Alle eendjes zwemmen
In het water
Het feest
Amerikaansche
volksverhuizing
Ook de 20e eeuw kent
oog romantiek
Hoogzomer
iWileMLnq, 1
Met wichelroede
onderaardsche
gangen ontdekt
TIENDUIZENDEN VLUCHTELIN
GEN ZOEKEN EEN ONDERKO
MEN IN CALIFORNI6.
IN DE KAMPEN HEERSCHT
HONGER, ELLENDE, TYPHUS EN
ROODVONK.
Natuurrampen in het midden
westen van de Vereenipde Staten
hebben duizenden families gedwon
gen naar het westen te trekken.
50.000 „nomaden" in Centraal-Cali-
fornië voeren een vertwijfelden
strijd om het leven. Honger, el
lende en epidemieën heerschen. De
federale regeering kan niet helpen!
De noodlottige natuurcatastrophen in het
midden-westen: overstroomingen, zandstor
men, hittegolven, droogte, tornado's en het
ongezonde klimaat, zijn de oorzaak van een
steeds grooter omvang aannemende „volks
verhuizing". De „drang naar het westen" is
weer ontwaakt en Californië is het doel van
de meeste menschen uit de geteisterde stre
ken.
Daar echter, in het bijzonder in het
vruchtbare dal van San Joaquin,
heerschen verschrikkelijke toestan
den. Hier huizen deze blanke no
maden in armoedige hutten en ten
ten. Langs de wegen liggen gebro
ken voertuigen van allerlei soort.
Het geheel doet denken aan den
tijd van de eerste kolonisatie van
Amerika.
Vijftigduizend daklooze vluchtelingen uit
het midden-westen voeren hier 'met hun
families een vertwijfelden strijd om het be
staan. In de tentenkampen woeden allerlei
ziekten: hier zijn gevallen van typhus ge
meld, daar heerscht tuberculose en rood
vonk. Het aantal sterfgevallen onder de
kinderen is buitengewoon groot! Waterlei
ding en rioleering ontbreken natuurlijk
geheel en tengevolge van deze onhygiëni
sche toestanden vreest men voor het uit
breken van een pestepidemie. Een aantal
aanwezige bronnen moesten reeds afge
sloten worden, wijl de menschen, die zich
met het water waschten, een ontsteking
aan de oogpn kregen. De „Los Angelos
Times" schrijft: „Een bezoek aan deze
kampen vervult een mensch met ontzet
ting nauwelijks honderd mijlen schei
den ons van Los Angelos en toch krijgt
men don indruk, ergens in China te zijn.
Indien men niet beter wist, zou men
meenen zich onder koelies te bevinden..!"
En wanneer de winter komt?
Radeloos biedt de staat Californië aan
deze armsten der armen een gratis terug
reis naar hun oorspronkelijke woonsteden
aan. Dit natuurlijk slechts om hen kwijt te
raken. Maar de menschen weigeren te gaan,
zij hebben reeds genoeg ellende beleefd. Nog
vinden zij hier en daar wat werk. De fruit
en de katoenoogst bevinden zich in vollen
gang en zoo trekken zij van farm naar
farm om werk en brood te zoeken. Maar
wanneer in September de oogst is binnen
gehaald en de koude nachten en winter
regens komen, wat dan??? En van dag tot
dag neemt het aantal ongelukkigen, die
hier in het zonnige westen een nieuw va
derland en een gelukkiger toekomst hopen
te vinden, toe.
Regeering weigert te helpen.
De federale regeering weigert te
helpen. Californië zelf heeft reeds
honderdduizenden werkloozen, die
van Washington uit gesteund moe
ten worden. De competente verte
genwoordiger van Washington, die
in Californië vertoeft, om daar de
toestanden te bestudeeren, verklaart
dat er geen geld voor deze nomaden
ter beschikking staat.
„Wij hebben reeds voor zeven millioen
werkloozen dagelijks te zorgen en wij zien
nog geen enkele mogelijkheid, dat indu
strie, handel en landbouw deze werkloozen
binnen afzienbaren tijd kunnen absorbee-
ren."
