DE DRIE MUSKETIERS
Berlijn 700 jaar stad
Drie gouden sleutels
Duifschlands hoofdstad niet zuiver Germaansch!
Radioprogramma
Thans is Berlijn, wat aantal inwoners
betreft, de derde stad der aarde. Allepn
Londen en New-York komen er voor. En
wat de omvang van de stad betreft, moeten
alleen New-York en Tokio voor Berlijn ko
men. Het aantal inwoners is 1.250.891. De
grens heeft een omvang van 231 K.M. De
stad Berlijn is dus met onze provincie
Utrecht te vergelijken! 24 steden en 280
dorpen en gehuchten ziin in den loop der
jaren door den colos Berlijn opgepeuzeld!
En de eetlust, duurt nog voort!
Op het oogenblik heeft dc bebouwde
kom van Berlijn een doorsnee van bijna
25 K M. Men weet veelal niet eens meer.
in welk gedeelte van Berlijn men woont.
Dc namen der oude steden en dorpen zijn
ten deele blijven voortleven in dc namen
van de „Bezirke", maar de grenzen van
deze „Bezirke" dus de wijken, zijn niet de
zelfde als van de oude grenzen der voor
steden.
Dc geweldige omvang van Berlijn blijkt
ook uit het. tramwegnet, dat, wanneer wij
den ondergrond meerekenen, een lengte
heeft van 1020 K.M.!
ZATERDAG 21 ANGUSTUS 1987.
VARA-uitzending. 10.0010.20 v.m. en
7.30—8.00 VPRO.
8.00 Gramofoonmuziek.
10.00 Morgenwijding.
10.20 Orgel, declamatie, „Fantasia" en gra
mofoonmuziek.
12.001.45 Gramofoonmuziek.
2.00 Bas en piano.
2.30 Gramofoonmuziek.
3.00 Causerie en interview over de opgravin
gen te Gouda.
3.30 De Flierefluiters en solist;
4.30 Esperanto-uitzending.
•4.50 „Melody Circle".
5.40 Literaire causerie.
6.00 Orgelspel.
6.30 De Ramblers.
7.05 „Filmland".
7.30 ,Van gemeente tot kerk", causerie
8.09 Herhaling SOS-berichten.
8.03 Berichten A.N.P. en VARA-Varia.
8.15 Pianoduetten.
8.35 Gramofoonmuziek.
12.15 KRO-Orkest. Om 1.00 Gramofoonmu
ziek en postduivenberichten.
2.00 Voor de rijpere jeugd.
2.30 Gramofoonmuziek.
3.00 Kinderuurtje.
4.00 Gramofoonmuziek.
4.30 KRO-Orkest.
5.15 Gramofoonmuziek.
5.30 De KRO-Melodisten.
6.00 Zang.
6.15 Gramofoonmuziek.
6 20 Journalistiek weekoverzicht.
6.45 Gramofoonmuziek.
7.00 Berichten.
7.15 „Geestcsziekenverpleging in den moder
nen tijd," causerie. -
7.35 Actueele aetherflitsen.
8.00 Berichten A.N.P., KRO-Mededeelingen.
8.15 Overpeinzing met muzikale illustratie.
8.35 KRO-Melodisten en soilst.
9.00 Gramofoonmuziek.
9.15 Vervolg concert.
9.45 Gramofoonmuziek.
10.30 Berichten A.N.P.
10.40 Internationale sportrevue.
10.5512.00 Gramofoonmuziek.
317. TOEN HET MASKEfc AFGELEGD
WERD.
Van Griekschen of Keltischen
STADSWAPEN GEEFT DE MEEST
AANNEMELIJKE OPLOSSING.
HET TEGENWOORDIGE BERLIJN
ONGEVEER ZOO GROOT ALS DE
PROVINCIE UTRECHT.
Men schrijft ons uit Berlijn;
Wij vieren weer eens feest. Overal wap
peren de vlaggen. Berlijn beslaat 700 jaar!
De eerste oorkonde, waarbij de gehuchten
Berlijn en Cölln werden erkend, dateert
uit het jaar 1237. liet ging in één moeite
door; Berlijn en Cölln.
Dit Cölnn was overigens niet hot Keulen
aan den Rijn, maar was een visschers-
plaatsje aan de moerassige boorden van
de Spree. Cölln was toen belangrijker dan
Berlijn. In het tegenwoordige Berlijn wor
den wij aan het oude Cölln nog herinnerd
door het stadsgedeelte van Neu-Kölln, dat
voor enkele jaren als het bolsjewistische
bolwerk van Duitschland bekend stond en
waarin iedere tegenstander van het com
munisme werd doodgeranseld, als hij al te
geestdriftig het communisme bestreed.
Cölln en Berlijn zijn later aaneengegroeid.
