Engelands vloot in bfandsloffenflood
DE DRIE iMiïhKETIERS
Koninklijk Nederlandsch
Landbouw Comité
DEIJ
J
Olie of kolen?
Radioprogramma
EIMELIJKE
STRIJD
Of misschien beide producten?
Het voordeel van olie.
Genoemde vraag kan van twee zijden be
keken worden: van een technische en van
een strategische. Technisch gezien weet ie
der zeeman, die op beide soorten schepen
heeft, gevaren, dat aan het met olie gestook
te schip de voorkeur moet worden gege
ven. Moeilijker is reeds de strategische
zijde van het vraagstuk te beantwoorden.
Een schip, dat met oliemachines
is uitgerust, kan zich langer en
verder van een bunkerplaats verwij
derd houden, want een voorraad
kolen is sneller verbruikt dan een
voorraad olie.
Ook kunnen de met olie gestookte machi
nes langer op volle kracht werken en bo
vendien kan een schip met oliemotoren in
tegenstelling met het schip met stoomketels
een dik rookgordijn ontwikkelen en vooral
dit laatste is in een eventueélën oorlog van
groot belang. Aldus schijnt voor de vloot
olie in alle opzichten superieur aan kolen
te zijn.
En het nadeel
Maar het nadeel van de olie, dat aan de
Britsche admiraliteit zooveel moeilijkheden
berokkent, ligt. opgesloten in de vraag: hoe
komt de Britsche vloot in geval van ernst
aan voldoende olie. Het moederland Enge
land met zijn overzeesche bezittingen heeft
slechts de beschikking over 5 a 6% van
zijn behoefte aan olie. 94% moet Engeland
dus betrekken tut landen, welker olievoor
raden niet onder Britsche controle staan.
Dat zijn Nederlandsch-Indië, eenige deelen
van Zuid-Amerikn, de Vereenigde Staten,
Mexico, Iran en Roemenië. 50% ontvangt
Engeland uit het wsten, 30% uit het Noor
den en 14% uit kleine, niet onder Engel-
sche controle staande staten.
Zoo is Engeland in geval van oor
log voor wat de dekking van zijn
behoefte aan olie betreft, op de
vriendschap en den goeden wil van
vreemde mogendheden aangewe
zen.
Het ontbreekt dan ook niet aan stemmen,
welke aan kolen de voorkeur willen geven.
Het grootst in aantal zijn echter de men-
schen, die voor beide, dus voor een kolen-
en oliestookinrichting, gecombineerd op
elk schip, pleiten.
Het vraagstuk der torpedojagers.
Intusschen schijnt de Britsche admirali
teit toch aan een vloot met oliestookinrich
tingen te wiMen blijven vasthouden. Zij
gaat daarbij uit van de overweging, dat in
tijden van oorlog de Engelsche vloot in
ieder deel van de wereld en niet slechts
aan de kolenrijke en olie-arme kusten van
het moederland, gevcchtsklaar moet zijn. In
het moederland kan men tenminste groote
hoeveelheden olie in reusachtige reservoirs
opslaan. In de wereld in het algemeen is
echter olie in tegenstelling met kolen het
meest verbreide product en de Britsche
vloot, vindt buiten het moederland gemak
kelijker olie dan kolen.
In zooverre is de rekening theo
retisch juist, maar reeds vragen
velen zich af, of zij ook practisch
juist is en men haalt daarbij voor
beelden uit den wereldoorlog aan.
Een ervaring uit den oorlog leert
Engeland, dat het vooral torpedo
jagers noodig heeft, die de handels
vloot, in het bijzonder in het Ka
naal kunnen beschermen. 450 groote
en kleine torpedojagers heeft men
aan het einde van den wereldoorlog
geteld, terwijl de Engelsche vloot
op het oogenblik slechts 140 van der
gelijke schepen bezit.
