Zijn dieren helderziend? Drie gouden sleutels Zomer in Londen „Hebt U het warm?' PETIAN MERKWAARDIGE ERVARINGEN BIJ HONDEN, EEN SIAMEE- SCHEN KATER, EEN PAPEGAAI EN EEN PAARD. De ondervinding heeft geleerd, dat uitscha keling van het bewuste denken het tot stand komen van occulte verschijnselen, bevordert. Dit afsluiten van den bewustzijnsstroom kan «ldus de paedagoog Frits v. Raalte in het Hdbld., in zeer verschillende graden geschie den; de lichtste graad is als iemand even de oogen sluit of zijn gedachten even tot staan brengt; het andere uiterste is diepe geestvervoering. Het Amerikaansche „Journal of Parapsy- cliology" van Juni 193? geeft een artikel van Esther May Bond over telepathische proeven genomen met 22 achterlijke kinderen. De op gave luidde, dat de kinderen cijfers moesten raden, die de onderwijzeres in haar gedachte nam. Het resultaat was, dat de gehcclc groep, kinderen van 914 jaren, aan zienlijk boven het verwachte aantal goede antwoorden kwam: zoo kwa men op een groep van 2870 proeven waarbij de kans op een goed ant woord door raden 287 bedraagt 371 goede antwoorden. Vier kinderen hadden een aantal treffers 'dat zeer ver boven het bij kans-rekening te verwachten aantal goede antwoorden uit ging. b'r werd geenerlei verband gevonden tusschen de resultaten van deze onderzoekin gen en het intellect, hetgeen zeggen wil, dat. de betere leervermogens in geen enkel geval van „raden" d.i. hier telepathische beïnvloe ding, een beter resultaat hadden dan de minder goede, of omgekeerd. Merkwaardig was, dat een goed resultaat heter dan op grond van kansrekening mocht worden aangenomen, niet voorkwam na een schoolvrijen dug. Proeven genomen door Margarct Price en Margaret H. Pegram met blinden van 8 tot 35 jaar, die raden moesten welke kaart ge trokken was, gaven in totaal een resultaat boven hetgeen men als toeval-rcsultaat ver wachten mocht, terwijl 44 der proefperso nen individueel hooge trefpunten verkregen. Er bleek geen verband te bestaan tusschen resultaat en leeftijd, begaafdheid en graad van blindheid. Enkelen van hen, die zeer goede resultaten bereikten, waren geheel blind. Voor zoover ons bekend is, heeft, blind heid ge.cn invloed op den bewustzijnsgraad cn de resultaten worden alleen vermeld, wijl de proefpersonen afwijken van normale. Van belang is, dat de groep achterlijke kinderen het aantal toevalstreffers ver te bo xen kwam. In dit verband is cr op te wijzen, dat sommige deskundigen aannemen, dat de mensehen in ver achter ons liggende tijden, toen de intellcctueelc ontwikkeling nog in haar begin was, meer langs buiten-zintuige lijken weg te weten kwamen dan de men- schen van heden. We willen nog eens aandacht wij den aan de vraag, of dieren, van wie we aannemen, dat ze lager in intel- lectueele ontwikkeling staan dan menschen daar ze o.m. geen vuur en geen wapens kunnen maken meer of beter buitenzintuiglijk waarnemen dan wij. Een man van de wetenschap. Hier volgen eenige mededeelingen, ons verschaft door een landgenoot In het bui tenland. Hij schrijft: Ik woon op de 2de étage van een huis tc X. Gelijkvloersch is een winkel van een be jaard, gehuwd paar. De menschen hebben een Siameeschcn kater. Op de eerste étage woont een familie, die in de geschiedenis geen rol speelt; op de derde woont de vrou welijke conciërge, met een zoon van 21 jaar. Ze heeft een papegaai. Ikzelf bezit oen jon gen Siameeschcn kater, een neef van liet hierboven bedoelde dier. In dc nabijheid zijn huizen met tuinen cn enkele grootere hon den. Een paar maanden geleden