levensvreugde in I Joego-Slavië I Den dans niet ontspi ongen Inlander staat verder van het Westen dan ooit tevoren Een minister was onparlementair Examens middenstandsdiploma's algemeene handelskennis langs vunzige straten en smerige boerderijtjes Hoe de plattelanders onze Hol- landsche journalisten een gebra den varken vereerenI Hulsmoeders In spé slagen voor haar examen. Wij menschen moeten altijd erg lachen om onze eigen domheden, wanneer we die herkennen in ande ren. Daarom vinden we 't verhaaltje van dat ouwe moedertje ook zoo aar dig, dat het regiment van haar zoon had zien voorbij-marcheeren en ver telde, dat alle soldaten uit den pas waren geweest, behalve haar eigen lieve jongen! Zooals dat naïeve oudje, zijn wjj zelf vaak, als we vreemde volken en hun gebruiken beoordeelen. We vin den 't gek, dat de Eskimo's de neu zen tegen elkaar wrijven; raar, dat de Russische boeren 's winters op de kachel slapen; vies, dat de Fran- schen kikkers eten; lachen om dood ernstige Chlneesche gewoonten en vinden, dat ze allemaal uit den pas zijn, behalve wijzelf met al onze hebbelijkheden en onhebbelijkhe den. Daarom is 't goed voor ons, dat wij reizen ien eens een poosje met andere menschen- groepen meemarcheeren; dat we althans be grijpen, wat de oorzaak is van hun anders zijn en anders doen. Want ik wil toch niet beweren, dat ik van plan ben, me geheel aan te passen bij de levensbegrippen der Joego- slaven, waarvan een deel bV. nog de over tuiging heeft, dat een mensch niet kan le ven zonder ongedierte. Maar wel wil ik het volk hier zoo goed mogelijk leeren kennen en dat dat zeker de moeite loont, heb ik in den korten tijd dien ik nu hier ben, ook al wel gemerkt. Als roovers op mijn bagago. öp een avond tegen 10 uur kwam ik dan in hét land van bestemming aan, dat zich niet direct als het land van belofte voor deed. Met het oog op den tijd, wilde ik maar in een hotel gaan,' maar toen ik buiten het station een hotelportier wenkte, sprongen er met hem wel 10 smerige kerels naar vo ren, die zich als roovers op m'n bagage wier pen. En of ik al beduidde, dat ik nog geen geld had om ze te betalen, ze waren niet te bewegen den boel weer neer te zetten en schreeuwden als bezetenen, totdat ik onge duldig werd en ook kernachtige dingen ging zeggen. Toen kon ik eindelijk m'n weg ver volgen, door de hcele bende nagescholden. En den volgenden dag sjouwde ik uren lang in een moordende hitte door Belgrado, op zoek naar een tehuis, omdat hotels wel wat duur voor mijn bescheiden beurs wa ren. Ik had enkele adressen, maar kon die niet vinden, ook niet met een stadsplatte grond, omdat ik de straatnamen niet kon le zen, vanwege de Servische letters, die al on geveer zijn als de Russische Ze stuurden me van 't kastje naar de muur; als ik na veel moeite een adres had gevonden, kreeg ik daar weer een andere, van menschen die het nog weer beter zouden weten en 't gezoek begon opnieuw. Het studenten-tehuis waar ik terecht kwam, beviel me ook niet. Er wa ren alleen maar jonge kerels, die me bru taal aangaapten en m'n eventueele kamer zou aan den buitenkant op slot gedraaid moeten worden. Nee, dien eersten tijd voel de ik me niet, bepaald gelukkig. Servisch kon ik natuurlijk ook niet; ik wist alleen, dat „rootsak" eten was, maar ik had geen honger, juist het tegendeel, ik kon heclemaal niet eten, doordat alles zoo vies was en on hygiënisch. Alles en ieder was omgeven door een lucht van knoflook en de menschen w ren voor het grootste deel vuil en in lompen gekleed en halve Oosterlingen. Ik