iarzan
Wij lazen voor U
Zoekt de handel
een gaatje?
Radioprogramma
DOOR
edgar r i c e
burroughs
Nr. 93.
Nooit in heel zijn wilde leven had Korak
zo'n angst gehad, nooit tevoren had hij ge
weten, wat angst was! Meriem kon misschien
de bomen bereiken voordat Tantor haar had
ingehaald, maar zelfs haar vlugheid zou haar
niet buiten het bereik van de slurf brengen...
Ze zou naar beneden worden getrokken en
vertrapt. Wat was dat?De ogen van
Korak puilden uit hun kassen! Een vreemd
schepsel liet zich uit de boom vallen, welke
Meriem juist bereikt had. Het was een
blanke man, een reus, die voor het meisje
recht op de olifant af ging. Hij was ongewa
pend, en keek roekeloos naar wat een zekere
dood scheen. Met een hand opgeheven keek
hij de wilde Tantor aan. Er kwam een scherp
commando over de lippen van de vreemde
ling. Het grote dier hield stil. Meriem had
zich ondertussen in een boom in veiligheid ge
bracht. Korak slaakte een zucht van verlich
ting. Toen hij daarna keek naar de geredde
Meriem kwam er langzaam een blik van her
kenning in zijn ogen, die grooter werden van
ongeloof en verbazing. Tantor, die boos was,
zwaaide heen en weer voor de blanke reus.
die nu recht onder de opgeheven slurf stond
en een enkel woord tegen het dier sprak. De
woede verdween uit de ogen van de olifant
en toen de man zich naar Korak begaf, volgde
Tantor hem tam op de voet. Mei'iem, die dit
alles gezien had, was ook stom verbaasd. Op
eens keerde de man zich om en zag zijn ge
zicht! Met een kreet van „Bwana!" sprong het
meisje op de grond en rende naar hem toe,
zonder dat de olifant haar iets deed. Met hun
drieën liepen ze naar de hulpeloze Korak.
Hij lag daar met een wanhopige vraag om
vergeving in zijn ogen. „Jack, mijn zoon!"
riep de blanke reus, terwijl hij naast de aap
man neerknielde „Vader!" kwam er hakkelend
over de lippen van de doder. „Gelukkig dat U
het was. Niemand anders had Tantor kunnen
tegenhouden."
Des duivels oorkussen.
Het Handelsblad (lib.) schrijft, dat het tijd
wordt te zorgen voor de werklooze jonge
ren tusschen de 14 en de 18 jaar. Het blad
acht de methode, onlangs door de „Tijd"
(r.k.) gepropageerd, n.1. voor genoemde
groep wcrkloozen het stelsel van twee op
een in de ondernemingen voor te schrij
ven, onvoldoende en beveelt aan. drang op
de jeugd uit te oefenen tot het deelnemen
aan werk. Er zijn natuurlijk, aldus het blad,
daarvoor vormen denkbaar, verband hou
dend met steun-uitkeeringen al hebben de
meeste stelsel daartoe voor- en nadoelen.
Maar zóó voortgaan als tot nu toe is zeker
niet goed.
De jeugdcriminaliteit stijgt. Is hier
oorzakelijk verband? Het valt te
vreezen. De parlementaire begroo-
I tingbeschouwingen komen nu in het
zicht, en het wordt tijd voor daden
ten aanzien van de jeugd werkloos-
I heid.
Al te geestdriftig!
In katholieke kringen specit men nog
steeds met het denkbeeld van den verplich
ten arbeidsdienst voor jeugdige werkloo-
zen., zegt. het Volk (S.D A.P.) en wijst er in
dit verband op, dat het Noorden (R.K.) een
opmerking overnam uit „Ons Leger", waar
in het bouwen van betonnen schuilplaat
sen goede werkverschaffingsobjecten worden
genoemd. Het lcgcrtijdschrift schreef: „Ar-
?bcidsdienstplicht is het, wat wij noodig
hebben!"
Het „Volk" merkt nu op:
„Ons Noorden" drukt deze uitlating met
enthousiasme af cn bemerkt dus blijkbaar
niet, op welk hellend vlak men zich hier
mee zou begeven.
I Het blad moest eens even aan de conse
quenties denken. Als de arbeidsdienst be
pleit moet worden met de materiecle wen-
i schen en noodzakelijkheden van het leger,
dan is het hek van den dam.
