RADIO
Ie financiers van den
Arabischen opstand
[aandag 31 October 1938
PROGRAMMA
Derde blad
zooals de leider van de Arabische
ing in het- land Palestina, den schat-
j Abdoel Rahim, op wiens hoofd door
iéland een premie van 500 pond is gezet,
den leider van den strategischen strijd,
niet minder vermogenden ïbrahim
lil Elissa, die in Damascus woont, kent
ere Arabier. Maar wanneer men in Pa-
ina een cigarcüenmerk „Fawzi Kaukji"
t, dan is dat slechts een van de vele
jzen voor de populariteit van Fawzi,,
riens persoon zich reeds sinds eenige
tallooze legendes gevoi-md hebben,
ilke middelen heeft deze leidende mï-
nu voor den strijd ter beschikking?
noemden reeds frwee bekende geldge-
en iedereen weet, dat de geestelijke
n? van den Arabischen strijd beli-
md is in de persoon van den groot-
ti Emin el Hoessein, die sinds zijn
ht uit de aan schuilhoeken zoo rijke
lee in de oude wijk van Jeruzalem,
juist dezer dagen door de Engelschcn
nsingeld, in den Libanon woont, waar
door de Franschcn ongemoeid gelaten,
iedereen te spreken is, Arabische de-
[ies uit de buurlanden ontvangt, de uit
jbische landen komende gelden voor
ftfijd beheert enz.
Mr. Crane stelt zich in dienst
der Arabieren.
i bijzonder welkomen bondgenoot kre-
de Arabieren echter in de persoon van
Amerikaanschen grootindustrieel,
les Crane genaamd. Deze eigenaar van
le fabrieken in de Ycreenigde Staten
vroeger in diplomatïckcn dienst. Sinds
11923 met de mandaatscommissie naar
Palestina kwam en zich van het Arabische
standpunt liet overtuigen, is hij een fana
tiek aanhanger der Arabische beweging
geworden, dat hij het diplomatieke pakje
aan den kapstok hing, zijn dochter tot op
de legitieme portie na onterfde en zich en
zijn geheele vermogen sindsdien in dienst
der Arabieren gesteld heeft. De militaire
académie te Bagdad, waar Fawzi college
geeft, indien hij niet juist in Palestina
rondspookt, is een stichting van Crane. nl
geheel de Arabische wereld staat zij be
kend onder den naam „school van den op
roer".
Hij maakt het aan intelligente Ara
bieren mogelijk aan Europeesche
universiteiten te studeeren en sticht
scholen en ziekenhuizen. Zijn
millioenen, die een groote rente af
werpen, stellen hem in staat, steeds
daar als geldgever op te treden,
waar de een of andere fase van den
Arabischen strijd tegen Engelschen
en Franschen voorbereid wordt.
Geldgiften, wij zeiden liet. reeds, komen
uit alle Arabische landen. Deze financieele
middelen spelen intussclien in den woes
tijnoorlog een minder groote rol, dan onen
in Europa wellicht aanneemt. Want de
behoeften der Arabische strijders zijn
uiterst gering. Het meeste betrekken zij uit
de Arabische dorpen, die vrijwillig of onder
druk der vrijscharen gemeenc zaak met de
opstandelingen maken.
De organisatie der vrijscharen.
En deze vrijscharen zelf? Alle Europee
sche maatstaven zijn hier onbruikbaar. Het
land is uiterst dun bevolkt, zoodat hier
van een modern massaleger geen sprake
kan zijn. 7000 terroristen dat moet de
heele kern van de Arabische strijdmacht
zijn, die zich bij haar ondernemingen ove
rigens verzekerd weet van den steun van
alle geheime organisaties van het land,
zooals bijv. de geheime orde van de „Op
standige Sjeiks". De vrijscharen, bestaan
niet slechts uit Palestijnsche Arabieren, zij
komen uit de zelfstandige Arabische vor
stendommen en alle andere gebieden van
de Arabische wereld. Maar het Arabische
organisatie-comité zit niet stil en zoo vindt
men onder de vrijscharen ook talrijke Dru-
zen, Tsjerkessen en zelfs Marokkanen. De
grootste contingenten leveren Syrië en
Transjordani/ë. In deze vrijscharen, die
natuurlijk geheel op den guerilla-oorlog aan
gewezen zijn, wijl ze te weinig manschap
pen bezitten voor don strijd in gesloten
formaties, vormen de mannen, die door
Fawzi persoonlijk opgeleid zijn, een soort
élitetroep. De bliksemsnelle ondernemingen
van Fawzi laten zich natuurlijk slechts uit
voeren met. mannen, die tot, het uiterste
besloten zijn en den dood niet vreezen.
