DE DRIE MUSKETIERS
RADIO
Kenmerken van para-tuberculose
Drie gouden sleutels
PROGRAMMA
si- PETIAN
324.
DE KREET IN DE NACHT.
„Sleep me toch voor een rechter',, riep
ze in vertwijfeling uit. „als ik werkelijk
rlie misdaden begaan heb, waarvan u mij
beschuldigt. U bent niet gerechtigd me
te ver oordeel en!"
„Ik heli u indertijd Tyburn voorgesteld,"
zei Mylórd Winter. „U had beter gedaan
dat aanbod aan te nemen."
„Maar ik wil niet sterven! Ik wil niet!
Ik ben te jong om te sterven!" riep ze en
rukte aan haar boeien.
„De vrouw, dié u in Bethune vergiftigde,
was nog jonger en toch moest ze sterven,"
antwoordde d'Artagnan.
„Ik wil in een klooster gaan! Ik wil non
worden!
„U was immers al eens in een klooster,
maar U verliet het, om mijn broer in het
verderf té storten!" vervolgde de beul.
Mvlady gilde ontzet. De beul greep haar
echter aan en wilde haar in de boot dra-
gcn.
„Mijn God!' 'riep ze uit, „wilt u me wer
kelijk verdrinken?"
323.
GEBOEID.
Aan den oever gekomen boeide de beul
haar handen en voeten. Nu eerst venbrak
ze liet stilzwijgen.
„Gij, erbarmelijke lafaards!" riep ze, „Met
tien man bent u hier tesamen om een
zwakke vrouw te vermoorden! Maar wees
voorziohtig! Zelfs wanneer me niemand te
hulp mocht komen, zelfs dan zal mijn.
dood gewroken worden!"
„U bent geen vrouw!" antwoordde Athos,
„een duivelin is u, die rechtstreeks uit de
hol is gekomen en we zullen u er naar
terugzenden.'
„Jawel, gij brave Hcnidrfkk.cn, denkt er
aan, dat ieder die me ook maar een haar
krenkt een moordenaar is."
„Genadige vrouw," antwoordde de man
in de roode mantel, „dc beul doodt zonder
dat hij daarvoor tol moordenaar wordt ge
stempeld. Ilij is de laatste rechter!" en
daarbij greep hij zijn breede zwaard.
Mylady uitte een kreet, welke in de
verte een waakhond luid deed blaffen.
INFECTIE VAN DEN VEESTAPEL
HEEFT ZEER GEMAKKELIJK
PLAATS.
HOE DE ZIEKTE TE VOORKO
MEN?
Bovengenoemde rundveeziektc wordt in
de laatste jaren nogal eens genoemd en
voortdurend wordt er meer aandacht aan
geschonken, wat dan ook inderdaad nood
zakelijk is.
De naam doet veronderstellen; dat para-
tb.c. een vorm van t.b.c. is, maar daarmee
heeft, ze niets te maken. De para-tuberkel
bacil lijkt wel op de t.b.c.-bacil. Ze heeft
■een voorliefde voor het. slijmvlies van het
■darmkanaal en de lympheklieren van het
darmsclieil. Wanneer, aldus „Op en om de
Boerderij", bij een aangetast dier de dikke
•darm doorgesneden wordt, ziet die er on
geveer zoo uit als de endeldarm bij een
paard. Deze vertoont een roset van vou
wen, terwijl het slijmvlies sterk opgezwollen
is. Diarrhee is
een kenmerkend verschijnsel
zoodat de practijk dergelijke dieren beti
telt met. den veelzeggcnden naam: „para
schieter". Dat wil nu niet zeggen, dat elk
dier, hetwelk diarrhee vertoont, lijdende is
aan para-t.h.c. Integendeel, maar hij laatst
genoemde ziekte is het toch wel een ty
pisch kenmerk.
Hoewel de ziekte in ons heelc land voor
komt, hecrscht ze toch niet overal even
sterk. Waar veel vee in een beperkte
ruimte te samen is, ontstaat groolere kans
op besmetting.
Het verloop der ziekte is', dat diarrhee
plotseling optreedt. Vaak wordt ze vooraf
gegaan door vermagering en vermindering
in mellcgift. Eigenaardig is liet. dat slecht
weer een grooten invloed op de melkgift
uitoefent en wel in ongunstigen zin. Soms
is gedurende geruimen tijd de ontlasting
wat te dun, zonder dat overigens ziekelijke
afwijkingen waargenomen worden. Na het
afkalven kan het lijden echter sterk toe
nemen. Opmerkelijk is het, dat para-tuber
culose dieren gewoonlijk
een zeer klein kalfje
krijgen.
