Geestelijk Leven ROOK TRIUMPH DE BESTE 1 CENT SIGARET Abonneert miTENLANDSCH. VERZICHT PNEUMATISCHE PIJNEN KWELDEN KLOOSTERBALSEM 1 Nog eens menschelijkheid en gewetenJ U op dit blad! Zaterdag 26 Maart 1938 Tweede blad door ASTOR Diep' onder den indruk van wat zich in Europa heeft afgespeeld, was ik van plan om te schrijven over de barbaarschheid, welke in het hart van het zoogenaamde be schaafde werelddeel, in het oude Oostenrijk, tot uitbarsting is gekomen. Als in een wer velwind vlogen de gedachten door mijn hoofd. Ik moest terugdenken aan wat ik schreef in 't vorige artikel: „Vóór alles: men schelijkheid". Ik voelde bitterheid in me op- Stijgen en machtelooze woede. Waar was iets van menschelijkheid te bespeinen bij het op treden en de vestiging van het nieuwe re giem in Oostenrijk? Dat Oostenrijk één is geworden met Duitschland, is volkomen aanvaardbaar, al mag men dan de bedoeling waarmede en de manier waarop dit plaats vond, betreuren en v roordeelen. Maar dit is het ontstellende, dat onmiddellijk de duivelsche geest der Neurenberger wetten, gericht op de vernie tiging van het Joodsche volk, ook in Oosten rijk zich deed gelden. En dit is het pijnlijk- schokkende, dat het schrikbewind van de S.A. werd ingevoerd en bijna onbeperkte imaoht werd gegeven aan de kwaiomgens en avonturiers, die naar eigen believen mede burgers mogen lastig vallen, gevangen ne men, plunderen. En ook dit is het dien-tra gische, dat een waanzinnige roes tienduizen den kon voeren tot een bejubelen van hen, die kwamen om een stelsel van economische en geestelijke slavernij in te voeren. En het was me onmogelijk mijn gedachten te ordenen en met wijsgecrigen zin het ge beurde en het gebeurende te bezien. Dat is een wonderlijk iets in den niensch, dat hij soms zóó sterk getroffen wordt dooi de dingen, die buiten hem zich afspelen, dat hij alle bezinning verliest en geheel komt te staan onder den dwang van in hem op laaiende driften of onder de geweldige sug gestie van massale gevoclsuitbarstingcn. In' hét eene geval wordt hij de blind-gehoor- zqmende slaaf van die driften; in het andere geval valt zijn persoonlijkheid geheel weg en wordt hij tot een willoos deel van de massa. In beide ecvallen is van redelijk denken en van zuiver oordeelen geen sprake meer. Dan blijkt hoe moeilijk het is zichzelf te behcerschen. Daarbij doet zich een eigenaardig ver schijnsel voor, waarop ik nadrukkelijk wijs, omdat het gewoonlijk niet wordt opgemerkt. Dit verschijnsel bestaat hierin dat, óók wan neer wij geheel ten prooi zijn aan onze drif ten of wanneer wij volkomen opgaan in een sterk bewogen massa-beweging, toch diep in ons binnenste blijft leven het bewustzijn dat wij daarmede onredelijk zijn en dus onze zuivere menschelijkheid verloochenen. Ik het is een soort van openbare biecht, welke ik hier neerschrijf heb dit juist nu heel duidelijk bij mijzelf kunnen waarne men. De meedogenlooze wreedheid, waarme de in Oostenrijk wordt opgetreden tegen de tegenstanders van het nationaal-socialistisch systeem en in 't bijzonder tegen de joden, heeft niet alleen diepe afschuw in mij' wak ker geroepen maar ook haatgevoelens. Ik wil het eerlijk erkennen, dat ik vreeselijlce din gen heb toegewenscht aan de machtswellus telingen, die hun terreur nu ook aan Oosten rijk hebben opgelegd, dat ik een grenzenloozc verachting heb gevoeld voor de massa, die hun tirannen toejuichten. En toch wist ik tegelijkertijd diep.in mijzelf dat ik daarmede volkomen in strijd was met het: „vóór alles: menschelijkheid". Maar ik wilde, ik kon niet menschelijk zijn. Ik verheugde mij, toen ik las dat een Duitsche tractor was omgeslagen OUDEN HEER VAN 60 JAAR Dank zij dan KLOOSTËRBAISEM is hij