ati ®fl lêa DE DRIE MUSKETIERS Het zwaard van de Japansche ridder Samoerai was de bekendste ridder van Japan. In tegenstelling met de andere Japanners, die slechts één zwaard mochten dragen, droeg Sa moerai er twee. Daarom was het, dat men hem al spoedig „De man met de twee zwaarden" ging noemen. En als de Japanse kinderen verhalen worden verteld van de vroegere grootheid van hun land en van de heldendaden der ridders, dan neemt Samoerai daar steeds 'n grote plaats in. De verdediging van zyn vaderland was hem opgedragen, en het wapen, waarmede hij zijn land diende, was zijn zwaard. Daarmee kon hij omgaan als geen ander. Wanneer de vijand pijlen op hem afschoot, dan wist hij «Sze met zijn zwaard op te vangen, en in de lucht middendoor te snijden. Het smeden van zwaarden is in Japan een heel oud beroep. Voor tweeduizend jaren hield men zich daar reeds mee bezig; het ging van vader op zoon over en menige wapen smid bezit op het ogenblik een smederij, die reeds langer dan vier honderd jaar in de familie is geweest. Het maken van de kling vereist zeer veel arbeid. Meer dan vijf en twintig maal wordt dit Dewerkt. En na iedere bewerking wordt het be streken met een mengsel van slijk en as, waarna het op een vuur tot 800 graden verhit wordt. De kern van de kling bestaat uit een stuk staal, dat slechts zeven- of acht maal gesmeeo wordt en derhalve tamelijk week is. Voor het lemmet neemt men staal, dat vijfentwintig- maal gesmeed en zo hard als glas is. De twee soorten staal worden vast aan elkaar gesmeed en zo wordt het zwaard niet alleen scherp, maar ook buigzaam en vrijwel onbreekbaar. Een goede Japanse kling kan een helm door midden slaan zonder daar. bg beschadigd te worden. Om een kling van anderhalf pond te smeden, heeft de smid zeventien pond ijzer nodig en twee en twintig honderd pond houtskool. Wanneer het zwaard klaar is, gra veert hij op het handvest zijn naam. De beroemdste zwaarden waren Ma- samoene en Soekesada; een zwaard van deze smeden kost tegenwoordig nog altijd (zonaer versieringen) Een driewieler van het jaar 1655 Wanneer men vandaag aan de dag de prachtige gestroomlijnde Merce des- of Alfa-Romeo-racewagens ziet, wie denkt dan nog terug aan de tijden, toen een Fordje op hoge poten een zeldzaamheid was en een weelde weike slechts enkelen zich veroor loven konden? Maar dat er in 1655 al zo'n soort „voorloper" van de automobiel uit gevonden was, dat hadden jullie toch niet kunnen denken! 't Was een heel primitier wagentje op drie wielen en het bewoog zich op ongeveer dezelfue wijze voort als tegenwoordige wagens voor mensen, die een of ander gebrek aan hun benen hebben. De uitvinder ervan was Stephan Farfler. Reeds vanaf zijn derde jaar waren zijn oeide benen verlamd. Dat hij nooit zoals andere mensen lopen kon, was een groot verdriet voor hem. Nooit kon hij uitgaan, als niet de een of ander hem hielp. Hij zon en peinsde net zolang, tot hij een „machine" vond, om, zonder hulp van anderen, vooruit te komen. 't Was maar een klein wagentje en erg gemakkelijk kon hy er niet in zitten. Hij moest zich een beetje „opvouwen". Maar... het ging! De man straalde natuurlijk van geluk, telkens wanneer hy met ^jjn karretje op stap was, en de mensen belangstel, lden vroegen, hoe of dat toch wel in elkaar zat. Velen waren r, die zijn wagen namaakten. En toen Stephan in 1689 stierf, verscheen er een vlug schrift. waarin Stephan Farfler voor gesteld werd, zittend in zijn eigenge maakte wagen achter hem de stad Neurenberg en boven htm een wolkl ongeveer negen duizend gulden. Nu de techniek zo vooruit gegaan is, ook wat het smeden van zwaarden betreft, heeft een smid, geholpen door drie knechten, toch altijd nog minstens tien dagen nodig om een goed zwaard te smeden. De schede bestaat uit gelakt hout. Een pijl en een licht mes, dat vroeger Samoerai naar zyn vijanden, welke op de vlucht geslagen waren, wierp, steken dikwijls naast het zwaard in de