RADIO fifbrek aan plichtsbesef veroorzaakte scheepsramp L BEESTEN VAN Job, als heilige vereerd Twee nichten en twee neven EDGAR R I C E BURROUGHS No. 74. In zijn kamp had Tarzan eindelijk, dank zij alerlei beloften, de boot gereed gekregen. Het meeste werk hadden Mugambi en hij met hun eigen handen gedaan, door geregeld het kamp van vlees te voorzien. Tarzan voelde, dat er een zekere onrust heerste, vooral bij de steeds mopperende stuurman, maar omdat hij geen aanleiding kon vinden voor een open strijd, besloot hij de gebeurtenissen af te wachten. Op een dag, dat de stuurman en Kai Shang besloten hun zorgvuldig beraamd plan uit te voer en weg te zeilen met" het parelschip, ging Lord Greystoke dadelijk na de middag op jacht op een dier, dat Mugambi de vorige dag had gezien. Nadat hij zijn vrouw goeden dag had gezegd en de trouwe Mugambi had opgedragen goed voor haar te zorgen, slinger de de aapman zich met gemak door het dichte lover van het oerwoud. Terwijl hij het aangewezen spoor volgde, drong hij diep in de jungle door en zijn hart zong van vreugde. Nergens was hij meer de oude Tarzan, dan wanneer hij zijn wild spel speelde in de bla deren der bomen. Hij ging langzaam vooruit, soms op de grond, soms door de bomen, ver zamelde wat vruchten of sprong over een ge vallen boom, op zoek naar de grote torren, die hij nog even smakelijk vond als vroeger. Hij had reeds enkele mijlen afgelegd, toen zijn aandacht werd getrokken door de reuk van een kleine kudde dieren. Hiermede samen liep het spoor van een vreemd schepsel. Hij wist nog niet van welke aard het dier was, dat J, zich zo geluidloos door de jungle bewoog. Maar het verwonderde hem en de aapman zette zijn stille tocht achter de nieuwe prooi voort, terwijl hij zich hoog boven in de top pen van boom tot boom slingerde. SLAPPE EN ONVERANTWOORDELIJKE HOUDING VAN HET SCHIEDAMSCHE HAVENBESTUUR- DAGEN LANG LAG HET GRIEKSCHE TANKSCHIP NIET-GASVRIJ AAN DE WERF. Scherpe uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart De Daad voor de Scheepvaart te Amsterdam heeft uitspraak ge daan inzake de ontploffingen aan iboord van het Grieksche tank stoomschip „Petrakis Nomikos". Zooals men weet, kwamen bij deze ramp, welke in het najaar van 1936 aan de werf Wilton- Feijenoord plaatsgreep, veertien personen om het leven. Resuimeerende komt de Raad tot de conclusie, dat in dit geval een reeks tekortkomingen heeft plaats gehad, door verschillende personen gepleegd en dat, hoogstwaarschijn lijk deze ramp niet zou hebben plaats gehad, indien een ieder zijn plicht had gedaan. De aanwezigheid van de zeer gevaarlijke Haifa Crude olie in de bunkers is de voor naamste aanleiding voor het ontstaan der ontploffing geweest. Een ontplofbaar gas mengsel, afkomstig van deze olie is in aanraking gekomen met open vuur (van het gebruikte snijvlamapparaat). Was het onderzoek naar de gas vrijheid van een dergelijk schip, ten tijde van deze catastrophe, behoor lijk geregeld? De Raad meent van niet. Ten eerste heeft de zeeloods, in strijd met de uit drukkelijke bepaling van het reglement op den Rotterdamsc.hen Waterweg, op een mondelinge verklaring van den kapitein, aangenomen, dat het schip gasvrij was. De havenloods heeft evenizeer de fout gemaakt, dat hij op geheel onvoldoende gegevens en. tegen zijn eigen vermoeden in heeft aiangenomen, dat het schip gasvrij was. De Raad laakt de slappe en on verantwoordelijke houding van het havenbestuur tegenover de werf van Wilton, waardoor het mogelijk werd, dat artikel 45 van de ver ordening op de havens te Schie dam, dat juist gegeven is om bran den en ontploffingen op tanksche pen zooveel mogelijk te voorkomen, bij het personeel van de werf niet eens bekend was! Dat deze onbevredigende toestand door zulk een ontzettende ramp aan het licht moest worden gebracht, is wel zeer teleur stellend. De werf greep in. Tengevolge van dezen toestand greep