Kwade geesten op Bali „Neutraliteit is ook vredesrecht Leniging van nooden in nationaal verband Melk in papier Met lichamen van zandsteen DE NEDERLANDSCHE INVLOED OP HET SCHOONSTE EILAND VAN ONZEN ARCHIPEL. DENPASSAR (BALI). Eigenaardig is het, dat bij de poorten, die toegang geven tot de tempelhoven op Bali bijna steeds zandsteen-figuren van boos aardige geesten staan. Deze dienen, volgens de Balineezen, om andere boosaardige gees ten te weren. Hun goden achten zij blijk baar daartoe niet in staat. Bij sommige tempels heeft men nog een andere list ver zonnen om kwade geesten buiten de deur te houden. Komt men de poort van den tempelhof binnen, dan stuit men op een blinden muur, die zich niet ver uitstrekt, Links en rechts kan men om dien muur heen loopen en zoo op den tempelhof ko men. De Balineezen rekenen er echter op, dat kwade geesten zooveel overleg niet heb ben en den muur ziende, terug zullen kee- ren, denkende dat daar de ingang niet is. O, die kwade geesten zijn op Bali zoo ge vaarlijk; zij brengen overal onheil aan; zij maken do menschen ziek, doen hen sterven, vernietigen don oogst; zij zijn de oorzaak, dat iemand bij het spel geld verliest, dat het vee onvruchtbaar wordt, dat koeien geen melk meer voortbrengen, dat een schuur of een huis verbrandt, dat een tem- ..•pelpoort instort, dat een automobiel van den weg rijdt. O, zeer kwaadaardig zijn de kwade geesten op Bali, maar, gelukkig, zij ziin gemakkelijk te bedotten en als dit niet. gebikt, dan kan men het door middel van offers nog wel met nen op een accoordje gooien. Drie hoofdgoden. De Hindoe-godsdienst kent een drie-een- beid. drie hoofdgoden, Vishnoe, Shiva en Brahma. In Britsch-Indië zijn de tempels steeds gewijd aan een dezer goden of aan een der duizenden andere goden. Brahma is daarbij het minst goed bedacht, want. in het onmetelijke Britsch-Indië zijn er slechts zes tempels gewijd aan Brahma. De „tempels", die ik bezocht op Bali, wa ren alle verdeeld in drieën. De drie onder- deelen der „tempelhoven" waren onderling verbondon door kleine poortjes. Een dezer gedeelten was gewijd aan Vishnoe, een an der aan Shiva en het derde agn Brahma. Deze drie goden staan met elkander in merkwaardige familiebetrekkingen, waar over ik hier niet zal uitwijden. Ecnige ma len zag ik op Bali een „zonnestoel", een klein, torenachtig gebouwtje, dat van voren open is. Bovenin, onder liet dak, staat de vergulde en wonderlijk versierde eigenlijke zonnestoel, die bestemd is voor den-opperste der goden en zinnebeelden van de zon draagt. Met Britsch-Indië kan ik de tempels niet vergelijken, daar ik in dat lancl geen toe gang had tot de tempels. In enkele heb ik echter wel eens binnen kunnen gluren en daar zag ik dan vaak den aap-god en den heiligen stier, die in de tempels, welke ik op Bali bezocht, ontbraken. Zedige danseresjes. Tot de godsdienstige plechtigheden op Bali behooren de godsdienstige dansen, welke worden uitgevoerd door jonge meisjes in zeer schoono gewaden en door als meisjes gekleede knapen. Van deze danseresjes wordt een strikt zedelijk leven verlangd. Tempelprostitutïe, zooals in vele tempels in Engeisch-Indië, komt op Bali niet voor. Op een der tempelhoven op Bali troffen mij zandsteenfiguren, voorstellende een moe derhond met een nest jongen. Dienden die ook ter verec.ring? Ik heb er geen zekere in lichtingen over kunnen verkrijgen. Uit de boeken over den Hindoegodsdienst, die ik in Eneeisch-ïndië bestudeerde, herinner ik me geen hond-god. Het oudere beeldhouwwerk en houtsnij werk is over het algemeen fraaier dan het nieuwe. De kunst van het handwerk schijnt ook hier min of meer verloren te zijn ge