Geestelijk Leven
ROOK
TRIUMPH
DE BESTE
1 CENT
SIGARET
Abonneert
miTENLANDSCH.
VERZICHT
PNEUMATISCHE
PIJNEN KWELDEN
KLOOSTERBALSEM
1
Nog eens
menschelijkheid
en gewetenJ
U op dit blad!
Zaterdag 26 Maart 1938
Tweede blad
door ASTOR
Diep' onder den indruk van wat zich in
Europa heeft afgespeeld, was ik van plan
om te schrijven over de barbaarschheid,
welke in het hart van het zoogenaamde be
schaafde werelddeel, in het oude Oostenrijk,
tot uitbarsting is gekomen. Als in een wer
velwind vlogen de gedachten door mijn
hoofd. Ik moest terugdenken aan wat ik
schreef in 't vorige artikel: „Vóór alles: men
schelijkheid". Ik voelde bitterheid in me op-
Stijgen en machtelooze woede. Waar was iets
van menschelijkheid te bespeinen bij het op
treden en de vestiging van het nieuwe re
giem in Oostenrijk?
Dat Oostenrijk één is geworden met
Duitschland, is volkomen aanvaardbaar, al
mag men dan de bedoeling waarmede en de
manier waarop dit plaats vond, betreuren en
v roordeelen. Maar dit is het ontstellende,
dat onmiddellijk de duivelsche geest der
Neurenberger wetten, gericht op de vernie
tiging van het Joodsche volk, ook in Oosten
rijk zich deed gelden. En dit is het pijnlijk-
schokkende, dat het schrikbewind van de
S.A. werd ingevoerd en bijna onbeperkte
imaoht werd gegeven aan de kwaiomgens en
avonturiers, die naar eigen believen mede
burgers mogen lastig vallen, gevangen ne
men, plunderen. En ook dit is het dien-tra
gische, dat een waanzinnige roes tienduizen
den kon voeren tot een bejubelen van hen,
die kwamen om een stelsel van economische
en geestelijke slavernij in te voeren.
En het was me onmogelijk mijn gedachten
te ordenen en met wijsgecrigen zin het ge
beurde en het gebeurende te bezien.
Dat is een wonderlijk iets in den niensch,
dat hij soms zóó sterk getroffen wordt dooi
de dingen, die buiten hem zich afspelen, dat
hij alle bezinning verliest en geheel komt te
staan onder den dwang van in hem op
laaiende driften of onder de geweldige sug
gestie van massale gevoclsuitbarstingcn. In'
hét eene geval wordt hij de blind-gehoor-
zqmende slaaf van die driften; in het andere
geval valt zijn persoonlijkheid geheel weg en
wordt hij tot een willoos deel van de massa.
In beide ecvallen is van redelijk denken
en van zuiver oordeelen geen sprake meer.
Dan blijkt hoe moeilijk het is zichzelf te
behcerschen.
Daarbij doet zich een eigenaardig ver
schijnsel voor, waarop ik nadrukkelijk wijs,
omdat het gewoonlijk niet wordt opgemerkt.
Dit verschijnsel bestaat hierin dat, óók wan
neer wij geheel ten prooi zijn aan onze drif
ten of wanneer wij volkomen opgaan in een
sterk bewogen massa-beweging, toch diep in
ons binnenste blijft leven het bewustzijn dat
wij daarmede onredelijk zijn en dus onze
zuivere menschelijkheid verloochenen.
Ik het is een soort van openbare biecht,
welke ik hier neerschrijf heb dit juist nu
heel duidelijk bij mijzelf kunnen waarne
men. De meedogenlooze wreedheid, waarme
de in Oostenrijk wordt opgetreden tegen de
tegenstanders van het nationaal-socialistisch
systeem en in 't bijzonder tegen de joden,
heeft niet alleen diepe afschuw in mij' wak
ker geroepen maar ook haatgevoelens. Ik wil
het eerlijk erkennen, dat ik vreeselijlce din
gen heb toegewenscht aan de machtswellus
telingen, die hun terreur nu ook aan Oosten
rijk hebben opgelegd, dat ik een grenzenloozc
verachting heb gevoeld voor de massa, die
hun tirannen toejuichten. En toch wist ik
tegelijkertijd diep.in mijzelf dat ik daarmede
volkomen in strijd was met het: „vóór alles:
menschelijkheid". Maar ik wilde, ik kon niet
menschelijk zijn. Ik verheugde mij, toen ik
las dat een Duitsche tractor was omgeslagen
OUDEN HEER VAN 60 JAAR
Dank zij dan KLOOSTËRBAISEM
is hij nu weer kras en monter
„Tot mijn 50ste jaar mankeerde ik nooit
tets, maar toen begonnen hevige rheu-
znatiek-aanvallen mijn leven te ver
gallen. Reeds begon ik te wanhopen,
toen een vriend van mijn leeftijd m\j
vertélde welke wonderbaarlijke onder
vindingen ht/ had opgedaan met Kloos
terbalsem. Nu ik zelf dit wonderlijke
middel heb toegepast, kan ik verklaren,
dat ik mij weer Jeugdig en monter
gevoel als een knaap van 30 jaar, al
hoop ik eerstdaags 60 Jaar te worden.'
