Geestelijk Leven
Leergeld
TRiUMPH
DER 1 CENT
SIGARETTEN!
OCKTAIL
ROOK
DE
De werking van
ABDIJSIROOP
is versterkt!
.TRIUMPHATOR"
Zaterdag 18 Juni 1938
Tweede blad
door ASTOR
Zooals de lezers zidh zullen herinneren,
Mndigde ik mijn Cocktail-artikel met de
belofte op twee punten, die voor mij van
het hoogste belang zijn, nader terug te ko
pten1.
lik zal probeeren dit zoo eenvoudig en
jegrijpelijk mogelijk te doen. En ik zal het
3oén met bijzonder veel animo, omdat ik
iet uiterst noodzakelijk acht, dat, juist in.
lezen tijd, waarin een pessimistische kijk
>p de toekomst der menschheid het ka-
raikter van een gevaarlijke, besmettelijke
ïielsziekte dreigt aan te nemen, het geloof
la den mensch niet onherroepelijk verloren
;aat.
Ik wanhoop niet, zoo schreef ik, omdat
poor mij vast staat, dat:
lo. de mensch het vermogen bezit om
rijn driften enz. door ernstige zelftucht te
eeren beheerschen;
2o. deze driften, die een onvernietigbaar
dement van zijn psyche vormen, kunnen
vorden gesublimeerd, d.w.z. gesteld wor-
ien in den dienst van humanitaire doel-
iinden.
Allereerst hebben we het dus over de
!elf tucht.'
.1. W. Schotman heeft een zeer belangrijk
boek geschreven, getiteld „Naar open water,
ie koers uit. den cultuurnood". Boven liet
tweede hoofdstuk schrijft hij: „De driften-
Mens: de eeuwige Bruut". Dat klinkt niet
erg bemoedigend en zulk een opschrift is
geschikt om ietwat sentimenteel aangeleg
de menschen een rilling van afgrijzen te
xezorgen. Maar met sentimentaliteit komen
tve geen stap verder op den weg, die voert
lot kennis van den cocktail-mensch. Wij
moeten hem zien zóó als hij inderdaad is.
En Schotman laat hem zien in al zijn
naaktheid zonder ecnige bedekking. Zelfs
iet klassieke vijgeblad laat hij weg. Het
lijkt mij toe, dat hij geheel en al gelijk
beeft, wanneer hij zegt, dat de invloed
an de oer-rcacties in ons leven geweldig
groot is. (Met deze ocr-reacties bedoelt hij
ie onbewuste, dus geheel buiten onz-en
,vil om gaande handelingerf of verlangens,
lie ontstaan tengevolge van -prikkels, die
tot ons komen van buiten af). En dan gaat
bij aldus verder: „Veel meer dan we den
ken zijn onze handelingen en onze be
geerten het uitvloeisel van sterke invloe
den, waarmee ons bewust will'cn niets te
maken heeft en waarvan de mensch de
gehoorzame slaaf is. Wij leven bijna geheel
ons leven uit dierlijke noodzaak, en elke
mensch doet op vaste tijden van zijn leven
hetzelfde, begeert, droomt, handelt en leeft
naar ongeschreven maar dwingende wetten,
die voor elke diersoort anders zijn."
Nietwaar, dit klinkt niet bijzonder opwek
kend en het zou ons inderdaad tot een
troosteloos pessimisme kunnen voeren. Wat
bij velen ook het geval is! Wij moeten de
uitdrukkingen der menschen in dezen tijd
maar beluisteren om hiervan te worden
overtuigd. Ietwat grappig doet het even
wel aan, dat iedereen de neiging schijnt
te hebben om zichzelf uit te schakelen,
als hij het heeft over de „slechtheid" (dat
is dan die „dierlijkheid") der menschen.
Gewoonlijk spreekt men daarom geregeld
van „ze" zijn zoo slecht en zelden of nooit
yan „we". Dit echter terlèops.