heb me die eerste dagen maar vastgehouden aan het motto dat ik bij m'n vertrek vóór in m'n aantee- kenboek had geschreven: „Moeilijk heden zijn om overwonnen te wor den", want ik wilde toch ook niet dat de Hongaar gelijk zou krijgen, die had gezegd: U zult gauw terug komen, Frauleinchen! ik zeg alleen maar, het is Balkan." Ja, dat merkte ik nu ook. Ik had het Joegoslavië genoemd, maar 't was „Balkan". Tijdens haar omzwervingen door Belgrado ontdekt onze reiscorres- pondente, dat het met de hygiëne in de Joegoslavische hoofdstad maar matig gesteld is. Een geur van knoflook hangt in de straten en als een ivelkome afwisselitig aanvaardt onze Hollandsche de zie kenhuislucht, die in haar eindelijk gevonden pension heerscht. Een smakelijk verhaal wordt ons opgedischt over de boerenmeisjes en haar huishoudkunsten, en over de levensvreugden van het platte land. Onze reiscorrcspondente, mej. Boe kei (in het lichte kleed) neemt deel aan den Kolo dans. Hand in hand met den burgemeester van Bandjir _cn_een Jocgoslavischen priester! Eindelijk een huis! En toch lieb ik het die dagen juist ver keerd bekeken en ben ik later tot een andere meening gekomen. Na al m'n omzwervingen kwam ik dan toch nog goed terecht en wel in een tehuis voor werkende vrouwen. Men had daar slaapzalen, maar ik kreeg een aparte kamer; een heele vleugel zelfs, met een hal, wachtkamer, werkkamer, vaste waschtafels, bad, meerdere douches en 2 slaapzalen, waarin een paar vacante kin derledikanten en een groote-menschen-bed voor mij. En dat alles voor 16 cent per dag! 't Geheel rook naar een ziekenhuis, wat na alle onsmakelijke luchtjes op straat welda dig aandeed. Het was dan ook de zickenaf- deeling van het huis; er stond zelfs een soort operatietafel en met het oog op de verlich ting, heb ik me toen als een snijder daarop geïnstalleerd met een leerboekje voor het cyrilisch of Servisch schrift en voelde me weer heelemaal happy. Vanaf die operatietafel begon toen ook ei genlijk de victorie. Want toen ik eenmaal die rare teekens kende, had ik ook hulp van m'n woordenboekje en waren de straatnamen geen puzzles meer voor me. Van toen af kwam ik steeds terecht in de bureaux die ik zocht en alles begon als gesmeerd te loo- pen. O.a. was ik in een landbouwbureau, waaraan een groep ontwikkelingsdcparle- menten bleek te zijn verbonden, die overal op het land huizen hadden, die ik best kan vergelijken met de dorpshuizen bij ons. Al leen is hier in Joegoslavië het hoofddoel, den hygiënischen toestand op het platteland te verbeteren; er is steeds een inwonende arts, die tevens een apotheek houdt, omdat an ders de bewoners van afgelegen dorpen vrij wel van medische hulp verstoken zijn. Nu zou er in zoo'n dorpshuis juist een huishou delijke cursus voor meisjes beëindigd wor den en wanneer ik wilde, mocht ik met den arts, die daarheen zou gaan als examinator meerijden, welke uitnoodiging ik graag aan nam. Zoodoende kreeg ik al heel gauw ge legenheid, eens een kijkje op het platteland te nemen. Op het platteland. We startten op een morgen om 7 uur in 'n stroomenden regen,-wat geen al te groot be zwaar was, zoolang we nog door de stad reden. Daar buiten echter, werd de weg slech ter en moest de chauffeur in fantastische bochten laveeren, om de allerdiepste kui len een beetje te ontgaan, waarmee hij toch niet kon voorkomen, dat het drabbige water de ruiten heelemaal bespatte. Toen hij op een moment even het raampje naar beneden draaide om aan een tegenhomer zijn rich ting aan te geven, kreeg ik zelfs een heele golf