Kanton stad der verschrikking Twee nichten en twee neven Wreede spot der Japanners? EEN SCHOKKEND VERHAAL VAN DE GRUWZAME GEVOLGEN DER BOMBAR DEMENTEN. BUITENLANDERS DOOR TWEE8RLEI GEVAAR BEDREIGD. Een onbeschrijflijke verschrikking gaat uit van Kan ton, de Chineesche millioenenstad, welke dag na dag het voorwerp is van de meest gruwzame bombardementen van dezen tijd. Versuft en ontdaan kwam een journalist uit de stad terug. Een telegram werd hem in de hand ge duwd, waarin Reuter mededeelde, dat de Japansche lucht vloot steeds bedacht is op de veiligheid der burgerbevol king. Wreede spota Toen onze boot, zoo vertelt een particu lier correspondent van de N.R.Ct., van Hon- kong naar Kanton varende, door het vreed zame en schoone gebied van de delta der Parelrivier voer, keerden de Japansche bom- hardeervliegtuigen, juist weer eens na hun verrichten vernielingsarbeid naar hun moe derschepen in de buurt van Hongkong te rug. Reeds van verre zag men groote rook wolken opstijgen uit de dicht aaneenge- schoven armoedige woningen van deze mil lioenenstad. Aan de rivierhaven wemelde het van door schrik bevangen menschen, die in de enkele groote massieve steenen gebouwen schuiling hadden gezodht. Want de schuilplaatsen, waar men voor bommen veilig is, zijn enkel bestemd voor de auto riteiten. Het gewone volk blijft betzij apa thisch thuis, als er alarm gemaakt wordt, of ze zoeken angstig een toevlucht op straat en dwalen zonder eenig bepaald doel rond. De toegangen tot het exterritoriale ge bied waren afgesloten, echter steeds meer daklooze menschen verdringen zich voor de prikkeldraadversperringen. Het gedrang was van dien aard, dat "de Britsch-Indische politieagenten, die dienst doen hij deze brugtoegangen, op onzachte wijze voor ons een Aveg moesten banen dooi de opeengepakte menigte. Zelfs de neutrale bodem van Sjamlen wordt al een paar dagen lang niet meer door de Japansche bommenwerpers geres pecteerd en toen ik arriveerde, waren de builenlandsche consuls er juist mee be zig bij hun regeeringen telegrafisch te pro testeeren. Ook onder cle buitenlanders Eenï men het gevoel van absolute veilig heid niet meer. Zij zijn ongerust zoo wel voor de Japansche bommen als voor een bestorming van het eiland door de Chineesche menigte, welke komen kan, zoodra de terreur, te weeggebracht door nog krachtiger aanvajlen uit de lucht, of het bin nenrukken van Japansche troepen in Kanton, de Chineezen tot blinde wanhoop zal hebben gebracht. De ellende In de straten. Een rit "door de stad maakt de vlucht van 'de bevolking maar al te begrijpelijk. Van twaalf ver van elkaar gelegen plekken, die ik in de stad bezocht, ging een onbeschrijfe lijke verschrikking uit. Allereerst bij het Chineesche spoorwegstation, hij hetwelk de naburige huizen nog veel meer hadden ge leden dan het station zelf. In een paar uur zijn -de rails weer gerepareerd. Er loopen alweer treinen tot vlak bij het station, waar men druk aan het herstellen was, zoodat de militaire schade niet van blijvende beteeke- nis is. Maar tot in verren omtrek waren de woningen van de armsten der armen ver nield. Moderne schoolgebouwen waren door ingeslagen bommen tot in het hart openge broken. Steeds meer dooden en gekwet sten werden uit het puin te voorschijn gegraven. Wanhopig stonden de hulpelooze menschen in groepen er omheen; anderen zochten in het puin en bleven zoeken. Dat was de eenige plek, waar een werkelijk „militair'' doel aanleiding tot het bombardement zou kunnen hebben gegeven. Nergens anders binnen een