DE DRIE MUSKETIERS
De Schotsche rolt en
De
Help!
Drie gouden sleutels
Feesirii
Radioprogramma
Feuilleton
PETIAN
DE „CLANS", EEN OUDE, MERK
WAARDIGE INSTELLING.
Ter gelegenheid van het 'bezoek,
dat de Engelsche koninklijke fami
lie kortelings aan Schotland bracht,
staat dit land weer eens in het
brandpunt, der belangstelling. Het
js trouwens toch een merkwaardig,
zeer karakteristiek land, waar zeer
oude gebruiken in zwang gebleven
zijn. De doedelzak en het beroemde
Schotsche rokje, dat de heeren met
zooveel zwier dragen, zijn alom
bekend.
Schotland behoort tot een. van de merk
waardigste landen op aarde. Dit is zelfs
zoo sterk, dat de Engelschen ten opzichte
van dit land een bepaalde houding aanne
men. Zoo zijn er bijvoorbeeld Engelschen,
die nooit een voet in Schotland zullen
zetten, omdat zij er zich niet thuis gevoelen,
■Andere daarentegen kennen geen grootere
vreugde, dan hun vacant ie in het ge
bergte door te brengen. Van hun kant zijn
de Schotten, hoewel ze sedert honderden
jaren om economische redenen gedwongen
zijn, te emigreercn, echte patriotten. Ook
moest Schotland in den strijd tegen Enge
land het onderspit delven, al behaalden
de Schotten veel kleine overwinningen. Het
jaar 1715, toen de hertog van Cumberland
met zijn soldaten een geweldig bloedbad in
het Schotsche Hoogland aanrichtte, dat men
thans nog niet. vergeten is, bracht de uit
eindelijke beslissing. Sinds dien tijd gingen
de Engelsche en Schotsche geschiedenis
hand in hand en was het Britsche eiland
vereenigd.
Verschillen tusschen het Engel
sche en Schotsohe volk.
Tocli bleven er belangrijke verschillen
tusschen het Engelsche en Schotsche volk
bestaan, die vooral betrekking hebben op
opvoedkundig en godsdienstig gebied. Geen
Engelscliman is \rotsch op zijn schoolvor
ming, die hij ver achterstelt bij de opvoe
ding, die hij in het practische leven krijgt.
In tegenstelling daarmee schat men in
Schotland de schoolopvoeding zeer hoog en
steeds behoudt men daar de waardeering
,voor de wetenschap. Engeland drijft hier
natuurlijk den spot mee, en spreekt van
de Schotsche beschavingsverbeelding. Ook
oefent men er kritiek uit op de Schotsche
godsdienstigheid. Inderdaad is Schotland
een uitgesproken religieus land, waar de
geestelijken urenlange preeken kunnen hou
den. En reeds lang, toen het in Engeland
veroorloofd was, op Zondag te tennissen of
te dansen, hield Schotland nog vast aan de
viering van den Zondag.
Veeten uitvechten hij het geluid
van de doedelzak.
Hiermede heeft Schotland even
wel tevens zijn mystieke neigingen
bewaard. Nergens op het Britsche
eiland spreekt men zooveel over spo
ken en geesten het Loch-Ness-
monster niet te vergeten die door
de oude kastcelen en door de bos-
schen dwalen, als juist in Schotland.
En hoe nuchter en kalm de Schot in
het dagelijksch leven ook is, bij een
of andere feestelijke gelegenheid
komt zijn ware aard hoven.
Geen feest kan overtroffen worden door
het Caledonische bal, dat zij in Londen ge
ven. De klanken van het orkest worden
overtroffen door het zangerige geluid, dat
het nationale muziekinstrument de doedel
zak maakt, waarbij dan de nationale dan
sen, de „reels" gedanst worden. Hoewel de
doedelzak slechts een paar tonen kan voort-
Langs de mooiste buitenwegen
Trekt een auto-karavaan,
7 Zijn de. glunderende oudjes,
Die een dag uit rijden gaan.
En ze kijken en ze wijzen
Naar zooveel, wat d'aandacht trekt,
En zooveel herinneringen
Weer aan vroegere dagen wekt!