Nu zou het er inderdaad hopeloos uit
zien, wanneer die sterke invloeden, gewoon
lijk aangeduid als instincten of driften,
den mensch volkomen beheerschten en ge
heel ontembaar zouden zijn. Gelukkig is dit
niet het geval. De mensch is niet de ab
solute slaaf van al die driften, welk in hem
leven. Hij bezit, het vermogen, qm, als hij
wil, de driften te leiden en zelfs te on
derdrukken. Dit, is gemakkelijk aan te too-
nen met een. zeer algemeen voorkomend
De vanouds beroemde AKKERs
ABDIJSIROOP is een natuur-genees-
middel, daar de werking in hoofd
zaak berust op de geneeskracht van
extracten, bereid uit reeds in oude
Jijden bekende „genees-kruyden"
AKKER's ABDIJSIROOP, bereid vol
gens oud recept, is dus een aan de
natuur ontleend geneesmiddelI
De genezende, hoeststillende,
slijmoplossende en kalmeerende
werking van de kruiden-extracten,
welke AKKER's ABDIJSIROOP zoo
beroemd hebben gemaakt,is thans
door een nieuwe toevoeging van
den bekenden Apotheker Dumont
nog sterker, nog sneller, nög
krachtiger en nög doeltreffender!
Een lepel AKKER'S ABDIJSIROOP
werkt thans 2 x zoo snel als voorheen 1
Een ongeëvenaarde werking legen:
hoest, bronchitis, kinkhoest, verwaar
loosde verkoudheid, griep, influenza.
De verlaagde prijzen zijn thans:
90 ct. F 1.50 F 2.40 F 4.20
3 dagen 6 dagen 12 dagen 24 dagen
gebruik gebruik gebruik gebruik
De grootere flacons zijn bij
voortgezet gebiuik voordeeliger!
verschijnsel. Denk eens aan den mensdh in
den dagelijkschen huiselijken kring, waarin
hij dikwijls zich heel anders gedraagt dan
in de omgeving van anderen, vooral wan
neer hij in die anderen zijn „imecrderen"
ziet of wanneer hij zich van hen afhanke
lijk weet. Thuis is hij de bruut, die zich
laat gaan op zijn gevoelens, die driftbuien
heeft of zijn humeur, zijn gemelijke stem
ming, zonder terughouding doet gel
den. Hij is opvliegend, ruw, wreed, wreed
zelfs tegenover zijn huisgenooten. Hoe ver
schillend daarvan is hij echter tegenover
anderen! Hij weet zich te beheerschen. Hoe
komt dat? Omdat zijn bewuste wil hier op
treedt. Hij wcnscht een goeden indruk te
maken, hij wil zijn kansen niet verspelen
en daarom houdt, hij zijn gevoelens in
toom; zelfs beleedigingen, die hem mis
schien, het bloed doen koken, verdraagt hij.
Deze ervaring kan iedereen opdoen. En er
zullen weinig of geen menschen zijn, die dit
niet uit eigen ondervinding weten.
Maar ligt dan hierin niet het bewijs, dat
de bruut in ons in bedwang kan worden
gehouden?
Nu is menigeen misschien geneigd om te
zeggen: alles goed en wel, maar dit; gebeurt
dan uit egoïstische overwegingen. Men doet
Beginnen wij met den wil tot macht, het
heerschersinstinct.
Deze wil werkt verwoestend in de tegen
woordige wereld. Wij kunnen dit waarne
men niet alleen bij de groote heerschers,
maar evenzeer bij de kleine. Het gevolg
daarvan zien wij in de verslaving vin ge
heele volken, in de vernietiging van schier
elke vrijheid, in de verminking van de men-
schelijke persoonlijkheid, die vervormd
wordt tot een rad in de groote staatsmachi
ne met een totaal verlies van eigen oordeel
ls het niet denkbaar, dat deze wil tot
macht gesublcmeerd wordt? Mijns inziens
zonder twijfel. Dit is het geval wanneer de
machtsbegecrige niet rnateriecle, maar gees
telijke oogmerken heeft. Dit wil zeggen, als
hij zijn willen stelt in den dienst van zui
ver zedelijke, menschelijke strevingen. Hij
wil heerschen, maar... slechts door den
ge«st. Daarin "zal hij zich uitleven, maar
tegelijkertijd den geest van anderen beïn
vloeden en niet tot volk, maar tot zegen
zijn.