nu weer kras en monter „Tot mijn 50ste jaar mankeerde ik nooit tets, maar toen begonnen hevige rheu- znatiek-aanvallen mijn leven te ver gallen. Reeds begon ik te wanhopen, toen een vriend van mijn leeftijd m\j vertélde welke wonderbaarlijke onder vindingen ht/ had opgedaan met Kloos terbalsem. Nu ik zelf dit wonderlijke middel heb toegepast, kan ik verklaren, dat ik mij weer Jeugdig en monter gevoel als een knaap van 30 jaar, al hoop ik eerstdaags 60 Jaar te worden.' J. Vr. te B. AKKER'S ORIGINEEL TBR INZAGR Geen goud zoo goed" Onovertroffen bU brand-en sn^ wonden Ook ongeëvenaard als wrytmiddel by Rbeumatiek, spit en pijnlijke spieren jehroofdooo 65 éi Pottem 62H et en f 1.04 en eenige jonge soldaten daarbij den dood hadden gevonden. Maar nu is de bezinning, het rustige, rede lijke denken bij mij teruggekeerd. Nu weet ik, dat ik rekening heb te houden met het feit, dat de menschheid nog niet tot die hoogte is gestegen, waarop het onmogelijk zou zijn zich te laten overheerschen door de lage driften, welke in haar sluimeren. Ben ik niet zélf daarvan het slachtoffer geweest? Tot mijn eigen schande moet ik dat erken- mien. Maar gij, die dit leest, hoe staat 't met u? Ik waag de veronderstelling, dat velen onder u in mijn biecht zichzelf terug zullen vinden. En ik ben er vast van overtuigd, dat dit het geval is zoowel bij vóór- als bij tè- genstanders van de dictatuur. En nu zult gij waarschijnlijk heel goed kunnen begrijpen, dat ik geen lust heb om over het schokkende wereldgebeuren verder te spreken. Ik vrees dat, wanneer ik dit deed, ik, mij verdiepend in de feiten, toch teveel onder den indruk daarvan zou komen en opnieuw mijn zelfbeheersching zou verliezen. Daarom wil ik uwe en mijne gedachten in een andere richting voeren. Ik heb daar toe een prachtige gelegenheid gekregen. Mij werd n.1. een brief toegezonden naar aanlei ding van het vóórlaatste artikel over „het ge weten." Deze brief is afkomstig van iemand, die blijkbaar een ernstige levensopvatting heeft en gewoon is na te denken over de proble men, waarvoor wij telkens weer worden ge steld; problemen, welke in 't bijzonder in on zen zwaarbewogen tijd zich onweerstaanbaar aan ons opdringen. Dit is tenminste een lichtpunt in de duisternis van heden: dui zenden worden lot, denken en tot verdieping des levens letterlijk gedwongen door de barre werkelijkheid om ons heen. Weerspiegelt zich daarin niet iets van een barre werkelijk heid in ons? Zeker, ik weet heel goed, dat de economi sche omstandigheden een diepgaande in vloed uitoefenen op onze levenshouding; maar ik weet tevens', dat die omstandig heden onbestaanbaar zouden zijn, wanneer een groote meerderheid der menschen krachtens haar innerlijk, zedelijk bewust zijn gedwongen werd deze omstandigheden te veroordeelen als strijdig tegen haar ge weten. Ik wil hier een positief christen, n.1. de wereldzendeling Stanley Jones even tot u laten spreken. Hij zegt in zijn prachtige boek „Christus' antwoord op het commu nisme" het volgende: „koe kunnen wij als christelijk vólk ons geestelijk leven ont wikkelen, wanneer de kern van al onze eco nomische verhoudingen zoo diep ongeeste lijke concurrentie is? Daardoor worden al onze venhoudingen, als individu, als groep en als volk vergiftigd. Wanneer wij op dat punt niet trouw zijn, hoe kan God ons dan de ware rijkdom toevertrouwen? We zitten op 't oogenblik met ons christendom in een slop. Met de vergeestelijking zijn we zoo ver gegaan als onder deze foutieve maat schappelijke verhoudingen mogelijk was. Overal wordt ons den weg afgesneden naar verdere geestelijke ontwikkeling, voor ons individueel of als groep. Onder deze ver houdingen is het christendom dwaasheid en haar