Levensloop van den uitvinder der Radio DE DRIE MUSKETIERS Drie gouden sleutels Het kunstmatige hart Radioprogramma Feuilleton PETIAN KOLONEL LINDBERGH EXPERIMEN TEERT VERDER Strijd tegen den dood. Het „Duivelshuis'' van Saint-Gildas. In de laatste dagen is de wereld beroemde vlieger Charles Lindbergh, die zooals bekend sinds eenigen tijd in Engeland woont, met zijn vlieg tuig verschillende keeren aan de Bretonsche kust opgedoken. Hij liet zich dan door een snelle motorboot naar het eilayid Saint-Gildas in den Baai van Pouvenan brengen. Inte ressante besprekingen met Br. Car- rel riepen hem naar dit afgelegen oord. Dinard ligt tamelijk afgelegen. Ook het vliegveld van dit plaatsje is niet veel bij zonders. Het werd eigenlijk slechts aange legd ten dienste van het vischvervoer. Zelfs militaire vliegtuigen laten zich hier zelden zien. Des te meer moest het dan ook opval len, toen korten tijd geleden voor de eerste maal een zeer snelle machine op het vlieg veld daalde. Een lang en mager man, met een goedmoedig gezicht, kroop uit de ca bine, beval zijn toestel in de zorg van den mecanicien aan, nam plaats in de gereed staande auto van den commandant van het vliegveld en was een oogenblik later in het duister van den avond verdwenen. Naar de haven van Dinard ging de tocht. Daar begaf hij zich aan boord van een mo torboot en liet zich naar het eiland Saint- Gildas met zijn oeroud slot varen. Daar wachtte Dr. Carrel op zijn vriend Charles Lindbergh Het dienstmeisje vertelt i Reeds sedert het jaar 1931 werken deze beide mannen, Dr. Carrel en de beroemde piloot, samen. De menschheid hoorde daar van 'eerst iets, toen Dr. Carrel aan het Rockefeller-Instituut meedeelde, dat het eerste kunstmatige hart geconstrueerd was en werkte. Een kunstmatig hart voor de wereld zelfs nog belangrijker dan alle oceaanvluchtcn tezamen, want een kunst matig hart is een wapen in den strijd te gen den dood. En nu zitten zij opnieuw samen, in een oud slot op een eiland aan de Bretonsche kust, en beraadslagen. Niets hoort de bui tenwereld van datgene, wat er in dit ver laten oord plaats vindt. Dr. Carrol's echtge- noote, zijn assistent en twee dienstmeisjes zijn de eenige levende wezens op het eiland, afgezien van de konijnen natuurlijk, die .voor de experimenten noodig zijn. „Zij werken steeds met retorten en. die ren, den geheelen dag", vertelde een der dienstmeisjes in Dinard. „In het slot is een groote kamer, waar Jampen ook geduren de den.nacht branden pn knetteren. -On langs hoorde ik onze dochter tegen mon sieur Lindbergh zeggen: Hier ligt de grens tusschen leven en dood Toen ik dat gehoord had, heb ik snel een kruis geslagen". Sindsdien wordt het oude slot op Saint- Gildas nog slechts het „Duivelshuis" ge noemd. Want de Bretonners zijn bijgeloovi- ge lieden. Van een kunstmatig hart hebben zij nog nimmer gehoord en zij willen er ook niet van hooren. Een stuk van een hart. Reeds 20 jaar geleden begon Dr. Carrel met dezen experimenteelen strijd tegen den dood. Indertijd werkte hij nog aan het Rockefeller-Instituut te New Yorlc, samen met zijn assistent H. Eboling. Zij sneden een stukje van het hart van een kip af en legden dit op een voedingsbodem. Sindsdien is dit stukje hart steeds verder ge groeid. Ebeling heeft sinds 20 jaren geen vacantie genomen. Hij heeft slechts een taak, een doel de on sterfelijkheid van dit deeltje van een hart te bewijzen. MARCONI KON IN HET BEGIN AFSTANDEN VAN 2 K.M. OVER BRUGGEN. ROEMRIJKE LOOPBAAN. Guglielmo