Ik denk mier aan den beroemden Rotter
dammer Desiderius Erasmus, wiens lijf
spreuk was: „ik wijk voor niemand". Welle
een ontzaglijken invloed heeft hij niet uit
geoefend. En dit alleen door zijn sterken
geest!
Wanneer men mij dus zegt: er zullen al
tijd heerschers-naturen zijn, omdat er steeds
menschen zullen wezen, in wie die wil tot
macht tot een alles overwoekerende begeerte
is geworden, dan is mijn antwoord: ik geef
het u gaarne toe, maar het verontrust mij
niet. Nü, in deze onredelijke wereld zijn zij
een gevaar, maar in een redelijk geordende
samenleving zullen zij op een gansch ande
re wijze hun bevrediging vinden.
En dit brengt mij als vanzelf tot de be
spreking van een eigenschap, welke met
hét heerschersinstinct veel verwantschap
vertoont, tot de ijdelheid, die kinderlijke
zelfliefde, welke soms zulke belachelijke
vormen kan aannemen. Zou er wel één
het, omdat het voordeeliger is of omdat
men een goed figuur wil maken of omdat
men bij zijn niedemenschen voor een be
schaafd en nobel mensch wil doorgaan. En
men wijst er b.v. op, dat de onderdanige,
gedweeë slaaf, zoodra het lot heon in een
andere positie plaatst, veranderen kan in
een ondragelijke, hecrschzuchtige tyran,
die zich niet meer boheerscht, maar in het
bewustzijn van zijn macht aan zijn gevoe
lens den vrijen loop laat. Zeker, dit is
volkomen waar. Dit doet evenwel niets af
aan het feit, dat de mensch onder bepaalde
omstandigheden in staat is zijn opwellende
gevoelens terug te dringen, indien hij dit
inderdaad wil.
Daar komt iets belangrijks bij: ook no
beler overwegingen kunnen er zijn om den
bruut in zich te bedwingen. De overweging
b.v. om anderen geen leed aan te doen; dit
is onder meer, zeer dikwijls het geval bij
ziekte. Ik herinner mij een frappant iets,
dat ik zelf heb meegemaakt. Twee buren,
beide stoere kerels, leefden in voortduren-
den onmin; kleine plagerijen waren aan de
orde van den dag; ze konden elkaar niet
uitstaan. Een van de twee 't is me of ik
den z\vaargebouwdcn*man nog voor me
zie! werd ziek, een langdurig lijden
sloopte hem weg. En toen was zijn buur
man, waarmee hij „kwaad" was, ieder
oogenblik bereid om hem te helpen. Van
vijandschap was geen sprake meer. Alle
boosheid, alle lust om te plagen en Ie kwel
len was volkomen overwonnen. En de lijder,
die ten laatste aan zijn kwaal bezweek, ge
tuigde op zijn ziekbed tegenover mij, dat
het hem zoo goed had gedaan, dat juist hij,
dien hij als zijn vijand beschouwde, zoo veel
voor hem deed en hij vertelde mij zelfs dat
hij hem eens had gezegd: „Wil jij dat alle
maal voor me doen?" en dat hij toen tot
antwoord had gekregen: „Natuurlijk wil ik
dat; ik wil niet meer denken aan alles wat
wij met elkaar hebben gehad, jij hebt hulp
noodig en die geef ik graag."