werd ik door een vrouw, die helderziend is, gewaar schuwd, dat. er zeer binnenkort een vreeselijk verkeersongeluk zou gebeuren, dat mijzelf of mijn vrouw niet wondt, maar wel treft,. Eenige weken daarna beginnen, eenige nachten na elkaar, de honden in de tuinen te huilen cn te blaffen, waarop mijn vrouw zegt: „Ik ken de waarschuwing, er gaat gauw iemand dood." Een of twee dagen daarna, op een Zon dag, trket de zoon van de conciërge er 's och tends vroeg met zijn pasgekochte motorfiets op uit. De móéder en do heide menschen van den winkel, die den jongen als een pleeg zoon behandelden, maakten zich in het minst niet ongerust, dat de jongen laag wegbleef, daar hij gezegd had, om 12 uur 's nachts thuis te zullen zijn. Hij was echter reeds Zondagmorgen ver ongelukt op 30 a 40 km. van de stad. Hij leefde nog een half uur na. het ongeluk, dat een ander ongeluk, waarbij drie menschen om het leven kwamen, veroorzaakte. Zijn dood werd eerst Maandagochtend vroeg he kend. De dieren en het ongeluk. De Siamecsche kater van de men schen uit den winkel beneden, die den jongen kende, verborg zich deti gcheelen Zondag, toen geen der re laties van den jongen zich nog onge rust over hem maakte, geheel tegen zijn gewoonte, achter den ketel van dc centrale verwarming, waar hij anders nooit komt. De jongen heet Nico. De papegaai van dc conciërge schreeuwde heel vaak: „waar is Nico, bonjour Nico.' Na den dag van liet ongeluk heeft de vogel nooit meer dien naam genoemd. Hij roept nu, zonder dat, er eenige pressie op hem is uitgeoefend: bon jour Emile (dat is de naam van een neef, die het gezin vaak bezoekt). De Siaineesche kater van den schrijver zwerft steeds gedurende een deel van den nacht door het huis beneden. De eerste drie dagen na den dood vau den jongen, dien hij vrijwel niet kende, ging hij naar de boven verdieping en ging zitten voor de deur van dc kamer, waar de jongen altijd sliep cn „zat" daar urenlang. Na die drie nachten nam hij zijn vroegere gewoonte van zwerven door het huis beneden weer op, hij ging niet meer naar boven cn kwam niet meer voor de slaapkamerdeur. De schrijver vöegt hieraan tóe,, dat het stoffelijk overschot van don verongelukten jongen niet. naar zijn huis was vervoerd, maar dat hij van het ziekenhuis uit, waar heen men hem gebracht had, begraven is in het dorp, waar zijn familie vandaan komt. Tot zoover over gedragingen van dieren in verband met den zoo ongelukkig om het leven gekomen jongen man. „Wraakvogels". We zijn niet in staat, de vraag van den schrijver, of de gedragingen van vogels be hoorlijk bestudeerd zijn, te beantwoorden. Wel is ons bekend, dat er menschen zijn, die beweren, dat huisvogels, zooals kanaries, dingen waarnomen, die den mcnsch verbor gen blijven. Dal sommige vogels overgevoe lig zijn, is aan te nemen: een ons bekend geval van dood door „choc" (verlammende zenuwschok) is het volgende: een aantal jaren geleden werd des nachts ingebroken hij een hoogleeraar. Den volgenden ochtend vond men liet sijsje, in de kamer die ge plunderd werd, dood in de kooi liggen; het diertje had zich blijkbaar letterlijk „dood- geschrokken". De lezer, aan wien we de mededeelingen betreffende de dieren en het mqtoringeluk danken een veelbereisd man, die nauw lettend genoteerd heeft, wat iiij bij de die ren waarnam schrijft ons, ten aanzien van vogels, dat de Indianen in Zuid-Ame rika, Argentinië, er „wraakvogels" op na houden, om thuis de nadering van men schen, dus meestal vijanden, aan te kondi gen op uren cn uren afstand, zonder dat zien of hoo.ren' mogelijk