RADIO Een fascisten kapitein sprak zijn mond voorbij Het verboden grondgebied en onze correspondent te Bombay luisterde! Zaterdag 16 October 1937 Derde blad Onze correspondent te Bombay J. K. BREDERODE Merkwaardige onthullingen over het wereldgebeuren. Verband tusschen het Abessijn- sche drama en den strijd in het Verre Oosten? Bombay, September 1937 Het moge mij, als reizend correspondent, veroorloofd zijn de aandacht mijner lezers voor een oogenlbli'k opiets anders' te ves tigen dan op het land, waar ik me thans bevind. Als zwervend journalist, die zich gedurende meer dan twintig jaren telkens weder heeft bevonden op plaatsen, waar groote gebeurtenissen zich afspeelden, belangrijke beslis singen vielen, belangen en inzichten van groote mogendheden met elkan der in botsing kwamen, soms op het eerste gezicht onbegrijpelijke in triges werden gesponnen, krijgt men een ander, dieper en ook breeder inzicht op het vreemde en niet steeds eerlijke spel der groote in ternationale politiek. Herhaaldelijk heb ik in die jaren gelegenheid ge had eens een, zij het vluchtigen, blik te werpen achter de coulissen van het wereldgebeuren. Het drama te Abessinië. Het is twee jaar geleden, dat ik aankwam in Abessinië, in het begin van het drama, dat een einde zou maken aan het bestaan van een vele duizenden jaren oud rijk. Op dit oogenblik slaan op twee plaatsen, Span je en China, de vlammen uit den aardbo dem niettegenstaande al het verlangen der nienschheicl naar een eeuwigen vrede. Maar slechts zeer weinigen schijnen in te zien het verband, dat er bestaat tusschen den ondergang van Abessinië en de huidige ge beurtenissen in Spanje en China. Wat ik op mijn post te Port-Said waarnam. Twee jaar geleden, op weg' naar Abessi nië, ben ik eenigo weken gebleven te Port- Said en ik had daarvoor mijn goede reden. In de Middellandscbe Zee had toen Enge land zijn machtige vloot geconcentreerd als een bedreiging tegen Italië, dat ernstig on gerust begon te worden. Verwacht kon wor den ecu daadwerkelijk gewapend optreden van Engeland, dat in dien tijd veel sprak •van „het recht" maar wiens eigen belan gen en positie in de Roode Zee ook in de knel dreigen te komen en thans inderdaad gekomen zijn. Engeland deed echter niets. De machtige Engclsche vloot was op dat oogenblik machteloos. De ge weldige oorlogsbodems waren er maarzc hadden geen of niet vol doende munitie aan boord en een oorlogsschip zonder munitie is feite lijk geen oorlogsschip meer. Itali- aansche spionnen ontdekten dit spoe dig en te Rome week alle ongerust heid. Het scheen niet uitgesloten, dat Japan zich in Abessinië zou doen gelden. Er was een tweede gevaar voor Italië. Ja pan had aanzienlijke belangen in Abessinië o.a. in verband niet den katoenbouw. Een ingrijpen in de een of anderen vorm van die zijde ten bate van Abessinië scheen toen niet uitgesloten. In dien tijd zat ik eens in een der groote hotels te Port-Said heel laat tezamen met een zeer gemengd gezelschap: journalisten uit verschillende doelen der wereld, eenige Engelsche officieren en menschen, van wie men niet met zekerheid kon zoggen of ze koopman dan wel spion waren. Ook twee Italianen zaten bij ons. Naar het me voor kwam bevonden deze twee Italianen zich te Port-Said in de een of andere bijzondere functie. Alcohol en journalistiek. We dronken whisky-soda. Alcohol kan voor een journalist zeer nut tig zijn, want hij maakt de tongen los en in dien de journalist slechts zorgt zijn eisen zinnen goed bij elkander te houden, kan hij daarvan zijn voordeden trekken. De gesprekken liepen natuurlijk