En zoo gaat dan geheel Californië met
angst en vreeze den komenden winter
tegemoet. De politie4 vreest, dat tengevolge
van den nood een golf van misdaad zich
over het land zal uitstorten en de inwoners
van Californië bidden, dat. er aan den
stroom van dakloozen een einde moge ko
men! De autoriteiten blijven intusschen nog
hopen, dat de federale regeering tenslotte
toch nog hulp zal verleenen.
Met een pinguïn onder Moeders paraplu.
Snapshot uit de Londensche
Dierentuin.
OP ZOEK NAAR VERBORGEN
SCHATTEN IN NIÉUW-SCHOT-
LAND.
SOUVENIR VAN ZEVENTIENDE
EEUWSCHE ZEEROOVERS.
Aan de pogingen om een grooten,
op het Eikeneiland in Nieuw-
Schotland verborgen, maar reeds
vastgestelden schat te bergen, zal
nu door een laatsten beslissenden
„aanval" een einde worden gemaakt.
Hoewel de menschen van de 20ste eeuw
er zich op beroemen, in het tijdperk dei-
techniek te leven, is ook bij hen de zucht
naar romantiek nog niet uitgestorven. Ware
het anders, dan zouden er niet steeds weer
opnieuw expedities uitgerust worden om be
graven schatten te zoeken.
Eenige jaren geleden is er een
interessante wereldkaart versche
nen, waarop door kringen was aan
gegeven, waar zich nog bekende
schatten bevonden. Ecnigen daarvan
zijn ons goed bekend, zooals b.v.
het wrak van de „Titanic", waarvan
de schatten echter niet te bergen
zijn, wijl het schip 3000 meter diep
gezonken is.
De Spaansche zilver- en goudvloten, de
kisten met juweelcn van de Turken, de
kroonschat van Dzjingis Kahn, die, naar
beweerd wordt, bij Malta zou rusten dit
alles zijn weliswaar min of meer legendari
sche scheepscatastrophen, maar toch ook in
zekeren zin realiteiten, welke steeds weer
opnieuw de fantasie der menschen prikke
len cn hen tot zoeken aansporen.
Bij de gezonken schepen komt nog de
verborgen buit van zeeroovers. De genoemde
kaart geeft twee bijzonder interessante in
lichtingen hierover. Op het ten Noord-Wes
ten van de Galapagos-eilanden gelegen Co-
coseiland zouden in de 17e eeuw Spaansche
zeeroovers hun schatten ter waarde van 65
millioen verborgen hebben. Een andere
schat ligt in den Mahonebaai aan de Oost
kust van Nieuw-Schotland op het Eiken-
eiland. Deze baai wemelt van groote en
kleine eilanden.
De schat op het Eikeneiland zou nu van
den beroemden kaperkapiUin Kidd afkom
stig zijn. Anderzijds is echter de veronder
stelling niet van de hand te wijzen, dat
men hier te doen heeft met de rijkdommen
der emigranten, die voor de stormen der
Fransche revolutie hier hun bezittingen
verborgen en naar Canada vluchtten. De
eerste sporen vond men reeds in 1795. Maar
eerst in 1830 gelukte het met een soort
boormachine, de eigenlijke schatkamer te
bereiken. Toen vond men eenige goudstuk
ken en schakels van een zware gouden ket
ting. Men stelde daarbij vast, dat de onder
aardsche schatkamer zeer geraffineerd was
aangelegd, daar de zee haar water steeds
in de gangen stuwde. Thans wil een in
genieur met alle hulpmiddelen der moder
ne bergingstechniek het goud te voorschijn
halen en hij verzekert, dat hij daarin inder
daad zal slagen.
Men schrijft ons uit Leipzig:
Onze stad is verre van fraai. Wij hebben
geen bergen, geen bosch, en stedeschoon
heeft Leipzig ook nauwelijks. Leipzig zon
der volkerenslagmonument, zonder jaar
beurs, zonder boekhandel en boekerij en
zonder Gewandthausorkest zou eigenlijk de
vervelendste stad van Duitschland zijn.