eischen onuitvoerbaar. Ja, dat is het... onder deze verhoudingen! Maar verander de mienschelijke samenleving tot een „coöpe ratief helpen van elkander" en het christen dom zal de eenig-natuurlijke manier van leven blijken en al het andere absurd onuitvoerbaar. Nu 6taan we geestelijk schaakmat. God zegt ons: „Breng eerst die economische ver houdingen onderling in orde, en dan zal ik u de ware rijkdommen toevertrouwen". Een geestelijk ontwaken, misschien over de geheele wereld, wacht op een rechtzetten van die verhoudingen." Mij dunkt, dit is klare, duidelijke taal. Ze is vooral van beteekenis, omdat zij is uitgesproken door Stanley Jones! Zal dit geestelijk ontwaken kamen? Is de tijd er rijp voor? Wij zijn geneigd om be vestigend te antwoorden. Immers deze tijd is vol van angstige spanningen en dreigen de gevaren; zien we niet een oorlog nade den die vreeselijker zal zijn dan de mensch heid ooit heeft gekend? Moet niet het wereldgeweten gaan spre ken? Kan het blijven zwijgen? Ik kom tnu terug op den brief, dien IR ontving. Daarin schrijft de heer T. dat het gewe ten als een maatstaf voor universeeie deugdzaamheid geheel onbetrouwbaar is en hij motiveert dit door te wijzen op de ma nier, waarop het geweten werkt, n.1. met een associatie van gedachten, die in ons bewustzijn komen. Eerstens vanuit ons in nerlijk wezen, ten tweede door de erva ring, die de buitenwereld ons opdringt. Het is goed dat, hij hierop wijst, omdat 't mij de gelegenheid schenkt te verduide lijken, wat ik feitelijk reeds in mijn ar tikel over het geweten reeds heb gezegd. De opmerkzame lezers zullen zich her inneren, dat ik het geweten heb aange duid als de groote waarschuwer (het. ante- rieure geweten) en als de groote aanklager (het posterieure geweten); dat ik het heb genoemd de machtige stimulans (prikkel) en de krachtige motor (drijfkracht) tot zui verder leven. Ik heb evenwel niet verzuimd te wiizen op het feit dat het geweten niet beslist over goed en kwaad. Het zegt, eenvoudig uitgedrukt, niets anders dan: doe wat goed is. Maar wat goed is'en wat slecht is, wordt uitgemaakt door ons inzicht, ons intellect. In zooverre heeft dus de heer T. volkomen gelijk, wanneer hij beweert dat het gewe ten als maatstaf voor universeele deugd zaamheid geheel onbetrouwbaar is. Dit wordt ons terstond duidelijk, wan neer wij de gedragingen der menschen na gaan. Als wij b.v. eens aan den heer Himmler, den chef van de geheime staats politie, welke met ongehoorde hardheid te gen alle tegenstanders van het nazi-regiem optreedt, vroegen of hij dit optreden met zijn geweten in overeenstemming kan bren gen, dan zou hij zonder twijfel geen oogen blik aarzelen met het geven van een ant woord. Met aan zekerheid grenzende waar schijnlijkheid zou hij zeggen, dat hij inner lijk er van - doordrongen is -dat~ hij zoo móet handelen, omdat hij" daarmede niets anders op het oog heeft dan de verdediging van een stelsel (het nationaal-socialisme), dat een zegen moet worden geacht voor het Duitsche volk. En als hem gewezen werd op de wreedheid der concentratiekampen, zou hij vrij zeker zeggen, dat hij ten volle instemt met wat eens Göring beweerde, n.1. dat deze kampen opvoedingsplaatsen zijn, waar de slachtoffers de heilige(!) nationaal socialistische levensbeschouwing moet wor den bijgebracht. Maar met even groote stelligheid zal een felle tegenstander van het nationaal-socia- listische stelsel kunnen beweren, dat zijn DEN HELDER geweten hem dwingt tot den strijd daarte gen, omdat hij in dit stelsel ziet een bruta len aanslag op de persoonlijke vrijheid, een schending der menschelijke waardigheid. Juist daarom heb ik gewezen op de ab solute noodzakelijkheid dat het intellect