Raadselen DE LAMP Wij lazen voor U Chalameer Radioprogramma in de Woestijn EDGAR RlCi- BURROUGHS Terwijl Thome in het water keek, zag hij een groteske figuur uit de onderaardse tem pel te voorschijn komen, een gestalte, die aan een mens deed denken. Het op een gnoom lykende schepsel zwom naar een groote vis toe, die hij aan zijn drietand stak. Doch Thome werd in zijn overpeinzingen gestoord door het schuren van de bark tegen een dok. De gevangenen werden aan land gebracht. „Naar koningin Atka!" commandeerde de kapitein. En zoo werden Atan Thome en Lal Taask door een mooie straat naar het ko ninklijk paleis gevoerd. De gevangenen wer den voor de koningin geleid, die hen met een koude blik opnam. „Wat doen jullie hier in Athair?" vroeg zij. „Door een ongeluk kwa men wtj hier, Majesteit", loog Thome. „Wij zijn verdwaald." „Het is een noodlottig on- Kluk", zei de koningin met een wrede glim- :h. „Wij hebben geen behoefte aan nog meer slaven, zodat jullie ter dood gebracht zullen worden!" Terwijl hjj de koningin glimlachend aankeek, werkten zijn hersenen koortsachtig. En hij werkte een schema uit, met drieërlei doel: om zijn eigen leven te redden, in de gunst te komen van koningin Atka en Tarzan te verslaan, voordat hij de Verboden Stad bereikt zou hebben. „Winterhulp" in Nederland? Het Volk (s.d.a.p.) schrijft, nog iets te moeten zeggen over de door de N.S.B. tot de regeering gerichte uitnoodiging om, met medewerking van deze groep, tegen Kerst mis een inzameling, onder het motto „Zorg voor het eigen Volk" te organiseeren." Daargelaten de slechte smaak om de jam mer der Duitsche vluchtelingen te exploitee- ren voor een duidelijk politieke en anti- Joodsche rel, moet ons, aldus het blad, de opmerking uit de pen, dat ook hier weer het Duitsche nationaal-socialisme om de hoek komt kijken. Want de verwantschap met de daar in zwang zijnde Winterhulp is onloochenbaar. Welnu, laten wij eens en vooral opmerken dat de sociale ongerechtigheden onzer sa menleving moeten worden opgelost door het betrachten van meer sociale gerechtigheid in de ordening der gemeenschap. Aan een Kerstbedoeling in Mussertschen stijl hebben de broede doelen van ons volk, do arbeiders, de -kleine plattelanders, de middenstanders geen behoefte. Daarvoor bezitten zij een te sterk gevoel van eigenwaarde. Het is dan ook wel heel naïef van den heer Mussert te meenen, dat zij zich door zijn nationaal- socialistisch.e fopspeen zullen laten bedot ten. Geen opspraak alstublieft! In verband met het adres van „Eenheid door Democratie" aan dr. Colijn wegens een „Timcs"-bericht over vermeenden Duitschen invloed op onze pers (dit bericht werd in middels door dr. Colijn ontzenuwd) schrijft de Maasbode (r.k.': Wij zouden willen vragen, of het hoofd bestuur, na aldus verontrust te zijn over de mogelijkheid, dat het Times-bericht juist zou wezen, niet beter gedaan zou hebben, met zich vertrouwelijk tot dr. Colijn te wen den, teneinde met zekerheid te vernemen, in hoeverre voor die onrust al of niet reden bestaat en in hoeverre dat Times-bericht, oorzaak van die onrust, werkelijk op waar heid berust. Wij hebben geen behoefte aan intenatio- nale, maar ook allerminst aan nationale on rust en het is zaak, zelfs bij de verdediging van „een der pijlers, waarop de democratie rust", in de tegenwoordige omstandigheden alle onnoodige onrust en opspraak te ver mijden, teneinde de zoo teere betrekkingen niet moeilijker te maken dan beslist onver mijdelijk is. Er is