Soms gebeurt liet, dat 'de ziekte geweken
schijnt. Het dier becint weer te groeien,
maar na geruimen tijd breekt de ziekte
weer uit.
Geneesmiddelen tenen de ziekte zijn niet
hekend, zoodat ieder dier, dat lijdende is
aan de para-t.b.c. bezwijkt.
In het laatste jaarverslag van den Ge
zondheidsdienst voor Vee in Friesland
schrijft de Directeur, dat hij in den loop
van den tijd den indruk gekregen heeft,
dat het soms "voorkomt, dat koeien, welke
met den mest bacillen uitscheiden en wel
ke onderzocht zijn, omdat ze diarrhee heb
ben, nier" altijd aan deze ziekte ten gronde
gaan. Integendeel, er zijn gevallen, welke
zich later en zelfs gedurende meerdere ja
ren >als volkomen normale koeien hebben
gedragen. Dergelijke tijdelijke smetstofbron-
nen kunnen het onderzoek naar de oor
zaak van het optreden van para-t.b.c. op
sommige bedrijven zeer bemoeilijken.
Dc practijk kent bet ziektebeeld in 't
algemeen nog onvoldoende. De lijders wor-
deii in den zomer dikwijls van het andere
melkvee afgezonderd.
Zoo'n beestje wordt dan dicht bij huis ge
houden, waardoor het gemakkelijk is, om
voortdurend toezicht te houden. In den re
gel ziet men, dat de kalverkamp daarvoor
een geschikte plaats biedt.
Gevaarlijker kan het niet.
Wanneer de koe lijdende is aan para-
t.b.c., zullen met den mest een groot aan
tal bacillen op het land terecht komen. De
jonge kalveren kunnen daardoor gemakke
lijk de smetstof binnen krijgen, wat dan
ook als regel gebeurt. Maar gedurende den
den zomer bespeurt men daar niets van.
't Kalf zal gewoon opgroeien, zon
der afwijkende verschijnselen. Pas
na het eerste kalven begint het lij
den, maar de aandoening heeft een
sleepend verloop. In den regel gaat
er een paar jaar mee heen. Zoo
lazen wc een geval van een vee
houder, die een zieke koe bij twaalf
kalveren ging weiden. Van deze
twaalf stierven er tien aan para-
t.b.c., doch dat was twee jaar Jater
dan het weiden met de zieke koe
had plaats gehad.
Een andere veehouder had de zieke koe
in den potstal gezet, waarin ook een aan
tal kalveren verblijf hield. Al deze jonge
dieren waren op een leeftijd van V/22
jaar aan de ziekte ten offer gevallen.
Wordt een koe als kalf gcinfccteerd, dan
sterft ze soms als twenterricr, doch 't meest
als derdekalfs-koc. De kortste tijd, die men
waargenomen heeft, is 910 maanden, doch
dat is uitzondering.
De practische boer zal er dus voor moe
ten zorgen, dat hij nimmer
een verdacht dier
laat vertoeven tc midden van zijn kalveren.
Jonge dieren beschikken over een gering
weerstandsvermogen en als de slijter een
para-lijder is, kan hij er gerust op rekenen,
dat van zijn opfok niets terecht komt!
In gewone jaren is dat al erg genoeg,
maar thans, nu op iedere boerderij maar
zoo'n beperkt, aantal kalveren gehouden
mag worden, terwijl dc selectie al zoo vroeg
moet plaats hebben, klemt dit nog te meer.
Zonder daarom verdacht vee direct af en
tracht den opfok afzonderlijk te weiden. Dc
kalveren krijgen een apart kampje-dicht bij
huis; de pinken'grazen doorgaans op een
perceel, waar geen ander vee weidt. In den
winter wordt het echter voor velen moeilijk
om het jongvee van het andere vee tc
scheiden. Wie het echter kan doen, moet
het niet nalalcn.
Dat het moderne beweidingssysteem voor
den directeur van den Gezondheidsdienst
een gruwel is, laat zich begrijpen. Juist met
den mest worden de duizenden bacillen uit
gescheiden'. Dit kan een zekere methode
zijn om den gehcelen veestapel te infec-
teeren.
In vele streken heeft men de gewoonte,
om den verschen stalmest met den hak di
rect over het land te 'brengen. Heeft men
nu vee, dat para-tuberculeus is, dan zal
ook dc smetstof op het land terecht komen.