Engeland is bereid, 278 millioen
pond voor zijn herbewapening uit
te geven. Het leeuwenaandeel van
deze som wordt natuurlijk door de
vloot verslonden. Het parlement
heeft de credieten toegestaan en
de belastingbetaler weet, wat hem
te wachten staat. De wapens kun
nen dus gesmeed worden. Maar
reeds thans doet zich een moeilijk
heid voor: een bijzonder probleem
moet opgelost worden, alvorens de
scheepsteckeningen aan de wer
ven kunnen worden overhandigd,
moet Engeland zijn vloot, met ko
len of met olie of misschien zelfs
met beide brandstoffen stoken?
Willen echter in geval van oorlog slag
schepen en kruisers naar alle deelen van
de wereld vertrekken, dan zouden zij tot
hun bescherming alleen reeds 150 torpedo
jagers moeten medenemen, en waar blijft
dan het moederland, dat toch in de eerste
plaats bescherming van noode heeft en
geen olie bezit of od de opgeslagen voorra
den moet. teeren? Eerst dan zou men dus
veilig het grootste deel van de vloot met
olie kunnen stoken, indien het aantal torpe
dojagers driemaal grooter zou zijn dan op
het oogenblik.
Men moet nu afwachten, of de Britsche
admiraliteit verder wil gaan op den weg,
welken zij insloeg, toen zij het bekende
slagschip „Nelson" van een oliestookinrich
ting voorzag, dan wel, dat zij het brandstof-
vraagstuk oplost, door aan haar nieuwste
schepen zoowel een kolen als een oliestook
inrichting te geven.
Ontwerp-adres inzake vervroegde
denatnratie-mogelijkheid van con
sumptie-aardappelen. Over
dracht mestvergunningen.
Klachten inzake overdracht teelt
vergunningen. Ook in de toe
komst afzonderlijk landbouwde-
partement gewenscht. Geruch
ten over den Deenschen vleesch-
invoer.
Onder voorzitterschap van den heer J. L.
Nysingh uit de Wijk werd de maandelijk-
sche vergadering der eerste afdeeling van
het Kon. Ned. Landbouw Comité te
's-Gravenhage gehouden.
Steun consumptie-aardappelteelt.
Ingevolge het besluit eener vorige verga
dering werd een ontwerp-adres inzake het
vroeger openstellen n.1. per 1 October, van
de mogelijkheid tot denaturatie van con
sumptie-aardappelen tegen een vergoeding
van f 1.50 per 100 Kg. vastgesteld. Beslo
ten werd de andere centrale landbouw
organisaties uit te uoodigen zich te dezer
zake gezamenlijk tot den met de zaken
van den landbouw belasten minister in het
nieuwe ministerie te wenden.
Steun varkenshouderij.
Mededeeling werd gedaan van het ant
woord van den regeeringscommissaris voor
den akkerbouw en de veehouderij op de
door de drie centrale landbouworganisaties
217.
OP ENGELSCHE BODEM.
Vijf minuten later legde de boot aan den
landingssteiger aan. De officier sprong op
en bood Mylady zijn hand aan. Een rij^
tuig wachtte reeds op hen.
„Is dat ons rijtuig?" vroeg ze.
„Ja."
„Is liet ver naar het hotel, waar ik over»
nachten moet?"
„Het ligt aan den anderen kant dei-
stad."
„Goed, vooruit dan maar," zei Mylady.
De officier zorgde èr voor, dat de bagar
ge goed vastgelegd werd. Nadat alles in
orde was, ging hij eerbiedig naast haar
zitten en sloot het portier.
De koetsier was blijkbaar ingelicht. Hij
gaf de paarden een tik met de zweep en
verdween spoedig in de drukte der straten.
Daar de officier bleef zwijgen en geen
lust scheen te hebben een gesprek aan te
knoopen, leunde Mylady in baar hoelc te^-
rug en was weldra in gedachten verzon
ken over de zonderlinge ontvangst, die
haar te beurt was gevallen.
218. IN HET RIJTUIG.
De tocht duurde tamelijk lang. Na een
kwartier boog ze zich naar het venster, om
te zien waar ze naar toe reden.