kring van 1 a 2 kilometer be vond zich eenig gebouw van militairen aard. Dat wordt door alle buitenlanders, die Kanton goed kennen, eenstemmig toe gegeven. Wij kwamen in een kleine buitenwijk, vervolgde de correspondent, zijn triest ver haal. Bij de primitieve brug naast een klei nen tempel, welke brug de toegang vormt tot de ellendige, maar schilderachtige wijk, lagen vijf lijken, bleeke, bcibloedc voeten staken uit dc stroomatten, waarmee men de lijken had bedekt. De hoofden waren iets hooger gelegd op een onderlaag van gesta pelde baksteenen. Weer wat verder zat een groepje luid klagende menschen om een armzalig open lijkkist geschaard. Een klein vuurtje werd ten nutte van dé ziel des af gestorvenen aangestoken, terwijl een man het verbrijzelde lijk van een grijsaard vviesch. Op een groen weitje bij een bosch- je aan de beek lag een kleine jongen, in zijn doodskramp verstijfd. Het lijkje was naakt, over ïïet gezicht was een wit stuk papier gelegd en een groen blad. Elders een jonge vrouw, ook dood; haar zuigeling werd door een andere vrouw, die hartverscheurend snikte, in de armen gewiegd. Ginds nog een groep van drie verminkte dooden, gedeelte lijk met takken bedekt. Te midden van een kring van verstarde menschen staat, een oude vrouw wanhopig te gillen. Haar doo den zijn al weggehaald, haar zielig hutje was nog slechts een puinhoop. Weer verder was een heel slop krotten tot een mest vaalt geworden. Men ziet diepe kraters van ingeslagen bommen, daar weer iemand, die een lijk wascht; koelies brengen nieuwe doodkis ten, vrouwen liggen geknield te schreien, in de deur van een half ingestorten klei nen tempel zit een oude man voor zich heen te lachen op een nog geredden stoel. Wij zijn hier bij het terrein van een groot stedelijk asvl voor behoeftige ouden van dagen. Het gesticht heeft geleden van bom men en granaten. Wie door de gangen van deze wijk der armoede loopt, bespeurt nog overal de vreeselijke doodsangst op het ge laat van de half verhongerde onwaarschijn lijk oude vrouwen van wie er hief- honder den rondsukkelcn: Hier en daar klaagt öf scheldt een van haar op luiden toon en wijst op kogelsporen in den zolder van haar kamertje. IN DE HOSPITALEN. Achter een van de ziekenzusters loopt, verlegen lachend en onthutst, een driejarig jongetje, wiens heele lamilie om het leven is gekomen... In de gang van het stedelijk zie kenhuis liep, het hoofd gebogen, een jonge vrouw, wier nietige woning was vernield, wier man was gedood en wier oudste kind was verplet terd. Het tweede kind, dat een jaar oud geweest zal zijn, droeg zij op den rug. Zijn hoofdje is dicht omwikkeld; het kind zal blind blij ven; de magere armpjes en beentjes hangen krachteloos aan het li chaampje. Daarginds ligt een tieib- jarig meisje, dat een been verloren heeft. Daarnaast een vrouw van 70 jaar, wie hetzelfde lot heeft getrof fen. Een jonge arbeidster, die letsel heeft gekregen aan de ruggegraat zal haar leven lang niet meer kun nen werken; dit beteekent voortaan gebreklijden. Onbarmhartig toont zich hier de ellende, waaraan half naakte en onbedekt gelaten zwaar gewonden in de hitte terneer lig gen In een andere zaal ligt een jonge, ïïalf verhongerde koelie, die over het geheele lichaam met wonden bedekt is, in ster vensnood. Een jongen van twaalf jaar, die half verlamd is, kromt zich in pijn. lederen dag sterven er vele patiënten. De jonge Chineesche dokter, die in Duitschland heeft gestudeerd, zegt' afwisselend: „is gered; is een ernstig geval". Daar tusschemloor klaagt hij