Wanneer wij dit geval gaan ontleden, ko
men wij tot de verrassende ontdekking, dat
agressieve gevoels kunnen terugwijken voor
gevoelens van hoogere orde, waarbij de on
bewuste wil om te kwellen omslaat in den
bewusten wil om te helpen. Dit gaat echter
niet zonder eenigen innerlijken strijd. En
van dezen strijd weet ieder onzer mee te
praten. En wat wij ook weten is dit: lang
niet altijd weten wij dien bruut, d.i. het
dierlijke in ons te overwinnen. Dit echter
is voor onze beschouwing bijzaak. Het komt
er slechts op aan, dat wij het hierover met
elkander eens zijn, dat wij niet de absolute
slaven van onze duistere begeerten en drif
ten behoeven te zijn. En hoe meer wij stre
ven naar redelijkheid, hoe sterker ook onze
zclfbeheersching zal worden.
Ik kom nu tot het tweede punt.
De driften, die een onvernieligbaar 'ele
ment van de menschelijke psyche vormen,
kunnen worden gesublimeerd. Hierop moet,
vooral nix (ik heb opder het schrijven van
dit. artikel steeds de bestaande werkelijk
heid voor oogen), met bijzondere nadruk
worden gewezen. Ik zou het wel willen toe
schreeuwen aan de tienduizenden, die tot
wanhoop en onverschilligheid zijn vervallen
of dreigen dit te doen; aan de tienduizen
den, die tegenwoordig maar al te vaak klaar
staan met hun bewering dat er met den
mensch, zooals hij is, nooit een betere sa
menleving mogelijk is. En vaak voegen zij
er aan toe, dat de mooiste en meest harmo
nische maatschappij, wanneer zij ooit zou
komen op de een of andere wijze, geen blij
vende zou kunnen zijn, omdat er veel te
veel in den mensch aanwezig is, dat de
harmonie weer zou verstoren. Daar zullen
altijd machtshegeeringen, ijdelen, hebzuch-
tigen, naijverigen, enz. zijn, die de boel in
de war sturen, want de mensch in zijn we
zen verandert niet, hij blijft de cocktail, ze
ker, met goede, sociale, gevoelens, maar
vóór alles met anti-sociale-neigingen.. Slechts
met vernieuwde, veranderde menschen zou
een nieuwe broederlijke samenleving kun
nen worden opgebouwd. En zoo wordt
er dan gewoonlijk aan toegevoegd de
menschen krijg je nooit anders!
Met dit laatste ben ik het heelcmaal eens.
Inderdaad: de menschen krijg je nooit an
ders. Maar zij, die dit beweren vergeten één
voornaam ding: de in den mensch aanwe
zige oerinstincten kunnen ook worden tot
scheppende krachten in den dienst der gan-
sche gemeenschap. (Ten deele zijn ze dit
nu reeds!)
Ik heb in mijn vorige cocktail-artikel en
kele van de in den mensch levende driften
en begeerten genoemd. Laten wij daar na
der op terug komen en de vraag stellen,
hoe zij kunnen worden gesublimeerd, d.i.
gesteld in den dienst van luunanitaire doel
einden.
De psychologen zijn de meening toege
daan, dat deze kwellust verklaard kan
worden uit onbevredigde geslachtsdrift. In
dien zij 't bij het rechte eind hebiben, moe
ten wij wel komen tot de opvatting, dat
wij hier met een ziekteverschijnsel hebben
te maken.
Een enkel woord nog over het vlucht-
instinct, dat bij velen domineerend is. Het
is de neiging om werkelijke of vermeende
gevaren te ontloopen en als zoodanig een
uiting van den algomecnen drang naar
behoud van het leven. Een eigenaardige
wijze, waarop dit instinct zich openbaart
is o.a. de vlucht uit de werkelijkheid naar
een gedroomde wereld. Zoo menigeen wordt
hevig geschokt door die werkelijkheid. Hij
voelt haar aan als bedreiging zoowel in
materieel als in geestelijk opzicht: Hij kan
er niet tegenop. Dan schept hij zich een
fantastische wereld, waarin hij zich veilig
weet. Ilij vindt bevrediging in 't sprookje.