schede. De versieringen zijn dikwijls prach tig en zeer kostbaar, maar de kling is toch het voornaamste van het zwaard, en daarnaar wordt het ook verzorgd. De Japanner bindt zich 'n doek voor de mond, wanneer hij zijn zwaard schoon maakt. Het staal mag niet beslaan door zijn adem! De grootste onderscheiding voor een Japans ridder was vroeger, van zijn vorst een „edel" zwaard te ont vangen. En wanneer de vorsten in Japan elkander een cadeautje wilden geven als bljjk van hun hoogachtig, viel hun keuze altijd op een zwaard! Een reeks gewichten Om goed te begrijpen, waarbij het om dit probleem gaat, zullen we een bepaald geval aannemen. We moe ten b.v. 29 gram suiker afwegen. Welke gewichten moeten we nu ge bruiken? Men kan het natuurlijk zo doen, dat mm op de ene schaal 30 gram zet en op de andere, bij de suiker 1 gram. Men -kan ook ver schillende gewichten gebruiken, zo dat deze te zamen 29 gram vormen. De vraag luidt nu: welke gewichten 7:jn er nodig, om alle mogelijke aan tallen grammen, vanaf 1 gram te kunnen vormen? Geleerde menschen hebben dat uitgerekend en zijn# tot de slotsom gekomen, dat daartoe nodig zijn: 1, 2, 4, 8, 16, 32, 64, 128, 256, 512, 1024, 2048, 4096 enz. Zoals men ziet is telkens het volgende gewicht het dubbele van het voorafgaande. En men kan zelf nagaan, dat met deze gewichten werkelijk alle mogelijke voorkomende getallen kunnen wor den gevormd. De bovenste teekening telt in het geheel 6 gewichten en hiermede kunnen alle gevallen van 1+2+4+ 8+16 32=63 opgelost worden. Voor 29 zou men b.v. kunnen ge bruiken 16 en 8 en 4 en 1 gram, voor 40 chter 32 en 8 gram. In het ,practische" leven rekent men echter meer met ronde getallen zoals 10, 20, 30, 40, 50, 100 gram enz. en om deze te vormen met de „geleerde" gewichten, is men nog niet zo gauw klaar. Daarom heeft de koophandel een ander stel gewichten, de „practi- sche", welke op de onderste teke ning weergegeven is. De eerste zes ervan zijn: 1, 2, 2, 5, 10, 20 gram, die getallen met twee, komen hierbij steeds dubbel voor; het gaat dus verder: 20, 50, 100, 200, 200, 500, 1000 gram, enz. Ook hiermede kan men zulke aantalen gewichten vor men, b.v. 29 gram: 20 en 5 en 2 en 2 gr. Bij de eerste zes „geleerde" ge wichten komt men, zooals wy reeds zagen, tot 63, bij de „practische" komt men tot 1+2+2+5+10+20= 40 gram. De hond van Wim moest leren springen, Hij stond in de hoepel en hij rilde... Ja, van angst, want Wim werd kwaad, Nam een stok maar de hond wist raad. Vader, die alles had bekeken, Sprak: „Ik zal de hond wel wreken" De abrikozenboom De Abrikozenboom, welke ons een even smakelijke als uiterlijk mooie vrucht schenkt, wordt met zorg ln vele onzer tuinen aangekweekt; in de meer Zuidelijke streken van Europa, vooral in Frankrijk, teëlt hij gemak kelijker voort en bloeit er weliger dan oorspronkelijk in het warme Oosten. In de zpmer kunnen de tuinders de heerlijke, sappige en gezonde vruch ten van de boom afplukken. In geheel ons werelddeel, dus in heel Europa is de abrikozenboom zeer geliefd. Vreemd is het evenwel, dat men de boom haast nooit in open land, maar altijd in besloten plaatsen aantreft. Het lijkt wel of men de tere vruchten aan het gezicht van de voorbijgangers wil onttrekken door de bomen schuil te laten gaan achter een groen van heesters of achter een kleine muur. De reden hiervan is echter, dat de tuinders de abrikozen- bomen tegen wind willen bescher men, omdat de vrucht niet zo mooi groeit, als de boom in het open veld staat. Het is niet moeilijk de bomen te kweken, maar wel om ze in stand te houden. Het grootbrengen van de boompjes geschiedt dan ook met grote zorg, de minste vorst zou de bloemen doen verschrompelen, ter wijl de bloesems ook tegen de felle zon beschermd moeten worden. De bloemen van de abrikozenboom zijn op de takken gehecht en de vrucht, welke geen merkbare stengel heeft, raakt daar dadelijk aan. De bladeren van de boom zijn hartvormig, zoals