de werf zelve in en trof veiligheidsmaatrege len. Deze zijn echter naar 's Raads oordeel geheel onvoldoende geweest. Op niet ver antwoorde en zeer onvoorzichtige wijze is met de „Petrakis Nomikos" omgesprongen. Vooreerst bleek reeds op den dag zelf van binnenkomst, dat het schip niet gasvrij was. De ligplaats was bovendien voor een niet ontgast tankschip zeer ongunstig. En hoewel de verordening de werf niet ver plichtte, het schip uit de haven te vervvijde- i'en, had zulks in het belang van de veilig heid tóch moeten geschieden. Dagenlang bleef de gevaarlijke „Petrakis Nomikos" in de haven lig gen; er hadden herstellingen aan boord plaats... langszij kwam een ander schip liggen; aan het gas vrij maken werd onderwijl niets ge daan; er was wel een certificaat van gasvrijheid verkregen, doch van olievrijheid was geen sprake; al do- ze feiten acht de Raad zeer afkeu renswaardig en in strijd met de eischen van voorzichtigheid. Gasvrijheids-certificaat geen vol doende waarborg. De Raad wijst er ton slotte op, dat hot certificaat van gasvrijheid geen voldociidc waarborg biedt, daar het slechts betrekking heeft op de tijdens het onderzoek onder zochte ruimten. De toestand kan echter, juist door de aanwezigheid van restanten Crude-olie. binnen zeer korten tijd. venan deren, terwijl bij het Grieksche schip som mige ruimten buiten het onderzoek zijn gebleven. Wat de bunkers betreft, heeft deze ramp geleerd, dat anders dan te voren werd gedacht ook hier een gevaar kan schui len. De Raad wil er niemand van de ten deze verantwoordelijke personen een grief van maken, dat, niet. aan de aanwezigheid van Haifa-Crudc in de bunkers is gedacht. Dit is een bijzondere omstandigheid, welke zich, voor zoover den Raad bekend, voor het eerst voordeed. Thans wordt geen gasonderzoek gehouden zonder dat ook omtrent den inhoud der bunkers een onderzoek heeft plaats gehad. EEN TYPISCH BRABANTSCHE ZEDE. „En dan gaan we naar Sint Job „Op eenen ezel, op eenen ezel. „En dan gaan we naar Sint Job „Op eenen ezel zonder kop .Tob, de oud-testamentarische held, die met volledige overgave en berusting zijn zware zorgen en bittere smarten doorstond, is door de Roomsch Katholieke kerk als heilige, tot St. Job geworden. En Brabant zou Brabant niet zijn, als het van de vereering van St. Tob niet iets bijzonders maakte. „Brabant is zijn eigen land", zegt de Msb. en in Brabant leven nog na eeuwen de tradities der mid deleeuwen in de ziel van het Brabantsche volk voort, alle modern verkeer en „bescha ving" te spijt. De verccring van St. Job valt in het kader der Maria-vcrceringen in de maand Mei te meer op door haar eenvoudig en landelijk karakter. Processies zijn ter eere van St. Job nooit gehouden, uiterlijke praal heeft de vereering nooit gekend. Met duizenden naar Enschot 1 rekken zij, de geloovige Roomsch-Katholie- ke Brabanders, om daar hij hun St. Job te bidden met de intentie dat zij voor huid ziekten en zweren gespaard mogen blijven! Hoe en wanneer deze vercering van Sint Joh in Enschot ontstaan is weet men niet, er is in de oude parochie-archieven al meer malen naar gezocht, doch er is niets ge vonden, wat hieromtrent eenige opheldering verschaft. Niettemin, Sint Job is er en hij moet er reeds lang zijn. Want, de menschen van Midden-Brabant trekken al van ouds naar Enschot en zij zijn ook dit jaar er weer in drommen heen getrokken. Zij komen uit alle richtingen, uit de plaatsen onder Den Bosch, uit de Langstraat, van Oisterwijk, van Moergestel, maar speciaal ook van Til burg. Zij gaan ter beevaart, gelijk ook hun ou ders gingen en hun voorouders, wie weet hoevele eeuwen lang reeds. Sint Job's vaste plaats in de parochiekerk van Enschot is op het rcclltcrzijaltaar. Daar staat het zeer eenvoudige beeld en tegen den wand daarachter hangt een paar eeuwen oud schilderij, dat de Heilige Man voorstelt te midden van zijn ellende, bespot door zijn