Marconi, die gisternacht, ovei- leed, zoon van een Italiaanschen vader en een Iersche moeder, heeft op 25 April 1874 te Bologna het levenslicht aanschouwd. Reeds als kleine jongen toonde hij een groote belangstelling voor natuurkunde en electriciteitsproblemen boeiden zijn aan dacht daarbij in het bijzonder. In 1S95 kwam Marconi tot de overtui ging, dat een telegrafiesystccm practisch bruikbaar gemaakt zou kunnen worden door toepassing van electromagnetische gol ven. In het begin van den zomer van dat jaar reeds nam hij een aantal desbetref fende proeven in het landhuis van zijn vader te Pontecchio nabij Bologna. Hoe onbeholpen zijn apparaten in het begin ook waren, spoedig verkreeg Marconi opmerke lijke resultaten. Hij slaagde er n.1. in, een draadlooze verbinding tot stand te brengen over afstanden van omstreeks twee kilo meter. In Juni 1S96 kreeg Marconi in Engeland het eex-ste patent, dat ooit verleend was voor draadlooze telegrafie. Hij zette zijn experi menten in Londen voort, demonstreerde er zijn uitvinding voor de postautoritciten en wist de afstanden tusschen de uitzendende en ontvangende stations steeds grooter te maken. In 1897 werd een maatschappij to Londen opgericht, welke den naam kreeg van Marconi's Wireless Telegraph Compa- ny Ltd. In 1899 kreeg Marconi gelegenheid het practische nut van zijn uit vinding duidelijk aan te toonen bij een., scheepsramp, welke dank zij de draadlooze berichten 'tot geringe afmetingen kon worden terugge bracht. Draadlooze verbindingen waren het Jaar tevoren geïnstalleerd over het kanaal tus schen Engeland en Frankrijk, terwijl tevens de draadlooze telegrafie bij vloot manoeuvres beproefd werd. Men kwam toen reeds tot verbindingen over afstanden van om streeks 74 mijl. Steeds grooter werden do afstanden en in 1901 slaagde Marconi er voor de eerste maal in, seinen over te brengen over dén Atlantischen Oceaan, van Poldhi in Cornwall naar St. John op Newfoundland. Het moeilijkste werk was achter de rug, de basis was gelegd de wereld was een communicatiemiddel rijker ge worden. dat diep in het moderne ieven zou ingrijpen en zonder hetwelk de tegenwoor dige wereld niet meer zou kunnen bestaan. In 1909 kreeg Marconi de groote erken ning van zijn werk in den vorm van den Nobelprijs voor natuurkunde. ïn hetzelfde jaar werd hij door den Italiaanschen ko ning benoemd tot lid van den Italiaanschen Senaat. Nationaal medeleven. Het stoffelijk overschot van den beroem den Italiaanschen geleerde zal worden op gebaard in een tot chapelle ardente inge richte zaal van het paleis der Italiaansche Academie. Het publiek zal in de gelegen heid worden gesteld langs de baar te dcfi- leeren. Reeds gisterochtend vroeg was' een groote menigte samengestroomd voor de woning van de familie Mai'coni aan de Via del Condotti te Rome. Vooraanstaande leden van regeering en partiji w.o. Müssolini, hebben zich in de ochtenduren naar het sterfhuis begeven. De ter-aarde-bestelling van het stoffelijk overschot van Marconi zal hedenavond om zes uur op staatskosten geschieden. DONDERDAG 22 JULI 1937. AVRO-uitzending. 8.00 Gramofoonmuziek. 10.00 Morgenwijding. 10.15 Gramofoonmuziek. 10 30 Gramofoonmuziek en declamatie. 12.30 AVRO-Dansorkest. 1.00 Kovacs Lajos' orkest. 2.00 Declamatie. 2.30 De Octophonikers, orgelspel en gramo foonmuziek. 4.00 Voor zieken en thuiszittenden. 4.30 Gramofoonmuziek. 4.50 Voor de kinderen. 5.30 Kovacs Lajos' orkest. 6.30 Sportpraatje. 7.00 Orgelconcert en zang. 7.45 Voor rijwieltouristen. 