moddersoep'in m'n schoot gedeponeerd Heuvel op, heuvel af ging het; af en toe door een smerig dorpje met onwaarschijnlijk kleine boerderijtjes; langs de weg liepen herders met kud den koeien of schapen of varkens. Troepen ganzen fladderden voor de auto op zij en het was een heel kar wei om ze wreer bij elkaar te drijven voor de magere, bruine jongens met hun lachende gezichten of de meis jes, die er ondanks hun armzalige plunje toch mooi en elegant uitza gen. Het was een lange tocht, maar tenslotte kwamen we aan ons doel, Banjani. Het re gende niet meer en dat was een voordeel, want de laatste paar honderd meter moesten we te voet gaan, omdat de auto hier niet meer kon rijden. Van steen op steen sprin gende, bereikten we door een modderpoel heen het departementsgebouw, waar we wer den ontvangen door den Burgemeester (een boer, in eenvoudige, bruine hoerendracht), den Grieksch Orthodoxen Priester, den dok ter en de leeraressen. Ik maak een examen mee. De meisjes examinandi stonden langs het tuinpad opgesteld en riepen „dobar dan" (goeden dag). In het examenlokaal waren de wanden behangen met prachtige nationale handwerken, waar ik meteen bewonderend op afstevende. Onderwijl zetten zich de meis jes in het midden der zaal en daarachter zochten de vaders en moeders een plaats. De mannen waren gekleed in een voudige boerenpakken en hadden puntschoenen als ouderwetsche krul- schaatsen; de vrouwen droegen bonte jakken en wijde rokken. Ilc zelf moest aan de tafel der examinatoren zit ten; want, vertelde men me, de men schen hier waren er op gesteld, dat buitenlandsclie gasten alle eer werd bewezen en bovendien kleedde dat zaak aardig aan. Ik .voelde me wel eenigszins gestreeld en stopte mijn smerige schoenen zorgvuldig weg achter het geborduurde tafel kleed, om Holland geen modderfi guur te laten slaan. Trouwens, de hooge heeren liepen ook allen rond met kleiklonters aan hun broekspij pen. Het examen begon. Eén voor één ston den de meisjes op en vertelden ons wat de symptonen waren van typhus, hoe je een t.b.c. patiënt moest verzorgen, hoe brood bakken, hoe groente inmaken, enz., En iederen keer dat er een leerlinge ging staan, kwam achter in de zaal ook een geagiteerde moeder omhoog, zóó leefden ze met hun dochtertjes mee. De antwoorden kwamen vlot, want de Joegoslaven zijn in telligente menschen; sommige -wisten hun temperament niet te bedwingen, gesticu leerden heftig en waren nauwelijks weer stil te krijgen, zoo goed wisten ze het. Tot slot kwam er een speech van een der dok toren en van den schoolmeester (tevens pre sident van het huis) en toen stond er een meisje met zoo'n zonnig zigeunergezichtje op en bood mij een geborduurd kussendek aan. Ik- vond het'wel wat erg om zooveel uren geduldig .werken zoo maar onver diend te krijgen, maar achter mij fluister de iemand, dat iedereen erg blij was, dat er een juffrouw uit „Ghollandia" was mee gekomen en dat bleek me ook wel toen ik ging staan en via de examinator in het Duitsch het een en ander vertelde; toen juichten en klapten ze allemaal als opge togen kinderen. Tusschen de boeren aan tafel. De zitting werd opgeheven en ik zou het huis gaan zien. Opgestuwd door de heele dorpsbevolking wandelden we door de apotheek, de spreek- en wachtkamer, de 2 ziekenzaaltjes, de vergaderzaal en de wasch- ruimte, waar de dorpelingen zich kunnen komen douchen, iets waarvoor ze tot nu toe weinig helangstelling toonden, en ten slotte belandden we in den tuin, waar 2 mannen bezig waren een varkentje aan 't spit te braden. Ik vond 't meer