fiandhi's plannen DE DRIE MUSKETIERS f Drie gouden sleutels Radioprogramma /?a lOiutA. 's cwvndS PETIAN Verontrustende uitlatingen in het blad HarijanDe ma- liatma bemoeilijkt samenwer king tusscheü regeering en con gres. Nadat het Britsch Indische Congres op raad van Gandhi besloten had, in de zes provincies, waarin het de absolute meer derheid bezit, ministeries te vormen, is de formatie der kabinetten in betrekkelijk korten tijd gelukt. Oud-strijders der bewe ging en bekende leiders hebben de functie van „premier" aanvaard: Mannen, die voor het grootste gedeelte wegens hun politieke overtuiging in de ge vangenissen gezeten hebben, bekleedtn thans de functie van minister en een bewe ging, welke nog slechts weinige jaren ge leden als illegaal werd beschouwd, neemt thans de politieke leiding in het meeren- decl der Britsch-Indische provincies op zich Bccds dit feit alleen beteekent een flin ken stap verder op den weg van Britsch- Indië naar den dominion-status. Britsch-Indië staat aan het be gin van een nieuw tijdperk in zijn politieke ontwikkeling. Eenieder is" het er intusschen over eens, dat er nog groote moeilijkheden zullen voort spruiten uit het verschil der wereldbeschou wingen, waarin de vertegenwoordigers van het Congres en die der Britsche heerschap pij (Paramountey) zijn groot geworden. Voor het oogenblik is er in ieder geval een succes behaald door het feit, dat het den vice-koning en den mahatma gelukt is, de beide vijan dige bi'oeders, regeering en con gres, tot samenwerking te bewegen. Maar daarmede is de kloof tus- schen hen beiden nog niet over brugd- en wantrouwen en misver- stand werken nog steeds zeer sto rend. „Wij zijn het armste volk tc.r wereld In het blad „Harijan" is nu een artikel van Gandhi verschenen, dat Uitsluitsel geeft over den koers, welken het Congres schip nu verder zal volgen. De mahatma raadt zijn ministers dringend aan, hun geheele levenswijze aan het eenvoudige le ven kiezers aan te passen. Zij moeten de zelfgesponnen „Khadi" dragen en in den trein derde klasse reizen. De mannen van het congres zouden in de laatste zeventien jaren in strengen eenvoud zijn opgevoed en het volk verwacht, dat zijn ministers dezen- eenvoud ook in het bestuur hunner pro vincies zouden invoeren. De ministers zou den zich voor dezen eeenvoud niet behoe ven te schamen, maar er juist trotsch op kunnen zijn. Gandhi zegt dan verder woor delijk: „Wij zijn het armste volk ter we reld, vele millioenen leven in half verhongerden toestand. De Engel- sclien, die hier als heerschers geko men zijn, hebben een levensstan daard geschapen, welke op geen en kele wijze rekening houdt met het liulpelooze volk. Wanneer de minis ters er zich nu slechts van onthou den, de gouverneurs en den „Civil Service" na te volgen, dan zal men liet meest opmerkelijke contrast krij gen, dat er tusschen de beide gees teshoudingen bestaat." Voor zoover de raad van don mahatma betrekking heeft op een eenvoudig leven van de ministers, zal deze wel de instem ming van de Britsche kringen hebben ge vonden. Het Congres is van plan, het salaris zijner ministers op gemiddeld 500 roepies per maand vast te stellen, een bedrag, dat op den duur zeker niet voldoende zal zijn GANDHI. en, naar men in Britsche kringen vreest, tenslotte tot corruptie zou leiden. Het Con gres is verder van plan, de prohibition in te voeren, maar de slechte ervaringen, wel ke men in andere landen met deze maat regel heeft opgedaan, zullen ook in Bz-itsch- Indië wel