over den oorlog in Abessinië en daar de meeningen verdeeld waren (de twee Italianen stonden tegenover al de overigen), werden ze al zeer spoedig vinnig. Deze gesprekken en de whisky verhitten de gemoederen. Men sprak van de slechte kansen, die Italië liep en een Rus, een oud-kolonel van liet VVran- gel-leger, die zich er weer bovenop scheen te hebben gewerkt, sprak over de mogelijk heden, dat: ook Japan, tor verdediging van zijn belangen in Abessinië, in zou grijpen. De oudste der twee Italianen, die zeer ze ker niet de handelsreiziger was waarvoor hij zich uitgaf en vele talen vlot sprak, zei- de daarop met opvallende zekerheid: „Engeland zal niets beginnen en is niet. in staat iets te beginnen te- geen Italië. En Japan? Dit land heeft veel grootere belangen in China. Indien het den moreel en en misschien nog anderen steun van Italië kan krijgen bij een actie te gen China, zal het daarvoor gaarne zijn belangen in Abessinië opoffe ren" Inderdaad heeft nxen heel spoedig daarna van eenig protest van Japan tegen het optreden van Italië in Abessinië niets meer gehoord. En de toestand in de Middelland sche Zee en de eigenaardige onzeker schij nende politiek van Italië maken het Enge land thans onmogelijk zijn macht op vol doende wijze in het Verre Oosten te doen gelden, zoodat daar Japan de vrije hand heeft Wat de fascisten-kapitein vertelde. Er was in verband niet de gebeurtenissen, welke thans de wereld in spanning houden, later nog een ander gesprek, dat me plot seling een blik gunde in het ingewikkelde intemationaal-politieke spel. Ik bevond me te Dirédawa, in Abessinië. De Keizer van Abessinië was reeds gevlucht, de Italianen waren de stad binnengerukt. Het was weder 's avonds laat en er was weer whis'ky-soda, die de tongen los kon maken. Het gezelschap bestond uit Italiaan- sche officieren, twee Eransclie officieren, een jong Fransch diplomaat en mij. Onder de Italiaansche officieren was er een, wiens invloed en beteekenis veel grooter waren, dan men uit zijn kapiteinsrang af zou hebben kunnen ieiden. Hij was gekleed in de uniform der fascistische militie en scheen me zooiets als een „fascistisch commissaris" hij het leger. Zooals men zich zal herinneren, was de keizer van Abessinië op den eersten dag van Mei 1936 gevlucht. Twee maanden tevoren echter was in Europa hevige ongerustheid ontstaan doordat de Duitsche troepen eens klaps het Rijnland hadden bezet. Hoe Mussolini Europa's aandacht afleidde. Dien avond laat zeide de merkwaardige fascisten-kapitein: „Dat was een der geniaalste zetten van onzen grooten Mussolini, aan Hitier een wenk te geven het Rijn land te bezetten met de belofte, dat Italië niet mede zal doen aan eenige actie van welken aard dan ook tegen deze bezetting. Door deze bezetting had geheel Europa plotseling andere zorgen dan zich bezig te houden met de gebeurtenissen in Abessinië. Te vens is hiermede begonnen een Ita- liaanschDuitsche vriendschap, die de geheele politiek in Europa een ander tintje zal ga van." Verder pratend kwamen we ook op den toestand in de Middellandsche Zee en ik weest erop, dat de positie van Engeland te Gibraltar (een stad, die ik persoonlijk be zocht van de zeezijde onaantastbaar is. „Jawel", merkte de fascistenkapitein op, „maar niet van de landzijde." Ik antwoordde daarop, dat het voor Italië onmogelijk zou zijn. voldoende troepen naar Spanje over te brengen om van de landzij de Gibraltar aan te vallen, daar zoowel En geland als Spanje zich daartegen zouden verzetten. De fascisten-kapitein lachte eens even en zeide: „Italië denkt er niet aan om