helaas! reeds reden te over tot ge grond verweer op velerlei terrein, op de eerste plaats dat van de hoogste belangen en ook zonder overbodige onrust is het al erg genoeg. Bij het onnoodig spannen van de verhou dingen, heeft niemand, aldus het blad, be lang. Uit de Pers van heden De hooge paohtprijzen. Uit het Handelsblad (lib.): In een notedop behandelt Minister Steen- berghe (in de memorie van antwoord betref- treffende het Landbouwcrisisfonds, Red. „Wij lazen voor U"), het probleem der pacht- en koopprijzen van landerijen door te constatee- ren, dat het niet juist is, dat een grooter deel van de opbrengst van den grond dan voor heen naar den verpachter gaat. Maar hier mede zijn wij met dit vraagstuk niet klaar. De feiten zijn immers, dat wij de koop- en pachtprijzen zien stijgen en dat de Regee ring daarnaast den landbouw met kunst- en vliegwerk op do been tracht te houden. Ie dere kunstmatige verhooging van den prijs der landbouwproducten wordt via hoogere pachtprijzen weer omgezet in hoogere pro ductiekosten. De landbouw blijft daardoor onbevredigd, ondanks de opofferingen, wel ke ons geheele volk zich moet getroosten om den landbouwsteun mogelijk te maken. Wij noemden dit indertijd een onbevredigenden toestand, welke zeker de moeite waard is om door een commissie in studie te worden ge nomen. van het Een expeditie naar Afrika's ge heimzinnigste meer. Het moe dige meisje uit Boston, DE ACHTERGROND VAN EEN NEGERLEGENDE. In de komende maanden zal een Britsch-Amerikaansche expeditie een onderzoek instellen naar het Chalameer in het gebied van den Kilima-ndsjaro in Oost-Afrika. Dit meer moet verschillende belang wekkende geheimen verborgen hou den. Trouwens de geheele omgeving van dit sombere meer is door myste rieuze legenden omsponnen. Het hoogste bergmassief van Afrika aan de Noordgrens van het vroegere Duitech Oost-Afrika, de Kilima-ndsjaro, bevat tal van toppen, waarvan de Westelijke, de Ki- boe, of Kibo, de hoogste is (6010 M.). In het Zuiden rijst het bergmassief in drie terras sen van afnemende breedte uit het step- penland omhoog en daalt naar het Noor den steil af. De toppen bevatten veelal uit gedoofde vulkanen, in welker kraters zich meren gevormd hebben. Zoo bevindt zich op het derde terras, dat op een hoogte van 4S00 M. begint, de reusachtige krater v. d. Kibo (die Hel) in het westen en de 5235 m. hooge Mawensi (de donkere) in het Oosten, welke beide toppen door een zadel met zes kegels verbonden zijn. Bij vroegere pogingen is reeds getracht, deze kraters te onderzoeken; men poogde toen, door het ijs en de sneeuwmassa's in de kraters heen te breken. Slechts heel zelden gelukte dit. De Kilima-ndsjaro wist de menschen te trotseere-n en zijn geheimen te bewaren. Dit kon te gemakkelijker, daar dit met diepe kloven en spieben doorploegde kra- tergebied haast ontoegankelijk is voor blanken. Trouwens ook de inboorlingen mijden dit woeste berggebied liever, zij het om andere redenen: er doen wonderlijke, onheilspellende verhalen en legenden over deze kraters de rondje. De wraak van den berg god. Zoo wordt over het Chalameer het volgen de merkwaardige, oude verhaal verteld. Op een berg leefden eenmaal de krijgers van een Massaistam. Deze krijgers behaalden groote overwinningen en oogstten veel roem en eer, omdat de god van de bergen hen beschermde. Doch toen zij genoeg buit naar hun bergen hadden gesleept, werden zij lui, overmoedig en zorgeloos. Zij vergaten zelfs de offers te brengen, die zij dien