niet uitblijven. Bedenkelijk stemt de uitlating van den mahatma over de richtlijnen der grondwettelijke activiteit der Congresministers, die toch tenslotte den eed op deze grondwet hebben afgelegd. De nieuwe grondwet, zoo zegt de mahatma o.a., wordt in het algemeen als ondergeschikt beschouwd om tot de vrijheid van Indië te kunnen leiden. Maar het zou mogelijk zijn, haar als een, zij het ook beperkte en zwakke, po ging op te vatten om de heerschappij van het zwaard door de heerschappij van de meerderheid te vervangen. De schepping van de groote vereeniging van 30 millioen mannen en vrouwen en de overgave van vérstrekkende volmachten in hun handen zou met geen anderen naam betiteld kun nen worden. Want men zou hopen, dat zij (de meerderheid) beïnvloed zou kunnen worden en tenslotte haar onderdrukking als een - zegen zou kunnen gaan beschou wen. Deze hoop zou nu verijdeld kun nen worden, indien de vertegen woordigers van 30 millioen kiezers handig genoeg zouden zijn, de vol machten, welke in hun handen ge legd worden, te gebruiken voor een doel, dat lijnrecht ingaat tegen de aanmatigende bedoelingen van de scheppers der grondwet. Congres wil de absolute macht. Deze uitlating van Gandhi kan slechts de zin hebben, dat het Congres zal tzach ten, alle mazen en zwakke plekken, welke de grondwet bezit, handig te gebruiken, om langs legalen weg tot de absolute macht te komen. Onder deze omstandig heden begrijpt men nu ook, waarom de lei ding van het Congres een tijdlang zoo hardnekkig is blijven vasthouden aan haar eisch, dat de gouverneurs de verzekering zouden geven, nimmer gebruik van hun bijzondere rechten te maken. Tenslotte zegt Gandhi ook openlijk, dat de aanvaarding van ambten niet ten doel gehad heeft, in den zin van de wet te werken, maar dat 297. HELP! Athos stond stil en stak zijn pistool, weer in den gordel, terwijl Porthos en Aramis, die met getrokken degen binnen waren ge komen, deze weer in de schede staken. „Oh!", riep mevr. Bonacieux uit, „ze kon goed zeggen, dat je niet zou komen. Ik daar entegen wist het vrijwel zeker. En wat ben ik nu gelukkig, dat ik niet met haar ben gevlucht!" „Bij deze woorden verhief Athos zich plotseiing en vroeg: „Zij?" „welke zij bedoelt U?" „Oh, mijn metgezellin, die me uit vriend schap uit handen van mijn vervolgers wil de redden. Ze dacht, dat gij de mannen van den kardinaal waart en nam daarom zelf de vlucht." „Uwe metgezellin!" riep d' Artagnan en werd bleek, zoodat zijn gezicht nog witter dan de sluier van mevr. Bonacieux scheen. „Hoe heet ze dan? Noem me toch haar naam!" „Wacht eens even, Ik voel me zoo vreemd Het is alsof mijn verstand vervaagt! Ik kan niet meer zien „Help, vrienden! Help toch vlug. Haar handen lijken wel ijs", riep d'Artagnan. „Ze., verliest haar bewustzijn!" 298. HET GLAS. Terwijl Porthos uit alle macht om hulp riep, snelde Aramis naar de tafel om een glas water te halen. Hij bleef echter plotse ling staan, toen hij een verschrikkelijke uitdrukking op het gezicht van Athos zag. Met oogen groot van schrik stond de mus ketier bij de tafel en bekeek een glas. Hij scheen aan de grootste onrust ten prooi te zijn. „Neen!" riep hij. „Dat kan niet waar zijn. Zoo'n misdaad kan God niet gedogen." „Water! Water!" riep d'Artagnan. „Arme vrouw", mompelde Athos. Mevr. Bonacieux sloeg op dat oogenblik de oogen weer op. „Ze komt weer bij", riep d'Artagnan ver heugd. Ik dank U, oh God!" „Vertel ons toch snel mevrouw, wie heeft er uit dit glas gedronken?" „Ik. Ze heeft