Dan kunnen we er ook toe komen,
om wapens te gaan maken in ar-
beidsdienst, want. het leger zal ook
nog wel enkele wenschen op dit ge
bied hebben.
Dit is, afgezien van de principieele
vraag, precies de verkeerde kant om de
kwestie aan te pakken. „Ons Noorden" be
hoort zijn enthousiasme critisch te beper
ken.
Uit de Pers van heden
Landsgeld voor kerkenbouw.
Prof. Grosheide, hoogleeraar aan de Vrije
Universiteit, wijst er in het Geref. N. H.
Kerkblad op, dat in de Heilige Landstich
ting voor geld van het land een nieuw
Roomsch kerkgebouw wordt gesticht. De
grondvesten van het gebouw zijn nl. reeds
in werkverschaffing gemaakt en overwogen
wordt, de voltooiing van de basiliek op ge
noemde stichting in werkverruiming te doen
geschieden.
Prof. Grosheide vindt hierin aan
leiding. de gereformeerde kerken op
te wekken, zich ook tot minister
Romme te wenden voor steun aan
den bouw. „Wat Rome ontvangt heb
ben wij recht ook te ontvangen.
Misschien kan de Vrije Universi
teit haar hoognoodig nieuwe gebouw
ook wel in den weg der werkver
schaffing bekomen!
Een poging is voor 't minst te wa
gen."
tot zoover de professor.
Het „Kerkblad voor Haarlem" (geref.) is
't echter niet met den hoogleeraar eens. Het
blad merkt op:
Als ten departcmente dit kerkge
bouw alleen nog maar in overwe
ging is, zal de Minister bij kennis
neming van dit idéé van Prof. Gros
heide wel spoedig de voltooiing van
die basiliek aan de beurs .der vro
men overlaten. Want heeft hij an
ders niet een stroom van aanvragen
te wachten? En dan zou moeten gel
den: gelijke monniken, gelijke kap
pen.
De roomsch-katholieke „Maasbode" geeft
in dit mecningsverschil als haar oordeel te
kennen:
Wij merken terloops op, dat het „gelijke
monniken, gelijke kappen" in Nederland vol
strekt niet opgaat. Eerlijk beschouwd, ook
niet kan opgaan. Het Hervormd Kerkgenoot
schap heeft veel oude kerken; de restaura
tie daarvan is niet te dragen; de Staat be
taalt daaraan zeer veel.
Wij merken erbij op aldus het Katholieke
blad, dat de gereformeerden practisch niets
uit de staatskas krijgen.
Zou het nu werkelijk zoo dwaas
zijn,, dat het Rijk die gereformeer
den eens tegemoet kwam cn een
hoognoodig gebouw voor de Vrije
Universiteit hielp neerzetten? Zou
het onbillijk zijn, dat de Staat de Ge
reformeerden, onder wie vele kleine
luiden zijn, hielp met den bouw van
hun kerken? Wij kunnen het niet in
zien.
Wij vallen, zegt de Msb., prof. Grosheide
bij. Laat de regeering ook niet krenterig we
zen tegenover de Vrije Universiteit en haar
helpen aan het nieuwe gebouw. Men zal
toch eens den weg moeten vinden, om wat
hulp te bieden aan het vrije hooger onder
wijs.
N.S.B. MINACHT DE JODEN NIET!
Alleen maar
In een reportage over een marktdag op
het Waterlooplein in de hoofdstad, schrijft
het Nat. Dagblad (N.S.B.)
Wij maken voor dezen dag nog een kor
ten rondgang over het „plein", en we kun
nen niet zeggen dat het niet belangwekkend
is.
Het is een stukje Joodsche folklore
op zichzelf, vol uiterlijkheden die ons
Nederlanders vreemd aan moeten
doen. Men behoeft deze menschen
niet te minachten, zij doen het op
hun eigen wijze, naar hun eigen,
Oosterschen volksaard; hier leeft
hun eigen geest, die niets, maar dan
ook niets met ons Nedcrlandsch ka
rakter te maken heeft.
Deze Joodsche markt op het Waterlooplein
is, aldus het blad, de boste weerlegging van
de beweringen van volksvreemden bij aller
lei gelegenheden, dat zij „zuiver Neder-
landsch zijn", dat zij tot het „beste deel"
van ons Nederlandscli Volk behooren. cn al
wat nog meer door deze lieden wordt ge
bruikt in hun strijd tegen ieder waarlijk
nationaal gevoel in ons Volk. Een weerleg
ging uit de practijk!