J. Vr. te B.
AKKER'S ORIGINEEL TBR INZAGR
Geen goud zoo goed"
Onovertroffen bU brand-en sn^ wonden
Ook ongeëvenaard als wrytmiddel by
Rbeumatiek, spit en pijnlijke spieren
jehroofdooo 65 éi Pottem 62H et en f 1.04
en eenige jonge soldaten daarbij den dood
hadden gevonden.
Maar nu is de bezinning, het rustige, rede
lijke denken bij mij teruggekeerd. Nu weet
ik, dat ik rekening heb te houden met het
feit, dat de menschheid nog niet tot die
hoogte is gestegen, waarop het onmogelijk
zou zijn zich te laten overheerschen door de
lage driften, welke in haar sluimeren. Ben
ik niet zélf daarvan het slachtoffer geweest?
Tot mijn eigen schande moet ik dat erken-
mien.
Maar gij, die dit leest, hoe staat 't met u?
Ik waag de veronderstelling, dat velen
onder u in mijn biecht zichzelf terug zullen
vinden. En ik ben er vast van overtuigd, dat
dit het geval is zoowel bij vóór- als bij tè-
genstanders van de dictatuur.
En nu zult gij waarschijnlijk heel goed
kunnen begrijpen, dat ik geen lust heb om
over het schokkende wereldgebeuren verder
te spreken. Ik vrees dat, wanneer ik dit deed,
ik, mij verdiepend in de feiten, toch teveel
onder den indruk daarvan zou komen en
opnieuw mijn zelfbeheersching zou verliezen.
Daarom wil ik uwe en mijne gedachten
in een andere richting voeren. Ik heb daar
toe een prachtige gelegenheid gekregen. Mij
werd n.1. een brief toegezonden naar aanlei
ding van het vóórlaatste artikel over „het ge
weten."
Deze brief is afkomstig van iemand, die
blijkbaar een ernstige levensopvatting heeft
en gewoon is na te denken over de proble
men, waarvoor wij telkens weer worden ge
steld; problemen, welke in 't bijzonder in on
zen zwaarbewogen tijd zich onweerstaanbaar
aan ons opdringen. Dit is tenminste een
lichtpunt in de duisternis van heden: dui
zenden worden lot, denken en tot verdieping
des levens letterlijk gedwongen door de barre
werkelijkheid om ons heen. Weerspiegelt
zich daarin niet iets van een barre werkelijk
heid in ons?
Zeker, ik weet heel goed, dat de economi
sche omstandigheden een diepgaande in
vloed uitoefenen op onze levenshouding;
maar ik weet tevens', dat die omstandig
heden onbestaanbaar zouden zijn, wanneer
een groote meerderheid der menschen
krachtens haar innerlijk, zedelijk bewust
zijn gedwongen werd deze omstandigheden
te veroordeelen als strijdig tegen haar ge
weten.
Ik wil hier een positief christen, n.1. de
wereldzendeling Stanley Jones even tot u
laten spreken. Hij zegt in zijn prachtige
boek „Christus' antwoord op het commu
nisme" het volgende: „koe kunnen wij als
christelijk vólk ons geestelijk leven ont
wikkelen, wanneer de kern van al onze eco
nomische verhoudingen zoo diep ongeeste
lijke concurrentie is? Daardoor worden al
onze venhoudingen, als individu, als groep
en als volk vergiftigd. Wanneer wij op dat
punt niet trouw zijn, hoe kan God ons dan
de ware rijkdom toevertrouwen? We zitten
op 't oogenblik met ons christendom in een
slop. Met de vergeestelijking zijn we zoo
ver gegaan als onder deze foutieve maat
schappelijke verhoudingen mogelijk was.