god van den Kiliifia-ndsjaro verschuldigd wa ren. Hierover ontstak de god in toom en om hen te straffen rukte hij den grond onder hun voeten weg. En van den ganschen, talrijken stam der roemrijke Massai's bleef niets anders over dan een krater van on doorgrondelijke diepte, waarin diep in de duisternis booze geesten huizen. Het besluit van Gertrud French- Sheldon. De eerste, die het waagde het Chalameer te naderen ,was de Afrika-reiziger Joseph Thomson. Hij baande zich echter slechts een weg door het dichte struikgewas, waar na hij van groote hoogte het vele meters lager gelegen meer voor zich zag liggen. Toen moest hij den terugtocht aanvaarden, omdat de negers weigerden verder met hem mee te gaan. Enkele jaren later kreeg een jonge Amerikanascho, Gertrud French- Sheldon uit Boston, het verslag van zijn ontdekkingsreis in handen. En onmiddellijk was haar besluit genomen; zij zou 't Chala meer onderzoeken. In Zanzibar wist zij een troep sterke negers te werven, die bereid waren haar als dragers te vergezellen. Alle waarschuwingen van oude inboorlingen, dat zij in het oerwoud vermoord zouden worden, kondeli. de Ame- rikaansche niet van haar voornemen afhou den. Zij toog op weg, langzaam worstelde zij zich tegen de hellingen van den Kilima- ndsjaro omhoog. Nader en nader kwam zij het gebied, dat volgens de opvattingen van de negers voor haar en voor alle menschen taboe is. Een boot als bagage. En dan had de Amerikaansche haar dra gers nog niet eens ten volle van haar plan nen op de hoogte gesteld. Zij had hun slechts gezegd, dat zij het meer uit de verte wilde beschouwen. Niemand vermoedde, dat zij in haar babage een boot meevoerde, die, speciaal daarvoor geconstrueerd, ter plaatse snel gemonteerd kon worden. Steeds moei lijker begaanbaar werd de weg. Dikwijls kwam de expeditie in enkele uren slechts 10 of 15 meter vooruit. Door het dichte on derhout moest het pad schrede voor schre de gebaand worden. Tot eindelijk het groote oogenbllk aan brak. Voor de ontstelde oogen der negers en de nieuwsgierige blikken der onderne mende Amerikaansche lag daar het meer uitgespreid. Vergeefs smeekten de negers de blanko vrouw, onmiddellijk om te keeren. Zij had immers haar doel, 't Chalameer te zien, bereikt. Maar haar was dit natuurlijk niet voldoende. Zij wilde de geheimen van het raadselachtige meer leeren kennen. Geluiden uit de diepte. Langzaam, voetje voor voetje, baande de expeditie, waarvoor de Amerikaansche de moedigste mannen had uitgezocht, zich een weg naar het meer in de diepte. Maar zelfs de onverschrokken expeditieleidster gevoel de zich in deze uren die men noodig had om de berghelling naar het meer af te da len, weinig op haar gemak. Want uit de diepte drongen geheimzinnige, klaaglijke klanken tot hen door. Ook toen zij tot het water waren genaderd enl ater toen zij in haar boot op het meer voer, en tevergeefs poogde met het lood de diepte te peilen, hielden deze zonderlinge geluiden aan en zij slaagde er niet in, er den oorsprong van vast te stellen. Wat zij wel ontdekte, waren geweldige krokodillen, die een legendari- schen ouderdom moesten hebben. Ook de oevers van het meer vertoonden sporen van de aanwezigheid van dieren van buitengewone grootte en lichaams kracht, hetgeen vooral te zien was aan de verwoestingen in den boschzoom. Hiernaar stelde de Amerikaansche echter geen ver der onderzoek in. Zij keerde terug naar Amerika als eerste vrouw, als eerste blan ke, die aan den oever van het Chalameer had gestaan en dit meer had bevaren. „Wat rijden al die memchen ge vaarlijk vandaag", dacht u Immeri vanmiddag achter het stuur. (Hoe zegt men dat ook weer van dien splinter,dien balk en uw oog?...) DONDERDAG 15 DECEMBER 1988, Hilversum 1, 1875 en 415,5 m* 8.00—9.15 KRO. 10.00 NCRV. 11.00 KRO, 2.00—12.00 NCRV. 8.009.15 Gramofoonmuziek. (Om 8.15 Berichten). 