De ziclkundigen kennen dit verschijnsel
en verklaren het uit het primitieve verlan
gen van het kind om weg te schuilen bij
de moeder of hulp te zooken bij den va
der.
iMij dunkt, dat dit vluchtinstinct kan om
slaan in een streven om de werkelijkheid te
herscheppen, om de gevaren, welke zij in
zich draagt, te overwinnen en dan kan het
worden tot een prikkel om zich in te span
nen de mentaliteit te veranderen. Eenvou
dig en populair zou ik het aldus kunnen
uitdrukken: dit vluchtinstinct kan er toe
brengen om te zeggen: menschen, laat ons
toch eindelijk eens gaan zoeken naar een
maatschappelijke orde, waaruit de noodza
kelijkheid van stoffelijk en zedclijlk lijden
verdwenen is.
Er is eigenlijk nog zoo véél over dien
cocktail-mensch te schrijven, maar ik vrees
te lang van stof te worden en ik zou door
velen misschien niet eens gelezen worden.
Zij, die verder met het vraagstuk zich
willen bezig houden raad ik een paar boe
ken ter bestudeering aan. Ten eerste het
reeds vermelde boek van Schotman cn dan
een boek van A. M. Mcerloo, dat tot titel
draagt: „Jong blijven, rechtop loo-pen en
doorspelen". Er zijn ook zwaardere bodken,
maar deze beiden kunnen m.i. door allen,
mensch bestaan, die volkomen zonder ijdel
heid is? Ik betwijfel het ten zeerste. De een
is ijdel omdat hij zich mooier kan kleeder
dan een ander; een tweede, omdat hij zoo
knap is; een derde, omdat hij een prachtige
schaats rijdt; een vierde omdat hij een schit
terende auto heeft; een vijfde, omdat hij
zulke lieve kinderen heeft, enz. enz. enz.
Wij zouden tot in 't oneindige kunnen door
gaan. Ik had het voorrecht onlangs een be
zoek te brengen bij een van onze beroemd
ste geleerden. Die man van internationale
vermaardheid was de eenvoud zelf. Indien
er menschen zijn, die inderdaad hoven iede
re ijdel'hcid verheven zijn, dan is hij er
stellig een van. Maar hij behoort tot de
zeldzame uitzonderingen. Want slechts een
waarachtig groote geest kent geen ijdelheid.
En echte, groote geesten komen niet zoo
veelvuldig voor. De doorsnee-mensch zal al
tijd wel een beetje of twee beetjes ijdel blij
ven. Wat nood? Zij kan immers worden tot
een prikkel om in de gemeenschap uit te
blinken niet door uiterlijkheden (die in een
goed-geordende maatschappij hun waarde
verliezen!) maar door werkelijke verdienste.
Dan wordt zij tot een streven om in kunst,
in wetenschap, ifi hulpvaardigheid het
hoogst mogelijke te bereiken en de gemeen
schap vaart er wèl bij. Dan wordt de ijdel
heid gesublimeerd tot een streven om de
gemeenschap te dienen. Stelt u eens voor
dat er ridderorden werden gegeven voor
zuivere menschelijkheid én dienende liefde!
Hoe staat het nu met de agressieve men
schen, d.i. met de strijdlustigcn? Ik ben
geneigd om te zeggen: gelukkig dat ze
zijn. Wat zou het een saaie boel worden,
wanneer die agressiviteit er niet was. Dat
zij in de bestaande wereld tot vreeselijke
rampen voert, weten wij allen. De oorlog,
waarin de agressie tot het uiterste wordt
opgevoerd cn waarin de bruut triomfeert, is
er het bewijs voor. Maar welk een zegen
wordt deze agressie, wanneer zij wordt ge
sublimeerd tot een strijd tegen onrecht, leu
gen, bijgeloof, liefdeloosheid. Dan wordt zij
een onmisbaar element in den groei der
menschheid. Groei beteekent strijd tegen
alles wat de zelfverwerkelijking belemmert
enzelfverwerkelijking is het diepste
streven, zoowel van den enkelen mensch als
van de menschheid in haar geheel.