het me ingeschonken. Nu herinner ik me oolc den naam weer", klonk het met gebroken stem. „Gravin Winter..." Dit gezegde ontlokte aan de lippen der vier musketiers gelijktijdig een kreet.. dit moet worden beschouwd als een ern stige ooging om een bloedige omwenteling te. vermijden, waarbij echter het doel van liet Congres, de algeheele onafhankelijk heid, niet uit het oog is verloren. Nu wordt ook de overeenstemming tusschen Gandhi en Pandit Nehroe duidelijk. Het is dan ook te verwachten, dat de gouverneurs zeer op hun hoède zullen zijn, wanneer zij de acti viteit van de nieuwe Congres-kabinetten volgen. Gandhi heeft zijn laatste kaarten op tafel eelegd. De nieuwe phase kan tot een interessante ontwikkeling leiden, waarvan men het resultaat intusschen zal moeten afwachten. De vooruitzichten voor den eerstkomenden tijd zijn geenszins rooskleu rig, wijl de uitlatingen van Ganhi, welke voor het Congres beslissend zijn, er niet toe bijdragen, de samenwerking van regeering 'en congres te vergemakkelijken. DINSDAG 10 AUGUSTUS 19S7. Hilversum I. AVRO-Uitzending. 8.00 Gramofoonplaten. 10.00 Morgenwijding. 10.15 Gewijde muziek (gramofoonplaten). 10.30 Jetty Cantor's Ensemble. 11.00 Declamatie. 11.30 Vervolg concert. 12.30 De Paladians en Gramofoonmuziek. 1.45 Hofstad-Strijkkwartet. In de pauze: Modepraatje. 3.00 Kovacs Lajos' erkest en Revue-program- ma (opnam én). 4.30 Kinderhalfuur. 5.00 Kinderkoorzang. 5.30 De Octophonikers. 7.00 Declamatie. 7.30 Fragmenten uit oude radiojournalen. 8.00 Berichten ANP. Mededeelingen. 8.15 Omroeporkest en sóliSt(en). 10.30 Actualiteitsflitsen. 10.45 Gramofoonhiüziek. 11.00 Berichten ANP. -Hierna tot 12.00 Majo Marco's dansorkest. Hilversum H. KRO-Uitzending. 8.009.15 en 10.00 Gramofoonplaten. 11.30 Godsdienstig halfuur. 12.00 Berichten. 12.15 Gramofoonplaten. 2.00 Vrouwenuur. 3.00 KRO-orkest. 4.00 Gramofoonplaten. 4.30 KRO-Melodisten met solist. 5.15 Gramofoonplaten. 5.45 Felicitatie-bezoek. 6.00 KRO-orkest. 6.30 De KRO-Melodisten met solist. 7.00 Berichten. 7.15 Causerie namens de Algemeene Katho lieke Kunstenaarsvereeniging. 7.35 Sporthalfuur. 8.00 Berichten ANP. Mededeelingen. 8.15 Father Lachs Boys Symphonic Band. 8.45 Gramofoonplaten. 9.00 Vervolg concert. 9.30 Gramofoonplaten. 9.45 John Kristel en zijn Band! 10.30 Berichten ANP. 10.40 De KRO-Melodisten met solist. 11.1512.00 Gramofoonplaten. TROUWEN IS DUUR! Engelsche jonggezellenclub heft fabelachtige boeten. Uit Londen werd onlangs medegedeeld, dat de 34-jarige Zuidpool-onderzoeker Marr in het huwelijk getreden was. Destijds (in 1921) WKif nög deéïgehömèil aari'ue Zuidpööf- expeditie van'Shackletón. Het was voor Marr een buitengewoon duur grapje, om in het huwelijk te treden, daar hij als lid van de „club van tien" een boete van 500 pond sterling moest betalen Deze merkwaardige club, die slechts uit tien leden bestaat, houdt zijn zittingen in Aberdecn, en vergadert één keer per jaar in deze stad. Vólgens de statu ten is het den loden verboden in liet huwe lijk te treden; wanneer dit verbod overtreden wordt, moeten zij 500 pond sterling betalei). Toch laten veel leden zich hierdoor niet af schrikken, want uit een statistiek blijkt, dat sedert de stichting van de club, twee derde van alle clubleden reeds in het huwelijk ge treden zijn. Dit is dan ook de rijkste club van geheel Engeland, het geld, dat zij bezit wordt gebruikt als studiegeld voor 50 studen ten aan de universiteit van Aberdeen. tot 1/t uur vóór zonsopgang tijn