Allemaal officieren.
De generaal hleeft zelf eens van zijn man
nen verklaard, dat zij zoo grondig en veel
zijdig door hem geschoold zijn, dat een
ieder van hen op elk gewenscht oogcn'blik
bij Arabische troepen als officier dienst zou
kunnen doen. De troep is eenige duizenden
mannen sterk. Dat Fawzi's oordeel over de
scholing van zijn mannen niet overdreven
is, is gebleken in de talrijke gevallen, waar
in leden van dezen troep individueel naar
bepaalde streken werden gestuurd, daar uit
de mannelijke bevolking in koren tijd gue-
rillabenden organiseerden en den Engel
schen dan weken lang het leven zuur
maakten. Even snel als zij optreden, ver
dwijnen zij ook weer.
Wanneer de Erngelschcn verschijnen, vin
den zij slechts onschuldige boeren, maar od
hetzelfde oogenblik breekt op een tiental
tmderc plaatsen ia het land de duivel los.
Talrijke leden van de vrijscharen zijn over
het iand verspreid, zij onderscheidon zich
in niets van de gewone bevolking, zij oefe-.
nen de meest onschuldige beroepen uit. Ko
men de Engelschciih dan is er geen patroon
te vinden. Maar wanneer zij dan onver
richter zake uit het doorzochte dorp weg
trekken, dan duurt het dikwijls niet lans,
tot plotseling achter hen een zorgvuldig
verborgen mijn onftploft.
En op hetzelfde aogenblik knallen de ~e-
weerschoten, er zijn gewonden, soms ook
doodon, en van den tegenstander ziet men
in het beste geval slechts bet tipje van een
boernoes achter een rotsblok of reeds vèr af
een stofwolk, waarin de aanvallers ver
dwijnen. Fawzi's liejden weten, hoe zij zoo
iets moeten doen eni sléchts de Engelsche
luchtmacht, die in den laatstcn tijd overi
gens steeds actiever wordt, kan hen in een
dergelijk optreden hinderen.
DE PAREL VAN KONING RéPUTAL.
De Erven de Wed. J. van Nelle hebben
wederom een alleraardigst prentenboek uit
gegeven, „De Parel vian Koning Réputal".
Met zijn bontgekleurde plaatjes en leuke
versjes is het boekske, waarin de jeugd
met spanning de avonduren van een schare
kabouters volgen zal, zeker een begeerens-
waardig bezit. Het is bij don winkelier te
krijgen tegen inlevering van een bepaald
aantal etiquettcn van Van Nelle's artike
len.
DINSDAG 1 NOVEMBER 1938.
Hilversum I. 1875 en 415,5 m.
KRO-uitzending.
8.009.15 Gramofoonmuzlek (Om 8.15 Ber.).
10.00 Hoogmis.
11.30 Gramofoonmuziek.
12.15 KRO-orkest (1.001.20 Gramofoon
muziek.)
2.002.55 Gramofoonmuziek.
3.00 KRO-Melodisten en solisten.
3.45 Gramofoonmuziek.
4.00 Berichten, vervolg concert.
4.45 Gramofoonmuziek.
5.25 Declamatie (opn.),
5.45 Gelukwenschen.
6.05 KRO-orkest.
7.00 Berichten.
7.15 Causerie „Allerheiiigen-Allerzielen".
7.35 Sportpraatje.
8.00 Berichten ANP; mededeelingen.
8.15 KRO-Symphonie-orkest.
9.15 Interviews.
9.35 Vervolg concert m.m.v. solist.
10.10 Declamatie.
10.30 Berichten ANP.
10.40 Literair-muzikaal programma.
11.3012.00 Gramofoonmuziek.
Hilversum n. 301,5 m.