10.00 Gramofoonmuziek. 10.15 Morgendienst. 10.45 Gramofoonmuziek. 11.30 Godsdienstige causerie. 12.00 Berichten. 12.15 Gramofoonmuziek. 12.30 Het KRO-orkest en gramofoonmuziek 2.002.55 Handwerkuurtje. 3.00 Voor de vrouw. 3.30 Gramofoonmuziek. 3.45 Bijbellezing. 4.45 Gramofoonmuziek. 5.00 Cursus handenarbeid vöo. de jeugd. 5.30 Gramofoonmuziek. 5.45 Orgelspel. 6.45 Sportpraatje. 7.45 Berichten. 8.00 Berichten ANP, herhaling SOS-Bericl 8.15 Christelijke Harmonie te Enschede i gramofoonmuziek. 9.00 Causerie „Dingaansdag". 9.30 Het NCRV-Salonorkest. 10.00 Berichten ANP, actueel halfuur. 10.30 De Goollanders. 10.45 Gymnastiekles. 11.00 Vervolg Gooilanders. 11.25 Gramofoonmuziek. 11.50—12.00 Schriftlezing. Hilversum n, 801,5 m. AVRO-Uitzending. 8.00 Gramofoonmuziek. (Om 8.'5 Tcrichten), 10.00 Morgenwijding. 10.15 Gramofoonmuziek. 10.30 Voor de vrouw. 10.35 Omroeporkest en soliste. (Om 11.35 Declamatie; om 12.15 Berichten) 12.30 „De F.omancers", en soliste. I.30 AVRO-Aeolianrorkest. 2.00 Causerie „Laat Uw leven sober zijn, docli rijk in feesten". 2.30 AVRO-Aeolian-orkest. 3.00 Cursussen voor de vrouw. 3.45 Gramofoonmuziek. 4.00 Voor zieken en thuiszittenden. 4.30 Pianovoordracht. 5.20 AVRO-Weekkaleidoscoop. 5.25 Felicitaties. 5.30 AVRO-Amusementsorkest. 6.25 Berichten. 6.30 Sporthalfuur. 7.00 Voor de kinderen. 7.05 AVRO-Dansorkest. 7.31 Berichten ANP, hierna het Concertgft bouw-orkest, Toonkunstkcor en solisten. (Om 9.30 Causerie over de International! Kamer van Koophandel). 10.45 Herdenking van de Groote Trek. II.00 Berichten ANP, gramofoonplaten. 11.4012.00 Orgelspel. Feuilleton door Ethel M. Dell Eerste deel. HOOFDSTUK I. De keus van een bedelaar. Een gegons van stemmen drong door de stilte van een Indischen nacht. In de officiers- cantine was een door muziek begeleiden toast uitgebracht. Tot heel in de verte drong het op gewonden gejuich door, want alle deuren en vensters stonden wijd open. Ofschoon het nog pas in 't seizoen was, was het ontzettend warm. Markestan was bij het Indische leger bekend als een der warmste hoekjes van het Keizerrijk, in meer dan één beteekenis en Kurrumpore, het militaire centrum, was vol strekt niet gekozen om zijn bijzonder aange naam klimaat. Het stond b\j de Europeanen zelfs zóó slecht bekend, dat niemand dan nood gedwongen er heenging. De wrakke, houten bungalows, die in het kampement verspreid stonden, waren tijdelijke woonplaatsen en niet geschikt voor een voort durend verblijf. De vrouwen dezer kleine ge meenschap verbleven er, evenals trekvogels, zelden meer dan vier maanden in het jaar en ontvluchtten dan de bijna ondragelijke hitte en trokken naar Bhulwana. een klein paradijs in de bergen. Dit was echter een reis van vier en twintig uur en de mannen moesten zich te vreden stellen met er af en toe eens met een week verlof heen te gaan, tenzij men, zooals Tommy Denvers het uitdrukte, het geluk had ziek te worden, in welk geval het verblijf in het paradijs werd verlengd. Maar in dien warmen nacht hadden de vrou wen hun jaarlijksche vlucht nog niet onder nomen en in weerwil van de hitte ,zou het laatste bal in het Clubhuis worden gegeven. 