Overal wordt ons den weg afgesneden naar
verdere geestelijke ontwikkeling, voor ons
individueel of als groep. Onder deze ver
houdingen is het christendom dwaasheid en
haar eischen onuitvoerbaar. Ja, dat is het...
onder deze verhoudingen! Maar verander de
mienschelijke samenleving tot een „coöpe
ratief helpen van elkander" en het christen
dom zal de eenig-natuurlijke manier van
leven blijken en al het andere absurd
onuitvoerbaar.
Nu 6taan we geestelijk schaakmat. God
zegt ons: „Breng eerst die economische ver
houdingen onderling in orde, en dan zal ik
u de ware rijkdommen toevertrouwen".
Een geestelijk ontwaken, misschien over de
geheele wereld, wacht op een rechtzetten
van die verhoudingen."
Mij dunkt, dit is klare, duidelijke taal.
Ze is vooral van beteekenis, omdat zij is
uitgesproken door Stanley Jones!
Zal dit geestelijk ontwaken kamen? Is de
tijd er rijp voor? Wij zijn geneigd om be
vestigend te antwoorden. Immers deze tijd
is vol van angstige spanningen en dreigen
de gevaren; zien we niet een oorlog nade
den die vreeselijker zal zijn dan de mensch
heid ooit heeft gekend?
Moet niet het wereldgeweten gaan spre
ken? Kan het blijven zwijgen?
Ik kom tnu terug op den brief, dien IR
ontving.
Daarin schrijft de heer T. dat het gewe
ten als een maatstaf voor universeeie
deugdzaamheid geheel onbetrouwbaar is en
hij motiveert dit door te wijzen op de ma
nier, waarop het geweten werkt, n.1. met
een associatie van gedachten, die in ons
bewustzijn komen. Eerstens vanuit ons in
nerlijk wezen, ten tweede door de erva
ring, die de buitenwereld ons opdringt.
Het is goed dat, hij hierop wijst, omdat
't mij de gelegenheid schenkt te verduide
lijken, wat ik feitelijk reeds in mijn ar
tikel over het geweten reeds heb gezegd.
De opmerkzame lezers zullen zich her
inneren, dat ik het geweten heb aange
duid als de groote waarschuwer (het. ante-
rieure geweten) en als de groote aanklager
(het posterieure geweten); dat ik het heb
genoemd de machtige stimulans (prikkel)
en de krachtige motor (drijfkracht) tot zui
verder leven.
Ik heb evenwel niet verzuimd te wiizen
op het feit dat het geweten niet beslist
over goed en kwaad. Het zegt, eenvoudig
uitgedrukt, niets anders dan: doe wat goed
is. Maar wat goed is'en wat slecht is, wordt
uitgemaakt door ons inzicht, ons intellect.
In zooverre heeft dus de heer T. volkomen
gelijk, wanneer hij beweert dat het gewe
ten als maatstaf voor universeele deugd
zaamheid geheel onbetrouwbaar is.
Dit wordt ons terstond duidelijk, wan
neer wij de gedragingen der menschen na
gaan. Als wij b.v. eens aan den heer
Himmler, den chef van de geheime staats
politie, welke met ongehoorde hardheid te
gen alle tegenstanders van het nazi-regiem
optreedt, vroegen of hij dit optreden met
zijn geweten in overeenstemming kan bren
gen, dan zou hij zonder twijfel geen oogen
blik aarzelen met het geven van een ant
woord. Met aan zekerheid grenzende waar
schijnlijkheid zou hij zeggen, dat hij inner
lijk er van - doordrongen is -dat~ hij zoo
móet handelen, omdat hij" daarmede niets
anders op het oog heeft dan de verdediging
van een stelsel (het nationaal-socialisme),
dat een zegen moet worden geacht voor het
Duitsche volk. En als hem gewezen werd
op de wreedheid der concentratiekampen,
zou hij vrij zeker zeggen, dat hij ten volle
instemt met wat eens Göring beweerde, n.1.
dat deze kampen opvoedingsplaatsen zijn,
waar de slachtoffers de heilige(!) nationaal
socialistische levensbeschouwing moet wor
den bijgebracht.
Maar met even groote stelligheid zal een
felle tegenstander van het nationaal-socia-
listische stelsel kunnen beweren, dat zijn
DEN HELDER
geweten hem dwingt tot den strijd daarte
gen, omdat hij in dit stelsel ziet een bruta
len aanslag op de persoonlijke vrijheid, een
schending der menschelijke waardigheid.