AVRO-uitzending.
8.00 Gramofoonmuziek (Om ca. 8.15 Ber.).
10.00 Morgenwijding.
10.15 Gewijde muziek (gr.pl.).
10.30 Voor de vrouw.
10.35 Ensemble Jetty Cantor.
11.00 Huishoudelijke wenken.
11.30 Vervolg concert, (Om 12.15 Ber.).
12.35 Gevarieerd concert (opn.).
1.45 Omroeporkest en solist.
2.45 Knipcursus.
3.45 Berichten, gramofoonmuziek.
4.30 Kinderkoorzang.
5.00 Voor de kinderen.
5.30 Omroeporkest.
6.15 De Twillight Serenaders. In de pauze:
Zang en piano.
7.00 Voor de kinderen.
7,05 Pianovoordracht.
7.30 Engelsche les.
8.00 Berichten ANP. Radiojournaal. Mede
deelingen.
8,20 Bonte Dinsdagavondtrein.
9.50 Luisterwedstrijd.
10.20 Bridge-cursus.
11.00 Berichten ANP. Hierna: Filmmuziek.
11.2512.00 Erna Puszta's ensemble.
'n Beetfe te vroeg
Integendeel, want als u nu niet
onmiddellijk voor 'n fietsachterlicht
zorgt, dan zou 't beslist géén goed
begin worden, wat 1938 brengt I
(Evenmin trouwens als voor den
automobilist, die z'n verlichting
niet in orde brengt.)
Groepen Engelsche stadsmeisjes worden te
genwoordig voor den arbeid op het land op
geleid, om in oorlogstijd te kunnen aan*
pakkenl
FEUILLETON
jjAURICE WALSH
Hoor eens hier, Shamus Og. Myn hart
I allang dood en begraven, voor ik Julie
jrien ontmoette. Hij strekte zijn hand uit,
pep zijn vingers samen en maakte toen
gebaar van weggooien. „Drooggeknepen,
gewrongen en weg er mee zóó!"
awerft ze?"
2e is dood maar beter ook en myn
I is dood en de man die ik vroeger was is
tdood. Nu ben ik alleen maar Rogue McCoy
Tr, zwerveling, op weg wie zal zeggen,
irheen? Praat er niet verder over."
[Jk wist wel, dat je niet altijd gezworven
|t, ik merkte het zoo gauw je je mond
|adeed."
nu is mijn mond weer toe," zei Rogue
•°y.
ed, goed!" zei Shamus Og. „Maar kerel,
I een heeleboel tegen je en er was maar
Reinste kleinigheid van een voorwendsel
om je haar den keel te vliegen; daar
ht het misschien ook nog wel toe ik
het niet en het kan me niet schelen
I maar dan zal het niet om een flauwsie
Drommels! Dat wordt een dag morgen
voor Castleinch kijk eens, wat een men
schen,"
Het
was de vooravond van de groote paar-
ten markt en in Castleinch was het vol en
ruk: uit de lange rijen stallen achter de hui-
in klonk kettinggerammel en- het stampen
u* paardenhoeven, men kon de paarden op
a gebitten hooren knabbelen en overal rook
t naar paarden. Om het andere huis was
I kroeg en ze hadden het alle even druk;
de straat liepen troepjes menschen af en
ii meestal kleine fokkers, maar daartus-
len kon men overal de liefhebbers van
lensport herkennen: de stoutmoedige rui-
van Kildaire, de rijzige Engelsche jagers
ikS fattige Fransclie officieren in
iuek, Duitschers met platte koppen en
»ren aan de laarzen Italianen met wespen-
ues. Castleinch lag b het hart van de
ike streek, waar het type halfbloed ge-
t wordt met het beste skelet, beroemd in
'n iÜele werelcl en °P de befaamde mark-
f.aar ?ehouden. voorzagen vele van de
r11??6 ruiterre8"nenten van Europa zich
IR rijdieren.
