I©©
T
A/
Koen lijkt wel een meisje
„hot
I 193!,
De laatste dagen lieten de jongens in de
;las zich allerlei spottende opmerkingen
tvallen, vooral als Koen in hun omge
ving was. Twee jongens waren er toeval
lig achter gekomen, dat Koen thuis aller
lei huiswerk deed, dat eigenlijk meisjes-
werk was en zij hadden natuurlijk niets
beters te doen dan hun wetenschap zo gauw
mogelijk aan de hele klas te vertellen.
Weet je, wat hij gedaan heeft? Hij heeft
aardappelen geschild."
De beide jongens, die Koen bij dit werk
je betrapt hadden, toen zij over de tuin
muur gluurden, schudden van het lachen.
„Maar dat is nog niet alles, 's Middags
heeft hü nu, wat denk je?"
Dat was moeilijk te raden. „Vertel het
danl" drongen de anderen aan.
„Kousen gestopt ha, ha kousen 1"
Alle jongens hadden gebruld van het
ichon, want zo iets hadden zij nog nooit
ehoord. Aardappelen schillen en kousen
oppen!
„Dan moet hij thuis zeker de bedden ook-
nakenl" riep er een.
„En de scheuren in zijn broek maken!'*
En zyn kleine zusje in slaap zingen!"
,En vaten wassen!"
Er kwam geen eind aan het gelach en
1 de uitroepen. Maar opeens hielden ze
til, toen Koen de klas binnenkwam. Hij
10 k- 1 pas een beetje laat, zijn gezicht was rood
an het hollen om op tijd op school te zijn.
nug liep hij naar zijn plaats, gelukkig net
12. p tjjd, daar kwam meneer al binnen.
pat '*n sPeelkwartier begon het gefluis-
er en gelach opnieuw. Eerst merkte Koen
ir niets van, maar zijn schoolvrienden de
den zo eigenaardig en hij zag, dat zij spot
and naar hem keken; hij begreep niet
Waar het om ging. Toen het hem verveel-
pl®. greep hij een van de jongens beet, en
00—Tjj vroeg wat er aan de hand was, maar nu
grfïzweeg de jongen en kleurde, want ZO' oog
SOS-B om oog, tand om tand, durfden de jongens
est. ^et n'et teSen bem op te nemen, omdat, al
ziekte i kleek het dan, dat Koen wel een meisje
leek, iedereen wist, dat hij heel sterk was,
10—101 en ijzeren vuisten bezat. En geen van de
jongens had zin in een flink pak slaag.
Die middag besloten de jongens hem hei-
nuziek melijk over de tuinmuur gade te slaan,
want zjj wilden er wel meer van weten.
En werkelijk, het plan werd uitgevoerd.
Kon Zij kropen om drie uur als Indianen langs
mUUr en ^e^en er voorzichtig overheen.
iaa.r rusi zagen overtrof hun verwachtingen,
had i want Koen was met de grote was bezig. Als
lieeles hij destukken op het wasbord had gewre-
-lijk... i
beste j
slang
der
n „ster
grootste
V
ook! D
d Loui
Ion en;
>ie 1
nam
voor;
staa
hem
of t
jk hart
■icht,
gein ter
t klorü
ar tai
aan:
t zij d
en een
elfs a!
nen h
ernemi
om
beda?
ingstó
-eel or
rvolgii
ven, spoelde hij ze in schoon water na en
na ze uitgewrongen te hebben, hing hij al
les zorgvuldig aan de lijn, waar hij het
goed met wasknijpers vastmaakte. En om
te zorgen, dat zijn kleren niet nat werden,
had hij een schort van zijn moeder aan.
De jongens keken steeds weer opnieuw
totdat er een zich niet meer kon inhouden
en even lachte. Verschrikt keek Koen op
en zag juist de verdwijnende hoofden.
De de jongens er de volgende dag over
gesproken hadden, begreep hij onmiddellijk
toen hij op school kwam. Niemand vond
het erg hem openlijk te bespotten.
„Koen, wil je mijn kousen ook eens stop
pen?"
„Zeg, je hebt toch niets gebroken bij het
afwassen?"
„Waarom laat je je haar niet groeien en
doe je een rok aan?"
