JANSZ BLANKEN I Kennen de Indische mmatrozen geen tucht? Derde blad 3SC" jd, tegen de 1THU $D,e mcut del SM^-ïUut-fidfu^MandlcA Kanaal Een verklaring voor de sabotage op Hr. Ms. „Soerabaia" dag 16 JuH 1938 honderdsten gedenkdag UHESTAi2i)n 0Ve N uli 1838 een striji, dito i« Bollanden sinds hon derden jaren roemrijk hebben gevoerd en nóg met voeren. Den 17den Juli is hel oen eeuw geledendat Jan Jansz. Blanken, één van de bekwaamste meest verdienstelijke aanvoerders uit dezen strgd tegen het water, is over leden. De levensschets van den gene raalwordt gevormd door een reeks van jgsplannen en overwinningen tegen i, ons grondgebied voort- •durend bedreigende element. fcft JANSZ. BLANKEN werd den 15den faLr 1755 te Bergambacht geboren. Zijn H wss timmerman en molenmaker. Zeer ™- op twintigjarigen leeftijd, werd een waterstaatkundige functie iwd: hij werd aangesteld tot lsten van de eilanden Voorne, Goeree en Tijdens de stormvloeden van 1775 en Februari 1776 kreeg hij van zijn loopbaan de gelegenheid „lediging te leiden en zijn kundig- werkkracht te stellen tegenover de itige aanvallen van het water, misatorisch talent werd weldra ?voor opgaven van militairen aard. den vierden Engelschen oorlog was Blanken belast met het in au verdediging brengen van de vestin- ievoetsluis en Den Briel en met het D ar van batterijen langs de eilanden eheele Hollandsche kust. De regeering zjjn verdiensten door de toekenning gratificatie van 400.Zijn volgen- Itzaamheden droegen eveneens een co vent jarakter: naar aanleiding van grens- iji b in 1785 tusschen de Provinciën en »ef II, als Heer der Zuidelijke Ne- stelde Blanken een onderzoek van VS 3de in en versterkte deze grena. Blanken ^oemd tot Luitenant der artillerie, bitrekking van de Fransche revolutie ^Sferdere ontwikkeling van den inter uilen toestand, beslisten over de toe van Nederland: de Nationale Conven- j in 1793 den oorlog verklaard aan Stad- lVAiïVillem V; Fransche troepen bezetten ♦■^-'Ttrabant, Door batterijen op te werpen AKEN Hollandsch Diep wist Blanken aan *pche leger, dat Willemstad beleger- ichade toé te brengen. Inmiddels in tot Eersten Luitenant en in Sep- maafl 794 *ot KaPitein bevorderd, werd (iiaatj belagt met he^. organiseeren van de en", het toen nieuw ingestelde b. In October 1794 commandeerde hij een eetlust erie en Genie en legde versterkingen Teeswijk en andere plaatsen op den van de Lek. Hij was niet in de 'roemdf fortificaties te verdedigen, Fransche generaal Pichegru met m kanonnen in Januari 1795 zonder te lossen over den bevroren rivier kon binnentrekken. Blanken, als mmandant naar Oudewater overge- mtving daar het bevel om te capitu- Ijj vroeg ontslag uit den militairen het nieuwe bestuur weigerde i te laten gaan. Een „generaal" uit den strijd tegen de zee. i, in dienst der Bataafsche Repu- j in Maart 1795 benoemd tot lid ["commissie belast met het toezicht op J!iken van Holland. Voortaan zou hij I op waterstaatkundig terrein werk- op het terrein, waarvoor hij i bijzonder had geinteresseerd en óoor wetenschappelijke publicaties gegeven, de materie theoretisch uit- I te beheerschen: J jaar van te voren had Blanken twee aningen verworven op prijsvragen, uit- 7k,even (ioor de Hollandsche Maatschappij fnOSlC1,eteusc,iaPPen te Haarlem en door het FT9,0.!1, bootschap voor Proefondervin- F*6 Wijsbegeerte te Rotterdam. Men ken- ïswaa em de prijzen toe voor zijn verhandeling nnolens aan Blanken hebben wij mo- Jnet drie schepraderen te danken 0 x,iirS°r ctn studie over de Zuid-Hollandsche S°il ut en ^vieren, waarbij hij had aange- 1 0e de gebrekkige toestand van de kon worden verbeterd. 