[Castleinch bestond uitsluitend uit één on-
,reede 3traat van meer dan ander-
kilometer lang. Halverwege weken de
huizen nog verder uiteen, zoodat er een
plein van honderd meter doorsnee ontstond,
waarop als middelpunt een gebouw van twee
verdiepingen, dat tegelijk als waag en al9
gerechtshof dienst deed Aan de zonzij aan den
overkant stond het Wapen van Desmond, het
beste hotel. Het had een groote waranda
met balustrades, vier treden boven den grond
en aan weerszijden daarvan was langs de ra
men van den beganen grond zoolang een hou
ten platform met leuningen aangebracht,
van waar de gasten de aangevoerde paarden
zouden kunnen bekijken. Het behoeft geen
betoog, dat de beroepskoopers nooit gebruik
maakten van dit platform om een paard te
bekijken, want ze weten, hoe dicht een mensch
bij den beganen grond moet zijn, om de
qualiteiten van een springpaard te kunnen
beoordeelen.
Langzaam slenterden Rogue McCoy en
Shamus Og te samen over de ongelijke tegels
van het trottoir, met oogen, die ondanks hun
onverschilligen blik, alles scherp waarnamen.
Er was geen twijfel, waar ze op af gingen.
In elke Iersche stad is een kroeg speciaal voor
het woonwagenvolk. Het behoeft heelemaal
de minste kroeg niet te zijn en er zal zeker
geen minderwaardige of versneden drank
verkocht worden: de menschen van den weg
kennen, alleen aan den smaak, de zeven soor
ten whiskey, die Ierland voortbrengt op bun
duimpje uit elkaar en een tapknecht die een
glas afgestaan bier durft voor te zetten, zal
dat tien tegen een op zijn hoofd leeggegoten
krijgen. De klanten vragen niet meer dan een
goed glas, zaagsel op de vloer om in te spu
wen, ruimte van bewegen en een plaats ach
ter het huis waar men op zijn gemak een
koop kan sluiten of een meeningsverschil be
slechten. Wat meer zegt, als de kermisklan
ten in de stad zijn, komen een massa gezeten
leden der maatschappij bij voorkeur naar hun
kroeg; want daar worden reisavonturen van
Ierland's kronkelwegen verteld, dolle wilde
verhalen van liefde, oorlog en schelmenstre
ken. De meeste goede, geestige en ook de
sterkst gepeperde moppen ontstaan gewoon
lijk in de kroegen van het reizende volk en
er zijn keurige heeren, die ze er komen verza
melen om er later op hun keurige sociëteit
roem mee te behalen.
„Ik denk dat het een belangrijke markt
wordt," zei Shamus Og. „Er zijn heel wat
vreemdelingen."
„Dan zullen we den bruin kwjjt raken!" zei
Rogue vol hoop.
„Als je den veearts om kunt koopen om een
verstuikte schoft te negeeren."
„Die schoft is al byna beter morgen zal
niemand er wat van merken, als we hem maar
niet te vaak laten voordraven."
„Hou je dan aan de dames!"
Juist op dat moment kwamen ze voorbij 't
Wapen van Desmond en er klonk een luide,
klankrijke tenorstem van de waranda:
„Hallo, Shamus Og! Heb je een knol te
koop?"
4.
Shamus Og stond stil en keek naar boven
en Rogue Mc. Coy stond eveneens stil, maar
hij' keek niet op. Hij kende die klankrijke
tenor, hij kende hem maar al te goed. Die
stem klonk in zijn droomen; menigmaal had
ze hem gewekt tot een wanhopige, vreeselijke
ochtendschemering. Nu weer deed zij hem het
hart in de keel kloppen en dreef hem de koude
rillingen door de leden. Er versprong een
verblindende vonk voor zijn oogen, zoodat hij
er van duizelde, toen begon zyn hart te bon
zen, zwaar, langzaam, verstikkend te bonzen,
zoodat hy er bijna misselijk van werd. Hij
durfde niet op te kijken, baaig dat zijn oogen
hun moordlust zouden verraden.