Even hield Koen zich in, maar toen werd
het hem toch te bont. Hij vloog naar de
laatste spreker toe en spoedig zag men op
de binnenplaats niets meer dan een vech
tende kluwen.
De leraar, die dit zag, riep, dat zij moes
ten ophouden en in de klas gekomen, vroeg
hij, wat dat voor een vechtpartij was ge
weest.
Alle jongens zwegén. Hij riep Koen voor
de klas en zei: „Koen, waarom heb jij zo
gevochten?"
Maar Koen, die helemaal geen klikspaan
was, zweeg.
Toen zei een van de kleinere jongens,
met iets spottends in zijn stem: „Koen lijkt
wel een meisje". En op bevél van den le
raar vertelde hij, wat de jongens gezien
hadden.
OP DE BOERDERIJ
Meneer liet den jongen rustig uitspreken,
maar zijn gezicht werd stèeds ernstiger.
Tenslotte ging hij naar Koen toe, legde zijn
arm om diens schouders en zei:
„Deze jongen is de beste van jullie alle
maal. Sinds een paar weken is zyn moe
der heel erg ziek en nu rust op hem de
zorg van de hele huishouding ja zelfs de
zorg voor zijn kleine zusje. Dapper heeft
hij al het werk gedaan, voor zover hij het
kon, en wat hij niet kon, heeft hij ge
leerd! Zonder één klacht deed hy het! Jul
lie moesten je schamen! Zo Koen, ga maar
weer zitten, we gaan beginnen!"
De jongens schaamden zich erg voor hun
laffe handelwijze en toen de school uit
ging, was de ergste spotter het eerst bij
Koen om hem de hand te reiken, die zon
der wrok werd aangenomen.
„Koen....", zei hij, „ik kom je vanmid
dag helpen strijken!"
BLES, HET GROTE PAARD, DE TROTS VAN DEN BOER.
De bestrafte gierigheid
Eens had een rijk man een aanzienlijke
som gelds verloren, dat zorgvuldig in een
leren zakje genaaid was. Zoveel hij kon,
liet hij zijn verlies bekend maken en stel
de een beloning van honderd gulden in het
vooruitzicht aan de eerlijke vinder, die het
zakje met geld ongeschonden zou terug
brengen.
Een arme man vond het zakje en bracht
het, zonder aan de inhoud te komen, aan
den eigenaar terug. Deze, die even gierig
als rijk was, haastte zich zyn geld te tel
len, onderwijl op een middel zinnende om
de belofte, die hij gedaan had, te ontdui
ken. De zeven honderd gulden, die het
zakje moest bevatten, waren er in.
„Vriend", sprak hij, „er waren acht hon
derd gulden in het zakje en ik vind er
maar zeven honderd; U hebt zonder twijfel
het zakje opengemaakt en Uw beloning er
reeds uitgehaald, het is zo dus in orde."
De eerlijke arbeider, die zich meer om
zijn goede naam dan om de guldens be
kommerde, verzekerde, dat hij het zakje in
het geheel niet geopend had.
De zaak kwam voor den rechter, die
spoedig de bedriegerij van den gierigaard
en de eerlijkheid van den arbeider ont
dekte. Hij liet zich alle bijzonderheden
vertellen.
De rijkaard hield vol, dat het zakje,, dat
men hem wilde geven, slechts zeven hon
derd guldens bevatte, terwijl er acht hon
derd in moesten zijn, de arme man daaren
tegen verzekerde, dat hij niets van de in
houd genomen had.
„Welnu", zei de rechter, „de een heeft
achthonderd gulden verloren, de ander
heeft er zevenhonderd gevonden. Deze laat
ste som is dus niet de uwe", sprak hij tot
den gierigaard. Tot den arbeider zei hij:
„Neem het zakje met het geld mee en be
waar het totdat zich iemand aanmeldt, die
het verloren heeft. Komt er niemand, dan
is over een jaar en zes weken het geld
voor U." „Wat U betreft," voegde hij den
rijkaard toe, „ik raad U aan, geduldig te
wachten, ttodat uw zakje met acht hon
derd gulden gevonden wordt."