Er was geen huis te bekennen. Alleen
zag men de schaduw van de boomen. welke
verward door elkander joegen. Mylady hui
verde.
Wii zijn toch al buiten de stad," zei ze
eindelijk.
De officier antwoordde niet.
„Wanneer u niet direct zegt, waar we
naar toe rijden, kunt u alleen verder rij
den. Ik ga niet verder mee, dat zeg ik u."
Ze kreeg geen antwoord.
„Dat is toch te gek," riep Mylady.
„Help. help?"
Ze was woedend baar oogen schoten in 't
donker vuur en ze boog zich voorover om
de deur te openen en naar buiten te sprin
gen.
„Wees voorzichtig," luidde bet koude ge
zegde van den officier. „U zult beslist nog
een ongeluk krijgen."
Mylady zag wel in, dat ze te ver ging.
Ze viel in haar hoek terug en begon te
jammeren.
„Waarom is men toch zoo wreed tegen
mij," hoorde de officier haar zuchten.
gestelde vraag omtrent de overdracht van
mestvergunningen.
Het bleek, dat genoemde regeeringscom
missaris tegen het scheppen van deze mo
gelijkheid bezwaar had, aangezien een
zoodanige maatregel een verhooging van de
varkenstoewijzing zou beteekenen, hetgeen
ongewenscht moet worden geacht.
Tuinbouwteeltvergunning.
Medegedeeld werd. dat naar aanleiding
van het schrijven der drie centrale land
bouworganisaties aan den regeeringscom
missaris voor de groenten- en fruitteelt,
aangaande de overdracht van teeltvergun
ningen. de minister van Landbouw en Vis-
scherij heeft verzocht hem te dien opzichte
klachten te noemen. In verhand hiermede
heeft de secretaris van de vergadering der
dag. besturen der organisaties aan de pro
vinciale landbouworganisaties verzocht hem
mcdedeeling te doen van deze feiten.
Opgemerkt, werd, dat genoemde organi
saties niet aan dit verzoek kunnen voldoen,
omdat, haar door den minister van Land
bouw en Visscherij geheimhouding is op
gelegd.
Om inlichtingen te kunnen verschaffen,
zal dus deze geheimhouding moeten worden
opgeheven.
Besloten werd voor te stellen den minis
ter in dien zin te antwoorden.
Departement van Landbouw.
Medegedeeld werd. dat de drie. centrale
landbouworganisaties een schrijven hebben
gericht aan den minister van Staat, dr. H.
Colijn, waarbij dezen beleefd in overweging
is gegeven bij de nieuwe kabinetsformatie
het afzonderlijk departement van Land
bouw te handhaven.
Invoer Deensch vleesch.
Naar aanleiding van de geruchten als zou
ons land op grond van de Oslo-overeen
komst een grooter invoercontingent Deensch
vleesch hebben toegestaan, werd besloten
de andere centrale landbouworganisaties
voor te stellen deze aangelegenheid te be
spreken met het college van regeerings-
commissarissen en eventueel verdere stap
pen te doen.
DONDERDAG 24 JUNI 1937.
Hilversum I.
8.00—9.15 KRO. 10.00 NCRV. 11.00 KRO.
2.00—12.00 NCRV.
8.009.15 en 10.00 Gramofoonmuziek.
10.15 Morgendienst.
10.45 Gramofoonplaten.
11.30 Godsdienstig halfuur.
12.00 Berichten.
12.15 KRO-Orkest en gramofoonmuziek,
2.00 Handwerkles.
3,00 Gramofoonmuziek.
3.45 Bijbellezing.
4.45 Cursus handenarbeid voor de jeugd.
5.15 Het Rotterdamsch Pianokwartet en
solist.
6 45 CNV-Kwartiertje.
7.00 Berichten.
7.15 Causerie over Christ. Lichamelijke Op
voeding.