'a'a nnPW ;'on Blanken opnieuw- een prijs li H f6VlneeM van het Bataafsch Genoot- '3- e ™tterdam. Hij toonde de mogelijk- n om in onr land drooge dokken aan ^'egen3 den moerassigen bodem sla «Tv niet uitvoerbaar geacht, totdat i.j; r. B v- teoCndeel bewees. Dat het niet Barsini iJJ hQe theorie bleef, bleek we1 uit het pat ntj den bouw van dergelijke, voor de zeer belangrijke dokken wist uit te ID, «n^eIe studiereizen In het buitenland Jb. GE: Dezocht hij Frankrijk, om zich op de Anna f stellen van de havens en verdedi- wernen van Brest, Cherbourg en andere T Ifu ^isde hij ook naar Hamburg, wordt ^bouwkundige werken in Duitshland «r. TCrm ontving Blanken de op- n een sroote zeesluis en twee dok- abr. Br "gena zijn ontwerp te Hellevoetsluis te L__— H ,no.-fc#f«nde het koningschap van Lodewijk 01 dio ïon en na de annexatie van Nederland nnwilL.- werd ondanks de verschillen- v VS¥Kni9aties van den Waterstaat Blan- rlif post gehandhaafd. Onder verschil- weg P overeenkomende met het tegen- ge ..hoofdingenieur", bekleedde hij ge- 'noten. In 1804 ontving hij den W. kU'tenant-Kolonel, nadat tijdens ■g Dura ,JSn|OOCi •Zi-'n '"lichtingen en aanwij- V!» ?,°r ,JS^ang: bedreigde tusschen Vreeswijk hadden gered. Toen in griej spijsvi ping, oen 1808 de Inspecteur-Geraal Ir. F. W. Conrad kwam te overlijden, was Blanken zijn opvol ger; sindsdien stond hij bekend als „Generaal Blanken". 3. 3. Blanken en Napoleon. Tijden» den oorlog met Engeland ïn 1804 vertrok Blanken met twee andere gezanten naar Parijs om Napoleon, toen nog eerste consul, voor te lichten over de verdediging van Nederland, meer in het bijzonder óver de havenwerken in Den Helder. De plannen over de fortificaties van deze stad trof hij later in het Ministerie van Oorlog te Parijs aan, voorzien van een Fransche vertaling, welke door hem werd verbeterd aan aar gevuld. Napoleon, die Blanken reeds kende en zijn bekwaamheid hoog schatte, was zeer voldaan over diens plannen. Hij gaf bevel ze volgens de door Blanken aangegeven richtlijnen, zelfs nog op ruimer schaal, uit te voeren. In Oc tober 1811 kwam de Keizer persoonlijk naar Nederland om de werken te inspecteeren. Door Blanken vergezeld bezichtigde Napo leon de haven en de forten aan het Nieuwe Diep, de sluizen in Katwijk en bezocht daarna Den Haag en Nijmegen. Hij was zeer tevre den over de aangelegde stellingen en gaf Blanken bevel een groot maritiem établisse ment bij Den Helder te ontwerpen, zoodat daar een geheel nieuwe zeestad zou ver rijzen. De plariqen werden in den Ministerraad van 14 Januari 1812, te Parijs gehouden, waarbij Blanken tegenwoordig was, aange nomen, nadat zij den vorigen winter grondig onderzocht waren. Volgens den wensch van Napoleon moest de Hollandsche ingenieur zorgen, dat reeds den volgenden winter een eskader tegen den nieuwen kademuur in Den Helder kon liggen. Bijgestaan door andere waterbouwkundigen bracht Blanken het reu zenwerk ten uitvoer. In volle zee moest een kade worden gebouwd, blootgesteld aan de werking van eb en vloed, terwijl de gemid delde diepte 40 tot 50, op sommige plaatsen zelfs 60 voet bedroeg. Hoewel de taak vrijwel onuitvoerbaar leek, ging de arbeid gestadig voort, totdat het werk door de omwenteling in November 1813 moest worden stopgezet. Maar ook na de vrijwording van Nederland werd door den Oranjevorst de hooge positie van Blanken gehandhaafd; 7iet rayon van zijn dienst werd zelfs uitgebreid. De werk zaamheden brj Den Helder werden echter stilgelegd, omdat de Nederlanders gekant waren tegen de schepping van Napoleon, den overheerscher. In October 1814 bezocht Wil lem I, door Blanken begeleid, de havenwer ken. De Souvereine Vorst v/erd overtuigd van hun nut en gelastte de voortzetting ervan. Ook een groot droog dok aan het Nieuwe Diep behoorde tot de haveninstallatie. Daar voor moest een put 9.40 meter onder den wa terspiegel worden aangelegd. Door Blanken werden de werken tusschen 1816 en 1820 vol tooid; in latere jaren waren, er zeer veel her stellingen noodzakelijk omdat de gebruikte cementsoort onder