Berlijn groeide sneller dan Cölln en heeft
eindelijk Cölln en Neu-Cölln in zich opge
nomen. Maar de Berlijnsehe vroedschap
vond het blijkbaar in een vorige eeuw on
aangenaam. eraan te worden herinnerd,
dat Cölln eens belangrijker was dan hel
Berlijn, en 7.00 werd het. oude Cölnn in de
17de eetiw in Rixdorf omgedoopt. In 1450
wordt in de kronieken voor het eerst over
Berlijn en Cölnn gesproken; dan is Berlijn
dus hlïikbaar liet belangrijkste van de twee.
Cölln is waarschijnlijk naar Keulen aan
den Rijn genoemd. De twee I's zijn eerst
later ter onderscheiding van Köln am
Rhein ingevoerd. D e visschers, die Cölln
gesticht hebben, hadden het blijkbaar wel
eens in Keulen hooren donderen. In ieder
geval kwamen ze niet van Keulen aan den
Rijn. Het waren Wenden!
Men spreekt er liever niet over.
Er liggen op bet oogenblik nog verschil
lende elhnologische eilandjes, waar de in
vloed der Wenden ovcrhcerschcnd is ge
bleven. binnen dc grenzen van het Duïtsche
Rijk. Men denke b.v. aan het „Spreewald".
waar men een taaltje spreekt, dat heel
oorsprong Bi
wat meer op Tsjechisch dan op Duitsch
lijkt.
Wanneer dan Cölln en Berlijn werkelijk
nederzettingen der Wenden geweest zou
den zijn, dan., zou het met den Germaan-
schen stamboom in Berlijn niet hcelemaal
in den haak wezen!
Daarom wordt er op het oogenblik
van die visschertjes van 1337 in
de Duitsche hoofdstad niet te veel
gesproken, maar heeft men den
kinderen op alle middelbare scholen
te Berlijn verteld, dat er in de om
geving van Berlijn oud-Genmartn-
sche voorwerpen zijn uitgegraven,
die op een Germaansche nederzet
ting omstreeks 2000 vóór Christus
wijzen.
Derhalve zou Berlijn dus' bijkans 40
eeuwen bestaan! De Wenden hebben het
dan in het jaar 1337 met hun stichting
van Cölln en Berlijn enkel nog maar eens
dunnetjes overgedaan, en de Germanen
hebben dus de oudste rechten! Doch... be
moei 11 niet te veel met Bcrlijns verleden!
Het is niet netjes?
De naam Berlin wordt op verschillende
wijze verklaard. Een geleerde uit de vorige
eeuw meende zelfs, dat Berlijn een Gi'iek-
sche kolonie was geweest; de Grieken zou
den aan de Spree baryslinos (zware viscli-
nettcn of fuiken) hebben aangelegd. Andere
geleerden hebben Berlin (Perlin) uit het
Keltisch afgeleid; Perlin zou dan „huis",
..boom" of „heuvel" hebben beteekend. In
Duitschland liggen nog nadere stedekens of
dorpen, die Berlin of Perlin heeten, b.v. bij
Ilalle, in ITannover, bij Augsburg, in Hol-
stein, in het district Laucnburg in Pom-
mern, in Mecklcnburg, ja zelfs in Caliciö.
Men heeft verder in Duitschland een Ber-
linchen, een Parlin, een Barlin, een Bellin,
een Belling, een Berlis een Perlebcrg en dit
Een groote historische optocht trok ter ge
legenheid van Berlijn's 700-jarig bestaan
door de straten der stad.
zou nu alles oorspronkelijk hetzelfde heb
ben beteekend.
Maar liet gemakkelijkst is dc verklaring,
dat Berlin oorspronkelijk Beerlein is ge
weest. En dc „kleine beer" is dan ook
sedert onheugelijke tijden in liet Berlijnsehe.
stadswapen vertegenwoordigd. Thans is het
Berlijnsehe stadswapen zelfs een beer zon
der meer. Het dier heeft een kroon op.
hoewel dc andere kronen in Duitschland
verdwenen zijn. En Berlijn is trots op
zijn beer!
De Berlijner. die graag feestviert, heeft
ervoor gezorgd, dat het 700-jarig bestaan
der stad niet onopgemerkt voorbijgaat.
Groote optochten, tentoonstellingen en fecs-
ten zijn achter den rug of in voorbereiding.
Sommige Berlijners geloovcn niet aan het
Duizendjarig Rijk, maar aan een Duizend
jarig Berlijn twijfelt niemand!
9.15 Radiotooneel.
9 30 VARA-Orkest.
10.00 Berichten A.N.P.
10.05 Gramofoonmuziek.
10.15 VARA-Orkest.
11.00 Gramofoonmuziek.
11.1512.00 „Fantasia".