Een aardige opgave
Hier zien jullie een regelmatige twaalf
hoek afgebeeld. De bedoeling is deze uit te
knippen en dan in één keer deze twaalf
hoek in drie gelijke delen te knippen, of
duidelijker gezegd, in drie delen, die alle
een even grote oppervlakte hebben.
Deze opgave lijkt op het eerste gezicht
bijna niet uitvoerbaar en toch, als je weet,
hoe het moet, is er niets aan, kijk maar
naar de tweede figuur. Je hebt niets an
ders te doen dan een vouw te maken A-D
en een B-C. Deze vouwen leg je precies op
elkaar en knip nu de twaalfhoek door. Je
hebt dus gekregen een lange strook, uit
het midden en de beide zijkanten. Als wij
nu de oppervlakten gaan uitrekenen, wat
al gedaan is door de verdeling van een der
zijkanten en het middenstuk, dan zie je,
dat de oppervlakte der drie stukken pre
cies even groot is.
EEN SILHOUETPRENTJE.
Hier is weer zo'n aardig schaduwprentje,
dat óf eerst kan worden nagetekend, daar
na uitgeknipt en opgeplakt, óf door de
kleintjes dadelijk uit de courant kan wor
den geknipt. Vraag eerst aan vader of moe
der om een stukje stevig papier, waarop
het plaatje geplakt wordt en pas als de
lijm of de stijfsel droog is, kan met het
knippen worden begonnen.
Denk er om, dat je precies langs de om
trek knipt, want anders zou je de punt
van de kaboutermutsen of hun baardjes
niet meer kunnen zien, terwijl in de bos
met bloemen hier en daar
een heel klein gaatje moet"
'worden gemaakt, dat geeft
neer de indruk hoeveel bloe
men er wel in de bouquet
sitten.
Als het plaatje netjes uit
geknipt is, dan wordt het aan
de achterkant dun met stijf
sel of lijm bestreken en voor
zichtig mooi vlak op een stuk
wit papier geplakt. Het aan
drukken moet met de zak
doek gebeuren, want met de
handen scheur je het natte
papier gemakkelijk. Zo en
nu maar aan het werk!
DOOR
EDGAR RICE
BURROUGHS
No. 31.
Het voelen van de lange speer in zijn hand
en het zien van de doornenboom achter de
leeuw, bracht de jongen op een idee. Het was
ren geringe hoop, maar zijn eenige kans. En
teiwijl hij niet wachtte tot het dier hem aan
viel. sloop hij tot grote verbazing van Akoet
snel naar de in elkaar gedoken leeuw. Een
enkel moment was de leeuw bewegingloos van
verbazing en in datzelfde oogenblik gebruikte
de zoon van Tarzaan een talent uit zijn school
dagen, om zyn leven te redden. Hy rende recht
op het wilde dier toe en hield de speer uit
gestrekt voor zich. Akoet schreeuwde van
angst. De leeuw stond met wyd open, ronde
ogen de aanval af te wachten, gereed om op
zijn achterpoten staande, het schepsel met zijn
voorklauwen te slaan met een kracht, die zelfs
de schedel van een buffel kraakte. Vlak voor
de leeuw zette de jongen de punt van de speer
op de grond. Voordat het wilde dier kon toe
springen was het te laat. Want de jongen
zwaaide en sprong over de kop van de leeuw
in de doornenboom gered maar gekneusd.
Akoet had nooit eerder polsstok zien springen.
Hij sprong heen en weer veilig in zijn eigen
boom en schetterde tegen de misleide Numa.
De jongen, gewond en bloedend, wachtte meer
dan een uur, voordat de boze nijdas zijn slacht
offer vrijliet en koninklyk wegwandelde. Toen
kwam hij naar beneden uit zijn pijnlijke positie.
De jongen en de aap rustten enige dagen. De
grote mensaap likte de wonden van zijn
mensenvriend, die de scherpe dorens van de
boom veroorzaakt hadden, schoon en deze
heelden spoedig. Maar nooit meer tartte de
zoon van Tarzan nodeloos het noodlot. Toen
hg zich weer fit voelde, vervolgden zij de reis
naar de kust en tenslotte brak het vurig ver
langde ogenblik aan. Terwijl hy door het
dichte oerwoud zijn weg vervolgde, ontdekte
hij iets, dat zyn hart van blijdschap deed
kloppen.