is. Hij meent, dat het de moeite waard zou zijn over deze waakdieren materiaal te verzamelen. Helderziende ganzen? Inderdaad zou het van beteekenis kunnen zijn, daarover meer te weten, maar de bron nen tot dat weten zijn van hieruit niet te benaderen. Dat ganzen waakzaam zijn, is bekend en misschien daardoor was de gans de heilige vogel van Persephone bij de Grie ken, van Juno bij de Romeinen en een aan tal van deze vogels werd daarom in den tempel van het kapitool onderhouden. Vol gens de sage zouden ze, bij den inval der Galliërs onder Brennus, door hun ge schreeuw de bezetting gewekt en daardoor het kapitool gered hebben, maar als het waar is, dan zouden we nog moeten weten of de ganzén door „helderziendheid" ken nis van de nadering der Galliërs hebben ge kregen, toen ze nog ver weg waren, of dat ze schrokken, toen ze de vijanden zagen. Overigens werden vogels herhaaldelijk voor waarzeggerij gebruikt bij de Germanen: graankorrels waarop runen (oud-Germaan- sche schr'iftteekens) geteekend waren, wér den voor kippen gestrooid en men lette dan op, welke korrels opgepikt werden en leid de daaruit het orakel af. Voorgevoelens van honden en katten. Dat honden de komst van hun meester vooruit schijnen te weten blijkt ook uit de mededeeling van een lezer: „Een zeer ge voelige hond, dien ik had, waarschuwde altijd mijn vrouw als ik zoo ongeveer bij liet station was aangekomen op 3 km van mijn woning in een zeer drukke stad, hoewel ge woonlijk niemand wist, wanneer ik terug zou koincn. Een hond van mijn schoonouders, ver knocht aan mijn Vrouw, waarschuwt hen altijd, lang voor ze komt, wanneer mijn vrouw in aantocht is (een reis van een paar uren), wat meestal niet tevoren wordt mee gedeeld. Een kat., een trouwe vriend, nes telde zich vaak lang te voren op mijn va lies, vaak voor ik zelf het besluit had ge nomen voor eenige dagen op reis te gaan. Dan at hij niet, voor ik terug kwam. Deze lezer is ervan overtuigd, dat hon den, maar ook katten den dood van men schen „zien aankomen'Ze zijn, schrijft hij, dooreengenomen, zeer hang voor de ver schijnselen, die ze voor, tijdens en na den mcnschelijken dood opmerken of ondervin den en ze zijn dit heelemaal niet bij den dood van soortgenoot en of andere dieren. Een lezeres uit Venetië doet de volgende mededeeling. Het betreft een Spaanschen buil en de plaats der handeling was het eiland Capri. Toen ze op reis moest, nam haar vriendin, die met den hond N'ada goed bevriend was, de zorg voor het huis op zich. Drie dagen na haar vertrek ontving ze en telegram, inhoudende dat Nada in die drie dagen niets gegeten had. Ze besloot daarom, inet haar man terug te kee- ren. Toen ze weer thuis was, vernam ze, dat de hond al die dagen voor haar bed had ge legen, zonder iets te eten of te drinken, vol komen apathisch. Maar in den ochtend van den dag van haar terugkomst ze kwam des avonds laat - was er opeens le ven in het. dier gekomen. Het was uitbundig blij den terrastuin ingcloo- pen, zat soms tien minuten muisstil het straatje voor het huis in te kij ken, rende dan weer het huis in, blafte en kwispelstaartte blij cn ren de dan weer naar zijn uitkijkpost. Het had dien dag niet willen eten, maar wel heel veel gedronken. Intuïtie" „Toen we nog wel een uur ver van huis waren, was ze als dol geworden, sprong te gen onze vriendin op en likte haar handen. Onze vriendin besloot hieruit, dat we thuis zouden komen, hetgeen dan ook het geval was.. Eerst na onze thuiskomst'heeft Nada gegeten. De hond heeft uren vóór onze terugkomst geweten, dat