vrouwen en zijn vrienden. De Sint Jobsstok. Men gaat te voet. naar Enschot, snijdt on derweg ergens een stok af, waarvan men de bast voor de helft afschilt en met dezen stok, den Sint Jobsstok genoemd, trekt men ter beevaart. Onderweg zingt men het traditioneele lied: En dan gaan we naar Sint Job Op eenen ezel, op eenen ezel. En dan gaan we naar Sint Job Op eenen ezel zonder kop. En dan komen we weer terug Op eenen ezel, op eenen ezel, En dan komen we weer terug Op eenen ezel zonder rug. Bij de beevaart van Sint Job behoorde altijd en behoort ook thans nog een soort kermis. Er staan tallooze kramen in de schaduw van de kerk en het zijn hier vooral de schar- renkoopers die goede zaken maken, want scharren zijn altijd karakteristieke attribu ten geweest voor de pelgrims, die naar En schot komen. In vroeger tijden en ook thans nog bond men de hos scharren aan den St. Jacobsstok en, met den stok over den schouder, werd de terugtocht naar huis aanvaard. En aangezien scharren geëigend zijn den dorst van den eter te prikkelen, ligt het voor de hand dat de herbergiers op den te rugweg royaler hadden te tappen dan op ge wone dagen. Inderdaad, Brabant is zijn eigen land, een land waarvan de bewoners in hun soms on stuimige levensvreugd, door ons koele noor derlingen vaak niet worden begrepen. Maar toch, een land en een volk, dat voor ons zéér veel bekoring heeft! Redder gedood Door vallend gesteente getroffen. De 46-jarige mijnwerker, L. Plum te Heer- lerheide, is om het leven gekomen, tenge volge van het loslaten van een steen uit den muur, waardoor Plum werd getroffen. Hel slachtoffer is verleden jaar begiftigd met de hoogste onderscheiding van het Carncgie Heldenfonds: de zilveren medail le wegens zijn zeer moedig gedrag bij de redding van 'twee kameraden. Hij is toen namelijk door een nauwe opening in de gang gekropen, waar zijn mede-arbeiders lagen, en heeft daar langen tijd gearbeid, terwijl er steeds steenen omlaag vielen en ieder oogenblik een nieuwe instorting dreigde. Val van 6 meter Op het terrein van de gemeente-gasfa briek te Nijmegen is de ruim 30-jarige C. uit Ubbergen, die herstellingswerk aan een overkapping van een loods verrichtte, van een hoogte van zes meter neergestort. De man sloeg met het hoofd tegen den grond en kreeg tevens kneuzingen aan den rug. Hij werd onmiddellijk opgenomen en na voorloopig verbonden te zijn, in hoogst ernstigen toestand per ziekenauto naar het St. Canisius-ziekcnhuis te Nijmegen ver voerd. Het slachtoffer is gehuwd en vader van één kind. PROGRAMMA ZATERDAG 28 MEI 1988. Hilversum L 1875 en 415,5 M, KR O-U itzendi ng. 8.00 Gramofoonmuziek. (Om 8.15 Berichten), 9.30 H. Mis. 10.30 Gramofoonmuziek. 10.55 Gramofoonmuziek. 12.00 Berichten. 12.15 KRO-Orkest. (1.001.20 Gramofoonmuziek). 2.00 Voor de rijpere jeugd. 2.30 Vervolg concert. 3.00 Kinderuur. 4.00 Berichten. Hierna: de KRO-Melodisten ea solist. (4,354.45 Gramofoonmuziek). 5.30 Esperantonieuws. 5.45 KRO-Nachtegaaltjes. 6.15 Gramofoonmuziek. 6.25 Journalistiek weekoverzicht. 6.45 Gramofoonmuziek. 7.00 Berichten. 7.15 Causerie „Het Koningwezen in het Ewe* land (Engels-Togo)". 7.35 Actueele aetherflitsen. 8.00 Berichten ANP, Mededeelingen. 8.15 Overpeinzingen met muzikale omlijsting. 8.35 Nederlands-Hongaarsche feestavond. 9.50 Gramofoonmuziek. 10.30 Berichten ANP. 10.40 Internationale sportrevue. 10.5512.00 Gramofoonmuziek. Hilversum n. 301,5 M. VARA-uitzending. 10.0010.20 v.m. en 7.S —8.00 VPRO. 8.00 Gramofoonmuziek. (Om 8.16 Berichten). 10.00 Morgenwijding. 10.20 Voor Arbeiders in de Continubedrijven. 12.001.45 Gramofoonmuziek. (Om 12.16 Be« richten). I 2.00 Causerie „Vegetarische voeding voor ar«: beiders". 2.15 Gramofoonmuziek. 3.10 Causerie over Constantin Meunier. 3.30 VARA-orkest, en solist. 4.30 Esperanto-uitzending. 4.50 Gramofoon-muziek. 5.40 Literaire causerie. 6.00 Orgelspel. 6.30 Uit de Roode Jeugdbeweging. 