Juist daarom heb ik gewezen op de ab
solute noodzakelijkheid dat het intellect be
slist over 't onderscheid tusschen goed en
kwaad. Dit intellect alléén is daartoe in
staat
Een andere vraag is: naar welke maat
staf moet dit intellect een uitspraak doen
over goed en kwaad. Is zulk een maatstaf
te vinden?
Het verheugt mij, dat de heer S. aan het
slot van zijn beschouwing tot de volgende
conclusie komt: „Voor een algemeen gelden
de moraal moeten wij een algemeen geldend
princiep hebben en een algemeene verant
woordelijkheid. Daarvoor kan dan de on
aantastbaarheid van het leven dienen, dat,
hoewel gescheiden, in allen één en hetzelf
de is.
„Tat twam asi" (dat zegt gij) zegt de Boed
dhist. Wanneer wij in elk leven hetzelfde
zien als ons eigen leven, ja, het als één le
ven beschouwen, dan doet men in wezen al
het goede en kwade zichzelven aan. De on
rust die thans de wereld teistert zou niet
langer bestaan, als men op het levensprin
ciep: medeleven medelijden de moraal
ging bouwen."
Tot zoover de heer T.
Ik heb in zijn uitspraak teruggevonden,
wat ook de beroemde Albert Schweitzer als
grondslag van moraal erkent, n.1. eerbied
voor het leven.
En i'k ben het daarmede ten volle ééns.
Evenwel: wij hebben hierbij geen oogen
blik uit het oog te verliezen, dat die eerbied
voor het leven niet alleen het stoffelijk-li-
chamelijke, maar óók het geestelijke leven
betreft. En evenmin mag vergeten worden,
dat die eerbied niet zich kan beperken tot
een bepaalde groep van menschen, maar
dat zij geldend is voor alle menschen, tot
welk voik of tot welk ras zij ook mogen
behooren en welke religie zij ook mogen
belijden. Met andere woorden: die eerbied
is universeel d.i. allen omvattend.
Indien wij eerbied voor het leven als den
grondslag van de moraal aanvaarden, dan
zal ons geweten ons zeggen: hebt eerbied
voor het leven. Maar dan zal tegelijkertijd
het intellect in werking treden om uit te
maken wat dit beduidt. En dan gaat de
mensch, die het leven ernstig opvat, denken
over de consequenties. Hiertoe is eenige
moed noodig. Waarom? Omdat dit denken
onherroepelijk leidt tot innerlijke onrust en
tot zelfveroordeeling.
Want, als wij de maatstaf „eerbied voor
het leven" aanleggen, dan zien wij heel
spoedig, dat het met onze menschelijke ver
houdingen treurig is gesteld. Laten wij toch
eerlijk wezen en erkennen, dat onze sociale
verhoudingen, welke feitelijk niet anders
zijn dan-één doorloopende ontkenning van
dien „eerbied", ons dwingen tegen het ge
weten te handelen.
Dat klinkt hard, maar het moét, worden
gezegd, hoe pijnlijk het ook zij. Wij hebben
die pijn noodig.
Als wij lichamelijk pijn hebben, beteekent
dit dat er in ons stoffelijk organisme iets
niet in orde is. En wij gaan naar een dok
ter, die de oorzaak van die pijn zal trachten
weg te nemen; hij zal operatief ingrijpen of
een bepaalde levenswijze voorschrijven en
het lichaam zal weer normaal en gezond
worden.
Maar als wij pijn gevoelen niet in ons li
chaam, maar in onze ziel, omdat die ziel
verontrust wordt door de kwelling van het
geweten. Wat moeten wij dan doen? Dan
zijn er twee wegen. Wij kunnen die pijn ver-
dooven of de oorzaak ervan wegnemen.
Verdooven beteekent: aan het geweten het
zwijgen opleggen, afleiding, verstrooiing zoe
ken, bedwelming desnoods. Dit wordt, he
laas, maar al te gemakkelijk gedaan! Dan
past men zich aan onder allerlei voorwend-
Zacht en toch krachtig -
heerlijk van smaak - op
wekkend en verkwikkend.
De kenmerken van het
edele natuurproduct,
waaruit KING pepermunt
is bereid.
