenloo- zen strijd stoffelijk te handhaven. Maar ik weet gelukkig ook nog iets an ders: Er is een groeiend besef, dat het le ven zóó als wij het leven, leelijk is, juist, omdat wij gaan gevoelen, dat het 't hoogste in ons, het verlangen naar waarachtige le vensschoonheid (en dit is immers het be wustzijn naar de normen van eerlijkheid, reinheid, onzelfzuchtigheid en liefde zich te gedingen) dreigt te vernietigen. Dit besef doet duizenden uitzien naar andere verhou dingen. En 'ik weet ook dit: de fabelachtige tech nische ontwikkeling van de laatste jaren heeft de mogelijkheid geschapen om den moordenden strijd om het bestaan volkomen overbodig te maken. Wij leven thans in een tijdperk, waarin de broederschap en dus de economische gelijkheid verwerkelijkt kan worden. Ik hoop binnen niet te langen tijd in de gelegenheid te zijn om een zoogenaamde house-partij bij te wonen. Dan zal ik zélf ook iets kunnen zeggen en mijn bedoeling is om dan de Oxfordmcnschcn te vragen of zij de consequenties van hun grondbeginselen aan durven, of zij inderdaad hun gansche leven willen stellen onder (om in hun taal te spreken) Gods bevel. Dit staat echter voor mij onomstootelijk vast: principieel is tegen het streven niets in te brengen. EEN ANDER BEZWAAR is evenwel dit: wij leven onder bepaalde economische omstandigheden: kunnen wij ons daarvan losmaken? Neen! Gesteld eens dat een fabrikant, een werk gever, een Oxfordmensch wordt, dan zal hij op zijn hoogst kunnen komen tot een zoo danige verandering van zijn bedrijf, dat hij met zijn arbeiders gelijkelijk de baten daar van geniet. Zijn bedrijf wordt dan een zui vere coöperatie. Maar als samenwerkende groep zal hij op straffe van ondergang moe ten blijven concurreeren met andere soortge lijke bedrijven. Of iets anders: nemen wij aan dat er een groote groep van menschen is, die bezield door de groote idee der waarachtige men- sehelijkheid, besluiten om een zuivere sa menwerkende gemeenschap te stichten. Zij vormen een menschelijke kolonie in de on- mcnschelijke maatschappij; zij kunnen in alle behoeften voorzien; ze beoefenen land bouw en industrie; zij leven'in eendracht en vrede, onder dezelfde voorwaarden; zij heb ben dus allen dezelfde ontwikkelingsmoge lijkheden enz. Prachtig, nietwaar? Zeker, maarzij moeten grondstoffen koonen en de staat eischt belasting, eischt dienstneming in het leger! Dit laatste kunnen zij weigeren en de straf daarvoor aanvaarden. Maar voor de grondstoffen moeten zij betalen en als zij hun belasting niet voldoen, wordt op hun goederen beslag gelegd. Zij zijn dus ge doemd tot handel enworden ingescha keld in het kapitalistisch-economische stel sel. De broederschap logische consequenties van de aanvaarding van het liefdebcginsel is niet te verwezenlijken in deze wereld. Verander dus eerst de economische om standigheden zeide mij iemand met wien ik over de Oxfordbeweging sprak en voegde hij er zelfs aan toe je zult zien dat de menschen zich dan van hun beste zijde laten zien, want dan is er geen reden meer om elkaar te bedriegen, te benijden, te knechten en uit te buiten. Ik geloof dat daarin zeer veel waarheid schuilt, maar zullen wij die economische om standigheden veranderen? Dit zal alleen kunnen gebeuren als de menschen heel, heel diep gaan gevoelen, dat dit moet gebeuren, terwille van het behoud der hoogste geestelijke waarden. En zoo komen wij weer tot den mensch terug. De geestelijke revolutie moet aan de economische revolutie voorafgaan. De geest is het uitgangspunt. Wat niet leeft in den geest, zal nooit in de economische verhou dingen worden vastgelegd. Wanneer derhal ve de geesten vervuld worden van de be-_ geerte naar eerlijkheid, reinheid, onzelfzuch tigheid en liefdé, zal er