in Gi braltar thans een oorlog te beginnen, maar er beslaan andere middelen om de positie van Engeland van de landzijde te onder graven. Vermoedelijk zal de wereld dat wel spoedig bemerken." Ongeveer twee maanden later, toen ik me op weg bevond van Abessinië naar Egypte, kwamen de eerste berichten over de muiterij van generaal Franco, achter wien vanaf het eerste oogenblik Italië heeft gestaan. Er bestaat dus een nauw verband tusschen vier belangrijke gebeurte nissen in de laatste twee jaren, na melijk tusschen de verovering van Abessinië, waarbij Japan rustig toekeek, hoewel er Japansche be langen in het gedrang kwamen; de bezetting van het Rijnland door Duitschland; de burgeroorlog in Spanje, waardoor Engelands macht zoodanig gebonden is in Europa, dat het in het Verre Oosten niet krach tig zich kan doen gelden en den aanval van Japan op China. Nieuwe bedreigingen. Er zijn nog andere feiten, die thans tot ernstige ongerustheid kunnen stemmen. Ten eerste is de versterking der Italiaan sche legermacht in Lybië, dc noordkust van Afrika, ccn gevaarlijke bedreiging van Egypte en van het Suez-kanaal, doch er is meer. Juist dezer dagen heeft Italië zijn verdrag van handel en vriendschap met den imam Yaya van Yemen vernieuwd en het is van uit Yemen, dat een aanval te land zou kun nen worden ondernomen tegen Aden, het Engelsche Gibraltar bij den zuidelijken toe gang tot de Roode Zee. PROGRAMMA ZONDAG 17 OCTOBER 1937. Hilversum I. 8.30 NCRV, 9.30 KRO, 5.00 NCRV, 7.45— 11.30 KRO. 8.30 Morgenwijding. 9.30 Gramofoonmuziek. 10.00 Hoogmis. 11.15 Gramofoonmuziek. 12.15 De KRO-Melodisten en solist. 1.00 Gramofoonmuziek. I.15 KRO-orkest. 2.00 Vragenbeantwoording. 2.45 Gramofoonmuziek. 3.00 Pianovoordracht en gramofoonplaten. 3.45 Gramofoonmuziek. 4.05 KRO-Kamerkorkest. 4.30 „De a.s. Algemeene Missie-Zondag", causerie. 4.55 Sportnieuws. 5.00 Christ, Dameskoor „Looft den Heer" en orgel. 5.30 Gewyde muziek (gr.pl.). 5.50 Nederduits Hei-vormde Kerkdienst. Hier na: Gewijde muziek (gr.pl.). 7.45 Sportnieuws. 7.50 Causerie namens de R.-K. Artsenvereeni- ging. 8.10 Berichten ANP. Mededeelingen. 8.25 Reportage Schaakmatch. 8.30 Herinnering aan de Jamboree (gr.pl.). 9.30 KRO-orkest en solisten. 10.30 Berichten ANP. 10.40 Epiloog. II.0011.30 Esperanto-lezing. Hilversum II. 8.55 VARA, 10.00 Ned. Evang. Ver. 11.30 VARA, 12.00 AVRO, 5.00 VPRO, 5.30 VARA, 6.30 VPRO, 8é00 AVRO. 8.55 Gramofoonmuziek. 9.00 Voetbalnieuws. 9.05 Tuinbouwpraatje. 9.30 Gramofoonmuziek. 9.40 „Van staat en maatschappij", causerie. 10.00 Nederduitsch Hervormde Kerkdienst. 12.00 Orgelconcert. 12.10 Het Omroeporkest. 12.40 Orgelspel. 1.00 Het Omroeporkest. 1.30 Causerie „Het Indische Pandhuis". I.50 Gramofoonmuziek. 2.00 Boekbespreking. 2.30 Solistenconcert. 4.05 Nijmeegsche Mannenzangvereen. „Apollo" en gramofoonplaten. 4.30 AVRO-Dansorkest 4.55 Sportnieuws ANP. 5.00 „Gesprekken met luisteraars", causerie. 5.30 Kinderuurtje. 6,00 Sportuitzending. 6.15 Sportnieuws ANP. 6.20 Gramofoonmuziek. 6.30 „Het werk van de commissie voor de reizende bibliotheken van den Nederland- schen Protestantenbond", causerie. 6.45 Nederduitsch Hei-vormde Kerkdienst. 8.00 Berichten ANP. Mededeelingen. 8.15 Omroeporkest en solist. 9.00 Radiojournaal. 9.15 Pianovoordracht. 9.35 Revue-programma. II.00 Berichten ANP. Hierna: Viool en orgel. 11.3012.00 Eddy Oliver's Band. MAANDAG 18 OCTOBER 1937. Hilversum I. NCRV-Uitzending8.00—9.30 VARA. 8.00 Schriftlezing, meditatie, gewjjde muziek (gr.pl.). 8.30 Gramofoonmuziek. 9.30 Gelukwenschen. 9.45 Gramofoonmuziek. 10.30 Morgendienst. 