7.30 Causerie over zeereizen.
7.45 Reportage.
8.00 Berichten ANP. Herh. SOS-berichten.
8.15 Causerie over den bouw van den Maas»
tunnel te Rotterdam.
8.45 Christ. Radiokoor, m.m.v. solisten en het
NCRV-Orkest.
9.50 Gramofoonmuziek.
10.00 Berichten ANP.
10.05 NCRV-Orkest.
10.45 Gymnastiekles.
11.0012.00 Gramofoonmuz.hierna schrift*-
lezing.
Hilversum H.
AVRO-uitzending.
8.00 Gramofoonplaten.
10.00 Morgenwijding.
10.15 Gewijde muziek (Gr.pl.).
10.30 Solistenconcert en declamatie.
12.00 Kavocs Lajos' orkest.
12.45 Gramofoonmuziek.
I.30 Kovacs Lajos' orkest.
2.10 Literaire causerie, declamatie en gra»
mofoonplaten.
3.00 Omroeporkest en solist.
4.00 Voor zieken en thuiszittenden.
4.30 Gramofoonmuziek.
4.50 Voor de kinderen.
5.30 De Palladians.
6.-30 Sportpraatje.
7.00 AVRO-Dansorkest.
7.30 „Fietstochten door Nederland", causerie..
7.45 Gramofoonplaten.
8,00 Berichten ANP. Mededeelingen.
8.15 Omroeporkest, Toonkunstkoor en solis»
ten.
9.05 Gramofoonmuziek.
9.30 Massazang met orkestbegeleiding.
10.00 Omroeporkest en soliste.
10.30 Gramofoonmuziek.
II.00 Berichten ANP. Damnieuws. Hierna tot
12.00 AVRO-Dansorkest en gramofoonmuz.
door Michael Corvln
40.
Zy had het geluk gehad weder andere
dwarsdoorslagen en rembanen te vinden en
daardoor het daglicht reeds enkele honderden
meters dichter te naderen. Toen, na weder
een moeizame klimpartij door een soort nau-
wen schoorsteen, bereikte zjj weder een hoo-
ger gelegen gan. Deze schoorsteen had slechts
een smalle spleet als doorgang aan haar
rechterzijde, welke opening echter door twee
zonderling gevormde steenblokken haast ge
heel afgesloten was. Zy duwde tegen de blok
ken en was op hetzelfde oogenblik van ont
zetting byna weer door den schoorsteen in
de depte teruggevallen. Want de blokken,
die zij voor steenen gehouden had. waren
omgetuimeld en twee afzichtelijk verwrongen
gezichten staarden haar aan. By' haar eerste
onbeheerschte vluchtbeweging had zjj zich
zoo hevig aan een scherp uitsteeksel gestoo-
ten, dat zy zich de huid van haar schouder
schaafde, wat haar weder tot bezinning
bracht. Zij belichtte de gezichten der beide
dooden met haar lantaarn en zag nu, dat zij
tot mummies verdroogd waren. Ondanks al
haar ontsteltenis schoot haar de naam Falum
te binnen. Het was immers Falum? Als kind
had zij eens een geschiedenis van een eris-
groeve gelezen, waarin een jonge mijnwerker
den dood vond en vele tientallen Jaren on
ontdekt in een hoek gehurkt was blijven zit
ten. Ook deze mannen korden wie weet hoe
lang reeds dood zijn en eindelooze jaren hier
in deze verlaten stad van holen gezeten
hebben. Nog steeds over alle leden sidderend,
stapte zy over de beide mummies heen.
maar lang moest zy daarna nog ronddwalen
en steeds met den verschrikkelijken angst,
dat zij misschien nog meer zulke sporen van
vroegere rampen zou kunnen ontmoeten.
Zij stond op het punt van wanhoop haar
pogingen op te geven, toen tot overmaat van
ramp ook haar lamp nog begon uit te gaan.