we in aantocht waren", aldus de schrijfster, die de vraag stelt: „Intuïtie of onbekende stroomingen, die haar van ons af door de lucht bereik ten? Ik weet den uitleg niet." Wij evenmin en misschien niemand met zekerheid. Intuïtie aannemen brengt ons niet veel verder, het is een woord en niets meer en eenige verklaring hoult het. niet in. Over stroomingen, stralingen of wat dan ook weten we te weinig, om een aan nemelijke veronderstelling uit te spreken. We hebben wel niet veel aan feiten zonder een goede theorie, maar toch zijn de feiten op zich zelve al belangwekkend genoeg. Men beeft een kleine eeuw lang met electri- citeit gewerkt zonder een goede theorie, te hebben en voorloopig zullen we er ons bij moeten neerleggen, dat vaststaat, dat die ren in sommige gevallen op voor ons on naspeurlijke wijze kennis krijgen van sommige gebeurtenissen, van b.v. de nade ring van hun meester of van een sterfgeval. Ind at geval-Nada zou men kunnen aan nemen, dat de vriendin tegen den hond ge legd heeft: ik zal je vrouw telegrafeerden, dat ze thuiskomen moet en dat de hond dat begrepen heeft en daarom verheugd was. Maar dan is nog niet verklaard, dat' het dier éen uur voor de thiuskomst de nadering voorgevoeld heeft. Honden cn ook paarden blijken hoe zonderling het ook schijnen moge vaak heel goed menschen taal te verstaan. Een lezer schreef .ons eens. dat hij een lang niet aardigen hond had, die wat ach terlijk scheen cn die door alle honden uit de buurt gemeden werd en hun ook uit den weg ging, maar als er iets te halen viel, was hij erb. Op een middag was er lever of iets anders begeerlijks op tafel en de hond wilde zijn deel mee hebben. Kinderen kunnen wreed zijn: Verrassend bewijs van de men* schel ij ke taal. „Je kunt wat krijgen", zei de baas, „maar je moet eerst driemaal om de tafel heen loop en." Tot verwondering zoowel van "den man als van zijn huisgenooten liep de hond driemaal hard als een cir- cuspaard om de tafel heen en kreeg daarop zijn deel. Is het te aardig om waar te zijn? Mis schien wel, maar waarom zou iemand de moeite nemen, een brief te schrijven en er porto voor over te hebben als het niet waar was. Niemand heeft bij een gefan taseerd verhaal eenig belang. Men. kan zicli voorstellen, dat iemand die bijzonder op een dier gesteld is, de gedragingen ervan liefst zoo melischelijk mogelijk voorstelt, om in zijn geest nader tot den huisvriend te staan, maar zooiets verwacht men niet van iemand die verklaart, dat zijn hond niet aardig is cn ook niet geliefd. De blik van een paard. Tenslotte nog iéts over het verstaan door paarden: we kennen iemand, die dc lief hebberij heeft, paarden suikcrtabletten te geven. Heel vaak laat hij dan een dier een klontje doorbijten en zegt vooraf: „Nu moet je een klontje doorbijten, maar pas op mijn vingers". Alle aldus aangesproken paarden houden, terwijl hij spreekt, het hoofd opge richt en de man ïs er van overtuigd, aani den blik van het paard te kunnen zien, of het de opdracht verstaat en aanvaardt. We hebben herhaaldelijk gezien, dat het paard dan het tabletje netjes doorbeet en het. dier bleek daarbij nog meer bezorgd, den man niet in de vingers te bijten, dan hijzelf bevreesd was gebeten te worden. Het riekt wel heel fantastisch aan te ne men, dat paarden mcnschelijke taal begrij pen kunnen en wie weet, misschien zou het experiment even vlot verloopen, als hij geen toespraak zou houden, maar dat we ten we niet zeker. In elk geval is het niet" steeds ongevaarlijk, een paard te naderen zonder te spreken, daar het dier