11.00 Christ. lectuur. 11.30 Gramofoonmuziek. 12.00 Berichten. 12.15 Gramofoonmuziek. 12.30 Orgelconcert. 2.00 Voor de scholen. 2.35 Gramofoonmuziek. 3.00 Keukenpraatje. 3.30 Gramofoonmuziek. 4.00 Bijbellezing. 5.00 Voor de kinderen. 5.45 Gramofoonmuziek. 6.30 Vragenuur. 7.00 Berichten. 7.15 Vervolg Vragenuur. 7.30 Causerie over diphterle-bestrijding. 7.45 Reportage. 8.00 Gramofoonmuziek. 8.45 VARA-orkest en solist. 9.30 Christ. Muziekvereeniging „Euphonia". 10.00 Berichten ANP. 10.05 Dampraatje. 10.20 Vervolg concert. 10.45 Gymnastiekles. 11.00 Vervolg concert. 11.2012.00 Gramofoonmuziek. Hierna: Schriftlezing. Hilversum n. Algemeen programma, verzorgd door de AVRO. 8.00 Gramofoonmuziek. 10.00 Morgenwijding. 10.15 Gramofoonmuziek. 10.30 Ensemble J. Cantor. 11.00 Declamatie. 11.30 Vervolg Ensemble J. Cantor. 12.30 AVRO-Dansorkest. 1.00 Gramofoonmuziek. I.45 Het Omroeporkest. In de pauze: Decla matie. 4.30 Muzikale causerie. 5.30 Gramofoonmuziek. 6.50 Causerie over diphterie-bestryding. 7.00 Zang en piano. 7.30 Orgel en Cello. 8.00 Berichten ANP. Mededeelingen. 8.10 Gramofoonmuziek. 8.20 Europeesch concert uit Rome m.m.v. so listen, koor en orkest. 9.20 Radiotooneel. 10.30 Gramofoonmuziek. II.00 Berichten ANP. Hierna tot 12.00 AVRO- Dansorkest en gramofoonmuziek. Pleegde Italië aanslag op den troon van Irak? En in Irak heeft, men ontdekt, dat de kor ten tijd geleden vermoorde generaal Bakri Sidki in verbinding stond met een „buiten- landsche mogendheid" om liet vorstenhuis in Irak van don troon te jagen. Deze „buitenlandsche mogendheid" is Ita lië, dat den vermoorden generaal reeds van aanzienlijke geldmiddelen had voorzien. De koning, die verjaagd moest worden, is pro- Engejsch en Engeland heeft in Irak een be langrijke luchtvloot-basis. Is Italië werkelijk voornemens te trachten Engelands macht aan te tasten zoowel in Euopa als in Afrika en Azië? Wil het dat, dan mag het niet te lang wachten. Enge land wapent zich met koortsachtige haast en over vier jaar zal het zoowel te land, als ter zee en in de lucht weder een krachtiger woord kunnen laten hooren. J. K. BREDERODE. De helft van de Engelsche kinderen krijgt thans melk op school De verstrekking van melk aan schoolkin deren, hetzij gratis, hetzy tegen een kleine vergoeding, maakt goede vorderingen in En geland. Sinds 1 October 1934, de datum waar op een plan tot melkverstrekking op groote schaal in werking werd gesteld, heeft men het al een heel eind in de goede richting gebracht. Vóór dien datum gebruikten reeds ongeveer 900.000 kinderen melk in de scholen, maar de organisatie van die voorziening was een zaak der onderwijzers en de kinderen moesten den vollen prijs betalen. Onder het plan, dat nu juist drie jaren in werk'ng is, betalen de kinderen ongeveer de helft van den prijs. Waar dit noodig is, wordt ook gratis melk gegeven. Van deze laatste ge legenheid profiteeren 380.000 kinderen. Van de 5.000.000 schoolkinderen kry gen er 2.500.000 eiken morgen een fleschje melk met een rietje. Drie en negentig procent van de scholen zijn bij deze melkvoorziening aangesloten. De kin deren moeten voor de melk een halve penny per fleschje betalen. De autoriteiten zyn algemeen in hun lof voor het onderwijzend personeel, dat veel tfc'd en arbeid aan deze nuttige maatregelen be steedt. („Volk"). Feuilleton door Dennis Wheatley Vertaling Eva Raedt de Canter 37. Met een ongeduldig gebaar hield zij hem tegen. „Ik laat u ongeveer een kwartier alleen," zei zij, met een typisch Fransch accent, terwyl zy haar versleten manteltje weer aantrok. „Er zal hier niemand