invloed van het water zacht was geworden. Het Groot Noordhollandsch Kanaal. Binnen een jaar kwam in 1816 het bedijken van het Koegras bezuiden Den Helder en van het Buitenveld ten Oosten van die stad ge reed. Deze, op order van Blanken uitgevoerde werkzaamheden stonden in verband met zijn grootste prestatie: den bouw van het Noord hollandsch Kanaal, de verbindingsweg van Amsterdam naar de Noordzee. Dit kanaal werd geheel door Blanken ontworpen, voor bereid en onder zijn leiding voltooid. Wel had Koning Willem I de aandacht ge vestigd op een andere, kortere verbinding dwars door de duinen recht naar de Noord zee. De techniek was toen nog niet ver ge noeg gevorderd om de doorsnijding van „Hol land op zijn smalst" uit te voeren; Blanken raadde een zoodanig plan af Volgens hem zouden de kosten veel te hoog zijn. Met de hulpmiddelen, die hem ten dienste stonden, zou de kortere, maar veel lastigere traject, inderdaad duurder zyn geweest. Eerst ruim veertig jaar later was het mogelijk het Noordzeekanaal, het denkbeeld van Willem I, te verwezenlijken. De gebruikmaking van vele reeds bestaan de kanalen en ringvaarten, die natuurlijk verbreed en verdiept moesten worden, verge makkelijkte den aanleg van het Groot Noord hollandsch Kanaal. Van 1819 tot 1925 werd er aan gewerkt, een bedrag van 12.500.000. werd aan de verbinding besteed. Het ge- heele traject, beginnende bij de Willemsslui- zen in Amsterdam en eindigende bij de Koop- LAFENIS TUSSCHEN HET KOREN. vaarderssluis in de Rijkshaven bij het Nieuwe Diep, had een lengte van 80,4 km; de vaar geul was vijf en een halve meter diep. De reis van de Noordzee tot aan het Y, waarbij de schepen door paarden werden getrokken, duurde aldus meer dan vier dagen... De tijden zijn sindsdien veranderd. De ton nage der zeeschepen werd steeds grooter, zoodat het Noordhollandsch Kanaal meer en meer uitsluitend voor de binnenvaart werd benut en de oorspronkelijke taak: verbin dingsweg voor de „groote Vaart" van de Noordzee naar de hoofdstad, door het Noord zeekanaal werd overgenomen. De hedendaag- sche beteekenis van de schepping van Blan ken is niet te vergelijken met de belangrijke economische rol van het Kanaa» in de dagen dat het werd geopend. Niettemin '_s het Groot Noordhollandsch Kanaal met zijn vele aansluitingen aan andere waterwegen óók tegenwoordig een druk bevaren waterweg, waarvan het nut voor de binnenvaart niet kan worden onderschat. Van de andere werken van Jan Blanken willen wij nog heel ln het kort gewag maken. Hij is de uitvinder van sluizen met z.g. waaierdeuren. Voor het eerst werden derge lijke sluizen aan de Korenbrug te Gorinohem in 1808 toegepast, daarna in 1816 in Zuid holland ingevoerd, mede met het oog op de inundatiemogelijkheid als onderdeel van de militaire verdediging. Verschillende keeren, o.a. in 1820 tijdens overstroomingen en waters- nooden, bewees Blanken belangrijke dien sten. Een door Blanken geopperd denkbeeld, na melijk de aanleg van een kanaal van de Linge bq Gorinchem naar Steenenhoek, waardoor de geheele Betuwe van hoog water werd ont last, is in 181819 uitgevoerd. Ook had hij plannen uitgewerkt om de kiilen ran don Biesbosch tot één groote rivier te vereeoigen. De uiteindelijke regulatie van de gr-oote rivieren is echter door een volgende genera tie van waterbouwkundige ingenieurs afdoen de opgelost. Wei is het aan Blanken te dan ken, dat dijkbreuken niet meer voorkwamen en de overstroomingen minder funeete ge volgen hadden. Toen zijn schoonvader overleden was, viel diens buitenverblijf Vjjverlust, aan den djjJc nabij Vianen, aan Blanken toe. Daar trok hjtj zich terug, toen hij tegen 1 Januari 1827 zijn aangevraagd eervol ontslag had verkre gen, bij wijze van eerbetoon inmiddels be noemd tot Staatsraad in Buitengewonen Dienst. Hij bleef echter adviseur voor water staatszaken en