op hartstochtelijke wijze de Ja panners aan. Ook de patiënten spraken onderling niets anders dan over den oorlog. In een ouderwetsch C'hinecsch weldadig heidsziekenhuis, waar men nog volgens traditioneels methoden behandeld wordt, paart zich de ellende van honderden zwaar gekwetsten op wreede wijze met ar- BOMMEN.,.., moede en wanhoop. De atmosfeer in deze aan een gevangenis herinnerende donkert lokalen is zwanger van stank en gesteun. In met bloed bevlekte lompen liggen daar beklagenswaardige menschen. Men vindt er mannen, vrouwen en kinderen; degenen, die alweer aan de toekomst kunnén den ken, terwijl zij op hun houten britsen lig gen, vreezen voor den dag, waarop zij uit het ziekenhuis zullen worden ontsla gen, want zij hebben al, wat zij ooit beza ten, en dat was niet veel, thans verloren... Wreede spot Toen ik 's avonds laat op Sjamien terug kwam, besluit de journalist, versuft en ont daan door wat ik gezien had, stelde men mij zonder een woord te zeggen een Rem terbericht ter hand, het antwoord béhel* zende van den Japanschen minister van buitenJandsche zaken op het spontane pro test van de Chineezen en de buitenlanders te Kanton, en ik las: De Japansche lucht» vloot heeft de burgerbevolking van Kan ton niet aangevallen, want zii is steeds be dacht op de veiligheid van de burgerij. De Japansche bombardeervliegtuigen nemen niet alleen alle mogelijke maatregelen van voorzorg, doch zij keeren zelfs naar hun vliegbasis terug, zonder ook maer een en kele boni uit te gooien, als het waarschijn-, lijk is, dat het leven van burgers in ge vaar zou kunnen komen. Wreede spot ZONDAG 19 JUNI. Hilversum I, 1875 en 415,5 m. 8.30 KRO. 9.30 NCRV. 12.15 KRO. 5.05 NCRV. 7.45—11.30 KRO. 8.30 Morgenwijding. 9.30 Gewijde muziek (gr. pij. 9.50 Vrij-Evangelische Kerkdienst. Na afloop: Gewijde muziek (gr. pl.), 12.15 KRO-orkest. 1.001.20 Boekbespreking. 1.50 Causerie „Het oor der wereld", 2.00 Vragenbeantwoording. 2.45 Gramofoonmuziek. 2.50 Gramofoonmuziek en Causerie „Land bouwkundige Missie-Actie", 3.20 Gramofoonmuziek. 3.30 KRO-Melodisten. 4.30 Ziekenhalfuurtje. 4.505.00 Gramofoonmuziek. 5.05 Orgelconcert. 6.00 Neder-Duitsch Hervormde Kerkdienst. Na afloop: Gewijde muziek (gr. pl.), 7.45 Sportnieuws. 7.50 Causerie „De Middenstander als Bankier" 8.10 Berichten ANP. Mededeelingen. 8.25 Gramofoonmuziek. 8.30 KRO-orkest. KRO-Melodisten en solisten. 9.30 De Koninklijke Militaire Kapel. 10.30 Berichten ANP, 10.40 Epiloog. 11.0011.30 Esperantolezing, Hilversum H, 301,5 m. 8.55 VARA. 10.00 VPRO. 12.00 AVRO. 5.00 VARA. 8.00—12.00 AVRO. 8.55 Gramofoonmuziek, 9.00 Berichten. 9.05 Tuinpraatje. 9.30 Gramofoonmuziek. 9.40 Causerie „Van Staat en Maatschappij", 9.50 Berichten. .00 Zondagsschool. .30 Doopsgezinde Kerkdienst. .50 Causerie „De Bondsreizen van de V. C. J. B.". :.00 Het woord van de week. .05 Filmpraatje. .30 Aeolian-orkest en soliste. .15 Gramofoonmuziek. 30 Orgelspel. ,00 Boekenhalfuur. .30 Het Koninklijk Hengelo's Mannenkoor. .50 Gramofoonmuziek. .00 Het Residentie-orkest en soliste. In de pauze:, Gramofoonmuziek. .30 Gramofoonmuziek, hierna: Sportnieuws ANP. .00 Gramofoonmuziek, .00 Noviteiten-orkest. .30 Sportuitzending. .45 Sportnieuws ANP. .50 Schaaknieuws, gramofoonmuziek. .00 De Ramblers, het Esmeralda-septet en declamatie. .00 Berichten ANP. Mededeelingen. .15 Het Kovacs Lajos-orkest en solist. .00 Radiotooneel. .30 Zang. .15 Causerie „En nu...tv? volhouden", .15 Radiojournaal. .40 Gramofoonmuziek, .50 Schaaknieuws. .00 Berichten ANP, hierna tot 12.00 het Om- roeporkst. MAANDAG 20 JUNI, Hilversum I, 1875 en 415,5 m, NCRV-Uitzending. 