Daar komt nog bij, dat wij voor een paar
jaar erg door de muggenplaag leden. Leip
zig ligt laag, moet u weten. Het kan op dit
gebied haast met Amsterdam concurreeren.
Met dat verschil, dat het geen mooie
grachten heeft. Maar er was toch hier en
daar water. Dat gewoonlijk stilstond. En
waaraan niet zelden, lijk in Amsterdam,
een luchtje was.
In die wateren vermenigvuldigden zich
de muggen. Zij vierden er hun bruiloften
en partijen. Zij dansten er bijna zonder op
houden. Zij hadden te Leipzig slechts één
vijand: den mensch. Zeker, die sloegen af
en toe een dood. Maar wat baat deze indi-
vidueele muggenbestrijding. En dat in tij
den, waarin het collectivisme zegeviert.
Maar toen hebben de vroede vaderen
van Leipzig de hoofden samen gestoken.
„Gemcinnutz geht vor Eigennutz", zei de
man, die het meest door de muggen gebe
ten was. De muggen, dat zijn de erfvijan
den. Voorwaarts! Op tegen de muggen! Na
poleon is bij Leipzig overwonnen. Welaan,
zou men dan ook niet de muggenlegioenen
onder den voet kunnen loopen!
Helaas is Leipzig vogelarm. Vooral zwa
luwen schijnen Leipzig te mijden. Het
plan, de Hitler-jeugd tegen de muggen te
mobiliseeren, bleek onuitvoerbaar. De
„Bund deutscher. Madel" weigerde, omdat
de leden reeds veel te veel op de bloote
armen gebeten waren. De S.A. was er ook
niet voor te vinden. Maar een journalist
in de vroedschap wist raad. Hij, specialiteit
in canards, dacht aan... de eendjes.
Van de eenden begon de victorie. De
vroedschap kocht duizenden eenden. Men
liet ze eieren leggen en broeden. Er kwa
men steeds meer eenden in de plassen van
Leipzig. En ze hapten. In het kroos en in
Uit de drie machtige schoorsteenen van
„Sallandia", hoog uitstekend boven de
loodsen van de Darsena Norte, stijgen
rookwolken op, de vlaggen wapperen aan
de hooge masten, als wuiven zg Buenos
Aires een laatst vaarwel toe.
Eerste officier Rensma staat in gespan
nen afwachting boven aan den valreep,
Hilde is op de passagierslijst vermeld, ze
kan dus ieder oogenblik met den stroom
embarkeerende passagiers aan boord ko
men.
Wonderlijk, denkt hij. die drie weken, die
zij vorige reis aan boord was, hebben haar,
die een vreemde was, nader tot hem ge
bracht dan menige vrouw, die hij reeds
jaren kende.
Zij heeft zich dus aan onze afspraak ge
houden, komt het in hem op, om ook de
thuisvaart met de „Sallandia" te maken.
Scherp tuurt hij over de zongeblakerde
kade, de oogen overschaduwd door de
uniformpet. Hoogopgericht staat hij daar
ir z'n smetteloos witte uniform. De handen
omklemmen de railing.
Een taxi houdt voor het schip stil. Een
jonge lenige vrouwengestalte stapt uit.
Zij is het, golft het hem onstuimig naar
het hoofd. Nu kijkt zij omhoog... ze ziet
hem. Zg glimlacht er knikt even, in ant
woord op zijn strammen groet.
Dan staat ze voor hem. Een enkel/oogen
blik ziet ze hem strak in de oogen, dan
strekt ze glimlachend de hand uit.
De geweldige spanning in hem is gewe
ken. Welkom aan boord, hoort hij zich zelf
zeggen en omvat haar hand.
Rensma is diep teleurgesteld. Een week
zijn ze nu al op zee en hg Heeft Hilde nog
maar nauwelijks een oogenblik alleen kun
nen spreken. Steeds zweven die drie satel
lieten om haar heen. Wat zijn dat toch voor
kerels, heeft hij zich meer dan eens afge
vraagd.
Nederlanders, die ik in Buenos Aires
ontmoet heb, antwoordt zij kort, wanneer
hij het haar vraagt.