bewees de regeering, ook na zijn ontslag, belangrijke diensten. Een in genieur en een oprichter bleven hem van Rijkswege toegevoegd daaruit blijkt wel hoe men z^jn werkzaamheden op prijs stelde. Zeer veelzijdig waren de opdrachten en pro blemen, die Blanken behandelde. Behalve de genoemde werken, heeft hg bijv. een plan op gesteld betreffende de drinkwatervoorziening van Den Haag en verbeteringen aangebracht aan de door James Watt uitgevonden stoom machine. Den 17den Juli 1438 is Blanken overleden, een geniaal ingenieur, een buitengewoon actief man, die zyn rijke kennis ten nutte van het vaderland toepaste, en van wiens werken vandaag nog profjjt wordt getrokken. Een bekwaam waterbouwkundige, een kra nige strgder tegen de zee, op wien Nederland trotsch mag zgn. CAROL SUGAR. De atmosfeer in de tropen een nadeelige factor ZUINIGHEID, DIE DE WIJSHEID BEDRIEGT. Malang 1 Juli. Er hebben zich in den laalsten tijd bij de Nederlandsche marine in In- dië eenige feiten voorgedaan, die ernstiger schijnen dan ze zijn, maar tevens de aandacht vragen voor een buitengewoon ingewikkeld vx*aag- stuk, waarover ik het hier reeds eenige malen gehad heb. Aan boord van een der oorlogsschepen, de „Soerabaia", is de laatste maanden her haaldelijk sabotage gepleegd, aanvankelijk zonder dat men de daders kon ontdekken. De „Soerabaia" is de beruchte „Zeven Provinciën", die een half dozijn jaren gele den de geheele wereld in spanning hield, door de muiterij die aan boord uitbrak. De „Zeven Provinciën" werd nadien om gedoopt in de „Soerabaia" en deed den laatsten tijd dienst als opleidingsschip voor namelijk voor de Indische dienstplichtigen (Europeanen), welke in Indië hij de marine onder de wapenen worden geroepen. Deze „Europeanen" zijn voor het meerendeel „halfbloeds", de rest bijna allen „volbloeds" maar in Indië geboren. In Engelsch-Indië wordt dit soort nim mer aangenomen bij de Engelsche marine. Er bestaat daar echter nog een speciale In dische marine, waar halfbloeds en in Indië geboren volbloeds wel dienst kunnen ne men. Deze Indische marine bestaat echter alleen uit kleine kustkruisertjes. Engeland bemant zijn vloot al leen met Engelschen. Met andere woorden: de Engelschen be mannen hun oorlogsvloot alleen met in Engeland geboren Engelschen. Nederland daarentegen heeft een andere opvatting en neemt voor zijn oorlogsvloot ook in Indië geboren miliciens, volbloeds en halfbloeds. Men zou dus kunnen beweren, dat het demo cratische Nederland in dit opzicht liberaler is dan het even democratische Engeland. Echter, met deze bewering kan men alleen komen, als men de zaak zuiver van theore tisch standpunt beschouwt. Er is evenwel ook nog het standpunt der practijk. Aan boord van de „Soerabaia" (de vroegere „Zeven Provinciën") werd den laatsten tijd herhaaldelijk, sa botage gepleegd en wel een bijzon der laaghartige sabotage, die een gevaar opleverde niet slechts voor de officieren, maar ook een gevaar kon vormen voor de bemanning. Ta kels v. d. sloepen werden half door gesneden, wat bij het uitbrengen dier sloepen noodlottige gevolgen kon hebben. Aanvankelijk verdacht men een inlandsch schepeling er van de schuldige te zijn. Men meen de te doen te hebben met een „po litieke" sabotage en hot duurde geruimén tijd eer men de ware schuldigen ontdekt had. Dezen ble ken vijf miliciens te zijn, vier In do-Europeanen en een volbloed, die zich nu in hechtenis bevinden. Een „kwajongensstreek". Met „politiek" had deze sabotage niets te maken. Men zou eerder van een „kwajon gensstreek" kunnen spreken, als het geval niet zoo ernstig was. Een der schuldigen moest met de Paaschdagen wacht loopen en had vergunning gevraagd deze wacht dienst om te mogen ruilen. Dit verzoek was geweigerd en daarop besloot hij met eenige vrienden de sabotage te plegen. Deze daad was dus een zuivere wraakneming, waarbij