8.00 Schriftlezing, meditatie. 8,15 Berichten, gramofoonmuziek, 9.30 Gelukwenschen. 9.45 Gramofoonmuziek, 10.30 Morgendienst. 11.00 Christelijke Lectuuu, 11.30 Gramofoonmuziek, 12.00 Berichten. 12.15 Gramofoonmuziek. 12.30 De Gooilanders, In de pauzet Gramoi foonmuziek. 2.00 Gramofoonmuziek. 2.15 Pianovoordracht. In de pauzes: Gramo* foonmuziek. 3.00 Causerie over kamerplanten, 3.40 Gramofoonplaten, 3.45 Bijbellezing. 4.45 Gramofoonmuziek, 5.15 Kinderuur. 6.15 Gramofoonmuziek. 6.30 Vragenuur. 7.007.15 Berichten. 7.458.00 Reportage, eventueel gramofoon muziek. 8.05 Berichten ANP, herhaling SOS-Berichten* 8.15 Stafmuziek van het 5de Reg. Infanterie, 9.00 Causerie „Psycho-analyse en Christen dom". 9.35 Vervolg concert, 10.00 Berichten ANP. 10.05 Amsterdamsch Trio, 10.45 Gymnastiekles. 11.00 Gramofoonmuziek. 11.50—12.00 Schriftlezing. Hilversum H, 301,5 m. Algemeen programma, erzorgd door del VARA. 10.00—10.20 v.m. VPRO. 8.00 Gramofoonmuziek 8.16 Berichten. 10.00 Morgenwijding, - 10,20 Declamatie. 10.40 Gramofoonmuziek. 11.10 Vervolg declamatie, 11.30 Orgelspel. 12.00 Gramofoonmuziek, 12.15 Berichten. 12.451.45 VARA-Orkest en gramofoonmuziek 2.00 Gramofoonmuzie, 3.10 Declamatie. 3.30 Pianovoordracht en gramofoonmuziek. 4.00 Orgelspel en gramofoonmuziek. 5.00 Voor de kinderen. 5.30 Gramofoonmuziek, 6.00 „Fantasia". 6.30 Muzikale causerie, 7.05 Sportpraatje. 7.30 Gramofoonmuziek. 8.05 Herhaling SOS-Berichten, 8.07 Berichten ANP, 8.15 VARA-Orkest. 9.00 Joegoslavische volksmuziek XGramo* foonopnamen). 9.30 Causerie „Zomerpostzegels"g 9.35 De Ramblers. 10.00 Berichten ANP. 10.05 Vindobona-kwartet, m.m.v. solist. 10.40 Populaire muziek. 11.00 Schaaknieuws. 11.0512.00 Gramofoonmuziek, FEUILLETON. Naar het Engelscb 19. Het was Janie, als maakte zij een nacht merrie door. Deze verschrikking was zoo on heilspellend gauw gevolgd op dien langen, droeven dag! Slechts enkele minuten geleden had ze, op de breede vensterbank in de keu ken gezeten, al luisterend naar de woorden van Rorke, die haar ineens het leven zoozeer „vermooid" hadden en nu was dit alles ver geten in de geduchte worsteling met den dood. Slechts met oogen voor ha&r knielde Rorke bij het bedje en bleef de vingers met kracht tegen de wonde drukken, waarin immers het eenig behoud van Charlie gelegen was. Nog nooit was Janie zóó blij geweest bij het verschijnen van dokter Peil! Zelfs Rorke vergat zijn vijandige gevoelens jegens den man, terwijl die zijn medische hulp verleende. Maar de vrede was slechts van korten duur; zoodra de wond verbonden was en men den armen, kleinen patiënt voorzichtig te bed ge legd had, vroeg de dokter naar de aanleiding van het ongeval en Rorke was zeer stroef en kortaf in zijn antwoorden en eindigde met te zeggen, dat Peil maar beter deed, nu ook zijn aandacht te wijden aan de moeder van het kind en haar iets kalmeerends toe te die nen: ze had een schok gehad. „Als allen hier in huis!" meende Peil eerst grootmoedig, waarna hij op zijn gewonen on- beschaamden toon voortging: „Dat er op dit uur zoo iets.gebeuren moest!Maar u was op, hè, u en miss Carleton?