dan licht schrikt en clan dingen doet, die het anders niet zou doen. Hoe gevoelig paarden zijn voor woorden, niet alleen voor de intonatie ervan, weten dresseurs het best. Maar dat is een onderwerp, dat buiten het bestek valt. Waar het hier op aankomt, is de vraag of dieren meer te weten kunnen komen buiten zintuigelijke waarneming om, dan menschen, of ze misschien helderziend zijn in tijd of ruimte, of in beide. FEUILLETON. DOOR» Toen zij twintig jaar was, trouwde zij met den laatsten afstamme ling uit een oud koopmansgeslacht in Rio. Haar dochtertje Nina werd geboren in 1850. Nina was een leelijk kind, dat scheel zag en een bril moest dragen, waardoorheen angstig de bolle oogen keken. De degeneratie van het oude geslacht scheen zich in haar te hebben voltrokken. Haar ouders keken verlangend uit naar een man, die zich over dit -misdeelde schepsel zou willen ontfermen, maar de vrijers weigerden hardnekkig, op te dagen. Nina werd ouder en leelijker. Er kwamen wratten op haar rimpelige gezicht, waaruit tel kens een stijf zwart haartje te voorschijn piekte. Zij leek voor bestemd om een oude vrijster te worden, maar op haar vijfendertigste jaar kwam er tot ieders verbazing een stoere en ronde en rood ge brande zeeman, die haar ten huwelijk vroeg. De zeeman was kapitein van een mailschip in den geregelden dienst tusschen Lissabon en Rio de Janeiro. De familie juichte van opluchting; het was wel een beetje een mis-alliance, maar alles was beter dan met een ongetrouw de dochter opgescheept te blijven zitten. Nina en haar kapitein trouwden in 1885, en de familie gaf een feest, waarvan Rio maan den later nog sprak. De kapitein werd deelgenoot in de zaak van zijn schoonvader. Twee jaren later werd een dochter. Dolores, ge boren, die in 1908 trouwde met een ingenieur, die uit Portugal was overgekomen. Zijn naam was Coelho. In 1909 kregen zij een dochter, Inez. Dolores stierf in 1925, zoodat Inez Coelho op haar zestiende jaar den brief in handen kreeg, waarmee zij zich in 1931 naar de bank zou moeten begeven, voor een bedrag van drie millioen mil- reis in ontvangst te nemen. Zij beefde van opwinding, en haar eerste opwelling was. naar haar vriendinnen te rennen, en het in teressante verhaal te vertellen, en welk een merkwaardige bijzonder heid! Die oude snoeshaan had het zeker vooruit geweten, dat er na honderd jaren weer eens een meisje zou zijn, dat Coelho heette! Maar de bedreiging aan het slot van den brief weerhield haar. Zij legde een vinger op haar lippen, en sloot den brief in een der vele vakjes van haar bureautje, juist, zooals haar betovergrootmoeder het had gedaan in 1831. Zij leek wel op die betovergrootmoeder Pepita. Hetzelfde uit dagende in haar blik, dat mannen aantrok tot waanzinnig wordens toe, maar dat ze deed terugdeinzen, wanneer ze de hand uitstaken om haar te grijpen. Hetzelfde resolute gebaar, dezelfde volstrektheid in haar beslissingen. Zij tenniste in shorts; zij roeide in iets minder dan shorts; zij baadde in een verminderde editie van haar roei- costuum, en zij danste in bijna heelemaal niets. Zij dronk cocktails met haar roodgeverfde lippen en zij wierp verleidelijke blikken naar de jonaemannen. die ouderwetsch en romantiek als alle jongeman nen, in de zwoele zomernachten met guitaars kwamen kweelen onder haar balcon. Maar zij regeerde ook met ijzeren hand de bedienden in het sta tige huis, tot groote voldoening van haar vader, die hulpeloos en bijziend verschanst zat achter zijn plannen en berekeningen, en in zijn vrijen tijd Spinoza las, en