8.00 Berichten ANP. Mededeelingen. 8.10 Omroeporkest en solisten. 9.30 Carillonconcert. 10.00 Het Omroeporkest, opera-koor en soliste 11.00 Berichten ANP. Gramofoonmuziek. 11.30—12.00 AVRO-Dansorkest. 8.00—9.15 KRO. 10.00 NCRV. 11.00 KRO. 2.0Q —12.00 NCRV. 8.00—9.15 en 10.00 Gramofoonmuziek. 10.15 Morgendienst. 10.45 Gramofoonmuziek. 11.30 Godsdienstig halfuur. 12.00 Berichten. 12.15 KRO-orkest. (Om 1.00 Gramofoonmur ziek en postduivennieuws) 2.00 Handwerkcursus. 3.00 Orgelconcert, 3.45 Bijbellezing. 4.45 Voor de jeugd. 5.15 Zang en piano. 6.00 Gramofoonmuziek. 6.45 CNV-ik war tiert je. 7.00 Berichten. 7.15 Luchtvaartcauserie. 7.35 Causerie over voetreizen. 7.45 Reportage. 8.00 Berichten ANP. Herh. SOS-Berichten. 8.15 Christ. Mandoline-Gezelschap „Excelsior''' 9.00 Bijbelsche causerie. 9.30 Gramofoonmuziek, 9.55 Berichten ANP. 10.00 Kamerorkest „Ars nova et Antiqua". 11.3012.00 Gramofoonmuziek. Hierna: Schriftlezing. Er zijn veel pessimisten onder de biolo gen. Zij moeten overtuigd worden, hun moet bewezen worden, dat Dr. Carrel ge lijk heeft, indien hij beweert, dat slechts een deel van ons sterft. En om dit te bewijzen is Dr. Alcxis Carrel indertijd met kolonel Lindbergh, die, zoo als bekend, een groote technische begaafd heid bezit, gaan samenwerken. Zij gaan eigen wegen. De beide mannen gaan met hun werk, dat ongetwijfeld niet vrij van teleurstellin gen is, onvermoeid verder. Zij gaan geheel eigen wegen en laten zich door geen ande re meeningen uit het veld slaan. Naar ver luidt, zouden hun tegenwoordige experi menten veel en veel belangrijker zijn, dan degenen, welke men indertijd in New York ten uitvoer bracht. Desondanks kan op het oogenblik niemand zeggen in welke richting eigenlijk de idéé der beide mannen gaat, want zij hullen zich in een ondoordring baar zwijgen. Men kan dan ook moeilijk voorspellen, of zij er in slagen zullen, het menschelijk leven met een aantal jaren te verlengen. 266. DE VERZORGSTER. Vanzelfsprekend werd haar japon echter in zeer korten tijd met bloed bevlekt. Ze viel achterover en was naar liet scheen bewusteloos, toen Felton haar het mes uit de hand trok en met doffe stem zei: „Nu kunt U het zien, mijnheer. Do vrouw waarvoor ik de bewaking op me had geno men, heeft zich van het leven beroofd." „Blijf toch kalm, Felton. Duivels sterven zoo snel niet. Ga naar Uw kamer en wacht daar." „Maar mijnheer." „Ga, ik gelast het U". Felton gehoorzaamde. Terwijl hij echter naar buiten trad verborg hij den dolk ach ter zijn jas. De vrouw, die tot nu toe Mylady had verzorgd, werd geroepen en Lord Winter verwijderde zich eerst, nadat hij haar opdracht had gegeven goed voor de gewonde te zorgen. Toen Mylady be merkte, dat men haar ontkleedde, sloeg ze vlug de oogen op, waarbij ze er echter wel voor zorgde niet uit haar rol van de zwak ke, lijdende vrouw te vallen. De arme vrouw werd door den verschrikkelijken toestand van de gevangene zoo aangegrepen, dat ze ondanks alle protesten er op stond den ge heelen nacht hij haar.te blijven waken. CHARLES LINDBERGH. 