gaan; hoewel er ook nu nog kunstenaars in het vak werken. Ik zag menig staaltje van houtsnijkunst van den Inatsten tijd. Deze handwerkslieden leggen zich liever toe op houtsnijwerk voor de toeristen, die goed be talen, dan hun tijd te geven aan de koste- looze versiering der tempels. Mijn begeleider hij mijn bezoek aan den ^ntrva-tempel zeidc mij aan de heide meis- ^s, dochters van den Brahmaan (priester). ons rondleidden, een fooi te geven. •Mor, voegde hij erbij, „niet een Airmri- ->ansche fooi, geen guldens of een rijks- 'lalder. Reeds met een dubbeltje elk zijn ze tevreden." Dat was inderdaad het geval. Het geld heeft op Bali. waar de cent nog eens onder verdeeld is in zeven „kopengs", een andere i waarde dan in Europa, i Balineesche danseressen. De vrouwen krijgen 1 beter. Het Ncdcrlandsch bestuur heeft he't le vend verbranden van weduwen, wat vroe ger op Bali gewoonte was, verbaden en daardoor de vrouwen voor zich gewonnen. Maar het Nedcrlandsch bestuur heeft ook den voornaamsten priesters, die der groote tempels, iets goeds gebracht Met dit bestuur kwamen al spoedig de toeristen en met de toeristen de vaak ruime fooien voorname lijk van Engelsche en Amerikaansche rei zigers. Twee belangrijke groepen der bevol king legdgn zich dus al spoedig bij de nieu we toestanden neder: de vrouwen en de priesters (Brahmanen) en hun invloed was zoo groot, dat ook de rest der bevolking al spoedig vrede nam met het Nederlandsch bewind. Er loopen nog oude „krijgslieden" rond, die dertig jaar geleden heftigen we derstand hebben geboden tegen de Neder landsche troepen. Zij dragen nog groote krissen (steekwapens), maar gevaarlijk zijn ze niet meer. Velen hunner drijven handel, ook met Europeanen. Voor mijn hotel zat bijna den geheelen dag zoo'n koopman, die houtsnijwerk verkocht. Vroeger was hij een der invloedrijkste krijgslieden. Rijk was hij maar zijn geld heeft hij verspeeld met wed denschappen bij hanengevechten en nu drijft hij een kleinen handel en is hij zeer slaafs- vriendelijk én beleefd, maar niet onderdanig want dit zit den Balineezen niet in het bloed. De Nederlandsche vlag. Overal op Bali ziet men telkens op kar ren en auto's de Nederlandsche vlag, ge voerd door Balineesche karrevoerders en chauffeurs. Ik geloof niet, dat men dit als een pro-Nederlandsohe demonstratie moet opvatten* De kleuren der Nederlandsche vlag zijn mooi; de Balineezen houden van mooie kleuren en dus voeren ze de Neder landsche vlag, wat ze echter niet zouden doen indien er op Bali nog een haat tegen de Nederlanders bestond. Enkele der vroegere Balineesche hoofd mannen hebben thans Nederlandsche be stuursfuncties, zijn dus in Nederlandschen dienst en betoonen zich reeds jaren trouw en betrouwbaar, Oostersche zorgeloosheid. Meer nog dan op Java krijgt men op Bali eerbied voor wat met de Nederlandsche ko lonisatie-methoden werd bereikt. Op Java doet de Nederlandsche invloed zich al eeu wen gelden, maar op Bali werd vrijwel het zelfde bereikt in een tijdspanne van nog geen menschenleven, in dertig jaar. Zeker, er valt ook op Bali nog wel wat te doen. In sommige streken van dit door meer dan an derhalf inillioen menschen bewoonde eiland heerscht nog in ernstige mate de malaria, maar ook daartegen is de strijd reeds aange bonden en er is reeds verbetering bereikt. Het groote bezwaar bij dien strijd is de Oostersch zorgelooze bevolking, die men be grippen van hygiène bij moet brengen. Dit kan niet met uiterste strengheid geschieden, daar dit allicht verzet van de bevolking uit zou lokken en de mensolien „kopschuw" zou maken. .Wegen van geleidel ij kb ei d" zijn bij het bestuur van een kolonie de eenig