Hij voelt het, er is iets in haar veranderd
gedurende de drie maanden, die zij in Zuid-
Amerika geweest is. Maar wat?
Op een avond komt Rensma de salon
binnen.
Hilde zit met drie heeren aan de bridge
tafel. groetend loopt hij langs haar tafeltje
en gaat dan zoo zitten, dat hij haar partner
recht in het gezicht kan zien. Onsympa
thiek, denkt hij met jaloersche overdrijving
Die gegolfde vetglimmende haren, die
zachte oogen en de dikke, eenigszins voor
uit springende onderlip. Hij haat bijna dat
gebaar, waarmee de beringde hand de kaar
ten opneemt. Hij is wel uitstekend gekleed,
moet Rensma toegeven, z'n smoking zit
onberispelijk, maar dat mag ook wel. vindt
hij, wanneer je de compagnon van een
vader bent, die een van de grootste Argen-
tijnsche vleeschfabrieken zijn eigendom kan
noemen.
Dan wendt hg den blik naar Hilde. Leuk
staat haar die lichte japon, kleurt mooi bij
de laag in den hals liggende, donkerbruine
haarwrong, moet hy even denken. M'n
hemel daar gaat nu al haar tweede cocktail
in dien korten tyd dat hg hier zit, valt hem
op.
Een donkere drang woelt in hem om haar
weg te halen van die mannen, haar mee te
nemen aan dek en haar te vragen waarom
alle9 zoo anders geworden is.
Eindelgk staat Hilde op, haar partner
volgt haar. Samen gaan ze het dek op.
Vroolgk klinken de tonen van het scheeps-
orkest over het breede, met vlaggen ver
sierde promenadedek. Hel valt het licht
der groote lampen op een rijke mengeling
van kleuren en weerspiegelt zich speelsch
in fonkelende sieraden en stralende vrou-
wenoogen. Serpetines slingeren zich als
bonte draden rond de dansende paren. Het
is balmasqué aan boord.
Hilde Marrins staat midden in een kring
van kleurige en schitterende maskers bij
de champagnebar. Zij heffen het glas en
drinken haar toe. De oogen stralend achter
het dunzijden masker beantwoordt zij hun
huldedronk. Bewonderende uitroepen spat
ten als vonken in haar richting en zetten
haar in een overmoedigen gloed. Een won
dere lichtheid is over haar gekomen, zg
voelt zich zweven, één met de blanke luch
tigheid van haar kleed, met de slingers van
lentebloemen die het versieren, één met de
bloemen in haar haren... Zij is de Lente.
Ja dat moet wel het ware leven zgn,
komt het als in een vreugderoes over haar.
Vreugde ...vreugde, vroolijkheid en luch
tigheid, beide .armen breidt ze uit, hoog
heffend het fonkelend glas, als wilde zy
de geheele wereld omvatten in haar blij
heid.
Op de commandobrug staat Rensma en
staart voor zich uit in de donkere, wgde
uitgestrektheid van den oceaan. Witschui
mend bruist het boegwater in machtige
golven aan weerszijden van het schip. Het
rhytme der stampende machines dringt
zwak tot hem door. Af en toe waait een
brok muziek naar hem over van het eerste
klas dek... het bal.
De uitkijk slaat zes glazen. Drie uur,
denkt de eenzame man op de brug. Zou
Hilde al slapen? Eigenlijk moest ze reeds
lang naar haar hut, ze is alleen aan boord.
Misschien kon hg even gaan kgken aan
dek... Neen hg mag niet van de brug weg.
Wat zag ze er lief uit, als 'n bloem. De
lente... maar toch. hg weet het. ze is flink
ook, ze kan zich zelf best redden... Wat
haar nu echter bezielt. Op de uitreis was
ze heel anders.
Eensklaps klinken er drie stooten op den
hoorn vanuit het kraaiennest... Een vuur
recht vooruit. Nu ziet Rensma het ook en
brengt den kgker voor de oogen... 'n tegen
ligger... twee witte lichten in den donkeren
nacht, recht onder elkaar. Even later ziet
hy ook de zgvuren. rood en groen. De ander
ligt dus recht op hem aan.