En de bacillen zullen daar geruimen tijd
kunnen leven. Zoolang het gras nog kort
is, heeft de zon gelegenheid om de bacillen
te dooden. Maar later niet meer. Altijd
heeft men dus in den mest een smetstof
bron te zien.
Uit dit oogpunt mag men ook nim
mer vee op versch bemest land laten
weiden. De versch© mest gaat niet
naar het weiland, maar naar h«t
hooiland. Dit is in den regel later,
zoodat de zon de bacillen doodt, ter
wijl het geruimen tijd duurt eer
het vee hier komt weiden. Dc kans
op besmetting door den mest is
dan uiterst gering.
Men zal vragen, hoelang de para-bacillen
in den mest kunnen blijven leven. Dit is
niet hekend. Maar wel is het afhankelijk
van de geaardheid van den mest. In stroo-
rijken mest gaan de omzettingen sneller
dan in klaren mest. Juist in de veenweide-
streck heeft men de gewoonte om den ver
schen mest zoo over het land te brengen.
En daar gebruikt men weinig stroo. De
mogelijkheid bestaat, dat een dergelijke ma
nier van bemesten schuldig is aan het feit,
dat in de veenstreken vele besmette bedrij
ven voorkomen. In elk geval verdient het
aanbeveling, om
geen verschen mest aan te wen
den.
op land, dat spoedig daarna geweid zal wot-
dcn. De ziekte nesfelt zich niet in den stal.
Als een veehouder zijn besmet beslag van
de hand doet en nieuwe gezonde koeien
gaat aankoopen, is hij de ziekte kwijt. Als
een besmette boerderij een anderen pachter
krijgt, dan verdwijnt met het oude beslag
ook dc ziekte.
Dat men bij aankoop van vee voorzichtig
moet zijn, behoeft nauwelijks gezegd te
worden.
Evenals bij t.b.c.-bestrijding het geval
is, tracht men lijders, aan para-t.b.c. op te
sporen, door de dieren in te enten. Nu ge
bruikt men hiervoor vogeltubcrculine, om
dat de bacil van de para-t.b.c. moeilijk te
kweeken is. De reactie is echter niet zoo
diiidelijk. waardoor de diagnose moeilijk te
si ellen is. I-Ictspreekt -vanzelf, dat eventu
ele reagcerders afgezonderd .moeten wor
den cn nimmer in aanraking mogen ko
men met den opfok.
Ook het onderzoek van mest levert niet
altijd resultaten op. Zooals we reeds mee
deelden, houdt de bacil zich in het slijm
vlies van het darmkanaal op, maar als er
geen doorbraak is. komen er ook geen ba
cillen in den mest voor. Het is gebleken,
dat liet buitengewoon moeilijk is, om
de diagnose vast te slellen.
Een totaal uitgeteerde koe, welke niet
reageerde op vogeltuherculine-inspuiting.
waarbij ook geen enkele maal bij onder
zoek bacillen in den mest waren aange
troffen, zelfs drie dagen voor het slachten
niet, bleek toch aan para-t.h.c. te hebben
geleden.
Het is gewenscht, voortdurend deze ziek
te in het nog te houden. De veehouder, die
een dier heeft, dat voortdurend diarrhee
vertoont, smalle billen bezit met een hoog
uier er tusschen, een klein kalfje heeft
geleverd, zal in zijn eigen belang het dier
moeten laten onderzoeken door den die
renarts of contact zoeken met den Ge
zondheidsdienst voor vee. Door dezen
dienst werden gedurende het laatste jaar
1336 monsters mest onderzocht, waarvan
272 een positieve reactie vertoonden.
WOENSDAG 25 AUGUSTUS 1937.
Hilversum I.
V.ARA-uitzending. 10.0010.20 v.m. en
7.30—8.00 VPRO. 6.30—7.00 RVU.
8.00 Gramofoonmuziek.
9.30 Kookles.
10.00 Morgenwijding.
10.20 Causerie, „Melody Circle" en de „Fliere
fluiters".
12.00 Gramofoonmuziek.
12.30 „Fantasia".
I.001.45 Orgelspel.
2.00 Gramofoonmuziek.
3.30 Voor de kinderen.
5.30 Gramofoonmuziek.
5.45 VARA-orkest.
6.30 Causerie „Ons land uit de lucht gezien".
7.05 Vervolg concert.
7.30 Causerie „Vrijzinnig Prostestanten in
Noord-Brabant en Limburg".