Neen, ze werden niet vergeten,
Want hun auto kwam toch vóór,
Veerend in de zachte kussens
Gaan 3' er blij verbaasd vandoor,
Want ze trekken uit hun tuintjes,
Uit hun vaak zoo stil gezin,
Met een rijke, diepe vreugde,
Recht de wijde wereld in!
En in heel veel oude oogen
Kwam iels van de jeugd terug,
Zeer veel krasse oude heeren
Strekken zelfbewust hun rug!
Zeer veel krasse oude dames
Brengen ons hun eerc-groet,
Als een dank voor al het mooie,
Wat een ander voor hen doet.
Gij, die nooit nog hebt gereden,
Vul Uw wagen ook eens bij,
Ga bok eens Uw plaatsje zoeken
In die lange auto-rij.
't Is niet veel, wai d'oudjes vragen,
Want hun wensclijes zijn maar klein,
Breng ze eens één enk'len middag
Midden in de zonneschijn!
En gij. die in dezen zomer
Reeds Uw feesirii hebt volbracht,
7c Heb een splinternieuw ideetje,
Maar ik zeg het héél,... héél zacht!
Weet IJ, tegen eind Augustus
Vindt U, dat 7c te veel verlang?..
Toe, de zomer is zoo prachtig,
Ende winter duurt zoo lang!
KROES
(Nadruk verboden.)
Juli 1937.
brengen, is hij toch in staat, de toehoorders
in extase te brengen, waarbij men onwille
keurig denkt aan de religieuze feesten in
het Verre Oosten. Men begrijpt, dat bij de
opwindende tonen van deze muziek veeten
uitgevochten worden, waarvan de wreed
heid haars gelijke niet kent.
Het clanstelsel.
Want wanneer de Schotten niet tegen
Engeland oorlog voerden, dan hadden zij
onder elkaar wel wat uit te vechten. Dit
waren geen burgeroorlogen, maar de veeten
van de „clans", die voor de geschiedenis
van Schotland zoo karakteristiek zijn.
Slechts tot aan de Engelsche Noordgrens, en
beslist niet daarbuiten, kon het leenstelsel
van de Middeleeuwen van het vaste land
van Europa, ook daar wortel schieten. In
Schotland daarentegen bestond de clan, de
Schotsche familiestam, waar juist, in tegen
stelling met het feudale stelsel, de zoon den
vader niet opvolgde, maar waar de opvolger
door de clangenooten gekozen werd. Te
genwoordig heeft het clansysteem natuur
lijk zijn politieke beteekenis verloren. Even
wel niet de moreele beteekenis. De Came-
rons, en de Campbells, de Mac-Donalds en
de Mac Kenzies, de Frasers, Gordons en
Mac-Leans, hebben ook tegenwoordig nog
hun hoofden, die door de stamgenootcn als
hun heer en meester erkend worden. En
al is nu een van de clangenooten een mar
kies, de ander een arbeider, het saamhoorig-
heidsgevoel blijft bestaan.
De nationale kleederdracht.
De uiterlijke, samenhoorigheidsteekenen
van de clangenooten zijn de clankleuren,
die in het buitenland door de zoogenaamde
Schotsche plaids bekend geworden zijn. De
ze clankleuren worden op doeken en das
sen, maar vooral op de beroemde rokken
van de Hooglanders aangebracht., op de
„kilts", die evenwel slechts een gering on
derdeel vormen van het uiterst gecompli
ceerde Schotsche nationale costuum. Even
als alle volksdrachten, is ook de Schotsche
duur, zoodat ze alleen bij feestelijke gele
genheden en dan hoofdzakelijk nog in ver
mogende kringen gedragen wordt, Maar, een
heel gezelschap in „kilt" gekleed is dan ook
wel een zeer schilderachtig schouwspel,
waarbij vooral de heeren door hun kleuren
pracht opvallen. Een Schotsche dame mag
263.
VERGIFFENIS.
Ach, Felton, ik meende, dat, hij schertste
of me slechts bang wilde maken. Maar na
een uur bedenktijd verscheen hij weer in
gezelschap van een gemaskerde persoon,
die een vuurbaak in de hand droeg.
Ook hij zelf droeg een masker, maar ik
herkende hem op het eerste gezicht. „Hebt
u al een beslissing genomen?" vroeg hij.