de daders echter uit het oog verloren, dat ze ook velen van hun kameraden in ge vaar brachten. Maar het feit dat. de schuldigen zijn „Indische jongens," dus jongens, die in Indië geboren zijn, echter geen inlanders, maar halfbloeds of vol bloeds, brengt plotseling de vraag weder naar voren in hoeverre deze jongens geschikt kunnen geacht wor den voor den dienst bij de vloot. Politiek is hier niet in het spel. De „Indische jongens" stellen over het algemeen niet veel belang in de politiek en voor zoover belangstel ling en sympathie voor eenige poli tieke partij onder hen bestaat, geldt ze... de nationaal-socïalisten. En evenmin heeft men hier te doen met een „rasaenkwesrtio", want, ook een vol bloed, maar geboren en opgevoed in Indië is erbij betrokken. Europeanen vree zen de Indische atmosfeer. Het Is de „atmosfeer", die bij dit vraag stuk een groote rol speelt. Indië is een eigenaardig land, waar door de bovenge noemde „atmosfeer" de opvoeding nimmer kan zijn als in Europa. Kinderen, die hier worden opgevoed, hetzij volbloeds of half bloeds, leven steeds in een volkomen andere omgeving dan in Europa. De scholen zijn weliswaar uitstekend, maar elk kind krijgt zijn vorming niet alleen op school en in huis, doch ook van zijn verdere omgeving Tengevolge van het klimaat brengt men in Indië een groot deel van den lijd buitens huis door en is het toezicht op de kinderen minder streng dan dat in Europa kan zijn. Als ze jong zijn, worden ze toevertrouwd aan „baboes" inlandsche dienstmeisjes, die dus ook mede werken aan de opvoeding. Het resultaat is, dat de Indische Jeugd, de volbloeds en de halfbloeds, minder strenge tucht leeren, dan in Europa gewoonte is. Door de na- hijheid der inlandsche samenleving die ze toch ook waarnemen, weten ze veel spoediger vele levensgehei men dan de kinderen in Europa. Dat is nu eenmaal onvermijdelijk en het is hierom, dat vele Europeanen, indien ze het eenigszins financieel doen kunnen, hun kinderen op zeer jeugdigen leeftijd naar Europa zenden om daar school te gaan. Dit is geen wantrouwen in de hier bestaande scholen, die over het algemeen in niets onderdoen voor die in Europa, doch het is vrees voor de „atmosfeer." En die „atmosfeer" ondergaan in Indië zoowel halfbloeds als volbloeds, die hier worden opgevoed. De opleiding. Bij de marine werden tot nu toe jaar lij ksch driehonderd „Indische jongens" inge lijfd. Twee maanden ontvangen ze aan land te Soerabaia, een militaire opleiding. Daar na blijven ze zes maanden op het opleidings schip (waar thans de sabotage plaats had) om dan nog, verdeeld over verschillende bodems, tien maanden te dienen. In het geheel volbrengen ze dus een diensttijd van achttien maanden» De diensttijd der miliciens bij het leger bedraagt slechts de helft van dien tijd en in het leger slaagt men er wel in den In- disclien jongelui een beter begrip betreffen de de krijgstucht in te prenten, maar de omstandigheden aan boord en in de kazer ne verschillen aanmerkelijk. De driehonderd jongelui voor de marine worden steeds uitgezocht, maar dan schijnt men daarbij geen gelukkige hand te hebben of... men moet aannemen, dat de Indische jongelui, enkele goeden niet te na gesproken, voor den zeedienst niet deugen. Menschen met lange ervaring komen tot de laatste meening en ook als men spreekt met Nederlandsche matrozen en onderoffi cieren, die dus het meest met die „Indische jongens" in aanraking komen, is het oordeel alles behalve gunstig. De aanvulling der bemanning op de vloot met Indische jongens geschiedt uit zuinig heidsoverwegingen, maar nu men nieuw, kostbaar materiaal voor de vloot aanbouwt, dient men toch ernstig zich af te vragen, of dat geen zuinigheid is, die de wijsheid bedriegt.... J. K. BREDERODE. WOTOR-AGROBATIEK»

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1938 | | pagina 9