„Ach God, moet het toch weer komen zoo",
smeekte zijn ziel.
Shamus Og was aan het vroord. „Neen, K'p-
tein. Zoekt u er één?"
„Ik zou wel een jong springpaard kunnen
gebruiken."
„Rogue McCoy heeft een bruine ruin van
bijna vijf jaar."
„Rogue McCoy! Den eigenaar van zoo'n
naam zul je in de gaten moeten houden,
Shamus Og, en dat zal ik doen ook. Springt
je ruin goed, Rogue?"
Rogue moest nu zijn oogen wel opheffen
en dat deed hij dan ook, maar op een lang
zame manier, die iets zeldzaam dreigends
had. Hy keek den man, die over de ballustra-
de stond te leunen, recht in 't gezicht. Ja, hij
was het, Eudmon Butler.
Een schitterende figuur in rijcostuum. De
broek teekende de lijnen van de mooi ge
bouwde, slanke beenen af, de sterk getail
leerde jas onderstreepte de breede schouders.
De man had familie kunnen zyn van Shamus
Og Coffey; hij had hetzelfde zuivere bleeke
teint, dezelfde kin, en met een kuiltje er in,
dezelfde bos krullend haar; maar in zijn
oogen danste een heel gevaarlijker duivel.
Maar Rogue werd niet herkend. Die knappe,
ryzige man had, zooals bij menschen van
zijn soort meestal het geval is, een slecht
geheugen voor mannen en vrouwen, die hij
onrecht aangedaan had. Alles wat hij zag,
was een zigeuner-paardenkoopman met slor
dige haren, een verweerd, ongeschoren, ge
melijk gezicht, met een stekelige snor en
diepliggende oogen, grauw als kalksteen.
„Kan de bruin springen, Rogue McCoy?"
„Alleen aan een litoom." Zijn stem klonk
diep en vast.
„Mijnheer alsjeblief!" beval de ander
scherp.
„Kapitein Butler," zei Rogue.
„O, ken je me?" Hij lachte daverend. „Dat
doen jullie zigeuners allemaal. Kom er mor
gen maar eens mee, dan zal ik hem keuren
als hij niet deugt, dan krijg je, was Shamus
Og van me gehad heeft, 't vorige jaar in
Chahirciveen. Niet Shamus? Nog wat aan de
hand gehad, den laatsten tijd?"
„Daar mag ik niet over klagen, kapitein,"
zei Shamus Og lachend en geheel zonder ran
cune. „Ik zou vandaag of morgen nog wel
eens iets met u op touw willen zetten. De
vorige keer was ik mezelf niet."
„Prachtig! Probeer maar eens, me knol
len voor citroenen aan te smeren, dan zal ik
je je portie geven."
En nu kreeg Rogue Mc Coy binnen de
minuut zyn tweeden schok, een schok, die
hem om de een of andere reden in pijnlijke
verwarring bracht. Door de deur achter den
officier kwamen twee menschen naar buiten,
waarvan er één met een prettigen lagen stem
begon te spreken:
„Bent u al aan het handelen, Kapitein
Butler?"
Verheugd keerde Butler zich om en boog
zich over naar de dame met de prettige
stem; zyn stem begroette haar met een lief
kozing.
„Beste mevrouw Trant, neen, ik sprak
maar een waarschuwend woordje tegen een
paardejood."
Ja, dat was Elspeth Trant, wier man nog
geen vier maanden geleden vermoord was..
Ze was nog in de rouw en haar zwarte klee-
ren deden aan geen enkele van haar bekoor
lijkheden afbreuk. De man achter haar was
Sir Jerome Trant, haar schoonvader, stevig
op zijn korte beenen, zijn haar nog wat wit
ter, zijn gezicht iets dieper rood, die met iets
onwilligs in zijn oogen naar Kapitein Butler
keek, zooals hij vol toewijding naar de jonge
dame overgebogen stond.
Zij had dus den raad, die haar dien dag
in Dounbeg gegeven was, niet opgevolgd.