een onge woon dan smakelijk gezicht en vreesde, dat ik daar later zelf van zou moeten eten. Toen we na onzen rondgang in de examen zaal terugkwamen, was daar inmiddels een lange tafel gedekt, aan het hoofdeinde waarvan ik een eereplaats kreeg. Links en rechts van me schaarde zich het heele dorp, boeren en heeren in bonte afwisse ling. Aangezien echter de tafel niet groot genoeg was voor alle aanwezigen, moesten de boerenvrouwen wachten, tot wij klaar zouden zijn en die stelden zich toen achter mij op, om toe te zien hoe of dat vreemde vrouwmensch zou eten. Nu wil ik niet be weren, dat daaraan heelemaal niets was te zien, maar in ieder geval niet veel moois. Want 't is in vreemde landen niet alleen moeilijk te weten wat je moet eten, maar vooral hóé je moet eten. Onder aller aan dacht kliederde ik een paar soorten kaas op m'n bord, nam een homp brood en stak van wal. Aan het einde de zaal stelde zich een zigeunerorchcstje op, vuile ke rels in Verscheurde" klöeren,'die echter een vrij behoorlijke muziek ten gchoore brach- DE MODERNSTE KRUISERS VAN DE ENGELSCHE VLOOT riet men hier de revoe passeeren. Op den voorgrond het slagschip „Ramillies", waarachter het tweede kruiser-eskader, de „Southampt on", de „Glasgow", de „Sheffield", de ^Newcastle" en de „Cornwall". ten. De leerlingen hadden wel hun best gedaan. Na de kaasschotel kwam er soep, vleescli, opgerolde koolbladeren waarin scherpgekruid gehakt, zure melk en sla. Ik at werkelijk met smaak en toen opeens... lieve help!... verscheen op een grooten schotel het heele varken ter tafel, de stak ker! Hij keek me met zijn geroosterde oog jes luguber aan en aan het andere eind stak z'n gebraden ringelstaartjc omhoog. Ik transpireerde van zenuwen, maar be greep wel, er was geen ontkomen aan en dus deed ik een uitval en tegelijk een aan val en hakte er zoo'n klein mogelijk stuk je uit als de beleefdheid toeliet. Ik kreeg nog den raad, vooral ook wat van de her sens te nemen, maar dat heb ik resoluut geweigerd. M'n rechte eetlust was weg en ik was blij, toen we door de diverse puddin gen waren heengewerkt en een kopje mok ka te slurpen kregen, waarna men zich verspreidde. „Kolo"-dansen. Het orchest. verdween naar bene den op het grasveld; het was in middels mooi weer geworden en al gauw begonnen de jonge menschen de „kolo" te dansen. Hand in hand als een lange slang, dansten ze, grillige serpentines over het gras en dat zag er zoo aardig en gemak kelijk uit, dat ik de verleiding niet kón weerstaan om van het bordes te springen en mee in de rij te gaan. Grooter plezier had ik ze zeker niet kun nen doen. Van alle kanten werd er tegen me gelachen en geknikt en ik lachte maar terug. Moeilijk was 't niet, ik had de maat al gauw te pakken ,maar wel erg verhit tend, om na zoo'n uitgebreid maal in de zon te dansen. Maar toen ik me na afloop wilde terugtrekken, werd er geprotesteerd: Niejc (nee) Frau Ghollandia, kolo!" De of- ficieele personen, die bij 't gejuich -tijdens de eersten dans op liet balkon waren komen kijken, mengden zich nu ook in het gezel schap en tusschen den Priester en den Bur gemeester in huppelde ik toen mijn 2e kolo. En steeds weer tot slot riepen de menschen in koor: „Frau Ghollandia, kolo," totdat'het voor ons tijd werd om afscheid te nemen. „Gwala (dank U) Frau" zeiden ze, „s-bogom" (adieu). „Ook sbogom en gwala" riep ik en begeleid door de spelen de zigeuners en al de wuivende dorpelin gen wandelden we weer naar de auto en re den terug naar Bcograd, heel wat sneller dan bij de heenreis, want de zon