je op de afbeelding kunt zien. De bladeren hebben een gekarteld randje en zyn spits aan het uiteinde. Als men de abrikozenvruchten in de volle wind zou kweken, dar. zou men kleine vruchten krygen, maar ook heel sappige vruchten. Kweken de tuinders de abrikozen tegen een be schuttende muur, of achter andere struiken en bomen, dan krijgt men wel grote vruchten, maar niet zo sappig en door-rijpt. Deze laatste zijn ook minder geurig. Men heeft verschillende soorten abrikozen, welke slechts door de meer of minder sprekende kleur der vruchten te onderscheiden zijn. De beste soorten abrikozen in Nederland komen in Noord-Brabant voort. Hier leent de grond zich buitengewoon goed voor de boompjes. EEN EIGENAARDIG PLAATS VERVANGEND VOERTUIG. Bij de laatste oefeningen voor het kroningsfeest van den Koning van Engeland gebruikte men .in plaats van d e koninklijke galakoets een grote Engelsche militaire wagen, die met paarden bespannen, door de straten van Londen werd getrokken, terwijl de troepen aan deze wagen gebruikelijke eerbewijzen toonden. POPEY EN DE GEESTELIJKE VADER. HET GEHOORZAME LUCIFERS DOOSJE. Een aardig kunstje is wel het volgende. Je legt boven op je hand een lucifersdoosje, natuurlijk leeg. Nu zeg je er tegen: „kom ga eens opstaan," en tot verbazing van alle aanwezigen zal het doosje inderdaad op gaan staan. „Hoe is het mogelijk? Je legt het doosje met het laad je een heel klein eindje naar buiten op de rug van je hand. Ongemerkt sluit je het nu, maar je zorgt er voor, dat er een klein stukje van je vel tussen is gekomen. Als je tegen het doosje praat, strek je je hand, waardoor de huid verandert en het doosje omhoog trekt. Trek je je hand weer samen, dan gaat het doosje weer rustig op de rug van je hand liggen. Een aar dig kunstje, vinden jullie niet? Met Vacant ie 2S5. ATHOS VERDEDIGT ZICH. „Ik mag misschien wel beweren", antwoordde Athos, „dat de dscipline nooit door ons veronachtzaamd is. Maar we hebben geen oienst en meenden daarom, dat we vry over onzen tyd konden beschikken. Indien Uwe Eminentie echter een bijzondere opdracht heeft, zullen we ons vereerd voelen, deze uit te voeren. Zooals Uwe Eminentie ziet zijn we tot aan de tanden gewapend." Het laatste zy hy met gefronst voorhoofd, want het verhoor weru hem toen werkelijk een beetje al te erg. Hij wees daarbtf ook op de geweren, welke ian rotten stonden - „Wat zyn jullie toch vier gezwore nen, bewapend en bewaakt, zooals je daar zit," zei de kardinaal. Het bloed schoot Athos naar het gezicht en vliegensvlug kwam hy een pas op den kardinaal toe. „Men zou meenen, dat Uwe Emi nentie ons verdacht". „Menigeen moet zich aan een ver hoor onderwerpen", antwoordde de kardinaal. „Zeg my' eens Aramis, wat was dat voor een brief, die je voorlas en daarna verstopte?" „Die brief is van een Dame af komstig, kardinaal." 286. DE KARDINAAL VERTREKT. „Ik kan me zeer goed begrijpen, dat men met zulke brieven zeer voor zichtig is. Maar een geestelijke raag men zooiets wel laten zien en jullie weten immers wel, dat ik ook een geestelijke ben." „Eminentie!", wierp Athos buiten gewoon kalm in het midden, hoewel hij daardoor zijn hoofd in de waag schaal stelde, „de brief is van een Dame, doch noch door Marion de Lorme, noch door Mevr. Aiguillon onderteekend." Beide dames behoor den tot de goede bekenden van den kardinaal. De kardinaal werd lijkbleek en zijn oogen schoten vuur. Hij draaide zich om, als om zijn schildknapen een bevel te geven. Athos zag deze bewe ging en deed een stap in de richting van de geweren, waarop allen hun blikken gericht hadden als menschen die weten, dat ze niet van plan zijn zich gevangen te laten nemen. De kardinaal zag waarschijnlijk in, dat de kansen te ongelijk verdeeld wa ren zeven tegen drie. Maar hij was een groot tooneelspeler en daar om verborg hij zijn toorn met een innemende glimlach.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1937 | | pagina 11