komen." Voor zij konden protesteeeren, was z\j met een glimlach vertrokken. Zij wuifde even met de hand en sloot de deur zacht achter zich. De Reichleau strekte zijn vermoeide lede maten uit. „Wy hebben geluk gehad,", zei hy tot Sirnon. „Het is zeker, dat wij een be schermengel tusschen ons hebben, nu." Een zacht gesnurk trok hun aandacht. Rex was in een gezonden slaap gevallen op de sofa. Het was de eerste slaap, die hij ge noot sedert het oogenblik dat hij van zijn brits in de gevangenis te Tobolsk was opge staan, toen nog onbekend met het feit dat zijn vrienden nabij waren. „Ik hoop maar, dat zij niet in moeilyk- heden zal geraken door ons te helpen," zei Simon zorgelijk. De hertog nam zyn automatisch pistool, inspecteerde het magazijn en maakte het zorgvuldig schoon. Korten tyd later kwam het meisje terug. Zij droeg een mand met eieren. Zij haalde haar grootste koekepan voor den dag en be gon de eieren in een kom stuk te slaan. Simon maakte een praatje met haar, ter wyl Rex luid snurkte in den hoek van de kamer. Hij vroeg haar hoe zy het aanlegde de rantsoeneeringswetten te ontduiken. Zij keek achterom en begon hartelijk te lachen. Die rantsoeneering, wat een onzin! Langen tijd was het goed gegaan, tenminste in de steden, maar het was een ellendig fiasco ge worden. De gierige boeren hadden gelogen en bedrogen,, en altijd hun geheime voorraden verzwegen. Tenslotte had men het beter ge vonden ze hun gang te laten gaan, ofschoon er zware boeten werden opgelegd tegen hen die voorraden opsloegen. Het eenige voordeel dat de communisten hadden was, dat zij hoo- gere pryzen moesten betalen voor de goederen die zij alleen konden betrekken van de coöpe ratieve voorraden. Voor haar was het heel eenvoudig, haar leerlingen hielden van haar, de boeren, hun ouders, waren haar vrienden. Zy had slechts te vragen, en zy kreeg alles wat zij begeerde. Al sprekende had zij een groote, gele omelet gebakken, Rex was uit zijn korten slaap ont waakt en al spoedig zaten zij allen rond de tafel en genoten van het onverwachte maal. De Reichleau verklaarde, dat de omelet niet beter klaargemaakt had kunnen zijn bij Mère Poulard van de Mont St. Michel. „Ha, monsieur," antwoordde zy, „een omelet maken is een van de vele dingen die ik van myn arme moeder geleerd heb." „Is uw moeder gestorven, mademoiselle?" „Helaas, ja, in het jaar van den grooten hon gersnood. Het was toen verschrikkelijk. Ik weet niet hoe wij er nog doorgekomen zijn." „Is het onbescheiden als ik u vraag hoe u moeder ertoe kwam zich in deze wildernis, zoo ver van huis, te vestigen?" „Het was om prins Shulimoff, mijnheer. Mijn moeder kende hem sedert jaren, al voordat ik geboren was. Zij was van adel, maar zooals u begrijpen zult, zeer arm. Toen ik vijf jaar was bood hy haar een betrekking aan als gezel schapsjuffrouw van zijn nicht. Nooit zou hy deze nicht toestaan in St. Petersburg of in Moskou te gaan wonen, alleen hier, in alle een zaamheid in het groote kasteel tusschen de wouden. En daarom kwamen wy eveneens hier, in het kasteel, eenige jaren voor den oorlog." De hertog knikte. „Het is opmerkelijk, dat u hebt kunnen ontspannen in de jaren van de revolutie, mademoiselle." Zij haalde haar schouders op. „Mijn moeder stond in hoog aanzien in de stad. En zij wijdde zich geheel aan de armen en de misdeelden. Zij was de chatelaine buiten haar en de kleine prinses Sophie en mijzelf woonde er niemand in het kasteel. Monsieur le Prince was een vreemd heerschap. Bij zyn gebruikelijke bezoe ken aan ons, gebeurde het wel dat hij met haar liefdadigheid spotte en