KRO-uitzending.
8.009.15 en 10.00 Gramofoonmuziek.
11.30 Godsdienstig halfuur.
12.0* Berichten.
318. DE MEDEDEELING VAN DEN BEUL
„Deze vrouw was een non in het klooster
te Tempemar. Hier verleidde ze een jonge
geestelijke en haalde hem over met haar
te vluchten. Om geld voor de vlucht te
krijgen, stal de priester de heilige huis
raden van het klooster en verkocht deze.
Maar juist op 't oogenblik, dat ze zich uit
de voeten zouden maken, werden beiden
verrast en gevangen genomen. Nauwelijks
acht dagen later had ze ook den zoon van
den gevangenbewaarder reeds verleid en
was met. hem gevlucht. De geestelijke werd
lol. 10 jaar kerkerstraf en tot; het brand
merk veroordeeld. Ik was, zooals deze
vrouw daar juist zeide, toentertijd dc beul
van Rijssel en de schuldige was mijn eigen
broer.
Toen zwoer ik, dat de vrouw, die mijn
broer in zijn ongeluk had gestort, zijn
schande zou deelcn. Ik ging haar wegen
na, vond haar, bond haar en drukte haar
het gloeiende ijzer, dat ik ook mijn broeder
had moeten inbranden, op den schouder.
„Neen! Dat kan niet! Dat kan hij onmo
gelijk zijn! Help! Help schreeuwde ze met
heesche stem en keerde het gezicht naar
de muur, alsof zc zich met haar nagels
hierdoor een weg had kunnen banen.
„Maar wie bent u toch?", riepen nu ook
de anderen.
„Vraag het deze vrouw", antwoordde de
vreemde. „U kunt immers zien, dat ze me
kent." „De beul van Rijssel" riep Mylady
van schrik bijna gek geworden, terwijl ze
zich met haar tanden en nagels aan de
muur vastklampte om niet .te vallen.
Allen weken terug. Slechts de man met
de roode mantel stond in 't midden der
kamer.
„Genade! Genade! stamelde ze en viel
op haar knieén. „Vergeef me, vergeef me!"
De onbekende wachtte tot het weer stil
was geworden. Daarna sprak hii met kou
de stem: „Ziet u wel, ze kent me. Ja ik
ben de beul van Rijssel. En nu wil ik u
mijn geschiedenis vertellen."
Alle oogen waren op den bleeken mond
gericht en in de groote spanning wachtte
een ieder op hetgeen volgen zou.
FEUILLETON.
DOOR:
28. PETIAN
Dat was nu wel niet, wat hij zich van de reis had
voorgesteld, maar nu hij toch eenmaal hier was, moest hij maar
trachten te maken, wat er van te maken was. En, voegde hij nog
als troost toe aan het slot van zijn brief, wanneer het een beetje mee
loopt. verdien ik zooveel, dat ik ook nog het geleende geld kan
terugbetalen. Hij postte den brief en keek, of hij nog bij het consu
laat terecht kon, waar hij wilde vragen naar adressen, om te sollici-
teeren. Maar het was te laat; het bureau was voor dien dag geslo
ten. Hij zat nog een uurtje op een bank in het park en keek afgunstig
naar de voorbijgangers; ieder van hen had een doel. een thuis,
waarheen hij zijn schreden richtte. Maar hij was hier alleen en zon
der hulp tusschen allemaal onverschilligen, in een vreemd en vijan
dig land.
Tegen etenstijd kwam hij terug in zijn hotel; met tegenzin at hij
een weinig van hetgeen werd opgediend. De waard sloop op zijn
teenen door het vertrek, en sprak fluisterend tegen hem, alsof zij
beiden in de rouw waren
Dadelijk na het eten ging Vincente naar zijn snikheete kamertje
en viel doodmoe op zijn bed. Hij hoorde in den avond nog vaag het
geschreeuw van mannenstemmen beneden in de kroeg, en viel toen
in een diepen slaap.
Den volgenden ochtend was hij al vroeg weer op de been, en ging
naar het consulaat, waar hij door denzelfden man werd ontvangen,
die 's ochtends al even slaperig en gemelijk bleek te zijn als later op
den dag.