„Wilt u een eed afleggen? Mijn eenige ant
woord daarop was een hoonend gelach.
„Beul ,doe je plicht," riep hij met donde
rende stem.
Het volgend oogenblik werd ik op den.
grond gesleurd en voelde de stekende pijn
van een gloeiend ijzer in mijn schouder."
Felton uitte een onderdrukte kreet.
„Zie hier, Felton," riep Mylady, terwijl ze
zich met de houding, een koningin waar
dig van haar plaats verhief. „Zie hier,
welke nieuwe gruwelijke marteling men
voor een onschuldig meisje had verzonnen,
dat het slachtoffer was geworden van de
onmenschelijkheid van een echte schurk."
264.
HOOG SPEL.
Met gekunstelde toorn toonde ze den jon
gen officier het onuitwischbare teeken, dat
haar mooi gevonmde schouder ontsierde.
Ontdaan, knielde Felton neer. „Maar,"
schreeuwde hi.j uit, „dat is immers de
Fransche lelie."
„Ja, juist daaruit bestaat de schande
lijkheid van deze misdaad", riep Mylady
uit. „Als het het Engelsche brandmerk ge
weest was, dan had hij moeten bewijzen,
welke rechtbank mij tot deze onteerende
straf had veroordeeld. Maar om me van dit
Fransche brandmerk weer te ontdoen, was
me absoluut onmogelijk."
„Oh, vergeeft u me toch", stamelde Fel
ton en overdekte Mylady's handen met
kussen. „Vergeeft u me, dat ik ook tot uw
beulen behoord heb.' En als een echt Pu
ritein liet hij haar handen los, om haar
voeten te kussen.
Er werd geklopt. Felton stormde naar de
'deur, rukte ze open en stond sprakeloos
en geheel in de war tegenover een sergeant.
Mylady, die 'begreep, dat hier iets' ge
daan moest worden, greep de dolk, welke
voor haar op tafel lag en riep uit:
„Met wel recht wilt u mij verhinderen,
zelfmoord te plegen?"
dan al bij een Parijsche kleermaker de
prachtigste japon bestellen, zoodra de heer
in „kilt" verschijnt, is zij geslagen.
Rijke natuur.
Ook wat natuurschoon betreft, is Schot
land een zeer merkwaardig land. Terwijl
het lager gelegen land geheel van natuur
schoon verstoken is, biedt het Hoogland een
prachtigen aanblik.
Zoodra men Glasgow verlaten heeft, be
gint de trein te klimmen. Geweldige berg
massa's stijgen uit de wijde dalen omhoog,
waartusschen men de kristalheldere meren
ziet liggen. Hier cn daar een boerderij of
een heerenhuis, daaromheen het gebied,
waar de adelaar en het hert regeeren. Wie
hier te voet doortrekt, kan gemakkelijk ver
dwalen. Klopt hij aan een deur, dan wordt
hij met een gastvrijheid ontvangen, die alle
Engelsche grappen logenstraft.
...den man, die witten
wandelstok draagt als hij
de straat moet kruisen!
(Want zoo'n stok wordt flfe
gedragen door menschen,
die slecht kunnen zien)
WOENSDAG 21 JULI 1937.
VARA-uitzenidng. 10.0010.20 v.m. en
7.80—8.00 VPRO. 6.30—7.00 RVU.
8.00 Gramofoonmuzek.
9.30 Causerie „Onze keuken"*
10.00 Morgenwijding.
10.20 Declamatie, Radiotooneel en grarnofoon-
muziek.
12.00 Orgelspel.
I.00—1.45 Melody Circle.
2.00 De Flierefluiters en solist.
2.45 Gramofoonmuziek.
3.30 Voor de kinderen.
5,30 Gramofoonmuziek.
6,15 Sportpraatje.
6.30 Causerie „Vacantie vieren".
7.00 Vocaal concert.
7.30 Causerie „Vrijzinnig Protestantisme in
Overijsel".
8.05 Herhaling SOS-berichten.
8.07 Berichten A.N.P., VARA-Varia.
8.15 „Fantasia".
9.00 Cabaret-programma.
10.00 Berichten ANP.
10.05 Gramofoonmuziek.
10.20 VARA-orkest.
II.1512.00 Dansmuziek (Gr.pl.).