haar later groote som men gelds ter hand stelde, om uit te geven zooals zjj dat beliefde. Toen de moeilijkheden kwamen, waren er vele die mijn moeder wilden beschermen. Zij bezat zeer veel moed, zij vreesde niets en zy richtte een hospitaal op, waar zij zoowel roode als witte soldaten liefde rijk verpleegde." „Is het kasteel hier ver vandaan?" vroeg Rex, die aandachtig had geluisterd. „Neen, mynheer, niet verder dan een halve werst van den hoofdweg af. Men zou er in een kwartier heen kunnen loopen." „Wonen er menschen?" „O, neen, een groot gedeelte is afgebrand. Men zegt, dat monsieur le Prince zelf, toen de bolsjewieken kwamen, het kasteel in brand ge stoken heeft. Ik herinner my alles nog zeer goed. Het was de nacht voor mijn tienden ver jaardag. Ik schreide omdat al myn cadeautjes verbranden zouden. Ik was nog niet oud ge noeg om bevreesd te zijn voor mijn moeder of voor monsieur le Prince. Ik dacht alleen maar aan de mooie en waardevolle dingen die in de groote, roode vlammen verbrandden. Wy ston den op het grasveld en zagen hoe de boeren het meubilair uit de ramen gooiden om te redden wat er nog te redden viel. Dat ging goed tot zij de kelders bereikt hadden. Toen begonnen zij echter te plunderen en verzwolgen de zoete wyn en de brandewijn. Wy. zijn toen wegge gaan." „Wat er van het kasteel is overgebleven is dus sedert dien onbewoond geweest, niet waar?" vroeg Simon. „In de slechte jaren die volgden hadden roo- vers daar hun hoofdkwartier opgeslagen en van daaruit terroriseerden zij het land. Soms waren er meer dan tweehonderd tegelijk. Maar ten slotte werden zy dooi de witten vermoord. Na dien stond het langen tyd leeg, totdat de Stie- komens erin trokken." „De Stiekomens?" vroeg Simon verwonderd. „Ja, een Godsdienstleeraar en zijn discipelen. Hij was de leider van een der mysterische, reli gieuze broederschappen die altijd hier of daar in Rusland opduiken. Zij waren onschuldige menschen, die in de bosschen woonden voor zij zich hier vestigden. Zij leefden een eenvoudig, communistisch leven in die groote ruïne. Dat duurde zoo ongeveer een jaar. Toen kwam op zekeren dag een detachement werkelijke com munisten de roode garde die door het dorp marcheerden. Om een reden die niemand bekend is, werden de arme Stiekomens tegen den muur van het kasteel gezet en doodgescho ten. Sedert dien heeft er niemand meer ge woond." „U hebt slechte jaren meegemaakt, made moiselle. Het is opmerkelijk hoe u er nog on gedeerd doorheen gekomen bent," zei de hertog terwyl hy haar aandachtig beschouwde. Met haar zachte kin, haar wonderlijk blauwe oogen en prachtig geteekende wenkbrauwen en korte, gouden krullen leek zy veel op een Perzisch katje, de voorpootjes onder het lichaam ge trokken, op de armleuning van een divan. Maar de glans in haar oogen vertelde hem, dat zij zeer gedecideerd was, de puntige kin duidde op wilskracht en de roode mond kon een zeer besliste uitdrukking vertoonen, zoowel als het aangename glimlachje dat zich meestal op haar gelaat vertoonde. Zy lachte. „De communisten hebben een goed ding, mijnheer. Wanneer je je werkkracht in dienst stelt van den staat kan niemand je eenig leed bezorgen, of je dwingen te trouwen. Ik voor zie in mijn onderhoud door les te geven aan de school. Ik ben vrij om te komen en te gaan. Dat is inderdaad volgens mij beter dan ge trouwd te zijn, met een of anderen man dien men nauwelijks gezien heeft, zooals dat in vroe gere jaren gebruikelijk was. Dat moet iets ver schrikkelijks geweest zijn." (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1937 | | pagina 9