Ach, die arme kleine vlinder fladderde dus
nog steeds om de verleidelijke kaarsvlam!
Dan zou het leven zijn onvermijdelijken loop
hebben, het minderwaardig gedoe stap voor
stap verder gaan. Op wat voor punt was de
geschiedenis nu beland?
Zij kwam naar de balustrade geloopen en
keek neer op Rogue McCoy, haar oogen wer
den grooter, haar blik gespannen; haar
mooie sterke handen grepen de balustrade
en klemden zich er aan vast. Haar vrouwe
lijke scherpzinnigheid was niet in de war te
brengen door zigeunerkleeren en zigeuner
achtige ongeschorenheid. Rogue bleef haar
recht en vast in de oogen kijken, op zijn als
uit steen gehouwen gezicht vertrok geen
spier. Ofti de waarheid' te zeggen, kon het
hem op dat oogenblik geen zier schelen, wat
er nu zou gebeuren.
Kapitein Butler sprak kortaf bevelend. „In
orde McCoy. Kom morgen met het paard en
denk aan wat ik gezegd heb."
Rogue antwoordde niet. Tegelyk met Sha-
mus Og maakte hij rechtsomkeert en met
zijn beiden liepen zij de straat verder af.
„Dat was Kapitein Eudmon Butler," zei
Shamus Og. „Kende je hem?"
„Dat doe ik."
„De Zwarte Hoofdman zwart van buiten en
van binnen. De grootste duivel, die er in
•Ierland op twee beenen losloopt. Door en door
een schavuit! Vrouwen zoowel als paarden
liefdesgeschiedenissen of bloed alles om
het even!"
„Dat weet ik."
„Hoorde je wat hij zei? Ik kan je er nog
wel bij vertellen, dat hij de eenige is, met
wie ik het opgenomen heb, die me mijn portie
gaf en nog wat toe ook en ik was dien dag
bij mijn volle kracht. Een razende stormwind,
zoo gaat hij te keer. Hy beukt er op los,
slaat zijn mannetje tegen de vlakte, en dan
mag de duivel de rest halen. Komaan, hier
zijn we bij Mickeen. Pak je er eentje van me?"
„Niets liever dan dat," zei Rogue McCoy.
5.
Mickeen's herberg was gevestigd in het
hoekhuis van een smal straatje, waar enkel
stallen waren. Als men de voordeur opendeed,
zag men het gewone winkeltje waar thee en
verdere kruidenierswaren werden verkocht;
de eigenlijke tapvergunning was in een paar
vertrekken daarachter, waarvan de deuren
heel geschikt op een steeg uitkwamen. De
gelagkamer zelf was een lange pijpela met een
hooge zinken toonbank in den vorm van een
letter L; op een paar plaatsen waren houten
schotten gezet, die kleine, intieme zithoekjes
afschoten van het vertrek. Achter de toon
bank stonden drie stevige tapkncchts tus-
schen de blinkende attributen van hun vak,
bereid tot alle bij hun beroep behoorendé be
zigheden klanten bedienen, vrede stichten
en lawaaimakers er uit gooien. Ze konden het
op hun gemak af, want het was nog vroeg
in den avond en in de afgeschoten hokjes zaten
nu nog slechts een paar boeren, wat losse
wex-klui, een stuk of zes spullebazen, een
enkele ketellapper.
„Wat zal het zyn een potje bier?" invi
teerde Shamus.
„Een stevige whiskey, een dubbele portie,
als het jou hetzelfde is."
„Zeker!" Shamus Og keek hem eens van ter
zijde aan.
„Heb je spoken gezien?"
„Satan zelf heb ik gezien!"
Onder het bruin van de zon was Rogue Mc
Cyo's gezicht doodsbleek geworden; al zijn
bloed leek zich in zijn hart te hebben terug
getrokken. Zijn huid leek strakker dan anders
over zijn jukbeenderen te zitten en iets kils
had zijn oogen tot grijze steenen verdoft. De
hand, die hij naar zijn glas uitstak, trilde.
„De Zwarte Hoofdman?" het was .half een
vraag, half een bevestiging.
(Wordt vervolgd.)