NCRV-uitzending. 6.307.00 Onderwijsfonds
voor de Scheepvaart.
8.00 Schriftlezing, meditatie, gewyde muziek
(Gr.pl.).
8.30 Gramofoonmuziek,
9.30 Gelukwenschen.
9.45 Gramofoonmuziek.
10.30 Morgendienst.
11.00 Ensemble Van der Horst.
12.15 Gramofoonmuziek.
12.30 Vervolg concert.
1.30 Gramofoonmuziek.
2.00 Kinderkoorconcert.
3.00 Christ. lectuur.
3.30 Gramofoonmuziek.
3.45 Christ. Liederenuurtje.
4.45 Felicitaties.
5.00 Kinderuur.
6.00 Gramofoonmuziek.
6.30 Causerie over het Binnenga'.,., .r.gs-
reglement en stoommachines.
7.00 Berichten.
7.15 Landbouwhalfuur.
7,45 Reportage.
8.00 Berichten A.N.P. Herhaling SOS-Ber.
8.15 Klein Dameskoor, strijkorkest en orgel,
9.00 Causerie „De jeugd moet critischer wor
den".
9.30 Vervolg concert (Om 10.00 Berichtep
A.N.P.).
10.3012.00 Gramofoonmuz. Hierna: Schrift'
lezing.
DOORt
1.
In de vijftiende eeuw kreeg Fernam Coelho, burger van Almodorrer
een stadje in het zuiden van Portugal, onaangenaamheden met Bernar-
dim Ribeiro over de grensscheiding tusschen hun landerijen. De beide
mannen werden driftig, en de twist steeg zoo hoog, dat Fernam Coelho
zijn medeburger met een tuinspade neersloeg, met het gevolg, dat
Bernardim Ribeiro op de plaats dood bleef.
Coelho hield zich eenige dagen schuil. Toen vonden hem de dienaren
van het gerecht, die hem voor de vierschaar brachten. Op het misdrijf
stond maar één straf: veertien dagen later werd Coelho ten aanschouwe
van alle inwoners van de stad op het marktplein opgehangen. De
familie Ribeiro zat op de eerste rij. Zij was tevreden met het gebodene,
maar niet voldaan. Weliswaar had het recht zijn loop gehad, maar de
eer was niet gewroken. De Ribeiro's wachtten slechts 'op een gelegen
heid om in dit gemis te voorzien. En zoo viel, tien jaren later Joajo
Coelho, op een somberen herfstavond, door de hand van Duarte
Ribeiro, die hem een welgeslepen dolk op vakkundige wijze tusschen
de derde en vierde rib aan de linker rugzijde had geplaatst. Duarte
Ribeiro hield zich eenige dagen schuil. Toen vonden hem de dienaren
des gerechts en veertien dagen later zat de familie Coelho op den
eersten rang toe te zien hoe Duarte Ribeiro volgens alle regelen der
traditie op het marktplein van Almodorrer werd opgehangen.
Zij achtte daarna haar tijd gekomen om de eer van de Coelho's, die
door den moord ernstig had geleden, te herstellen door een Ribeiro in
één van de steile straatjes, waar de rozen over de tuinmuren groeien,
op een midzomerdag om hals te brengen. Deze Coelho werd op het
marktplein opgehangen
Op een Aprilavond in 1781 wandelde Franciscus Ribeiro door zijn
tuin, die buiten de stad lag. De zon was ondergegaan, maar de warmte
van den dag hing nog tusschen de olijvenboomen. In een hoek van de
lage muren, die de tuinen begrensde, bloeide een jasmijn, waarin
hartstochtelijk de nachtegaal floot. Francisco liep te droomen in de
zoelte, waar de geur van de jasmijn doorheen vloeide. Hij dacht aan
zijn jonge vrouw en aan zijn pas geboren eersten zoon. Het geslacht
Ribeiro was een sterk geslacht, peinsde hij, en een trotsche glimlach
speelde om zijn lippen. Al vier eeuwen woonde het in deze stad en al
was het niet toegenomen in rijkdom, toch was altijd deze tuin zijn eigen
dom geweest en de hand van den vader, die den hof aan zijn zoon
had overgedragen, was de hand geweest van een vrij en eerlijk man.