FIRMA TONNEMA Ge. SNEEK
selen en zegt, dat het nu eenmaal niet an
ders kan en men het leven niet te ernstig
moet opnemen. Dan komt men tot de laag-
bij-de-grondsche opvatting, dat de wereld
wel altijd zal blijven zóóals zij is en de
strijd van alleen tegen allen wel nimmer zal
kunnen eindigen en duszorg er maar
voor, dat je je door het leven heenslaat. Het
moge treurig zijn, dat hierbij slachtoffers
vallen; daar is nu eenmaal niets aan te
doen.
De oorzaak van die pijn wegnemen, be
duidt het zoeken naar nieuwe levensverhou
dingen, die in overeenstemming zijn met het
beginsel „eerbied voor het leven". Want uit
de bestaande verhoudingen komt de heer-
schende stoffelijke en zedelijke ellende, wel
ke de menschheid ziek maakt en teistert,
voort.
Ik ben niet van plan hierover verder uit
te weiden, ofschoon ik heel goed weet dat
er nog ontzaggelijk veel over valt te zeggen.
Ik zou daaraan nog menig artikel kunnen
besteden.
Voor deze keer echter genoeg. Dankbaar
zal ik zijn wanneer er lezers zijn, die door
dit artikel zichzelf de vraag hebben gesteld:
waartoe drijft mij het geweten? en die daar
bij den moed bezitten eerlijk de menschver-
houdingen, waarin zij-zelf óók geplaatst zijn,
onder de oogen te zien en te beoordeelen
naar die ééne moreele maatstaf: eerbied
voor het levens
ASTOR.
EUROPEESCHE POLITIEK EN
HET VERRE OOSTEN. WERKT
VOOR ENGELAND DE TLJD MEE?
BEWAPENING TOT IN HET
WAANZINNIGE.
Hoezeer de factoren, waarmee in de in
ternationale wereld rekening moet worden
gehouden, zich hebben verlegd, kan nauwe
lijks duidelijker tot uitdrukking worden ge
bracht dan door de wijze, waarop Engeland
zijn politiek voert.
In vroeger jaren waren het alleen
de Europeesche toestanden, die ge
wicht in de schaal wierpen, thans is
het vooral Japan dat een streep
heeft gehaald door alle oude cal
culaties.
Dit rijk, dat zich ten doel schijnt te heb
ben gesteld uit te groeien tot een wereld
rijk, dat in Azië geheel den toon aangeeft,
wordt gevoeld als een steeds in gevaar toe
nemende bedreiging van koloniën in het
Verre Oosten of daaromtrent. Zelfs Enge
land, dat altijd nog mag doorgaan voor een
wereldmarkt., voelt zich niet meer veilig
en het ziet zich genoodzaakt zijn aandacht
te verdeelen tusschen Europa en Azië, een
opgave die zelfs voor Groot-Brittannië blijk
baar zwaar genoeg is. De onzekere houding
welke het aanneemt, moet zonder twijfel
voornamelijk worden toegeschreven aan dit
feit van zich te moeten handhaven aan
twee fronten, waarbij we moeten overwegen
dat een Engeland zonder Indië niet meer
dan een schaduw kan zijn van wat het
thans is, terwijl het, zoo het zijn positie in
Eurbpa niet weet te verdedigen straks wel
licht heelemaal niets meer is.
De vraag, waarvoor de Engelsche regee
ring zich gesteld ziet komt neer op de over
weging hoever ze in haar lankmoedigheid
kan gaan zonder al te veel prestige in te
boeten. Bevreesd als ze blijkbaar i£ voor
een strijd op twee fronten, geeft ze de
voorkeur aan uiterste meegaandheid, ten
einde op deze wijze haar uiteindelijk doel,
de instandhouding van het Britsche impe
rium te kunnen bewerkstelligen.
Dat in het Verre Oosten Engelsche
officieren ongestraft door Japansche
soldaten konden worden aangerand,
is misschien eenig in de Engelsche
historie evenals het feit, dat in de
Middellandsche Zee Engelsche boo
ten tot zinken konden worden ge-
bracht, zonder dat daartegen ern
stige repressaillemaatregelen wer
den genomen.
Dit alles is gegaan ten koste van pres
tige, dat de Brit vermoedelijk echter in
den loop van den tijd hoopt te kunnen te
rugwinnen.