Onze Oost
Onze luchtverbinding
met Australië
Intérnalionale toestand houdt
de besprekingen op.
Gezien bet stadium van actualiteit waar
in zich de luchtverbindingen tusschen Hol
land en Australië, en Indic en Australië be
vinden, valt het thans, aldus de N.R.Crt.,
duidelijk te constatceren, dat bij de regeling
van verschillende, nog hangende kwesties
de Australische regeering te zeer door de
internationale spanningen wordt bezig ge
houden, om in die" besprekingen thans veel
uitgang te verwachten.
Om de Vestigingswet te ont
duiken
Een Haarlemsch procos.
Voor het Kantongerecht te Haarlem dien
de een zaak tegen den heer A. J. Sch., al
daar, verdacht van overtreding van het
tijdelijk Vestigingsverbod voor den kan
toorboekhandel.
De heer Sch. heeft korten tijd terug een
detailzaak te Haarlem geopend in vulpen
houders, vulpeninkt e.d. Gezien het 'feit,
dat hij een spcciaal-zaak stichtte, meende
Sch., geen ministerieele vergunning voor
deze vestiging noodig te hebben. Wel heeft
hij bij den minister van Economische Za
ken en vestigingsvergunning aangevraagd,
doch hierop is door den minister nog niet
beslist. Door de politie te Haarlem werd
echter procesverbaal tegen Sch. opgemaakt.
De ambtenaar van het openbaar ministe
rie vorderde een boete van f25.
Pleidooi.
Indien men naast elkaar legt de speciaal
zaak in vulpenhouders, vulpotlooden en
inkt cn een kantoorboekhandel, dan blijkt
duidelijk, aldus de verdediger, dat de eer
ste zaak een dermate klein aantal artike
len in den handel brengt, dat de vereisch-
te verscheidenheid van artikelen niet aan
wezig moet worden geacht.
Pleiter wees er verder op, dat de beslis
sing van den kantonrechter van zeer veel
bcteekenis zal blijken te zijn. Het artikel
vulpenhouders wordt z.i. in heel veel za
ken verkocht, welke met den kantoor
boekhandel niets gemeen hebben!
PI. was van oordeel, dat er alle reden
was om aan te nemen, dat zijn cliënt te
goeder trouw is geweest en daarom achtte
hij hem met een boete van f 25.te zwaar
gestraft.
Ook de ambtenaar van het O. M. zeide,
dat hier inderdaad sprake was van een
meer gespecialiseerde zaak. Spr. is er zich
echter van bewust, dat de handel, die ge
neigd is een gaatje to zoeken om onder
bestaande bepalingen door te komen, niet
mag worden gedreven in de richting van
specialisatie, zulks toch kan z.i. de bedoe
ling van den minister niet zijn.
Bij nader inzien vordert spr. in plaats
van de gerecjuireerde straf een boete van
f6.of één dag hechtenis.
De kantonrechter zal over 14 dagen
schriftelijk vonnis wijzen.
ZATERDAG 1 OCTOBER 1938.
Hilversum I, 1875 m.
KRO-uitzending. 4.005.00 HIRO.
8.009.15 en 10.00 Gramofoonmuziek.
11.30 Godsdienstig halfuur.
12.00 Berichten.
12.15 KRO-orkest (1.001.20 Gramofoon
muziek).
2.00 Voor de jeugd.
2.30 Gramofoonmuziek.
3.00 Kinderuur.
4.00 Gramofoonmuziek.
4.05 Causerie „De handelsreiziger en de vak
beweging".
4.20 Gramofoonmuziek.
4.25 Voor de kinderen.
4.40 Gramofoonmuziek.
4.45 Causerie „Redelijke dierenbescherming".
5.00 Flitsen van de 100-jarige herdenking van
de invoering van de Burgerlijke Wetgeving
(Opn.).
5.45—6.15 De KRO-Nachtegaaltjes.
6.20 Journalistiek weekoverzicht.
7.00 Berichten.
7.15 Causerie: „Sobriëtas-werk is een stuk
apostolaat".
7.35 Actueéle aetherflitsen.
8.00 Berichten ANP. Mededeelingen.
8.15 Overpeizing met muzikale omlijsting.
8.40 Gevarieerd programma.
10.30 Berichten ANP.
10.40 Filmpraatje.
10.5512.00 Gramofoonmuziek.
Hilversum II, 301,5 en 415,5 m.