En de hoogmoedigen? Wat moeten wij
met hen beginnen? De christelijke keiken
hebben altijd den hoogmoed veroordeeld.
Maar het succes is niet' bijster groot ge
weest. Wlat te begrijpen is. Zou echter de
niet-christelijke Multatuli niet den juist'en
weg gewezen hebben met zijn bekende
woord: hoogmoed is de moed om hóóg te
staan
Dat is de sublimcering. Hoog durven
staan als menseh; zijn menschelijke waar
digheid beschouwen als het kostbaarste
goed! Een mensch van karakter willen zijn,
trouw aan zijn overtuiging, fier en sterk.
Zien we niet voor ons de gestalte van Leo
Tolstoï en vele anderen?
Dat zijn de mensdien, waaraan een
verzakelijkte wereld behoefte heeft; zij her
geven haar» het geloof in de eeuwige,
geestelijke waarden.
En wat zal ik zeggen -van de hebzuch-
tigen, de menschen van het hebben, heb
ben? Natuurlijk staat men onmiddellijk ge
reed met de opmerking, dat zij er altijd zul
len zijn en steeds aan hun neiging zullen
toegeven en daardoor een wereld van eco
nomische gelijkheid onmogelijk maken.
Daar heb ik dit op te antwoorden: wan
neer ooit de menschheid komt. tot een
maatschappelijke organisatie, waarin de
gelegenheid om in zijn geestelijke en stof
felijke behoeften te voorzien voor allen
aanwezig is (en voor mij staat vast dat
zulk een organisatie moet komen), dan zal
de heb-zufcht vanzelf bij de meerderheid
der menschen aftstervcn. Dan heeft zij
geen zin en geen doel meer. Indien zij
evenwel bij sommige mensch-exemiplaren
zich zou handhaven, moet zij noodwendig
geheel anders tot uiting komen en b.v.
worden tot verzamelingsimanie, waarvan
niemand last heeft en de wetenschap mis
schien nog profijt kan trekken.
Een moeilijk probleem vormen die men
schen, die lust hebben in het kwellen van
'anderen, de wreede naturen. Het lijlkt ons
bijna onbegrijpelijk, dat er zijn, die beha
gen kunnen scheppen in het lijden, dat zij
medemenschen aandoen, Toch bestaan zij.
die e-enige ontwikkeling bezitten, worden
begrepen.
Mijn eindoordeel over den cocktail-mensch
is: Hij is een wezen vol van primitieve,
tot zijn aard behoorende driften en vele
van deze driften beteekenen een gevaar
voor de vorming eener humane gemeen
schap. Het is een fout om het voor te stel
len of deze driften zouden kunnert worden
uitgeroeid, want „de natuur zal steeds op
nieuw sterker blijken dan de leer". Deze
driften kunnen echter worden tot geze
gende motoren, wanneer zij worden gesteld
in den dienst der waarachtige, universeele
humaniteit. Of dit ooit zal gebeuren? Dit
is afhankelijk van de vraag of bet óók
aanwezige besef van solidariteit sterker en
machtiger wordt. En het lijkt mij aan geen
twijfel onderhevig, dat dit laatste het geval
is. Ik las juist enkele uren geleden een
kjpin boekje van pater de Greeve „De bond
zonder naam". Een merkwaardig teeken des
tijds! Ik heb enkele bezwaren tegen wat hij
heeft geschreven. Maar dit was voor mij
het verkwikkende: alweer een man, die
begrijpt, dat wij moeten komen tot her
schepping van de jammerlijke samenleving
en zegt 't ons niets, dat hij vci'telt een
stapel brieven en telegrammen en sym
pathiebetuigingen te hebben ontvangen?
Voor mij is het zeker, dat de benauwende
werkelijkheid, waarin wij leven en waarin
wij moi'cel dreigen te worelen vernietigd,
moet voeren tot zuiverder veikoudingen.