be slist over 't onderscheid tusschen goed en kwaad. Dit intellect alléén is daartoe in staat Een andere vraag is: naar welke maat staf moet dit intellect een uitspraak doen over goed en kwaad. Is zulk een maatstaf te vinden? Het verheugt mij, dat de heer S. aan het slot van zijn beschouwing tot de volgende conclusie komt: „Voor een algemeen gelden de moraal moeten wij een algemeen geldend princiep hebben en een algemeene verant woordelijkheid. Daarvoor kan dan de on aantastbaarheid van het leven dienen, dat, hoewel gescheiden, in allen één en hetzelf de is. „Tat twam asi" (dat zegt gij) zegt de Boed dhist. Wanneer wij in elk leven hetzelfde zien als ons eigen leven, ja, het als één le ven beschouwen, dan doet men in wezen al het goede en kwade zichzelven aan. De on rust die thans de wereld teistert zou niet langer bestaan, als men op het levensprin ciep: medeleven medelijden de moraal ging bouwen." Tot zoover de heer T. Ik heb in zijn uitspraak teruggevonden, wat ook de beroemde Albert Schweitzer als grondslag van moraal erkent, n.1. eerbied voor het leven. En i'k ben het daarmede ten volle ééns. Evenwel: wij hebben hierbij geen oogen blik uit het oog te verliezen, dat die eerbied voor het leven niet alleen het stoffelijk-li- chamelijke, maar óók het geestelijke leven betreft. En evenmin mag vergeten worden, dat die eerbied niet zich kan beperken tot een bepaalde groep van menschen, maar dat zij geldend is voor alle menschen, tot welk voik of tot welk ras zij ook mogen behooren en welke religie zij ook mogen belijden. Met andere woorden: die eerbied is universeel d.i. allen omvattend. Indien wij eerbied voor het leven als den grondslag van de moraal aanvaarden, dan zal ons geweten ons zeggen: hebt eerbied voor het leven. Maar dan zal tegelijkertijd het intellect in werking treden om uit te maken wat dit beduidt. En dan gaat de mensch, die het leven ernstig opvat, denken over de consequenties. Hiertoe is eenige moed noodig. Waarom? Omdat dit denken onherroepelijk leidt tot innerlijke onrust en tot zelfveroordeeling. Want, als wij de maatstaf „eerbied voor het leven" aanleggen, dan zien wij heel spoedig, dat het met onze menschelijke ver houdingen treurig is gesteld. Laten wij toch eerlijk wezen en erkennen, dat onze sociale verhoudingen, welke feitelijk niet anders zijn dan-één doorloopende ontkenning van dien „eerbied", ons dwingen tegen het ge weten te handelen. Dat klinkt hard, maar het moét, worden gezegd, hoe pijnlijk het ook zij. Wij hebben die pijn noodig. Als wij lichamelijk pijn hebben, beteekent dit dat er in ons stoffelijk organisme iets niet in orde is. En wij gaan naar een dok ter, die de oorzaak van die pijn zal trachten weg te nemen; hij zal operatief ingrijpen of een bepaalde levenswijze voorschrijven en het lichaam zal weer normaal en gezond worden. Maar als wij pijn gevoelen niet in ons li chaam, maar in onze ziel, omdat die ziel verontrust wordt door de kwelling van het geweten. Wat moeten wij dan doen? Dan zijn er twee wegen. Wij kunnen die pijn ver- dooven of de oorzaak ervan wegnemen. Verdooven beteekent: aan het geweten het zwijgen opleggen, afleiding, verstrooiing zoe ken, bedwelming desnoods. Dit wordt, he laas, maar al te gemakkelijk gedaan! Dan past men zich aan onder allerlei voorwend- Zacht en toch krachtig - heerlijk van smaak - op wekkend en verkwikkend. De kenmerken van het edele natuurproduct, waaruit KING pepermunt is bereid. FIRMA TONNEMA Ge. SNEEK selen en zegt, dat het nu eenmaal niet an ders kan en men het leven niet te ernstig moet opnemen. Dan komt men tot de laag- bij-de-grondsche opvatting, dat de wereld wel altijd zal blijven zóóals zij is en de strijd van alleen tegen