VARA-uitzending. 10.00—10.20 en 7.80—
8.00 VPRO.
8.00 Gramofoonmuziek. (Om 8.16 Berichten).
10.00 Morgenwijding.
10.20 Voor arbeiders in de continubedrijven.
12.00 Gramofoonmuziek. (Om 12.15 Ber.).
I.00—1.45 VARA-orkest.
2.00 Radio-tooneel.
2.20 Cembalo-voordracht en gramofoonmuz.
3.304.00 en 4.05 Gramofoonmuziek.
4.30 Esperanto-uitzending.
4.50 The Four Blue Stars, m.m.v. soliste en
gramofoonmuziek.
5.10 Reportage.
5.30 Filmland.
6.00 Orgelspel.
6.30 Herdenking van het 100-jarig bestaan
van het Burgerlijk Wetboek.
7.10 Politiek radiojournaal.
8.00 Herhaling SOS-Berichten.
8.03 Berichten ANP. VARA-Varia.
8.15 VARA-orkest en soliste.
9.00 Orgelspel.
9.30 „En nu... Oké".
10.45 Toespraak.
10.55 Damnieuws. Berichten ANP.
II.00 De Ramblers.
11.3012.00 Gramofoonmuziek.
FEUILLETON.
ETHEL M. DELL
Zoo gingen zijn gedachten, terwijl Molly
daar stond aan het geopende graf, met Vivlan
naast zich. Maar toen de plechtigheid was
afgeloopen en de stoet zich gereed maakte
terug te keeren, zag hij haar blik en voor het
eerst vermoedde hij dat ze sterker was dan
hij dacht.
Ze ging de anderen kalm voor naar het
kasteel en toen hij haar daar weerzag, was
hij verbaasd over de rustige, waardige ma
aier waarop ze iedereen te woord stond.
Rollo zou wel bij haar willen büjven om
haar zoo mogelijk te helpen, maar hij moest
al heel spoedig weer weg, want hij moest
's avonds in het stuk optreden. Nu, zijn afwe
zigheid zou wel niemand opvallen. Hij was
flier altijd als een buitenstaander beschouwd,
behalve door Molly natuurlijk.
Het lukte hem haar een oogenblikje alleen
te spreken .„Dag, Molly, lieveling,", zei hg,
terwijl hij zijn armen om haar heensloeg. „Zal
je goed op jezelf passen?"
„Dat zal ik doen, mijn jongen," verzekerde
ze hem.
„Als ik kan kom ik aanstaanden Zondag
weer. Maar het is nog niet heelemaal zeker
dat ik weg kan er zouden nog een paar
extra repetities gehouden worden."
..Mijn lieveling," zei ze, „je kunt veel beter
hl Londen bij je werk blijven. Hier is niets,
dat je zou kunnen doen."
Hij trok een lang gezicht. Zyn tooneelsuc-
ces had hem niet bepaald in de achting van
de Aubreystones doen stijgen. En vooral Ca
roline vond het beroep, dat hij zich gekozen
had, al heel weinig eervol.
„Je hebt jeljjk," zei hij. „Ik zou niets an
ti!!!! d°en dan met ze kibbelen. Maar ik zal
gauw eens aankomen. Oh ja. dat zou ik
°g haast vergeten.. Ik heb hier een brief
voor je van Craven Ferrars om te condo-
leeren, denk ik. Hij zei dat er geen ant
woord op was."
,Dank je" zei Molly. Met kloppend hart
nam ze de enveloppe van hem aan, maar ze
zorgde er wel voor dat hij niets bijzonders
aan haar merkte.
„Tot ziens, lieveling", zei ze. Ze kuste hem
nog eens. „Doe myn groeten aan Geoffrey en
dank hem voor alles, wat hij voor me ge
daan heeft."
„Ik zal het doen,' 'zei Rollo. „Hou je taai
lieveling. En laat je niet door de lui hier op
jS kop zitten!"
Een paar uur later, toen alles stil in huis
was en ze alleen zat op haar kamer, opende
ze den brief, dien Rollo haar gegeven had.' In
een kistje, goed weggeborgen, lagen nog an
dere brieven met datzelfde handschrift
twintig jaar geleden geschreven. Ze keek er
nu nooit meer in en, terwijl ze de enveloppe
openscheurde, dacht ze dat deze oude brieven
vernietigd moesten worden.
Er stond slechts weinig in dien brief.