noodwending een tijd moeten aanbreken, dat de bestaande belemmerende economische verhoudingen worden doorbroken. Een man als Napoleon heeft eens gezegd! „Er zijn slechts twee machten in de wereld: de sabel (het. geweld) en de geest. Op den duur wordt de sabel steeds door den geest overwonnen." Mogen wij dit woord van den geweldenaar nooit vergeten. Het herstelt in deze daemonische wereld ons vertrouwen op de toekomst. En wanneer de Oxfordbeweging ér toe bijdraagt den geest der menschen te richten op de noodzakelijkheid om groote, zuivere beginselen te verwezenlijken, dan is daarme de haar bestaan, gerechtvaardigd. Dan zul-1 len wij er miesschien kritisch tegenover staan, omdat er een sentimenteele kant aan* zit, maar wij zullen tegelijkertijd moeten erkennen dat als de veranderde mensehen (dat zijn dus de Oxfordmenschen, die uit den Oxfortgeest leven) consequent durven zijn een veranderde wereld moet komen. En wie weet hoe spoedig reeds de Oxfordmen schen en met hen allen, die met hun hart weten dat de vier grondbeginselen onaan vaardbaar zijn voor de consequentie wordeft- geplaatst. Want wij leven zoo wonderlijk snel in dezen tijd. ASTOR. Roosevelt heeft de vorige week een artikel gepubliceerd, dat vermoedelijk niet zoo heel veel belangstelling zou hebben verwekt, ware het niet, dat het afkomstig was van den president der Vereenigde Staten en daarom in de eerst plaats is te beschou wen als een soort plan de campagne voor de regeering van dit rijk. In het artikel wordt gewezen op een aantal verschijnselen, welke niet nieuw zijn en waarop reeds duizenden vóór hem de aandacht vestigden: de kinderadbekl, de daling der loonen gedurende de achter ons liegende depressie met de voortduren de verhooging der werktijden. Teleurgesteld constateert Roosevelt, dat de koopkracht van het Amerikaansche volk onvoldoen de is, terwijl voorts een volk, dat, gelijk het Amerikaansche, zooveel natuurlijke rijk dommen en zooveel practisohen zin bezit, in staat behoort te zrijn aan al zijn onder danen een behoorlijk bestaan te verzekeren. En, zooals meestal geschiedt door degenen, die in deze richting wer ken, krijgen zij, die de regeling, van deze gebreken aan 't particulier initiatief willen overlaten, een flinke afstraffing, omdat ze in de practijk in gebreke zijn gebleven hun theo rie te verwezenlijken. Men mag aannemen, dat Roosevelt zelf genoeg pracfcische zin zal bezitten om niet de algeheele regeling van den toestand in de door hem gewenschte zin te willen overlaten aan den staat. Dit komt neer op overheidsbemoeiing in de meest vol strekte heteekenis van het woord en waar toe die leidt konden we onlangs nog con- stateeron, toen we 't hadden over Rusland. De fout. welke de meeste menschen be gaan, bestaat daaruit, dat ze zweren hij het één, terwijl ze het ander volledig ont kennen. Spreekt men b.v. 'n volbloed coope- rator, dan is coöperatie alles en datgene, wat buiten de coöperatie valt. deugt niet, omdat het nu eenmaal geen coöperatie is. Een communist wil de geheele productie overlaten aan de gemeenschap en niets aan den particulier. Een liberaal van de oude school denkt er juist andersom over. De waarheid ligt in den regel in het mid den. Zonder staatsbemoeiing ontstaat een wereld van willekeur en van uitbuiting. Zonder particulier initiatief echter krijgen we een ambtenarij en een bureaucratie, die iedere gezonde ontplooiing vam het maat schappelijk leven onmogelijk maakt. Aan alle beide dient een plaats te worden ingeruimd. Beide in vloeden behooren naast elkaar werk zaam te zijn, opdat het goede, wat ze bezitten tot volle ontwikkeling komt en het verkeerde, dat meestal bestaat uit overdrijving, wordt ver meden. Zooals reeds ge-zegd, Is wel te verwachten, dat