265. HET LAATSTE BEDRIJF. „Goede God", riep Felton, toen hij het mes in de hand van Mylady zag blinken. Op het zelfde oogenblik hoorde men op de gang een luid hoongelach. Het was de Lord, die door het lawaai was komen kijken, en in zijn chanibcrcloak en met den degen on der zijn arm op den drempel stond. Ha ha ha, lachte hij dreunend „nu wordt zeker het laatste bedrijf van de tragedie opgevoerd Maar Felton maak je maar niet ongerust, er zal geen bloed vloeien." Mylady zag waarschijnlijk in, dat alles verloren was, wanneer ze Felton op dit oogenblik geen ondubbelzinnig bewijs van haar moed gaf. „U vergist U, Lord. Er zal bloed vloeien" riep ze uit. Moge het echter op het hoofd van den schuldige nccerkomcn." Felton uitte een kreet. Mylady had waar achtig toegestoken. Maar het mes was geluk kigerwijze of waarschijnlijk geheel vol gens berekening op de balijnen, welke in dien tijd de borst van een hooggeplaatste dame als een pantser omgaven, afgegleden. Het kleed word wel gescheurd, doch het lichaam slechts .licht verwond. DÓÓR: 2. Hij moest den voorsprong, dien de nacht hem gaf, vergrooten, 'dat was de eenige kans om te ontsnappen. Vastberaden, en rustiger nu klom hij naar boven op de steile helling, zich trekkend van boom tot boom. Toen hij de ham had bereikt, ging het loopen gemakkelijker. Hij volgde het ravijn in westelijke richting. De maan was opgekomen en wierp lange schaduwen door de schaarsche boomen. Stille nachtdieren, uilen en vleermuizen fladderden tusschen de stammen. Hij speurde de aanwezigheid van klein gedierte, dat zich schuil hield en hem aan dachtig bespiedde. Zijn voeten sopten in de doorweekte schoenen; zijn natte kleeren hingen zwaar om hem heen en bemoeilijkten hem in het gaan. De voorjaarsnacht werd koud, hij rilde ondanks de inspanning die het gaan hem kostte. Een oogenblik dacht hij erover, hier te blijven, en de komst van de gerechtsdienaren af te wachten. Ze konden hem dan ophangen, en de Ribeiro's, dat vervloekte ras, konden lachen. Maar hij zette de tanden op elkaar, en liep door naar het westen; De maan steeg in den hemel, en een overvloed van wit licht vloeide tusschen de stammen. De hemel was doorzichtig, maar verder naar de kim tintelden de sterren. De maan werd lager en rooder, de nacht werd vinnig koud en toen de ochtend kwam, kraakte het berijpte gras onder j zijn voetstappen. Hij dacht al lang niet meer na, als een machine sjokte j hij verder, ongevoelig 'voor alle indrukken, behalve voor de pijn, die langzamerhand z'n heele lichaam doortrok, Maar toen het lichter begon te worden, begreep hij, dat het tijd werd een schuilplaats te zoeken. Hij daalde weer af in het ravijn, glijdend over de dennenaalden en de naakte steenen, zich wondend aan de bramenstruiken* Tusschen een paar rotsen vond hij een grot, die werd bedekt door slingerplanten. Voor zoover hij dat in de duisternis van de kloof kon nagaan, was het een vrij goede schuilplaats. Hij strekte zich uit op den drogen grond en was, geen minuut later, van uitputting in slaap gevallen. In den vroegen ochtend was de geheele politiemacht van Almodorrer in rep*en roer. Den vorigen avond had men het lijk van Francisco Ribeiro in den hoek van zijn tuin bij den jasmijn gevonden. Stille man nen hadden het weggedragen. Zij behoefden niet te vragen naar den dader. Eén slechts van hen mompelde ..Coelho" en schudde het hoofd. Zij hadden het bericht gebracht aan den ouden Ribeiro, het hoofd van het geslacht. Die had het hoofd gebogen, en gezwegen. Maar zijn oudste zoon, de broer van Francisco, had geschreeuwd: „Vervloekt de Coelho's! Wraak voor Francisco!" Het vrouwtje had snikkend gezeten, met de handen op haar schoot, en niets gevraagd, en niet geschreeuwd om wraak. Maar door haar hoofd ging de stomme vraag: Waarom? Waarom al deze ellende, sinds eeuwen, die nu mijn jongen maakt tot een wees, en die morgen een kind van een Coelho tot wees zal maken? Waarom