had de modderpoelen inmiddels al tot stofkuilen gemaakt, weer door de armelijk uitziende dorpjes en tusschen kudden koeien en var kens door. De dokter vroeg, of ik tevreden was? „Reusachtig", zei ik. „Voor een paar dagen heb ik mezelf afgevraagd, of ik de menschen hier ooit zou kunnen verstaan en nu, na één serie kolo's, geloof ik, dat ik ze zelfs zonder woorden al een beetje Ver- M. T. BOEK EL. Zij rijn economisch even ver dan li jaar terug. In een onderhoud met een vertegenwoor diger van Aneta deelde het oud-lid der Twee de Kamer, ir. Ch. G. Cramer, die na een be zoek aan Indo-China, Siam, Celebes en Su- matra binnenkort naar Australië vertrekt, zijn indrukken mede over Ned.-Indië, waar hij zich thans na een afwezigheid van 14 jaren bevindt (De heer Cramer kwam reeds aan het eind van het vorig jaar in Indië aan, doch wenschte klaarblijkelijk zijn indruk eerst weer te geven nadat hij ook verschillende buitengewesten rustig had be zien). De heer Cramer verklaarde o.a. dat de in landers thans economisch even ver zijn als 14 jaar geleden. Vooral achtte hij de loo- nen schrikbarend laag. Wel was de heer Cramer getroffen door de grootere auto-ac tiviteit van de bevolking en de geest van samenwerking, welke door inheemsche par tijen ten opzichte van de regeering aan den dag wordt gelegd. Voor de prestaties van den Volksraad en van de Volksraadsleden individueel had hij de grotoste waardeering. Zoowel dit college als de leden afzonderlijk werken beslist even hard, zoo niet harder dan in de Kamer. De heer Cramer constateerde ove rigens dat de Westersche samenleving in Indië thans veel verder dan vroe ger van de Oostersche afstaat Hij achtte de kolonisatie-arbeid van emi nent belang, ook al kan hiervan geen oplossing verwacht worden voor het bevolkingsvraagstuk. Hij stond verder verbaasd over den voor uitgang in de industrialisatie en over het geen nu reeds in Indië wordt vervaardigd, waaruit tevens de geschiktheid van den in- heemschen arbeider voor de industrie ten duidelijkste wordt gedemonstreerd. Razende vrouw springt het raam uit Gevolg van een hulselijken twist. Een echtpaar aan de Albert Cuypstraat te Amsterdam geraakte gisteren in een hevi- gen woordentwist, welke de gemoederen steeds verder van den kook bracht. Toen de ruzie haar hoogtepunt had be reikt, snelde de 50-jarige echtgenootc naar het raam, wierp dit open en sprong naar beneden. Het gevolg was, dat de overspan nen vrouw met inwendige kneuzingen naar het Wilhelminagasthuis moest worden ver voerd, waar zij ier verpleging is opgenomen. De circulaire op de toelating van vreemdelingen onwettig? Naar aanleiding van de ministerieele cir culaire, behelzende de verscherpte maatre gelen op de toelating van vreemdelingen in ons land, schrijft de Haagsche Post het vol gende: Wij leven, men weet het, in een demo cratisch land, onder democratische staats instellingen. Wij zij een monai'chie, maar met dit kenmerk, dat sinds 1848 de volle na druk valt op het parlementaire element in onzen monarchalen staatsvorm. Maar nu moet men er eens op letten, hoe op sommige belangrijke momenten dat parlementaire ele ment volledig wordt uitgeschakeld, en zichzelf uitschakelt. Wat er gebeurd is met de vluchtelingen-circulaire der Regeering le vert daarvan een zeer treffend voorbeeld. Die circulaire heeft een eind gemaakt aan een practijk, een traditie, welke sinds eeuwen in ons land met overtuiging en met eere werd gevolgd. Men zou zeggen: als het par lement, dat zich zoo vaak bezig houdt met futiliteiten, ergens in gekend