„Op ons oude plekje in de Brayford Bos
schen zal ik morgen op je wachten vanaf
„de morgenschemering tot den middag.
„Antwoord niet hierop doch probeer
„daar te komen. R".
Een storm van gedachten ging door haar
heen. De hand, die het papier vasthield
beefde. Ze wist niet wat ze verwacht had,
maar dit zeker niet.
Ze trilde zoo, dat ze onmogelijk langer kon
blijven staan en ze zonk op den rand van
haar bed neer. Maar toen werd het plotseling
heel kalm in haar.
Ze moest aan zijn woorden denken, den
laatsten keer dat ze elkaar gesproken had
den. „We moeten wachten tot God ons den
weg wijst," had hij gezegd.
En ze wist dat nu het oogenblik gekomen
was dat God hun zou wijzen welken weg ze
hadden te gaan.
Vanaf de morgenschemering! En het was al
laat in den nacht. Dan moest hij nu al haast
onderweg zijn naar haar toe.
Ze stond op en ging voor het raam staan.
De heele wereld scheen te slapen alleen
zijzelf was klaar wakker.
Wat zou de vroege morgen haar brengen?
Wat kon ze tot hem zeggen? De nacht strek
te zich ver en donker over haar uit en de
sterren schitterden helder.
Eindelijk ging ze naar bed en lag daar neer
met wijd open oogen, totdat ze eindelijk in
slaap viel.
Se sliep onrustig telkens werd ze wak
ker en dan keek ze naar den sterrenhemel.
Eindelyk, heel in de vroegte, toen het nog
donker was, stond ze op. Ze hoorde het getik
van regen op de bladeren. Maar niets kon
haar weerhouden. Snel kleedde ze zich aan,
sloeg een dikken mantel om en ging zachtjes
de trap af naar beneden.
Iedereen in het groote hui3 sliep nog. Heel
stil sloop ze een zijdeur uit. De regen had
opgehouden en het begon al een klein beetje
te schemeren.
Ze nam den kortsten weg, die leidde langs
de stallen. Bij een hoek stond ze plotseling
tegenover de breeds gestalte van Awkins, die
een brandende lantaarn bij zich droeg.
Beiden stonden elkaar een oogenblik ver
bouwereerd aan te kijken, maar Awkins her
stelde zich onmiddellijk en groette haar be
leefd.
Ze kon hem op dit uur niet zoomaar zonder
uitleg voorbijgaan. „Goedenmorgen, Awkins,"
zei ze en ze verwonderde er zich over dat
haar stem zoo vast klonk. „Ik ben maar eens
uitgegaan om wat frissche lucht te happen
Het zal wel gauw licht worden."
„Wilt U deze lantaarn niet meenemen, my
lady? De wegen liggen vol plassen."
Awkins overhandigde haar de lamp en
zonder een woord van dank ging ze verder.
Ze wist niet wat hij wel van haar dacht, maar
ze had nu geen tyd om er achter te komen.
Toen ze het dorp bereikte, werd het al een
beetje lichter. Ze kwam voorbij het kleine
huisje, waar Rollo geboren was. Er woonde
nu niemand meer in en het stond daar rustig
te vervallen. Ze keek er naar met droevige
oogen.
Het heele dorp scheen nog te slapen geen
hond blafte, geen haan kraaide.
Ze versnelde haar pas en nu kwam ze bij
het hek, dat toegang gaf tot de vallei en de
bosschen, waarheen ze zoo vaak met Rollo
gegaan was, toen hij nog een kleine baby was
En ze dacht aan haar twintigsten verjaar
dag en aan alles, wat die dag haar had ge
bracht.
Ze liep het smalle, kronkelende pad af, dat
ze heel vroeger zoo vaak was ingeslagen, doch
dat ze al die jaren angstvallig had vermeden.
Het natte gras schuurde langs haar enkels,
maar het hinderde haar niet.
Nu was ze heel dicht bij de plek, waar ze
heel vroeger zoo vaak samen geweest waren
hun oude plekje! Hier in de bosschen was
het nog tamelijk donker, maar ze doofde de
lamp, die Awkins haar gegeven had en toen
ging ze rustig voorwaarts.
De boomen waren in een dichten nevel ge
huld en ze had het gevoel alsof dit alles niet
werkelijk gebeurde. Vaag onderscheidde ze
den omgevallen boomstam, waarop ze vroe
ger plachten te zitten heel dicht naast el
kaar. Instinctief wendde ze haar schreden
daarheen, terwijl de takken van het kreupel
hout onder haar voeten kraakten. Er was 'n
geur van vocht, een geur van aarde en van
rottend blad. Er was iets beklemmends in dit
duistere, sterk geurende bosch en plotseling
bleef ze stil staan.