Hegel, Bergson en Ortèger y Gasset. Soms poogde hij schuchter met zijn dochter een gesprek te begin nen over de ideeën van Plato, of de substantie van Spinoza, maar zij praatte opgewonden en overtuigend over drives en dropshots, overnaadsche vieren en moonlight bathing, en over dien aardigen jongen, je weet wel, van Pontajo „Ja, ja, mijn kindje," suste haar vader, „en vergeet niet. Marietta er op te wijzen, dat ze alweer een kop thee op een linnen calque .heeft gezet." Op den eersten Mei 1931 stapte Inez Coelho, met den brief in haar hand naar het hoofdkantoor van de bank. Zij werd toegelaten in het privé-kantoor van den directeur, waar zij tot haar verbazing een jongen man vond van naar schatting een jaar of vijf en twintig, die haar werd voorgesteld als Vincent Ribeiro. Zij vroeg verder niet naar de reden van de aanwezigheid van dit jonge mensch, maar gaf den directeur haar brief. Die bekeek hem nauwkeurig en zei: ,Ja, ja, alles klopt. U behoeft U niet te legitimeeren, het is mij een voor recht U reeds lang te kennen." Want de directeur was een hoffe lijk man, die in de vijftig jaren .van zijn leven de „snoezige meisjes" had leeren onderscheiden van de „minder snoezige", zooals hij zich beleefdelijk uitdrukte. „Maar u is een kleine complicatie. Mijnheer Ribeiro is zooeven bij mij gekomen uit Almodorrer „Wat is Almodorrer?", vroeg Inez. „Almodorrer is een plaatsje in Portugal. Mijnheer Ribeiro is in het bezit van een brief, die bijna gelijkluidend is aan de uwe, en die hem evenzeer als u recht geeft op drie millioen milreis aan dia manten." Inez keek den directeur verbaasd aan. „Tja," verzekerde deze, „het is de volle waarheid, en het klopt bovendien precies met de instructie, die uw voorvader Gongaio Coelho, honderd jaren'geleden aan mijn voorganger ter hand stelde." „Maar hoe moet dat nu?" protesteerde Inez, „moeten we dat geld dan samen beheeren? Dat zou goed kunnen, als we eerst trouwden." En over haar schouder wierp zij den jongen man een blik toe, die dezen deed blozen. -• „Dat zou inderdaad een oplossing zijn, en, als ik in de schoenen van den heer Ribeiro stond, zou ik onmiddellijk ja, zeggen, met of zonder drie millioen," zei de directeur, hoffelijk als altijd, en met de hand streelend over zijn wei-verzorgden grijzen baard. „Ik heb de oplossing," riep Inez, zijn laatste opmerking negeerend, „de steenen zijn in drie kasten, is het niet? Welnu, we geven één kast aan meneer Ribeiro, één aan U, omdat u er zoo goed op hebt gepast, en de laatste is voor mij. Wat zegt U daarvan?" Dit laatste tot Vincente Ribeiro, met een uitdagenden blik. Maar vóór Vincente kon antwoorden, zei de directeur: „Het spijt mij, dat ik u moet teleur stellen, juffrouw Coelho, maar ik kan aan uw voorstel geen gevolg geven. Ik heb namelijk slechts de sleutel van één kast. Hier is hij. Uw voorvader moet een degelijk man geweest zijn, want, zooals ziet is de sleutel van puur goud. Hij heeft blijkbaar voorzien, dat een ijzeren sleutel in honderd jaar wel weg had kunnen roesten. Boven dien zou ik niet te gul zijn, door mij een deel van de diamanten aan te bieden. Er zijn bankdirecteuren geweest, die hun portie al hadden genomen, vóór die hun op zoo edelmoedige wijze werd geoffreerd. Maar laat ons eens probeeren, wat er in de kast ligt, die met dezen sleutel kan worden geopend." Juffrouw Coelho. mijnheer Ribeiro ik verzoek U mij te volgen naar den kelder, om de schatten van Alad- din of was het Saladin?.. (Wordt vervolgdJ

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1937 | | pagina 10