geluidssignalen verbo den: knippert dan met de koplichten als attentiesein GELUIDSSIGNAAL VERBODEN FEUILLETON. DOORs V. Na een maand bereikten zij de Madeira-rivier waar een dorp was gebouwd van ruwe houten barakken. Nog zes uitgeteerde mannen waren over van de groep, die in Diamantino zoo luidruchtig den tocht was begonnen. Het waren de lange José Rusino: Guido Boto: Antonio Cudos; Gabriel Lapa; Jeronymo Bagé en tenslotte Gongaio Coelho. Zij keken verademd op, toen zij weer in een plaats waren, waar de doodelijke omarming van het oerwoud had plaats gemaakt voor men- schelijk leven. Rondom het dorp was een groote opening gehakt in het oerwoud: daar hadden de Indianen wat akkers aangelegd waaruit overal de verkoolde boomstompen opstaken. Het was een heele bedrij vigheid na de stilte die hen zoo lang had omringd. Zij konden zich nu eens behoorlijk drogen, en sliepen heerlijk op een harde brits, die wel dadig aandeed na de muffe blaren, die zooveel nachten tot leger hadden gediend. Den volgenden dag paalden zij een terrein af, langs de rivier, dat zij in bezit namen als hun eigendom. Over uren gaans in den omtrek waren dergelijke gebieden afgepaald, waar de diamant- zoekers, ten deele met behulp van Indiaansche arbeiders den bodem doorwoelden. Toen besloten zij een contract te maken. Daarin werd bepaald, dat de winsten gelijkelijk zouden worden verdeeld; vertrok een van de deel hebbers, of overleed er een, dan werd de mijn het eigendom van de overblijvenden. Met eenige plechtigheid werd de overenkomst onder teekend: drie van hen konden hun naam niet schrijven, en zetten een kruis. Na een week. toen zij eenigszins waren bekomen van de ontberingen die zij hadden doorstaan, begon het eigenlijke werk. Een gedeelte van hun terrein werd schoongetrapt. de versche gevelde stammen werden behakt: daarvan werd een blokhut gebouwd. Toen begon het graaf werk; de dikke laag humus moe;st eerst worden verwijderd, daaronder lag de grijze klei, die de kostbare steenen moest bevatten. Schop na schop werd naar boven gebracht en met water gespoeld. Zij hadden geluk gehad met de keuze van hun terrein, naar verhouding bevatte de grond veel diamanten van behoorlijke grootte. Hun leven verliep met de regelmaat van een uurwerk; van den vroegen ochtend, tot den laten avond, met niet meer rust dan het moordende klimaat noodig maakte, ploeterden zij in de taaie leem. 's Avonds werden de vondsten bijeengebracht: het werd een aardige collectie. Des Zondags gingen zij naar de nederzetting aan de rivier, daar was een herberg verrezen, waar slechte brandewijn tegen veel geld werd verkocht. Alle avonturiers uit den omtrek kwamen er samen en bedronken zich, tot zij bewusteloos op den vloer lagen. De drank betaalden zij met edelsteenen. Op een van de eerste Zondagen kreeg Antonio Cudos twist met een bewoner van een naburig kamp; een mes flikkerde, Antonio Cudos zeeg levenloos op de planken vloer. De vijf overgeblevenen sloten zich nauwer aaneen; een groepje van zwijgende, ernstige mannen, die den dood in de oogen hebben gezien. Het werk ging door; de bodem leverde regelmatig zijn opbrengst. Elke drie maanden ging er een schip over de Madeira en de Amazone naar Rio de Janeiro, met een kistje kostbare steenen; een half jaar later kwam het terug met een afrekening van de bank. Elk jaar nam het vermogen van dit in de wildernis verloren troepje toe. De regentijd maakte plaats voor verschroeiende hitte; millioenen muskieten dansten in de schemering om de blokhut. Op