8.00 Herhaling SOS-Berichten.
8 03 Berichten A.N.P. VARA-Varia.
8.15 Boyd Neel strijkorkest.
8.45 Declamatie.
9.00 Vervolg concert.
9.30 Orgelspel (gr.pl.).
10.00 Berichten A.N.P.
10.05 Radiotooneel met muziek..
10.35 Gramofoonmuziek.
II.00 „Fantasia".
11.3012.00 Gramofoonmuziek.
Hilversum H.
NCRV-uitzending. 6.307-00 Onderwijs
fonds voor de Scheepvaart.
8.00 Schriftlezing, meditatie, gewijde muziek
(gr.pl.).
8.jl5 Gramofoonmuziek.
9.30 Gelukwenschen.
9.45 Gramofoonmuziek.
10.30 Morgendienst.
11.00 Vioolvoordracht.
H.00 Berichten.
12.15 Gramofoonmuziek.
12.30 Kwintetconcert.
2.00 Gramofoonmuziek.
2.30 Voor jeugdige postzegelverzamelaars.
3.00 Zang en piano en gramofoonmuziek.
3.45 Christ. Liederenuurtje.
4.45 Kinderuur.
6.00 Gramofoonmuziek.
6.30 Causerie over het Binnenaai.
glement en stoommachines.
7.00 Berichten.
7.15 Gramofoonmuziek.
7.45 Reportage.
8.00 Berichten A.N.P Herhaling SOS-ber.
8.15 Haagsch Koor van de Vereeniging v. d.
Volkszang.
9.00 Causerie „Donkere wolken boven onze
wateren.
9.30 Vervolg concert. (10.0010.05 Berichten
A.N.P.).
10.30 Gramofoonmuziek.
10/5 Gymnastiekles.
11.0012.00 Gramofoonmuz. Hierna Schrift
lezing.
FEUILLETON.
DOORi
„Een volgenden keer beter, maat", troostte de tuinman.
„Wat beter?" vroeg de kok opgewonden.
„Nou, een volgenden keer zal je hem raken", suste de ander.
„Raken? Raken? Het loeder is morsdood. Dat zie je toch? Daar
ligt hij. Dacht je, dat hij anders de beenen niet zou hebben genomen?"
Daar moest iedereen den kok gelijk in geven, en zoo kon deze later
met trots vertellen, dat hij zijn eersten dag in de rimboe al een oude,
geslepen alligator had gedood. Hij wist niet, dat een musch in het
gebladerte, twintig meter boven het reptiel en even zooveele meters
ten noorden daarvan, door het rampzalige looden projectiel tot
moleculen was uiteengeschoten. In de opwinding over dit geval,
werd er bijna geen aandacht geschonken aan een vliegtuig, dat op
duizend meter hoogte den loop van de Madeira scheen te volgen.
Den avond van den tweeden dag, juist even voor de duisternis
zou invallen, bereikte zij de plaats, waar, volgens de kaart de oude
mijn moest liggen.
Zij werden met hun omvangrijke bagage ontscheept en spraken
met den kapitein af, dat de retourboot, die drie dagen later deze
plek passeerde, hen zou komen oppikken. Zij besloten snel een kamp
op te slaan, vóór het geheel duister zou zijn. Den volgenden dag
zouden zij de sleutels gaan zoeken, en dan restten nog twee dagen,
vóór zij met het schip zouden kunnen terugkeeren. „Voor de jacht",
zei Inez met een lach tot den huisknecht, die dadelijk was begonnen
met het bereiden van een voortreffelijk maal. terwijl de anderen
zeulden met tenten en dekens. Zij besloten naar de aloude traditie
der woddloopers een kampvuur te ontsteken, dat wilde beesten op
een afstand moest houden. Om beurten zouden zij de wacht houden.
'Het was Inez zonderling te moede toen het vuur grillige schaduwen
wierp op het open stukje bosch, dat zij zich tot kamp hadden
verkozen. Naarmate de nacht viel, scheen de open plek kleiner te
worden; het oerwoud drong op; het scheen hen te willen insluiten,
om hen nooit meer te laten ontsnappen. Inez voelde een eigenaardige
tinteling in haar zenuwen, een mengeling van voldaanheid, dat het
doel was bereikt en van beklemming. Een onheil scheen in de lucht
te hangen, dat slechts op een teeken wachtte om deze kleine,
onervaren troep te overvallen. Niemand sprak meer een woord; allen
staarden zwijgend naar de zwarte wanden van het bosch, waaruit
geen geluid te voorschijn kwam. Om elf uur gingen zij te ruste. Inez
ging naar haar eigen kleine tent, de tuinman en de huisknecht
betrokken de andere. Fernam zou de eerste wacht betrekken en het
kampvuur brandende houden. Na vier uren zou hij worden afgelost
door den tuinman.