Op dat oogenblik schoot de eerste zonne
straal door het bladerdak en toen zag ze
hem. Hij stond daar op haar te wachten
zooals hij in het verre verleden op haar ge
wacht had. Hij stond in het licht van de zonne
stralen, terwijl de bruine en gouden bladeren
van het herfstbosch als een lyst om hem
heen waren. Ze vloog recht in zijn armen en
snikte het uit.
„Maar ik ben werkelijk gekomen om vaar
wel te zeggen." fluisterde ze later. „Lieveling,
het moet een afscheid zijn."
Ze liepen samen over het met dorre blade
ren bezaaide pad, zijn arm vast om haar
heen geslagen. „Alleen maar een kort af
scheid, Molly, lieveling," zei hij. „Je zult bij
me terugkomen."
„Maar de kinderen?" mompelde ze.
„We zullen over hen waken," antwoordde
hij. „Luister lieveling, ik ben bereid te wach
ten, maar niet voor lang. De weg is nu voor
ons open."
Ze legde vertrouwelijk haar hoofd tegen
zijn schouder en zuchtte diep. „Maar ik weet
niet of dat wel kan," zei ze. „Ik heb zoo
veel jaren by hen behoort hun geheele
leven. Wat zullen ze van mij denken? Wat
zal de wereld wel zeggen?"
Hij sloeg zijn arm nog vaster om haar heen.
„De wereld zal niets anders zeggen dan dat
je na een decenten rouwtijd bent hertrouwd,"
zei hij. „En niemand kan daar iets op aan te
merken hebben."
Ze keek naar hem op. ,,Oh, Roy, zouden
we dat kunnen doen? Zou dat mogelijk zijn?"
vroeg ze hoopvol.
„Ja, dat kunnen we doen en we zullen het
doen ook." Hij zei dit op een toon zod vol
overtuiging, dat het scheen dat alle moeilijk
heden weggevaagd waren.
Midden in het zonlicht bleef ze stilstaan en
aarzelend vroeg ze: „Roy, zou Ivor het niet
verkeerd gevonden hebben dat ik de waar
heid voor hem verzwegen heb?"
Hij vleide zijn gezicht tegen het hare. „Mijn
kleine vrouw," zei hij, „ik geloof, dat er een
tijd zal komen dat Ivor je hiervoor zal dan
ken."
Ergens achter hen zong een roodborstje
zijn lied, vol vreugde om den zonnigen, stra-
lenden herfstmorgen.
Molly hief haar gezichtje naar hem op.
„Lieveling, ik moet nu gaan. Spoedig zullen
we elkaar weer ontmoeten. Geef Rollo een
boodschap voor mij mee."
Heel ernstig kuste hij haar op de lippen en
liet haar toen los. „Ja," zei hij, „Rollo zal
onze bemiddelaar zijn."
Ze wilde al gaan, maar plotseling keerde
ze zich om en met een impulsief gebaar sloeg
ze haar armen om zijn hals. „Oh, zeg me, dat
dit alles waar is", fluisterde ze.
„Ja, mijn liefste, het is waar. Dank God,
dat het zoo is!"
Awkins stond haar bij de stallen od te
wachten.
Ze gaf hem de lantaarn terug met een vaag
glimlachje. „Ik heb haar niet lang noodig
gehad. Awkins." zei ze.
„Dat dacht ik al, mylady," zei Awkins.
Iets in den toon van zijn stem en» in zijn
houding trof haar. Ze keek hem recht aan
er. vroeg: „Weet je waar ik geweest ben?"
Awkins verdroeg haar blik zonder zijn
oogen neer te slaan. En in die oogen was zoo
veel oprechtheid en begrijpen te lezen, dat
alle wantrouwen als bij tooverslag verdween.
„My lady," zei hij met de ridderlijkheid, die
zoo goed bij hem paste, „een goede bediende
weet nooit iets, dat hg niet behoort te we
ten."
Spontaan stak Molly hem haar hand toe.
En, vanaf het oogenblik, dat hij haar greep,
wist ze dat hij haar kameraad was en dat
de weg. dien ze zou gaan. de goede was.
„Dank je, Awkins," zei ze.
EINDE.