had moeten worden, dan toch in zoo iets, dat sinds eeu wen een nationale traditie en een nationale practijk was en mede onze reputatie in de wereld heeft bepaald. Maar neen. In koelen bloede maakt de Regee ring er bij circulaire een eind aan. Zonder het parlement te raadplegen. Dan volgt er een interpellatie van een communist. Vrij algemeen is de overtuiging, dat de circulaire in strijd was met de wet „IJskoud" zegt de minister: ik moet ook reke ning houden met wat er naast de wet is gegroeid. Wat doet het parle ment? Niets. Het is zoo goed als ze ker, dat, als het parlement zelf standig had kunnen beslissen, deze nieuwe regeling er niet zou zijn ge komen. Maar men wil geen votum van wan trouwen tegen het kabinet uitbrengen. Zie- hierhoe in een zeer belangrijke materie het parlement wordt uitgeschakeld en zich laat uitschakelen. Het is de politiek van het vol dongen feit: hiervoor buigt het parlemen tarisme den rug. Een minister, die dit uit lokt, is o.i. op den verkeerden weg, aldus het blad. TURKIJE KOOPT ENGELSCH OORLOGS MATERIAAL. Gisteren !s het wetsontwerp inzake de Britsche credieten aan Turkije gepubliceerd. Hierbij wordt een overeenkomst tusschen Engeland en Turkije bevestigd, waarbij de Britsche regeering zich verplicht leeningen te verstrekken aan Turkije tot een bedrag niet hooger dan zes millioen pond sterling, teneinde Turkije in staat te stellen in En geland oorlogsmateriaal te koopen, bestemd voor zijn landsyer.dêdigiög» Paardenparade voor den Prins Een bezoek aan het artillerie* paarden-depot te Tilburg. Gisteren heeft Prins Bernhard een be zoek gebracht aan het artilleriepaarden- depot te Tilburg. Omstreeks kwart over tien arriveerde Zijne Koninklijke Hoogheid per auto, ver gezeld van zijn adjudant, kapitein de Roo van Alderwerelt. Langs de straten in de stad en in de om geving der kazerne stond een groote me nigte de aankomst van den Prins af te wachten en juichte hem hartelijk toe. De kapitein H. J. Strootman, comman dant van het artilleriepaardendepot, ver strekte Zijne Koninklijke Hoogheid voor lichting betreffende de africhting van re* montepaarden voor de artillerie. Zoowel de jonge, als de reeds langer in dressuur zijnde paarden werden den Prins voorgeleid. Om 12 uur gebruikte Prins Bernhard met de officieren de lunch en verliet in den loop van den middag Tilburg, om naar Soestdijk terug te keeren. Bij de te Alkmaar gehouden examens voor het middenstandsdiploma algemeene han delskennis zijn 99 candidatcn geslaagd en 8 afgewezen. Behalve de reeds door ons ver melde, slaagden nog de volgende candida- ten: C. J. Berkhout, Alkmaar; J. G. Karsten, Alkmaar; M. Kooij, Heerhugowaard; A. Nauta, Alkmaar; L. Prins, Alkmaar; Arie Ris, Alkmaar; K. Ruiten, Heerhugowaard; J. A. Steeman, Den Helder; G. M. Vermeu len, Alkmaar; H. J. Vermeulen, Den Hel der; Jac. Vermeulen, Den Helder; Pieter Visser, Alkmaar; A. F. Weevers, Slootdorp; A. H. van Wijck, Slootdorp; N. A. M. IJp- ma, Alkmaar; W. Zimrner, Alktmaar; G. Zwart, Middenmecr; W. G- van Vliet, Mid. denmeer; S. van Amersfoort, Den Helder", W. P. J. Beemster, Alkmaar; J. M. Bijl, Heerhugowaard; H. J. Breeuwer, Den Hel der; C. A. Broks, Alkmaar; Tb. Bruin, Den Helder; C. A. Bunck, Den Helder; Pieter Cloeck, Alkimaar; Arie Jan Dekker, Srha- gen; H. Gijzen, Alkmaar; Th. Groot, Heer hugowaard; L. J. Groothuizen, Alkmaar; P. Haytema, Alkmaar; P. van Heugten, Alkmaar; Les Prins, Alkmaar; J. P. Romar, Alkmaar en James Ruiter, Den Helder,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1938 | | pagina 11