Inez kon niet slapen; al haar zenuwen waren gespannen tot het
uiterste, zij zat rechtop in haar tent, luisterde naar een geluid, dat
zou komen uit het bosch. Maar een mateloos zwijgen vervulde het
oerwoud, zelfs de rivier ruischte niet in haar bed van pondeloozen
modder. Toen, ineens in den oneindigen nacht klonk een kreet van
Fernam, een schot knalde oorverdoovend, een ander schot volgde,
gekerm, het vloeken van de andere mannen, ruwe kreten.
Inez vloog op in haar tent. maar een zwaar lichaam viel erover
heen. het tent linnen werd door sterke handen om haar gezicht
getrokken. Zij worstelde nog even, in het doek gevangen als in een
net, toen werd alles stil.
Toen Vincente Ribeiro op den avond van den eersten Mei uitgeput
van teleurstelling en vermoeidheid op zijn bed was neergevallen,
had de dikke en vriendelijke waard een stelletje uitgezochte klanten
van het havenkwartier bijeengeroepen: een werkelooze bootwerker,
een monteur, die wegens oneerlijkheid was ontslagen uit zijn
betrekking in een garage, een verloopen kellner, een ontijdige
gepensioneerde sergeant van de infanterie, en een tandarts, die meer
in de oogen van zijn vrouwelijke patiënten had gekeken, dan in
haar kiezen, en die dien tengevolge aan lager wal was geraakt.
„Jongens", zei de herbergier, die geheimzinnig rondkeek of alle
ramen en deuren wel gesloten waren, „jongens, ik heb een
karweitje voor jullie". En hij liet zijn stem dalen tot een geheim
zinnig gefluister.
Hij vertelde het geheele verhaal, dat Vincente hem in zijn
wanhoop had gedaan en uit een kast haalde hij zijn oude en vette
schoolatlas om te wijzen, waar de sleutels moesten worden gezocht.
„Je kunt niet missen", zei hij. „de oude mijn moet aan de
rivier liggen. Dit is een kans, die je nooit terug krijgt. Altijd prijs.
Of je vindt de sleutels, die kun je voor een goed prijsje verkoopen,
óf je vindt de juffrouw Coelho zelf. die je voor een nog beter prijsje
kunt terugbezorgen aan haar vader."
„Ah. juffrouw Coelho", zuchtte de tandarts en hij kneep zijn
oogen dicht, „een schat van een meisje. Ik herinner mij haar. Lang.
slank
„Als je je handen maar thuis houdt", zei de kaaiwerker, „we zijn
er op uit om wat te verdienen en niet om ons met vrouwen bezig te
houden."
„Stil maar, man", suste de tandarts, „we -zijn' nog niet zoover.
Laat ons de huid niet verdeelen, voor de beer geschoten is."
Zoo besloten ze dan, een poging te wagen, om óf den sleutel in
handen te krijgen, óf Inez Coelho, óf, dat was de derde en meest
fantastische mogelijkheid, beide.
„Maar", drong de herbergier aan, „je moet opschieten, want reken
er op, dat die juffrouw Coelho geen dag zal laten voorbijgaan.
Morgen zal ze wel op weg zijn, en met goed materiaal ook. Tijd is
geld heeren! Als je een uur te laat komt zijn al je moeite en mijn
goede zorgen tevergeefsch geweest."
Zij besloten den trein te nemen tot Aquidauana en vandaar per
auto. die in deze plaats wel te krijgen zou zijn, te gaan tot Utiaraty,
vanwaar de tocht langs den ouden weg, die eenmaal Gongaio Coelho
had genomen, te paard zou worden voortgezet. Zij bleven nog een
uurtje bijeen, om te drinken op het succes van de onderneming en
de gewezen sergeant van de infanterie werd zóó luidruchtig, dat de
herbergier hem moest sussen, opdat niet Vincente Ribeiro hen zou
hooren.
„Die jongen kan toch nog geen roet in het eten gooien?" vroeg
de monteur.
.Weineen", verzekerde de waard, „hij vertrouwt mij als een
vader
(Wordt vcrvolfjd.)