Op dit oogenblik ging hij voorbij de jasmijn, waarvan de geur hem
bijna bedwelmde. De nachtegaal zong een lang aangehouden triller.
Toen schoot een zwarte gedaante van achter den heester en plantte
een dolk tusschen de schouders van Francisco Ribeiro. Deze gaf een
diepen zucht en viel voorover in het gras.
De zwarte gedaante sloop weg in den snel vallenden avond. Gongaio
Coelho had, volgens de traditie van drie eeuwen, de eer van zijn ge
slacht gewroken door een Ribeiro te dooden.
Hij daalde snel de hellingen der tuinen af, en rende schichtig door
de golvende akkers en de wijngaarden op de zuidelijke flanken van de
Siërra de Monchique, In zijn haast struikelde hij over de steenen, die
in de akkers verspreid lagen. Zijn handen grepen in de roode klei en
het bloed, dat uit de schrammen te voorschijn kwam, vermengde zich
met de roode aarde. Telkens keek hij om, zonder stil te staan, of hij al
werd achtervolgd. Maar het lichaam van Francisco Ribeiro lag nog
voorover in het gras, dat nu vochtig begon te worden van den avond
nevel onder de jasmijn, waar verliefd de nachtegaal floot. Gongaio
Coelho gunde zich geen rust. Wel ging zijn adem droog en moeilijk
door zijn benauwde keel, maar met al het uithoudingsvermogen van zijn
twintig jaren rende hij door. Hij daalde af in het ravijn aan den voet
van den Siërra de Monchique. De steenen waren glad onder zijn
voeten, de braamstruiken haakten aan zijn kleeren, of zij hem wilden
tegenhouden, maar vertwijfeld worstelde hij verder. Eindelijk, bij een
beek, die door het diepst van het ravijn liep, viel hij neer, snakkend
naar adem. Gulzig dronk hij van het koude water, en met zijn zakdoek
bette hij zijn gezicht, dat geschramd was door de dorens, en gestriemd
door de zwiepende takken. Ineens luisterde hij gespannen. Hoorde hij
het gekraak van takken, het geschuifel van voorzichtige voeten, het
gemompel van stemmen? Op vloog hij, door de koude beek, die hem
beplaste tot boven het middel, en tegen de andere helling van het
ravijn op. In het donker klauterde hij van steen op steen, hij stootte
zijn knieën wond tegen de scherpe kanten: zijn handen kleunden in
de vochtige aarde en tastten van boom naar boom. Zijn kleeren hingen
aan flarden om zijn lijf. Plotseling stoof voor hem een groote vogel
op, een duif of een patrijs, die was opgeschrikt uit zijn nachtrust, en
nu met groot geklep van vleugels een heenkomen zocht tusschen de
takken. Gongaio Coelho gaf een schreeuw van angst, zijn hart dreigde
te breken, zóó geweldig sloeg het tegen zijn ribben. Toen hij besefte,
dat het maar een vogel was geweest, wilde hij verder gaan, maar hij
was als lam geslagen. Meer dood dan levend liet hij zich vallen op het
mos. Langzamerhand voelde hij het slaan van zijn hart bedaren, en
een onweerstaanbare behoefte om hier te blijven, overviel hem. Hij
rekte den hals om beter te kunnen hooren. Maar het lichaam van
Francisco Ribeiro was nog niet gevonden, al smeekte in het kleine
huisje in Almodorrer een schreiend vrouwtje van zestien jaar den buren
te gaan vinden den vader van haar zoon.
Gongaio Coelho stond op, en ging verder. Hij wist, dat hij niet kon
blijven waar hij was. Als de wond nog niet was ontdekt, kon hij elk
oogenblik worden ontdekt, en men zou hem zoeken in de bosschen van
de Siërra de Monchique. Iedereen in het zuiden van de provincie
Alemtego en in de provincie Algarve, die iets op zijn geweten had,
nam de wijk in de Siërra, en de gerechtsdienaren kenden den weg
goed. Als hij werd gevonden zou het einde zijn: de galg op het Markt
plein van Almodorrer.
(Wordt vervolgd.)