Hij legde hem uit, dat hij van plan was een betrekking te zoeken,
dat hij advocaat was. en dat hij met een klein salaris genoegen zou
nemen. Dit verhaal scheen den man beter te bevallen dan dat, het
welk hij den vorigen dag had gehoord. Hij toonde nu eenige belang
stelling, haalde een lijvig adresboek voor den dag cn ging zelfs zoo
ver, dat hij potlood en papier haalde en een lange lijst adressen voor
Vincente opschreef. Die bedankte hem vriendelijk en ging met nieu
wen moed de stad in. De gedachte aan de milliocnen had hij opzij
gezet; het ging er nu maar om zich met eere te redden uit dit avon
tuur, en, als het kon, zooveel te verdienen, dat hij. behalve zijn te
rugreis, ook nog het geleende geld zou kunnen terugbetalen. Dien
zelfden dag begon hij te sollicitecren. maar zonder succes; overal
werd hem, met de noodige betuigingen van leedwezen verzekerd, dat
er op het oogenblik geen plaats open was. Men noteerde zijn naam
en adres; zoo gauw zich een gelegenheid voordeed, zou men hem
bericht zenden. Neen. hij behoefde niet terug te komen, ze zouden
hem heusch niet vergeten. Den heelen dag sjouwde hij, maar overal
kreeg hij hetzelfde antwoord.
De volgende dag was een Zaterdag, 's Morgens trok hij weer met
zijn adressenlijst de stad door, maar weer zonder eenig resultaat. Den
middag bracht hij in troostelooze verveling door op een bank in het
park. Een krant, die een ander had achtergelaten, bracht eenige
verstrooiing; hij las haar van a tot z., zelfs de advertenties spelde
hij uit. Hij noteerde nog een paar adressen, die op zijn lijst niet voor
kwamen. en besloot, daar Maandag allereerst heen te gaan. Den vol
genden dag. Zondag, ging hij met een tram naar buiten. Hij wan
delde alleen door de verlaten heuvels, en kwam op een steden weg.
die naar boven voerde. Een verroest hek stond half open:" het gaf
toegang tot een geheel verwilderd park. Een kolossaal verlaten ge
bouw, dat eens een marmeren paleis meest zijn geweest, met breede
terrassen, stond troosteloos in de tuinen. Een zonderling gevoel van
beklemming overviel Vincente. Aarzelend, als kon hij elk oogenblik
iemand tegenkomen, die hem zou wegjagen, liep hij om het huis
heen. Daarachter stond een bemost marmeren koepeltje, waarin een
beeld stond, een gevleugelde Eros van verweerd albast. Hij trad
naderbij: in den voet van het koepeltje was, met nu half uitge-
wischte letters gebeiteld:
,,Inez CoelhoTimote. 17831804".
Op zijn teenen keerde hij terug door het hek. Eerst toen hij weer
op den weg stond, haalde hij ruimer adem. Wat heeft dat te be-
teekenen? vroeg hij zichzelf af. Waarom ben ik zoo aangedaan? Hij
kon op die vraag geen antwoord geven, maar het beeld bleef hem
den ganschen dag bij. De heele week bleef hij zoeken naar een
baantje, maar zonder eenig resultaat. Zijn kleercn gingen slordig
zitten, hij begon er slecht uit te zien. Op Maandag kwam er 's avonds
in zijn logement iemand van de vreemdelingenpolitie, die vroeg naar
zijn papieren^ Die waren in orde. ..Middel van bestaan?", vroeg de
man. ..Geen." antwoordde Vincente somber. ..Dan moet ik u arres-
tecren. zei de rechercheur, en Vincente volgde hem naar het bureau
van politie.
VII.
Inez Coelho was opgewekt teruggekeerd van het bezoek aan de
bank. Zij liep naar de kamer van haar vader, die benieuwd opkeek
van zijn paperassen.
,,Laat eens kijken Inez. je diamanten."
„Alsjeblieft", antwoordde zijn dochter en zij gaf haar vader haar
exemplaren van den brief en van de kaart.
„Wat beteekent dat?" vroeg hij verbaasd, toen hij er een vluchtigen
blik in had geworpen.
„Dat ik eerst een paar sleutels moet gaan zoeken, ergens in de
wildernis benoorden Diamantino."
„Je. zult toch zoo dwaas niet zijn!"
„Dwaas? Vindt u drie millioen aan diamanten een peuleschilletje?"
„Och. geloof toch niets van dat verhaal. Natuurlijk alles fantasie."
Inez dacht even na.
„En toch geloof ik. dat ik het zal doen. Ik wil in elk geval aan
dien vreemden jongen toonen. dat ik best in staat ben om die sleutels
te gaan halen."
„Welke vreemde jongen?"
Inez vertelde haar ontmoeting met Vincente Ribeiro.
„Werkelijk een schat van een jongen", zei. ze. „hij zag er niet
naar uit. dat hij zich de kaas van het brood zou laten eten. Wat hij
kan, kan ik ook."
„Maar ik vind het verantwoordelijk voor een meisje."
„Och kom. we leven niet meer in de middeleeuwen. Geen vlieg
zal mij kwaad doen. Bovendien zal ik zorgen voor een behoorlijk
fluïde. (Wordt vervolgd.)