Maar deze omstandigheid werd juist haar
redding. Zij stond weder aan een kruisweg en
zij had haar nu nutteloos geworden lantaarn
op den grond gezet. In het wegstervende roode
licht staarde zij de beide zwarte spelonken in.
die links en rechts van haar gaapten. Eens
klaps kwam het haar voor, alsof zij in het gat
aan haar linkerzijde uiterst vaag en als ge
dempt door een dichten sluier, een bleeke
schemering ontwaarde. Zij strompelde, nog
slechts als een dier den zwakken lichtschijn
volgend, over den ongelijken grond voort.
Haar vroeger reeds aan de knieën, elbogen en
schouders gescheurde kleeding veranderde
door de scherpe steensplinters hoe langer hoe
meer in flarden maar het licht nam toe!
Nu stond zij op den bodem van een buis.
die regelrecht in den hemel uitliep. De voor
zienigheid had haar een der oude, verlaten
schachten laten vinden en door haar tranen
heen, die haar nu in stroomen over de wangen
liepen en haar blik verduisterden, herkende
Esther in de eindelooze verte een ster. Deze
schacht had nog geen lift, maar een naar het
Esther voorkwam eindeloos aantal ladders
vormde een weg naar boven. Hoewel het te
vreezen was. dat vele sporten vergaan en
onbruikbaar geworden zouden zijn. waagde
Esther toch zonder zich een oogenblik te be
denken de klimpartij. Tweemaal, driémaal
braken er meerdere sporten onder den druk
van haar voeten weg, telkens gelukte het haar
zich vast te klemmen en na een ware eeuwig
heid trok zjj zich onder aanwending van het
laatste restje van haar krachten over den
rand der schacht, die als veiligheidsmaatregel
slechts door een vervaleln houten schutting
omringd was.
De omgeving waarin zy zich nu bevond,
was haar volkomen vreemd. Zy probeerde nog
enkele schreden te loopen, .^aar toen zag zij
een paar menschen over ten weide naderen
en verloor zij plotseling al haar zelfbeheer-
sching. Zy zonk bewustloos ineen en kwam
eerst weder bij in het directiegebouw, waar
men haar in de haar reeds toegewezen kamer
te bed gelegd had.
Van het gezelschap, waarmede zij in de
mijn was afgedaald, was verder nog niemand
teruggekeerd, maar men had door klopsig
nalen reeds vastgesteld, dat allen in leven
gebleven waren en nog slechts van de reddings
brigade door een instorting waren gescheiden.
Op haar leger hoorde Esther een gelijk
matig en onophoudelijk gerui^ca, dat slechts
af en toe even aanzwol. Eefst kon zy niet
begrijpen, wat dat kon zijn, maar toen zij na
den middag met pijnlijke en als gebroken leden
opstond en aan het venster trad, ontdekte zij
in het licht der dalende zon de oorzaak. De
binnenplaats en het terrein rondom de
schacht moesten wel vol menschen staan en
zelfs de open vlakte tusschen het directie
gebouw en den ringmuur was met groote
groepen belangstellenden bezet. Het waren
meest vrouwen, de vrouwen der mijnwerkers,
die nog beneden waren en wier lot men nog
niet kende. Het geruisch werd veroorzaakt
door het onrustige voetgeschuifel der menigte
en door het fluisteren der menschen. die het
niet waagden hardop te spreken. Slechts af
en toe klonk hier en daar het luidere
schreien van een enkele stem. dat dan gevolgd
werd door een aantal andere, doch spoedig
placht te bedaren, tot weder alleen het ang
stige en beangstigende gemurmel overbleef.
Eensklaps hoorde Esther schreden, die haar
kamer naderden en zy legde zich haastig
weder te bed. De schreden hielden voor haar
deur op een een vrouwenstem Esther her
kende haar als die van het dienstmeisje
verklaarde, dat de dame nog sliep.
„Goed. Dan zal ik hier voor de deur wachten.
Zij mag onder geen voorwaarde vertrekken
voor ik haar hm gesproken heb."