Aan bakboord hangt een zware bui, die
langzaam de koerslgn nadert.
Rensma geeft een kwartstreek stuur
boord aan den roerganger op, hij zal hem
maar de ruimte geven, want de bui komt
nu harder opzetten, hangt al recht vooruit.
Dan verdwgnt het witte schijnsel aan den
verren kim. de bui hangt nu tusschen de
twee schepen in.
Nog een kwartstreek stuurboord, draagt
hij den man aan het roer op.
Een windstoot giert dan plotseling flui
tend door het want. Even later tikken ook
reeds de eerste zware regendroppels op
de zonnetent boven hem. Het zicht wordt
steeds minder. Met een slag stroomt eens
klaps de regen uit den inktzwarten hemel.
De wind blaast met zware rukken, zwiept
hem het neergutsende regenwater in het
gezicht en verblindt hem totaal. Nog een
korten tyd laat hij het schip volle kracht
doorloopen, dan zet hij de telegraaf naar
de machinekamer op attentie en telefo
neert naar de hut van den gezagvoerder.
Een oogenblik later komt deze de brug op.
Morgen, kapitein.
Morgen, Rensma. Hoe laat kan die
tegenligger dwars zijn, gerekend op volle
kracht
Ongeveer half vier, kapitein.
Het is nu?
Drie uur achttien.
Halve kracht beide machines.
De telegraaf rinkelt, dreunend gaan de
machtige machines langzamer draaien.
Je hebt een halve streek stuurboord
gegeven, doe er nog een halve streek bij.
Wat liggen we dan voor?
Noordoosttennoorden, kapitein.
In orde.
Een helsch concert joelt en fluit nu om
het schip, de wind rukt en scheurt aan de
commandobrug, giert in de hooge masten
en slaat de regen in zware plassen neer.
Langzaam beide machines, klinkt eens
klaps de zware stem van den gezagvoer
der, en geef een langen stoot op de stoom
fluit, je kunt niet weten wat die andere
knaap uitvoert. Verder waren er toch geen
vuren in het zicht, voordat die bui op
kwam zetten?
Neen, kapitein.
Dreunend bast de zware stoomfluit In
de oneindige wijdte *-an den oceaan. Hel
klinken de bellen van de telegraaf.
Hoe laat 16 het?
Drie uur zesendertig.
Dan moet die ander zoowat dwars zijn.
Geef nog'ns een langen stoot. Blaas maar
regelmatig om den minuut en luister goed
uit of je iets van hem hoort.
Weer bromt de diepe toon van de stoom
fluit.
Het schip maakt nu bgna geen vaart
meer. Als een ondoordringbaar grijs gor-
dgn hangt de neerplassende regen om de
„Sallandia".
Stop, beide machines.
Rensma voert het commando uit. Weer
haalt hg de stoomfluit over.
Dan plotseling: als een gil, snerpt de
hoorn van den uitkijk, hoog in den mast.
Eén stoot... vuur aan bakboord. Maar de
beide mannen hebben het gevaar reeds
gezien. Twee witte lichten doemen bgna
recht onder elkaar uit de grijszwarte
nevels op. Een groen licht schuin er onder.
En onmiddellgk daarop, is ook de mach
tige zwarte romp van een groot schip
zichtbaar.
Volle kracht achteruit, schreeuwt de
kapitein.
Met een ruk haalt de stuurman de tele
graaf over.
Zg zien het witschuimende boegwater
van den ander. Als een mokerslag treft
het hen beiden. Hg loopt volle kracht,
recht op hen aan.
Krankzinnigen, brult de kapitein.
De schroeven van de „Sallandia" geeselen
het water, de kop van het schip draait
stuurboord uit. Zg dreigen dwars voor den
boeg van den ander te komen.
Stuurboord machine vol vooruit, hard
bakboórd het roer, schreeuwt de kapitein.
Hg ziet in dat een aanvaring niet meer
te vermgden is en wii den verpletterenden
schok op den kop opvangen. Het schip
luistert naar de manoeuvre, tergend lang
zaam draait de kop bakboord uit.