allen wel nimmer zal kunnen eindigen en duszorg er maar voor, dat je je door het leven heenslaat. Het moge treurig zijn, dat hierbij slachtoffers vallen; daar is nu eenmaal niets aan te doen. De oorzaak van die pijn wegnemen, be duidt het zoeken naar nieuwe levensverhou dingen, die in overeenstemming zijn met het beginsel „eerbied voor het leven". Want uit de bestaande verhoudingen komt de heer- schende stoffelijke en zedelijke ellende, wel ke de menschheid ziek maakt en teistert, voort. Ik ben niet van plan hierover verder uit te weiden, ofschoon ik heel goed weet dat er nog ontzaggelijk veel over valt te zeggen. Ik zou daaraan nog menig artikel kunnen besteden. Voor deze keer echter genoeg. Dankbaar zal ik zijn wanneer er lezers zijn, die door dit artikel zichzelf de vraag hebben gesteld: waartoe drijft mij het geweten? en die daar bij den moed bezitten eerlijk de menschver- houdingen, waarin zij-zelf óók geplaatst zijn, onder de oogen te zien en te beoordeelen naar die ééne moreele maatstaf: eerbied voor het levens ASTOR. EUROPEESCHE POLITIEK EN HET VERRE OOSTEN. WERKT VOOR ENGELAND DE TLJD MEE? BEWAPENING TOT IN HET WAANZINNIGE. Hoezeer de factoren, waarmee in de in ternationale wereld rekening moet worden gehouden, zich hebben verlegd, kan nauwe lijks duidelijker tot uitdrukking worden ge bracht dan door de wijze, waarop Engeland zijn politiek voert. In vroeger jaren waren het alleen de Europeesche toestanden, die ge wicht in de schaal wierpen, thans is het vooral Japan dat een streep heeft gehaald door alle oude cal culaties. Dit rijk, dat zich ten doel schijnt te heb ben gesteld uit te groeien tot een wereld rijk, dat in Azië geheel den toon aangeeft, wordt gevoeld als een steeds in gevaar toe nemende bedreiging van koloniën in het Verre Oosten of daaromtrent. Zelfs Enge land, dat altijd nog mag doorgaan voor een wereldmarkt., voelt zich niet meer veilig en het ziet zich genoodzaakt zijn aandacht te verdeelen tusschen Europa en Azië, een opgave die zelfs voor Groot-Brittannië blijk baar zwaar genoeg is. De onzekere houding welke het aanneemt, moet zonder twijfel voornamelijk worden toegeschreven aan dit feit van zich te moeten handhaven aan twee fronten, waarbij we moeten overwegen dat een Engeland zonder Indië niet meer dan een schaduw kan zijn van wat het thans is, terwijl het, zoo het zijn positie in Eurbpa niet weet te verdedigen straks wel licht heelemaal niets meer is. De vraag, waarvoor de Engelsche regee ring zich gesteld ziet komt neer op de over weging hoever ze in haar lankmoedigheid kan gaan zonder al te veel prestige in te boeten. Bevreesd als ze blijkbaar i£ voor een strijd op twee fronten, geeft ze de voorkeur aan uiterste meegaandheid, ten einde op deze wijze haar uiteindelijk doel, de instandhouding van het Britsche impe rium te kunnen bewerkstelligen. Dat in het Verre Oosten Engelsche officieren ongestraft door Japansche soldaten konden worden aangerand, is misschien eenig in de Engelsche historie evenals het feit, dat in de Middellandsche Zee Engelsche boo ten tot zinken konden worden ge- bracht, zonder dat daartegen ern stige repressaillemaatregelen wer den genomen. Dit alles is gegaan ten koste van pres tige, dat de Brit vermoedelijk echter in den loop van den tijd hoopt te kunnen te rugwinnen. Een en ander stelt duidelijk in het licht, hoezeer de gebeurtenissen in Europa en in Azië met elkaar in verband staan. Men kan er zeker van zijn, dat. ernslige moeilijkhe den van Japan dooi; Engeland zullen wor den gevoeld als een ware opluchting en hij deze moeilijkheden moet. voorloopig in de eerste plaats worden gedacht aan den oor log in China. Mocht jhet Japan daar ern stig tegenloopen, dan zal