De menschheid beschikt over een gewei
dige massa energie; in haar is een onuit
puttelijke bron van ki'acht. Naar mate van
haar stijging tot redelijkheid en liefde of
liever nog: tot redelijke liefde, zal zij haar
energieën stellen niet in den dienst van
eigen of gixtepsbelang, maar in den dienst
van het belang van allen.
ASTOR.
Na twee jaar lijden
haar hoofdpijnen Kwijt en haar
rheumatische pijnen verdwenen!
„Meer dan twee jaar lans werd mijn le-
ven vergald door vreeselijke hoofdpijnen,
duizeligheid enz., exx ixiijn rheumatische
pijnen waren soxns niet te dragen. Ieder
bekend middel probeei'de ik. Op een goeden
dag begon ik met Kruschen Salts, *in. de
hoop, dat mijn hoofdpijnen dan wat min
der zouden worden, Denkt. U mijn. vi'eugde,
in, toen ik bemerkte dat al mijn 'klachten
verdwenen. Ik zou niet meer zonder Kru
schen willen." Mevr. M. P. A. te W.
Kruschen is een samenstelling van zes
verschillende natuurlijke zouten, die ieder
voor zich een heilzame werking uitoefenen
op Uw inwendige organen. Begin nog he
den met de dagelijksehe kleine dosis en U
zult U gezoxxder en gelukkiger voelen. Kru
schen Salts is uitsluitend verkrijgbaar bij
apothekers en erkende drogisten.
Den vorigen zomer was hij er nog
■tamelijk goed dooxgerold. Wel wa
ren z'n Bevelanders te vroeg ge
rooid en was daarmede zijn hoop
op eigen winteraai-dappelen vernie
tigd, maar de nateelt had veel goed
gemaakt. Spruitkool, boex-enkool en
pi*ei op het leege veld had hij den
ganschen winter te over gehad als
een vergoeding voor de vele peri
kelen, die hij, geboren en getogen
groote-stadsmensch, dat eerste jaar
met z'n tuin had meegemaakt,
Met bewonderende oogen had hij de teex*-
blauw, zwart gevlekte eitjes van den zang
lijster één voor één in het nest ixx de hei
ning zien komen, tot na een poosje broeden
van het wijfje er vijf ki'ielig jonge beestjes
uit te voox*schijn waren gekropen, die in
zeer korten tijd tot uitvliegbaar goed waren
gedijd.
De ouders eerst schuw, waren tenslotte
geheel aan henx gewend, wat echter niet
voorkomen had, dat zij zich met hun kroost
toen de aalbessen rijp geworden waren als
brutale rakkers en plunderaai-s hadden
ontpopt, die als er ook maar één gaatje in
het ter bescherming overgehangen net aan
wezig was, dit wisten te vinden.
DEN HELDER
„Tuig" had hij het toen gescholden, doch
toen bij een onverwachte nadering een der
diei-en niet vlug genoeg weg wist te komen
en in het net verward x-aakte. zoodat hij
zelf het daaruit moest vei'lossen, had hij
het toch niet over zijn hart kunnen verkrij
gen om de pientere vogel met de levendige
oogen den nek om te draaien.
De winter was zonder vorst voorbij ge
gaan. Vooi'jaars bij het spittexx vaxx den
grond was deze taai geweest en klevei'ig,
een zool, die maar niet rul wilde worden
en trots de latei'e bewerking bonkig en klui-
tei*ig bleef, lastig om te behandelexi.
De tuinman, die z'n vx*uchtboomen had
bespoten dien dag in Maart, had zn oog
met een goedkeux-enden blik. over den tuin
laten waren en daar hij in dexx i'egel wei
nig zei, was dit de hoogste lof, die mexi bij
hem kon oogsten.
Ja, had hij geantwoord, je vraagt
dat nu zoo, maar schoon het hier
geen kwaje grond is en best voor de
vruchtenteelt, is het mij toch opge
vallen dat veel vruchtboomcn hier
gebrek aan kali hebben. Kali is
nooit slecht voor vx-uchten.