-. Gelukkig, man! heel gelukkig ook, want, zooals je weet, kun nen een paar minuten leven of dood beteeke- nen in een geval als dit! Het zal altijd een groote voldoening voor je blijven, Gilchrist, dat je toevallig nog op was en zoo dicht bin nen het bereik, zoodat je met recht je broertje het leven hebt kunnen redden!" „Is zijn leven dan gered?" vroeg Janie. Het gezichtje op het kussen was bijna even wit als het linnen, waarop het rustte. Het kind had ééns de oogen opgeslagen, had een zucht «an verlichting laten hooren op het zien van Janie en was toen weer in half-bewuste- loozen, half-sluimerenden toestand gevallen. „Hij zal veel zorg behoeven," antwoordde de dokter, zjjn instrumenten bij elkaar pak kend. „Behalve zijn groot bloedverlies hebben zijn zenuwen een schok doorstaan. Blijf hem steeds gadeslaan. Maar u moet natuurlijk een. verpleegster hebben." „O, ik zal hemzelf verplegen," zei Janie, vastberaden. „Hij moet nu geen vreemde bij zich hebben. Hij zal naar mij verlangen!" „Of hij naar u verlangen zal," zei Peil met een blik, waar Rorke hem voor gegeeseld zou hebben. „Maar een gediplomeerd verpleegster zou beter voor hem zijn en waarschijnlijk ook voor u. U. ziet er niet naar uit, of u bestand zoudt zijn tegen dien inspannenden arbeid." Janie voelde, dat hij hier feitelijk ge lijk in had. Ze was doodop en duizelig, maar was intusschen door niets af te brengen van haar voornemen en werd daarin ondersteund door Rorke, die begreep, dat zij anders rust noch duur zou hebben. De schouders ophalend, trok de dokter zich terug. Dien heelen nacht waakte Janie bij Char- lie's bed, sluimerde wel een oogenblik, maar was toch altijd bij de hand, om hem te kalmeeren, als hij bij zijn ontwaken eenig teeken van vrees gaf. Twee dagen lang verpleegde zij het patiën tje met de grootste zorg, waakte over ieder van zijn bewegingen voorkwam zijn geringste wenschen. Er was een gediplomeerd verpleeg ster in huis voor den ouden Andrew Cilchrist; de dokten kwam één of tweemaal per dag. Rorke was altijd bij de hand, om haar te hel pen. Charlie's moeder werd angstvallig van hem afgehouden; zij werd met groote streng heid bewaakt door Seline en had bovendien weer zoo'n „zenuwbui". Al dien tijd werd er geen woord gewisseld tusschen Rorke en Janie, dat geen betrekking had op Charlie. Het tragische incident had een nadere verklaring tusschen die twee onderbroken en Janie wilde daar nu ook geen gedachte aan wijden, tot het kind buiten ge vaar zóu zijn. Zijzelve maakte een ware crisis door; voelde zich zóó zwak door overspanning en gebrek aan slaap, dat alles haar een onwerkelijkheid leek. Toen zij den derden dag weigerde naar bed te gaan bracht Rorke hier met groote beslistheid tegen in, dat zij nu wel degelijk moest rusten op haar eigen kamer, al zou hij haar dan ook zelf daar opsluiten. Hij zou blijven opzitten bij het patiëntje. Te vergeefs bepleitte zij haar zaak; hij bleef onvermurwbaar; bovendien kreeg zij een duizeling, wat de kracht van haar argu menten niet versterkte. Totaal afgemat en uitgeput, begaf ze zich dus te bed. Het was net, of ze een slaapdrank had gebruikt, zóó zwaar droomde ze. Ze hoorde stemmen en zou zijn opgestaan, maar het was, of haar ledematen met lood bezwaard waren, en met het grauwen van den ochtend stond ze tóch op, deed haar morgenjapon aan en begaf zich naar de kamer van het kind. Nog- altijd brandde daar de kaars op de tafel bij het bedje. Rorke stónd aan het voe teneinde en zóó als zij hem zag, vond ze iets vreemds, iets verontrustends in zijn houding. Zij ging langs hem heen, terwijl ze zachtjes Charlie riep. Er volgde geen antwoord. Het kind lag roerloos, hoog op het kussen. Ze keek naar Rorke. „Zóó heb ik hem gevonden," sprak hij heesch. „Gedurende het eerste deel van den nacht heeft hij kalm geslapen. Tegen het aanbreken van den dag werd ik bij oom op de kamer geroepen. Ze