7.05 Filmland. 7.30 Bij bel ver tellingen. 8.00 Herhaling SOS-berichten 8.03 Berichten ANP, VARA-varia. 8.15 VARA-orkest. 9.00 Toespraak, hierna: Gramofoonmuziek. 9.15 „En nuOké". 10.30 Berichten ANP. 10.35 Esmeralda-septet. 11.00 Fragm. „Venus in Seide", operette. 11.3012.00 Gramofoonmuziek. F E U I L L E T O N. Naar het Engelsch HOOFDSTUK I. „Wat er ook gebeuren moge, riep Janie overtuigd, „ik zal er nooit spijt van hebben, dat wij bij tante Hermine weg zijn!" Ze stond voor het open venster en keek de vrij armeljjke straat in. Het was een voor jaarsochtend en de frissche lucht bracht bloemengeur aan. Vriendelijk bescheen de zon het lieve gezichtje en het aardige figuurtje. „Ik hoop, dat je altijd bij die opvatting blijft", zei Elizabeth zacht. „O, vind jij dan ook niet verreweg de vrij heid, al komt er misschien wat stille ar moede b(j, te verkiezen boven de afhanke lijkheid van een tante, die je alles als lief dadigheid aanrekend en die altijd zoo van die zijdelingsche opmerkingen maakt over mijn „gezonden eetlust" en mijn sleetschheid aan mijn kleeren en schoenen? Nu kan je ten minste weer jezelven zijn!' „Je moet eerlijk wezen, Janie! Voor tante Hermine was het ook niet gemakkelijk. Ze zit immers met vijf ongetrouwde dochters en een steeds verminderd inkomen. Hoe zou jij het dan in haar plaats gevonden hebben, als je er ineens twee arme nichtjes bij kreeg?' „Natuurlijk zou het mij ook niet makkelijk zijn gevallen; maar ik geloof en vertrouw, dat ik er steeds bij in het cog zou hebben gehouden, hoe het door de ongelukkige spe culaties vah mijn man was, dat die nichtjes zoo arm waren! Maar het is waar, het wêts hard voor haar, want haar eigen dochters waren meer dan leelijk en één van de nichtjes is... een ware schoonheid, mag ik wel zeggen!" Elizabeth Gilchrist was een slanke, statige verschijning, met een fijn-besneden gezichtje, goudblond haar en een prachtige gelaatskleur Haar amandelvormige oogen konden zoo vriendelijk, maar ook zoo verachtelijk kijken, als iemand haar soms te nè. kwam! Voorzichtig deed ze de twee kleine schepjes thee in den trekpot en antwoordde glim lachend: „Toch geloof ik, dat we nóg in Gochester zouden zijn, als het alleen van mij had afge hangen, maar dat het een zeker iemand was, die hier tegenover mij zit, die den doorslag gaf tot ons uiteengaan." Janie was lang niet zoo mooi, maar met blauwe oogen en bruin haar en in den regel zoo'n vriendelijken glimlach op het gelaat, had zij iets heel innemends over zich. „Nu, dan mag jij die „zeker iemand" dankbaar voor zijn!" riep ze vroolijk. „Ik houd onbeschrijfelijk veel van Londen je mag er dan van zeggen, wat je wilt." Ze liet zich het ontbijt goed smaken en be studeerde intusschen de kolommen adverten ties in het ochtendblad. Janie telde negentien en zij bezat een zeer opgewekte natuur; haar zuster was drie jaar ouder en zag de dingen zwaarder in, vandaar dat zij zich nu en dan ook met hoogst-ernstige uitdrukking op het gelaat in haar stapel correspondentie ging zitten verdiepen. Toen haar tante besloten had, om de jongste meisjes op kostschool te doen en met de rest van de familie buitenslands te gaan, voelde Elizabeth, dat het tijd was, om te trachten in haar eigen onderhoud te voorzien. Op haar vijf-en-twintigste jaar zou zijn in het bezit zijn van een legaatje, waardoor ze althans onafhankelijk konden wezen. Maar gedurende die drie jaren moesten ze er nag wat bg verdienen. Janie zag hier in het geheel niet tegenop: Londen was immers zoo groot, dat er zeker voor haar beiden ook nog wel een plaatsje te vinden zou zijn. De meisjes hadden gehoopt, dat ze soms bezigheden zouden krijgen, waardoor ze dan toch nog in één huis hadden kunnen blijven. Elizabeth was secretaresse geweest bij haar oom; dus hoopte ze weer een dergelijke be trekking te krijgen en voor een opgewekt persoontje als Janie zou er toch ook wel wat te vinden