Een en ander stelt duidelijk in het licht,
hoezeer de gebeurtenissen in Europa en in
Azië met elkaar in verband staan. Men kan
er zeker van zijn, dat. ernslige moeilijkhe
den van Japan dooi; Engeland zullen wor
den gevoeld als een ware opluchting en hij
deze moeilijkheden moet. voorloopig in de
eerste plaats worden gedacht aan den oor
log in China. Mocht jhet Japan daar ern
stig tegenloopen, dan zal zich dit vermoede
lijk onmiddellijk uiten in een krachtiecr
houding ten aanzien van de Europeesche-
aangelegenheden, omdat, daardoor de bedrei
ging van het Engelsche koloniale rijk
slechts kan afnemen. Het conflict in China
staat daarom niet alleen via Rusland, doch
ook via Engeland in direct verband met wat
we zich in Europa zien voltrekken. De wor
steling tusschen Japan en China zal mede
uitslag gevend zijn voor de wijze, waarop
in Europa historie wordt gemaakt. Men
dient bij een en ander echter wel te hesef
fen, dat in dien strijd voor Japan alles op
het spel staat, dat het dus, zoo het moet, al
le krachten zal inzetten, waarover het kan
beschikken en dat het feit, dat de krijgs
kans zich de laatste weken meer naar de
Chineezen scheen toe te wenden in geen ge
val als een begin van het einde mag wor
den beschouwd. De oorlog kan nog lang du
ren, alvorens ze is uitgevochten en dat in
Europa nu reeds de invloed van de zooge
naamde Chineesche successen bemerkbaar
zou worden, mag men niet aannemen. Blijkt
echter, dat Japan er inderdaad niet in slaagt
China ten onder te brengpn zendt het
daarvoor steeds nieuwe hulpkrachten naar
het oorlogsterrein, zoodat het zijn reserves
steeds meer verbruikt, zonder dat het. nieu
we overwinningen vermag af te dwingen,
dan is zeker te verwachten, dat allengs ook
Engeland het oogenblik daar acht om zich
weer meer te doen gelden.
We weten het trouwens uit de rodevoe
ringen der Engelsche ministers, hoe zij van
opvatting zijn, dat de tijd vermoedelijk met
Engeland zal meewerken.
Ze hebben daarbij waarschijnlijk
ten deele hot, oog gehad op de eco
nomische uitputting, die ten slotte
voor de Europeesche rijken niet
kan uitblijven, een uitputting overi
gens. waarvan Italië blijkbaar reeds
ernstige symptomen begint te vcr-
toonen.
Van den trotschen Duce, van wien we ten
tijde van het Abessvnische avontuur overal
in Italië konden lezen: „De Duce kan al
les!" hooren we den laatsten tijd merk
waardig weinig, niettegenstaande hij soms
vrij veel onprettigs te slikken kreeg.
Daarnaast zullen de Engelsche hoogwaar-
digheidsbekleeders stellig echter ook hebben
gedacht aan het Verre Oosten. Immers,
zonder rekening te houden met wat zich
daar voltrekt is geen behoorlijke politiek
meer mogelijk.
Japan echter zwijgt en blijft zwijgen.
We vernemen niets meer over Japansche
overwinningen:, zoodat we mogen aanne
men, dat ze er niet zijn. We vernemen niets
meer over protsten of ovr baloorigheid in
verband met wapenleveranties aan China,
hoewel er nauwelijks twijfel aan is of die
zijn er nog wel.
Zouden we uit die Engelsche ver
klaringen ten aanzien van het mee
werken van den tijd mogen opma
ken. dat de vooruitzichten betreffen
de China nog niet zoo somber zijn
als waartoe men op grond van den
tegonwoordigen toestand zou mogen
besluiten?
We weten het niet. Afwachten is de
boodschap. Voorloopig blijft de Engelsche
politiek zwak. Het wenscht zich niet te be
trekken in een Europeesch conflict, voort
spruitend uit een aanranding van Tjsecho-
Slowakije door. Duitschland, het wil geen
verandering brengen in zijn Spaansche non
interventie-politiek.
Het acht den tijd nog niet rijp om zich te
doen gelden.
Intusschen wordt er bewapend, bewapend
bewapend. Op een wijze, die zelfs de opti
misten het hoofd doet schudden.
Zullen de agressieven, dat zijn de autori
taire staten inderdaad wachten tnt de tijd
zal hebben bewerkstelligd, dat Engeland
er van verwacht?
Het is te hopen.
Want een tweede groote oorlog zou Euro-
pe maken tot een enorm kerkhof, tot een
woestenij van ongekende afmetingen.
Of het zich van zulk een slag ooit weer
zou kunnen oprichten?