een dag viel José Rusino neer, getroffen door een zonnesteek. Zij legden hem in de hut, en besprenkelden hem met water, maar hun aanvoerder stond niet meer op van zijn bed. Zij begroeven hem naast Antonio Cudos. De seizoenen verstreken, de regens ruischten over de Madeira, de onweders in den kenteringstijd maakten de nachten licht, en eiken dag werd de oogst binnengehaald in het hutje. Op een morgen stond Jeronymo Bagé niet op den gewonen tijd op; zij riepen hem, en, toen hij niet antwoordde schudden zij hem heen en weer. Hij was heel stil gestorven in den nacht; een glimlach speelde om zijn mond. die zijn ruwe, wreede gezicht een kinderlijke uitdrukking gaf. Zij namen Indiaansche arbeiders in dienst, want gedrieën konden zij niet veel uit richten, omdat de mijn, waar de rijksten vondsten werden gedaan, al dieper werd. Twee jaren later zei Guido Boto op een avond, dat de lucht zwaar was van onweer: ..Ik ga weg, vrienden. Het heeft mij lang genoeg geduurd hier. Ik heb niet veel geluk gehad in mijn leven, en men moet het noodlot niet tarten. Misschien heb ik genoeg boete gedaan, voor wat ik heb misdreven. Ik zal een vreemdeling zijn in Portugal, maar ik heb heimwee naar mijn dorp. Niemand zal mij kennen, en dat is goed, maar ik zou graag willen sterven in mijn vaderland". Den volgenden dag glommen zijn oogen van de koorts. Het oer woud had zijn heimwee gehoord; het vreesde, dat zijn prooi op het laatst zou ontsnappen, en hield hem vast.. Hij riep Gongaio aan zijn bed, en zei, weemoedig: ,,Het heeft niet zoo mogen zijn, mijn jongen. Ik zal het oude Portugal niet terug zien. Ik heb niet veel goeds gedaan in mijn leven. Éénmaal misschien, op een avond in het bosch, toen ik een jongen heb tegengehouden, die zich zelf wilde weggooien. Dat is één ding. Misschien is het genoeg. Maar jij zult het volhouden, jij zult het winnen. Blijf hier niet te lang. Ga weg voor het te laat is. En nu vaarwel". Hij draaide zich om, met zijn gezicht naar den muur, en Gongaio, die op den rand van zijn bed bleef zitten, hoorde hem niet meer. Den volgenden ochtend vond Gabriel Lapa hem nog in die houding. „Hoe gaat het met hem?" fluisterde hij. ,,Ik geloof, dat hij nog leeft". Maar Guido Boto leefde niet meer, en werd te ruste gelegd naast zijn vier metgezellen. Gongaio en Gabriel zetten het bedrijf voort met een klein legertje arbeiders. Zij lieten pompen bouwen, om de mijn, die in den loop d'er jaren een aanzienlijke diepte had bereikt, droog te houden. Zij lieten scheepsladingen steen aanvoeren, en hun blokhut maakte plaats voor een koel en droog steenen gebouw. Op een- morgen viel Gabriel Lapa van een ladder. Zij vonden hem tien meter lager op een bordes met een gebroken nek. Gongaio zelf groef een kuil, terwijl alle arbeiders met Ontbloot hoofd toekeken. Zwijgend zag hij toe hoe het graf werd gesloten boven zijn laatste metgezel. Hij bleef alleen wonen in het huis bij de mijn, een zwijgend en gestreng man. Dag en nacht werden de pompen bediend, viel er een man. dan werd hij vervangen door een ander, zonder dat de eigenaar blijk gaf van eenige ontroering. In het dorp aan de rivier kwam hij zelden, daar week men met ontzag voor hem opzij; hij werd een legendarische figuur. „De man, die hier het langst'is van ons allen", fluisterden zij, „en die ons allen zal overleven. Het bosch heeft geen vat op hem". Hij bleef in zijn huis, waarom zou hij ergens anders heengaan? (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1937 | | pagina 3