Het was maar zoo'n los gezegde ge
weest, doch het was iix goede aarde
gevallen.
Wat is heerlijker dan een boom te zien
rijk beladen xixet vruchten en het weten,
dat men door oordeelkundige behandeling
tot dien overvloed het zijne heeft bijgedx*a-
gen?
Vruchtenteelt is cultuur en alles wat cul
tuur is, moet onderhouden worden, andeis
valt het terug tot vroegere begx-ensdheid,
om niet te zeggen barbaarschheid.
Wonderbare samenloop van omstandig
heden, die de gedachten van den mensch
soms de noodlotsrichting uitstuwt, want
nauwelijks had de tuinman het poortje ach
ter zich gesloten of dit was weder geopend
door den winkelier, die een haal kippenvoer
op dexi rug dx-oeg. Juist omdat deze tevens
de vertegenwoordiging had van een kun>t-
mestfirma, was hem op dat oogenblik het
woord „kali" door het brein geschoten.
Een gesprek volgde exi tien minuten later
was de zakenman weer verlrokkexi mot in
zijn boekje de aanteekening tot levei'ixxg
van lxoxiderd k.g. gemalen kaïniet.
Nu is zoo'n hoeveelheid kaïniet
niet veel, doch als men het op een
tuintje moet zien kwijt te komen, al
heeft dit dan ook een oppei'vlakte,
dat men met eenig recht van „tuin"
kan spreken, dan schijnt het een on-
bcgiexxsde hoeveelheid.
Het goedje, dat er in de heide baaltjes op
het. oog zoo onschuldig uitzag,, bleek kle
verig en vies en daai-om had hij spoedig de
methode om het met de hand te zaaien ver
laten en de kolenschop genomen. Dat ging
vlugger exi bovendien er was toch te over,
al was er onder de vruchtbooxnen ook al
twee keer gestrooid.
De tuin kon ook nog een ruime beurt
krijgen. Achterin stonden nog eenige re
gels aardbeien, die den vorigen zomer een
schitterenden oogst hadden opgeleverd. Pot
ten vol had hij van de groote glanzend-rij-
pe vruchtexi, wonderbaarlijk en onsymme-
trisch van vorm* geplukt.
Twee emmers kunstmest gingen nog over
de reeds uitbottende planten heen.
Een volle regen bezegelde dien nacht het
werk van dexi rcgcnachtigen dag. Den vol
genden morgen was er geen spoor meer
van de kunstmest te bekennen. Opgelost
was het in de schoot der aarde, gereed om
zijn heilzaam werk te beginnen.
April ging verder. Goor, koud,
triestig weer. Het groeide weinig.
Vooxnanxelijk de aardbeien hadden x
liet slecht. Het scheen, dat ze weg-
krompen. Geheele stukken leden aan
dit euvel. Slechts op een paar uit
hoekenen toen schoot het hem
opeens te binnen„waar weinig
kaïniet gekomen was", stonden ze
regelmatig en in vollen wasdom.
De geheele maand bleef het treurig met
het weer en toen Mei kwam met enkele
mooie dagen, staarde hij op een woestenij.
Wat den ganschen vorigen zomer zijn trots
was geweest, het prachtige aardbeienbed,
bleef een leeg dor stuk rnet hier en daar
een bloeiende pol en voor de rest verkom
merde armzaligheid, behalve dan aan het
verste eind waar de kolenschoppen kaïniet
niet terecht waren gekomen.
En het was weer zijn buui'nxan, bóeren-
rentenier met altijd en eeuwig de bolhoed,
van wie weet hoeveel jaren oud, glimmend
en glanzend als de glunderende tronie er
onder, die onder woorden bracht wat hij
zelf al zoo dikwijls alleen had gedacht.
Ja buur, dat hei-je deuze keer niet
reiden. Die kaïniet, dat is goed voor de
vuiltjes. Het bijt alles dood. Maar bij die
aardbeien van je, daar bad je beter wat uit
't putje langs kunnen gieten.