't Was ter eere van een buitengewone gele genheid, zooals wel bleek uit de vroolijke geluiden, die uit de officiers-cantine naar bui ten dróngen. De eene toast volgde op den an dere en telkens werden ze met luid gejuich begroet en verbraken, tot heel in de verte, de nachtelijke stilte. Daarna volgde er een gewirwar van stem men; het lawaai hield op en men hoorde slechts één enkele stem. Die sprak gemakke lijk en blijkbaar zeer tot genoegen der toe- li oordjrs, want toen ze zweeg volgden weer hartelijke toejuichingen. Toen gingen de En- gelsche officieren onder vroolijk gepraat en gelach uiteen. Ze kwamen in groepjes op het bordes van de cantine en een der eersten was Tommy Denvers, die zgn kapitein een arm gaf, wat deze duldde, zooals hij zich in meer dingen schikte, met de grootste onverschillig heid. Niemand dan Tommy had ooit getracht op vriendschappelijken voet te komen met Ever- ard Monck. Hij was een man die nagenoeg alleen stond, maar de slanke, blonde, jonge officier verafgoodde hem blijkbaar en niet zon der reden, want Monck, die zoo allervreeselijkst beslist in zijn optreden was, had hem door de verschrikkelijkste ziekte, die hg ooit gehad had. heengeholpen en alleen door zijn groote wilskracht bereikt, wat Ralston, de dokter, door andere middelen niet had kunnen bewerk stelligen en hierdoor had h\j den jongsten offi cier in het regiment voor altijd tot zijn toe genegen volgeling gemaakt- Ze stonden samen een oogenblik op de bovenste trede van het bordes, terwijl Monck met zijn donker, onbewegelijk en ondoor grondelijk gelaat een sigaar opstak. Het was een wonderschoone nacht, met diepe, donkere schaduwen en schitterende sterren. Ergens, heel in de verte, hoorde men een tom-tom*) der inboorlingen, in het tempo van een koortsachtig slaanden pols, dan plot seling nog in snelheid toenemend, om eindelijk geheel weg te sterven. De lucht was geurloos, stil en drukkend. ,,'t Zal vervloekt warm worden," zei Tommy „Wil je rooken?" vroeg Monck, terwijl hij hem zijn koker voorhield. De jongen bedankte met een vriendelijken glimlach. „Dank je vriendelijk, 't is zonde om een lekkere sigaar zoo gauw op te rooken en ik heb Stella beloofd om dadelijk terug te komen." „Belofte maakt schuld," zei Monck, „dan later maar eene en", liet hij erop volgen „ik loop met je mee." „Best," zei Tommy hartelijk, „maar ga je niet eens in het Clubhuis kijken?' Monck gooide den brandenden lucifer weg en zette er zijn hiel op. „Ik bewaar al mijn danslust voor morgen," zei hij, „een bruidsjonker moet het altijd ge noeg doen." Tommy liet een somber geluid hooren, dat veel op een zucht leek en liep naast hem het bordes af. Ze liepen een eind zwijgend langs een donkeren weg. Toen barstte hij plotseling uit: „Ik zal je eens vertellen, Monck, wat het is." „Dat zou ik niet doen," zei Monck. Tommy keek hem verbaasd en onzeker aan. „Hoe weet je wat ik zeggen wilde?" „Dat weet ik niet!" ..Ik geloof het wel," zei Tommy, die niet overtuigd was. Monck blies een dikke rookwolk uit en lachte op zijn korte eigenaardige manier. „Dat is knap voor een jongen van jou leef tijd, maar overdrijf het niet, mijn zoon. Je moet niet al te vrooltfk worden!" Tommy greep zijn arm. „Monck, ik moet het tegen iemand uitspreken of ik stik erin. Dat mag ik toch tegen jou wel doen!" „Dat dient nergens toe," zei Monck. Hij deed alsof hij den vriendschappelijken druk op zijn arm niet voelde, maar op de een of andere manier begreep Tommy toch, dat