Doch het is te laat.
(Wordt morgen vervolgd).
dfr lucht. De muggen, moesten er aan ge*
looven.
De muggen hebben den oorlog verloren,
Leipzig is thans weer muggenvrij. En allo
eendjes... zwemmen nog in het water. Fal-
deraiderierc!
Naschrift van de redactie: Zou men he£
aan den Afsluitdijk van de Zuiderzee ter
bestrijding van de muggenplaag ook niet
eens met de eendjes kunnen probeeren.
Welke ondernemende Volendammer en
wie heeft er meer verstand van eenden
dan onze wijdbroeken! neemt hier het
initiatief?
MET SPANNING WORDEN DE
EXPERIMENTEN VAN ME
VROUW KLEIN TE GOUDA
GEVOLGD.
Gisteren hebben te Gouda nieuwe onder
zoekingen plaats gehad naar het bestaan
van onderaardsche gangen onder het kas
teel „Ter Goude", waarin Jacoba van Beie
ren, ten tijde der Hoeksche en Kabeljauw-
sche twisten, haar toevlucht heeft gezocht,
Het onderzoek door mevrouw N.
Klein-Sprokkclhorst uit Zeist op
nieuw met de wichelroede, thans
in tegenwoordigheid van meerdere
leden van de museum-comimissie te
Gouda, en o.a jhr. dr. van Nispen
tot Sevenacr, adviseur van Rijks
monumentenzorg en den burgemees
ter van Gouda, den heer E. G. Gaar-
landt, verricht, heeft tot het resul
taat geleid, dat al haar vroegere
aanwijzingen niet alleen werden
bevestigd, doch dat nauwkeurig kon
worden aangegeven op welke plaat
sen zich de onderstelde onderaard
sche gangen bevinden, hoe hun loop
is en van welken omvang zij zijn.
Nauwkeurig kon mevrouw Klein
aanwijzen, dat onder een kaaspak
huis, aan de Punt te Gouda, zich
de hoofdingang moet bevinden in de
onderaardsche gang, welke van
daar recht door onder den bodem
van den Hollandschcn IJsel loopt
en 250 meter verder, aan de Gou-
deraksche zijde van de rivier haar
uitgang hoeft.
Volgens haar aanwijzingen ligt deze gang
8—9 meter beneden het wateroppervlak en
is zij 5 meter breed en 5 meter hoog: ligt
de ingang op Goudschen bodem op 5 meter
diepte, de uitgang op Goudcrakschcn grond
ligt ZH motor diep. Ook onder de molen
,,'t Slot" op de Punt en in 't aangrenzende
Houtmansplantsoen, dat eertijds tot het kas
teel heeft behoord, zijn tal van gangen aan
getroffen, welke alle met elkaar in verbin
ding staan. Daar in het Houtmansplantsoen
een centraal punt van deze gangen is ont
dekt, oi) even 2 meter diepte, zal het wel
mogelijk zijn daar ter plaatse een onderzoek
naar dc juistheid der aanwijzingen, met
betrekkelijk geringe kosten, in te stellen.
Mevrouw Klein heeft bij haar onderzoe
kingen tal van markante aanwijzingen ge
daan. welke direct controleerbaar waren en
juist bleken te zijn.
Hoe de wichelroede wérkt, wist mevrouw
Klein niet td verklaren. Zij bereikt haar
resultaat met. het eenvoudige apparaat, een
met enkele spiralen getrokken koperdraad,
door een sterke gcdachtenconcentratie op
datgene wat zij wcnscht. Is dat aanwezig,
dan reageert, de wichelroede daarop terstond
en juist. Eerst oen jaar geleden is mevrouw
Klein tot dc ontdekking gekomen dat zij ge
voelig is om met dit apparaat experimen
ten te kunnen verrichten en tot heden zijn
haar aanwijzingen altijd juist gebleken.
Als het onderzoek te Gouda plaats heeft,
zal kunnen blijken welke geheimen de bo
dem op de historische plek van liet kasteel
„Ter Goude" verborgen heeft.