Roosevelt het niet op de uitersten zal laten aankomen. Dat hij de macht van 't particulier initiatief een weinig wil beper ken, lijkt overigens voor een land als Amerika, dat ton aanzien van sociale wet geving in menig opzicht verre bij West- Europa ten achter staat, niet onjuist ge zien. Hoeveel verder we hier zijn, blijkt bij voorbeeld uit de woorden van den pre sident betreffende don kinderarbeid. En vooralsnog schijnt de weg, welke hij zich heeft gekozen, de voor de U.S.A. waar schijnlijk meest aangewezene, Zooals zoo dikwijls komt ook de verdee ling der rijkdommen in het Rooseveltsche project tot uitdrukking. Op gelijkheid van inkomen wordt natuurlijk niet gezinspeeld, wel echter op een hetere verdeeling, welke nioet worden bereikt, doordat de wetgever zeggenschap krijgt inzake de grootte van de loonen en van den arbeidsduur. Met belangstelling zullen we mogen af wachten. wat dit nieuwe Rooseveltsche experiment zal opleveren. Rij deze verdeeling der rijkdommen op zichzelf wordt infusschen één ding. dat sterk spreekt voor de groote inkomens, uit het oog verloren. Uit den aard der zaak ver heugen de ontvangers der zeer groote Inko mens zich in een welstandspeil, dat ver uitgaat boven dat van den doorsnee burger. Echter, wanneer het een zekere hoogte heeft overschreden, wordt het allengs minder aan gewend ten eigen nutte. Het wordt belegd in huizen, fabrieken, spoorwegen, schepen enz. Men lette wel, de bezitter van het inko men is, wanneer hij zijn geld niet meer voor zichzelf uitgeeft, gedwongen het te beleg gen, En dit beleggen Is In wezen niets anders dan een ter beschikking stel len aan de samenleving, die er ka pitaalgoederen mee schept, welke in het vervolg de voortbrenging zullen vergemakkelijken en vergrooten. Hieruit trekt de kapitalist welis waar opnieuw een aantal vruchten, maar, voor zoover deze zijn inkomen vergrooten, zal hij er niets anders mee kunnen doen dan ze opnieuw ter beschikking te stellen aan de ge meenschap. Bekijkt men de zaak" uit dit gezichtspunt dan verschijnt de kapitalist in een heel an der daglicht, dan waarin men hem de laatste eeuw nog al eens heeft gemeend te moeten stellen. Ten deele terecht Want in zijn streven om steeds meer kapitaal te verzamelen, trachtte hij dit dikwijls aan zijn onmiddel lijke ondergeschikten te onthouden. En wel licht heeft hij zelf dikwijls niet beseft, dat hij het in anderen vorm ten slotte weer aan de samenleving waarvan die onderge schikten slechts een deel uitmaakten te rug gaf. Zoodoende echter heeft hif stellig meegeholpen om de wereld te bren gen op het welstandsniveau van he den. Ja, men zou zich mogen afvragen of deze wijze om te komen tot het scheppen van nuttige kapitaalgoederen niet beter is dan die, waarvan sommigen alle heil verwach ten en die er op neerkomt, dat het aan den staat wordt overgelaten. De kwestie is, dat de particulier onver schillig staat tegenover de behoef te. Hom in teresseert slechts 't rendement,, waardoor in den regel datgene wordt geproduceerd, waar aan de grootste behoefte bestaat. Het maakt hem niets uit of de vraag voor het geproduceerde artikel komt uit het volk of van de overheid. Hij richt zich op het voor hem voordeeligste. De overheid als kapitalist echter, denkt in do eerste plaats aan zichzelf. Wat dit beteekent yi onze wereld van bewapening en oorlogs rusting, behoeven we niet nader aan te duiden. Ze produceert voor de eigen behoefte, ook wanneer productie voor het volk financieel voordeeliger zou zijn, omdat daar behoeften bestaan, waarvoor men zich betrekkelijk groote financieele offers wil getroosten. Zoo valt er dus voor het kapitalistisch stelsel ook wel wa.t te zeggen!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1937 | | pagina 5