zich dit vermoede lijk onmiddellijk uiten in een krachtiecr houding ten aanzien van de Europeesche- aangelegenheden, omdat, daardoor de bedrei ging van het Engelsche koloniale rijk slechts kan afnemen. Het conflict in China staat daarom niet alleen via Rusland, doch ook via Engeland in direct verband met wat we zich in Europa zien voltrekken. De wor steling tusschen Japan en China zal mede uitslag gevend zijn voor de wijze, waarop in Europa historie wordt gemaakt. Men dient bij een en ander echter wel te hesef fen, dat in dien strijd voor Japan alles op het spel staat, dat het dus, zoo het moet, al le krachten zal inzetten, waarover het kan beschikken en dat het feit, dat de krijgs kans zich de laatste weken meer naar de Chineezen scheen toe te wenden in geen ge val als een begin van het einde mag wor den beschouwd. De oorlog kan nog lang du ren, alvorens ze is uitgevochten en dat in Europa nu reeds de invloed van de zooge naamde Chineesche successen bemerkbaar zou worden, mag men niet aannemen. Blijkt echter, dat Japan er inderdaad niet in slaagt China ten onder te brengpn zendt het daarvoor steeds nieuwe hulpkrachten naar het oorlogsterrein, zoodat het zijn reserves steeds meer verbruikt, zonder dat het. nieu we overwinningen vermag af te dwingen, dan is zeker te verwachten, dat allengs ook Engeland het oogenblik daar acht om zich weer meer te doen gelden. We weten het trouwens uit de rodevoe ringen der Engelsche ministers, hoe zij van opvatting zijn, dat de tijd vermoedelijk met Engeland zal meewerken. Ze hebben daarbij waarschijnlijk ten deele hot, oog gehad op de eco nomische uitputting, die ten slotte voor de Europeesche rijken niet kan uitblijven, een uitputting overi gens. waarvan Italië blijkbaar reeds ernstige symptomen begint te vcr- toonen. Van den trotschen Duce, van wien we ten tijde van het Abessvnische avontuur overal in Italië konden lezen: „De Duce kan al les!" hooren we den laatsten tijd merk waardig weinig, niettegenstaande hij soms vrij veel onprettigs te slikken kreeg. Daarnaast zullen de Engelsche hoogwaar- digheidsbekleeders stellig echter ook hebben gedacht aan het Verre Oosten. Immers, zonder rekening te houden met wat zich daar voltrekt is geen behoorlijke politiek meer mogelijk. Japan echter zwijgt en blijft zwijgen. We vernemen niets meer over Japansche overwinningen:, zoodat we mogen aanne men, dat ze er niet zijn. We vernemen niets meer over protsten of ovr baloorigheid in verband met wapenleveranties aan China, hoewel er nauwelijks twijfel aan is of die zijn er nog wel. Zouden we uit die Engelsche ver klaringen ten aanzien van het mee werken van den tijd mogen opma ken. dat de vooruitzichten betreffen de China nog niet zoo somber zijn als waartoe men op grond van den tegonwoordigen toestand zou mogen besluiten? We weten het niet. Afwachten is de boodschap. Voorloopig blijft de Engelsche politiek zwak. Het wenscht zich niet te be trekken in een Europeesch conflict, voort spruitend uit een aanranding van Tjsecho- Slowakije door. Duitschland, het wil geen verandering brengen in zijn Spaansche non interventie-politiek. Het acht den tijd nog niet rijp om zich te doen gelden. Intusschen wordt er bewapend, bewapend bewapend. Op een wijze, die zelfs de opti misten het hoofd doet schudden. Zullen de agressieven, dat zijn de autori taire staten inderdaad wachten tnt de tijd zal hebben bewerkstelligd, dat Engeland er van verwacht? Het is te hopen. Want een tweede groote oorlog zou Euro- pe maken tot een enorm kerkhof, tot een woestenij van ongekende afmetingen. Of het zich van zulk een slag ooit weer zou kunnen oprichten?

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1938 | | pagina 5