De mannestem, die deze woorden geuit had,
werd zachter, maar Esther verstond alles even
duidelijk, of zij naast den spreker stond. „Heb
je niets verdachts opgemerkt? Zij gaat om
met Russen, Bolsjewisten ja, werkelijk..."
Wat nu nog volgde, werd nog zachter ge
zegd en drong niet duidelijk tot Esther door.
maar toen hoorde zij hem weder op een
cenigszins luideren toon om een stoel vragen,
daar bij voor de deur de wacht wilde blijven
houden tot de dame op zou staan.
Ondanks het hevige kloppen van haar hart,
bleef Esther nog wel een volle minuut bewe
gingloos in haar bed liggen nadenken. Men
hield haar dus voor een helpster der Russen,
vermoedelijk voor een agente van Jury. Deze
verdenking was even verkeerd en dwaas als
gevaarlijk. Wanneer men haar onderzocht
en zij twijfelde er niet aan, of de Engelsche
crimineele politie verstond het om verdachte
individuen te onderzoeken zou men het
horloge met de fotografieën vinden.
Zij huiverde en de koude, die haar lichaam
doortrok, maakte haar volkomen wakker en
vastberaden. Er stond haar slechts één ding
te doen: zy moest dien man voor haar deur
ontloopen.
Stil als een muis stond zij op en begon zy
zich aan te kleeden. Haar schouder, knieën
en elbogen veroorzaa.kten haar helsche pijnen,
maar daar lette zij jfiiet eens op. 3eConde
vreesde zy, dat de -'deurknop omj>.c,-aaid zou
wórden en de pol itieman zou (ien
Zy sloop naar de deur en schoof den gr<-
er voor. Dat gaf haar althans voor
oogenblikken veil igheid. Toen Sleed lein
het venster en kc »ek naar beneden. H
was nu verlaten, ït want iedereen was te
de schacht saane-igestroomd, waar rn
oordeelen naar heet steeds luider worden ge
schrei, zeker dooden of gewonden boven
bracht. Zij schoof het onderste deel van het
raam open. De afstand tot den grond bedroeg
vier of vijf meter, maar de muur bezat als
versiering bedoelde diepe groeven, waaraan
zij wel houvast dacht te kunnen vinden.
Zij keek nog eens achter zich. Haar kamer
lag in schemerlicht gehuld. Fluks schikte zij
het beddegoed zoo, dat men bij een vluchtigen
blik in het vertrek kon denken, dat er een
mensch onder de dekens lag, en klauterde toen
vlug en handig het venster uit. Zij vond dade
lijk een steunpunt voor haar voet en trok,
terwijl zij zich met de eene hand aan de
vensterbank vastgeklemd hield, met de
andere het schuifraam weder dicht en kwam
toen spoedig, half hangend, half vallend,
zonder opgemerkt te zijn, op den beganen
grond te land.
Er viel niet aan te denken om door de
poort te vertrekken, want men zou haar daar
zeker herkennen en aanhouden. Dus over den
muur. Snel liep zij naar het opgehoogde ge
deelte van het terrein, werkte zich op den
muur en liet zich er aan den anderen kant
weer afglijden. Er scheurde iets, maar daar
sloeg zij geen acht op. Juist toen zij den
sprong waagde, hoorde zy een motorfiets
naderen- en voorbijrijden.
Eerst liep zij langzaam een paar verlaten
straten door, tot zij meende ver genoeg van
de myn verwijderd te zijn om te durven
draven. Haar doel was The Crown, maar het
was wel zeer de vraag of de auto, waarvan
Selfride geschreven had, er nog zou staan.
Het begon te regenen. Dat was een gunstige
omstandigheid, want nu viel haar harde loopen
niet zoo op en kreeg iedereen op straat meer
uitsluitend met zichzelf alleen te doen. Zij
bereikte het parkeerterrein naast het hotel,
laar daar stonden verscheidene auto's. Hoe
^est zij nu de rechte vinden?
(Wordt vervolgd.)