zijn. Maar dit was haar erg tegen gevallen. Ineens zei Elizabeth: „Kijk, dat antwoord van mrs. Warrener lijkt mij toch al bijzonder gunstig! Ze herin nert zich moeder heel goed; het spijt haar, dat ze haar zoo geheel uit het oog verloren had en dat het ons tegengeloopen is; maar ze bewondert onze energie en onze onafhan- kelijkszin en hoopt, dat de toestand eens gauw wat beter voor ons mag worden. De post van secrtaresse bij haar is nog open en met genoegen zal ze mij vanmiddag bij zich wachten. Ga je mee, Janie?" De meisjes vergezelden elkaar altijd bij dergelijke gelegenheden; ze aten nu vroeg en daar het mooi weer was, genoten ze van een ritje met de bus. Ze bereikten de plaats van haar bestem ming, een mooi, ouderwetsch huis met een grooten voor- en achtertuin en Janie zou wat op en neer blijven loopen, terwijl Elizabeth haar geluk ging beproeven. Daar wachten immers altijd zoo lang duurt, was Janie blij, dat ze een grooten Deenschen dog zag, die het tuinpad afkwam, dat haar naar het huis had moeten volgen. Ze streelde het dier over den kop en zei: „Ja, ik weet wel, dat je vriendelijk gezind zou wezen voor een nederige werkneemster maar is de „vrouw" ook vriendelijk, of behan delt ze haar ondergeschikten uit de hoogte?" „Ik hoop van niet", klonk er een stem achter haar. Janie zag een jongen man bij het hek staan, die zóó onhoorbaar naderbij gekomen was, dat zij er niets van gemerkt had. Hg was heel knap en een welwillende glimlach straalde uit zijn blauwe oogen. „Neem me niet kwalijk", zei ze verontschul digend, „maar die opmerking was eigenlijk niet voor u bestemd". „Neen, dat begrijp ik en ik had er dan opk niet op moeten antwoorden, maar ik wilde U geruststellen". ,.En ik had eigenlijk niet het recht die -vraag te doen aan een, die de „vrouw niet verdedigen kon". „Toch kan ik 't mij heel goed plaatsen". „Maar ik geloof, dat u zich vergist; dat u mg voor iemand anders houdt". „Neen, neen, ik weet heel goed, wie u ls!" Hij deed het hek open en wachtte, tot zij binnentrad. Maar toen zg wat ter zgde ging, zei hij eenigszins teleurgesteld: „Nu zie ik toch, dat ik mij vergist heb. Dat spijt mij". Hij ging naar binnen met den sleutel, op de hielen gevolgd door den hond. Zoodra Elizabeth verscheen, trad Janie ver langend op haar toe. „Wel, hoe is *t?" „Nu, ik heb het baantje! Mrs. Warrener was heel vriendelijk. Ze heeft haar leven ge wijd aan maatschappelijk werk, maar schijnt geen hoogen dunk te hebben van de menschheid in het algemeen. Ik geloof ook niet, dat ze mij met veel illusie nam, maar toch schijnt ze het goed met mij te meenen" „Waaruit bestaat het gezin?" Ze heeft alleen een zoon. Hij kwam binnen juist toen ik wegging en ze stelde hem voor. Hij is knap, maar hij lijkt mij wat trotsch of verwaand". „Hè, Beps, je bent ook altijd zoo hard In je oordeel! Het leek mij juist heel aardig!' „Hoe weet je dat nu?" Janie vertelde van de toevallige ontmoeting en haar zuster kon niet nalaten haar te ver manen: „Je bent ook altijd zoo onvoorzichtig! Al»j er jongelui met een innemend uiterlijk in het! g, huis zijn, waar jg nog eens een betrekking! la krijgt..." j kt „Het lot zal heusch zoo gunstig niet wezen ai in zijn schikkingen tegenover twee leden vanj Yl hetzelfde huisgezin!" „Maar," kind, wat bezielt je toch? Ik wordj geen secretaresse bg mr. Warrener! Wij helH ben in het geheel niets met elkaar te maken".: p „Dat meent ze nu volkomen!" dacht Janie.( v „Je kunt er van op aan, dat, als die vriende-; e< lijke jonge man eens wat tegen haar zegt, ze h hem gewoon afsnauwt. Ja, ik ken mijn koningin! t< Elizabeth!" v „Ik hoop, dat ik er niet verkeerd aan hebj h gedaan, Dick, dat ik Miss Gilchrist maar I dadelijk geëngageerd heb. Ze leek mij eeflf 2 aardig, verstandig meisje!" „Waarom zou een mensch nu eens niet zoo deugdzaam zijn, als ze lijkt?" (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1938 | | pagina 6