die hem niet onaangenaam was. Hij liet hem dan daarop rusten toen hij antwoordde: „Dat weet ik wel, kerel, maar het doet iemand goed zich eens uit te spreken, ik pieker me er dood over!" ,,'t Is een beetje laat op den dag, vindt je niet?" vroeg Monck. „Ja, dat weet ik wel, 't is te laat om er nog iets tegen te doen, maar,..." en Tommy sprak opgewonden, „hoe dichterbij het komt, hoe ellendiger ik me voel, 't maakt me ziek, waar achtig. Ik zou weieens willen weten, hoe jij je voelen zoudt, wanneer je wist dat je eenige zuster met zoo'n deugniet trouwen ging. Zou jij dan de zaken zoo makkelijk op hun beloop kunnen laten?" Monck zweeg een oogenblik. Ze stapten door op den stoffigen weg. Ze kwamen een of twee rickshaw's*) tegen en een vrouwenstem riep hen goeden dag. Maar ofschoon ze beiden dien groet beantwoorden, werden ze er nauwelijks door afgeleid. Ze bleven zwijgen. Eindelijk zei Monck op korten, afgebeten toon: „Dat is een leelijke beschuldiging, als ik jou was zou ik die maar niet herhalen!" „Maar ze is niettemin waar", hield Tommy vol, „en je wéét wel dat het waar is." „Ik weet niets," zei Monck. „Ik heb niets tegen Dacre." „Maar je kunt ook niets in zijn voordeel zeggen." bromde Tommy. „Niets bijzonders, maar ik veronderstel, dat dit met je zuster wel het geval is." Het kalme antwoord klonk eenigszins spot tend. Tommy huiverde. „Stella! goede help neen! Ze geeft geen zier om hem, dat weet Rickshaw= tweewielig karretje, op Tom-tom, tamtam, primitieve handtrom. hooge wielen, getrokken door een inlander. ik nu. Ze heeft hem alleen genomen omdi ze zich in zoo'n ontzettend vervelende posit bevond, met al die hatelijke katten van het regiment, die tegen haar waren ingenomen en haar als een paria behandelen." „Heeft ze je dat verteld?"- er sprak nu geea spot uit Monck's stem, maar ze klonk ernstig. Tommy keek hem aan als iemand, die niet weet wat ervan te denken. „Dat is niet aan t« nemen," zei hg. „Waaruit maak jé dan die gevolgtrekking? Welke reden heb je daarvoor?" Monck sprak op den nadrukkelijken toon van iemand, die een antwoord verwacht. En de jongen ant woordde hem eenigszins beschaamd: „Dat kan ik je waarachtig niet zeggen Monck, maar ik zie de dingen dikwijls zondtf dat ik er een juiste verklaring van gert& kan, en dat Stella voor dien Dacre geen sikke pit liefde voelt, daar zou ik wel een eed op willen doen." „Sommige vrouwen voelen niets voor dat soort dingen,' 'merkte Monck droogjes op. „Maar tot die vrouwen hoort Stella niet," verdedigde Tommy haar warm, „ge kent haar niet! Ze voelt veel dieper dan ik." Monck lachte even. „Je voelt diep genoeg, Tommy, maar je bent ook openhartig, je zuster daarentegen is ondoorgrondelijk, maar 't is niet aan ons om hier tusschenbeiden te komen. Ze weet waarschijnlijk wel wat ze doet, en heel goed ook!' „Dat is het juist! Weet ze dat? Is het geen afschuwelijke sprong in het duister?" Er klonk angst uit Tommy's stem. ,,'t alles zoo akelig gauw in zgn werk gegaan, weet je. Ze is nauwelijks zes weken hier. 't Is schande voor een meisje om na zoo'n korte kennis making te trouwen! Dat heb lk haar gezegd Ij en zijze lachte en zei: „Dat is bedelaars keus, denk je, dat ik ongetrouwd dat leven met de vrouwen in het paradijs zou uit houden? Ik bleef nog liever met jou alleen!" En dat zou ze gedaan hebben ook, Monck. en 't zou haar dood zijn geweest. Zoo ben ik 't gedeeltelijk te weten gekomen." (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1938 | | pagina 12