dit alles? Omdat zooveel eeuwen geleden een Ribeiro en een Coelho twist hebben gehad om een grenssteen". En dan had zij het kind gekust, tot het verwonderd wakker werd, en het bezworen: „Jij zult mijn jongen, mijn kleine Francisco, jij zult niet ter wille van een belachelijke familie-eer je handen bezoedelen met bloed". De burgemeester van Almodorrer had gestampt van woede, toen men hem het bericht bracht van den moord. „Alweer die vervloekte geschie denis!" riep hij uit, „zal er nooit een eind komen aan dat gemoord? Zijn wij roovers, als de Sicilianen en de Sardiniërs, of zijn wij de Lusitaniers. groot in de zeevaart, en andere vreedzame en manhaftige bedrijven? Er moet maar weer een voorbeeld worden gesteld, al weet k vooruit, dat het niet zal helpen, en dat er binnen tien jaren wéér een Coelho zal worden gevonden met een dolk in zijn hart. Gaat hem zoeken, mannen, en bouwt maar vast de galg op het marktplein". En zoo waren die vier gerechtsdienaren van Almodorrer naar het zuiden getrokken, door de olijventuinen en de wijngaarden en de akkers, die gloeien in de zon, naar de Sierrade Monchique. Zij kon den het spoor van den vluchteling volgen tot het ravijn. Zij zagen waar zijn schoenen hadden gekrast op de vochtige steenen, en waar zijn handen bij het stijgen de twijgen hadden gescheurd van de boomen. Maar boven op de ham, op de kale rotsen was geen spoor meer te vinden. Zij gingen zitten, die brave politiemannen en wischten het zweet van hun voorhoofden, want het was een warme dag. Toen dron ken zij wijn uit een groote kruik, die zijn hadden meegevoerd en aten brood met kaas en met worst, die met veel knoflook was toebereid. Daarna gingen zij een uurtje rusten. Toen waren zij weer voldoende bekomen om te beraadslagen, wat hen te doen stond. ,,Ik weet het", zei de oudste en meest ervarene. „Natuurlijk is hij naar Siloes ge gaan: daar woont een oom van hen, waar hij zeker onderdak heeft gezocht. Mijn voorganger heeft mij verteld, dat ze daar ook den vorigen Coelho te'pakken hebben gekregen. Veertiendagen later bengelde hij op de markt. Ik herinner mij dat nog heel goed: ik ben er als jongen van achttien jaar naar gaan kijken, met mijn vader. Er was toen veel volk op de been, meer dan wanneer er een gewone boef wordt terechtgesteld. Zelfs uit Cercal en Castro Verde en Mertola kwamen de menschen kijken. De heele tribune zat vol met deftige jonge dames. Het was ook een knappe kerel, die Coelho". „Net als Francisco Ribeiro nu", merkte een ander op. „Kom mannen", zei de aanvoerder, „wij moeten doorloopen, willen wij morgenavond in Siloes zijn". En zoo trok het viertal door tot den avond, nu en dan een hartigen hap nemend van de kaas en de worst, en een flinken slok uit de kruik. Zij overnachtten in een herberg, en trokken den volgenden dag naar Siloes. Daar omsingelden zij tegen den avond het huis van Gongaio's oom; de aanvoerder klopte om toegang. De oom, een kwaadaardige oude zoutkoopman, vroeg, wat die herrie te betee'kenen had. „Wij komen je neef halen, die Francisco Ribeiro heeft vermoord", antwoordde de ander uit de hoogte. „Zoo, zoo", zei de ander peinzend, „je komt mijn neef halen, die Francisco Ribeiro heeft vermoord", en toen, met plotselinge woede: „denk je, dat ik dat moordenaarsgespuis in huis wil hebben? Ik heb hem meteen weer weggejaagd. Hij zal jullie nu wel een eind voor zijn". „Waar is hij heengegaan?" vroeg de gerechtsdienaar. Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1937 | | pagina 3