dachten, dat hjj ster vende was. Ik bleef daar eenigen tijd; het kan een uur, het kan ook langer zijn geweest. Ik kon er niets uitrichten. Oom was bewus teloos, toen ik daar wegging; ze zeiden, dat hi„ niet meer zou bijkomen. Toen ik hier bij Charlie op de kamer kwam, meende ik, dat hij nog net zoo lag, als ik bij hem weggegaan was, met de sprei over zich heen. Ik ging in de vensterbank zitten, denkende dat hij sliep. Ik weet niet. hoe lang het heeft ge duurd, eer ik aan het bed trad en merkte, dat hy zich bewogen had en dat het naaisel van de wonde was losgegaan". „Maar waarom heb je toen de zuster niet geroepen, of Minnie naar den dokter ge stuurd?" „Dat heb ik ook gedaan, maar dat gaf niets meer. Zie je dan niet, dat... hij dood is?" „Dood?Is hg dood?O, Charlie, Charlie! Ze knielde bij het bedje neer en verborg het gelaat in het dek. Rorke liet haar enkele minuten snikken. Toen trad hij op haar toe en legde haar de hand op den schouder, terwijl hg overredend sprak „Ga naar je kamer. Je kunt hier niets doen! Dit is te veel voor je! Ga nu, dan zal ik iemand by je sturen." Janie ging naar haar kamer en wierp zich snikkend op haar bed. Ze lag daar nog, toen Minnie eenigen tijd later binnenkwam en stil aan het voeten einde ging zitten. Na een kwartier was het 't meisje toch onmogelijk te blijven zwijgen en ze begon: „Het lijkt wel of hier de narigheid in huis niet ophoudt! Ouwe mr. Gilchrist dood; Mrs. George een zenuwbui en nu dit alles met dien armen kleinen master Charlie! 'Dat beduidt niet veel goeds voor mr. Rorke. Jammer, dat u vannacht niet bij hem gewaakt heeft!" Dit was juist de gedachte, waar Janie steeds van vervuld was geweest. Met toonlooze, on vaste stem antwoordde zij; „Och het kon Immers tóch gebeurd zflntj Het was niet de schuld van mr. Rorke". „Hy heeft u naar bed gestuurd, is 't niet?..* Dat heeft de zuster tenminste aan doktet Peil verteld". „Wat had die er mee noodig?" klonk hefi scherp. „Hij meende zeker, dat hij er wèl mee noodig had. Ik was er niet, maar Ludlow heeft het gehoord. Die zei, dat de dokter heel op gewonden was, toen hij Charlie zag. Het kind kon zich onmogelijk zóó bewogen hebben, dat hij zich leed kon hebben toegebracht. Hij ver-* klaarde ronduit, hoe hij niet begreep, dat mr, Rorke bij het kind op de kamer was gekomen en niets gemerkt had". „Wat denkt hij dan?" „Wel, dat is nogal duidelijk: mr. Gilchrist is vanmorgen gestorven, ziet u. Gisteren had hij den notaris bij zich. om zijn testament te maken en het klad lag op de tafel in de kamer daarachter, waar mr. Rorke heeft gewacht, tot hij naar zijn oom kwam kijken. Hij moet er het papier dus hebben zien liggen. En Ludlow zegt, dat al het geld werd vermaakt aan master Charlie". Janie ging recht overeind zitten in bed: „Beduidt dit, dat mr. Rorke zijn broertje zou gedood hebben voor dat geld?... Dat hij hem met opzet verlegd zou hebben, nadat hij toch zoo goed voor hem was geweest en alles had gedaan, om hem in het leven te houden, toen hij hem zoo gemakkelijk had kunnen laten doodgaan?" „Dat heb ik er ook tegen ingebracht, maar toen zei Ludlow weer, dat het toch niet geheel zeker was, dat master Charlie de erf genaam van zijn oom zou wezen. In ieder geval beweer ik niet, dat mr. Rorke het gedaan heeft, ik zeg enkel maar, dat het er niet mooi voorstaat voor hem. U moet denken: de menschen hebben dien dood van master Alfred nog niet vergeten. Daarom ziet dit geval er niet best voor hem uit!' (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1938 | | pagina 16