mo gelijke. Zooveel mogelijk laat men den bewoners hun oude gebruiken, voor zoover die niet in botsing komen met hoogere beginselen van menschelijkheid. Het levend verbran den van weduwen tegelijk met het lijk van haar man is natuurlijk veiboden, inaar de lijkverbranding volgens de oude Hindoe-be grippen is toegelaten. De lijkverbranding op Bali is een zeer bijzondere plechtigheid, een soort „feest" dat sterke verschillen toont met de in Britsch-Indië onder 'de Hindoes gebruikelijke lijkverbranding. In een volgend (slot)-artikel hoop ik daarop terug te komen. J. K. BREDERODE. zegt een Duitsch advocaat Wat zijn „binnenlandsche aangelegenheden?" LIBERALE CONTRA FASCISTISCHE ZIENSWIJZE. In het jongste nummer van de door Alfred Rosenberg, den directeur van het bureau voor buitenlandsche zaken van de Duitsche nationaal-soeiulistischc partij, geredigeerde Nazional-sozialistische Monatshefte heeft dr. jur. E. II. Bockhoff een beschouwing gevvjjd aan „neutraliteit en democratie in de 20ste eeuw", die ook voor ons land van belang moet worden geacht. „Neuraliteitsrechten heeft men slechts dan, wanneer men neutraal is", zegt de schrijver, maar voegt er weldra aan toe, dat „wat rechten en plichten in het leven der volkeren zijn, steeds door ruimte en tijd bepaald wordt". De neutraliteit werd totdusver steeds slechts als een kwestie van oorlogs recht, niet van het recht in vredes tijd beschouwd en, meent dr. Bock hoff, „nu heeft men van democrati sche zijde gemeend, uit het feit van de oorlogsrechtelijke definitie van de neutraliteit te moeten afleiden, dat dus voor de tijden van vrede geen verplichting tot een neutrale houding bestaat". „Het zou dus veroorloofd zijn", aldus zet schr. wel dra de puntjes op de i, „de autori taire stalen in vredestijd moreel, rechtens, oeconomisch en politiek te discri mineeren, een dienovereen- komstigen vorm aan de perspolitiek te geven en de bestaande ophitsing in de ners tp wettigen, dnor na te laten in te grijpen, om echter des ondanks in denzelfden ademtocht dan, wanneer met behulp van deze „vreedzame ophitsing tot oorlog" het geval van oorlog eindelijk inge treden is, zich met elegante ontlas ting van iedere verantwoordelijk lieid voor de voordion bedreven pro paganda en de katastrofale gevol gen van een dergelijke vijandige stemmingmakerij tegen de ncutnali- teitspartners op de geprivilegieerde eilanden van deze zelfde neutraliteit te kunnen terugtrekken. Maar, schrijft dr. Bockhoff dan verder, „wie in liet evontueele geval van een oorlog neutraal wil blijven, moet het reeds in vre destijd zijn; hij moet zich in vredestijd reeds zoodanig gedragen, dat in geval van oorlog voor degenen, die zijn neutraliteit moeten respecteeren, alle beslissende voor waarden vervuld zijn. waaronder in geval van oorlog de staat, die neutraal wil zijn, ook inderdaad als neurtaal kan worden aan gezien," „Neo-neutraliteit". De Nieuwe Rotterd. Crt., waaraan wij het bovenstaande ontleenen, geeft een uitge- breiden commentaar op dr. Bockhoffs stel lingen, waarvan hier een en ander volgen moge. Het is niet deze geforceerde uitbreiding van het traditioneele, volkenrechtelijke be grip der neutraliteit, waaronder uitsluitend de betrekking van een in vredestoestand verkecrende staat tot een oorlogvoerenden valt te verstaan, wat dr. Bockhoff „neo- neutralitpit" noemt. Onder „neo-neutraliteit" verstaat dr. Bockhoff een door hem met na me aan de „wereldvrijmetselarij" (met de Komintern op één lijn gesteld) toegeschre ven streven, om „onder schijnbaar uiterlijk behoud van de neutraliteit nochtans alle oorlogen tusschen staten, waaraan zij (de neutralen) zelf niet rechtstreeks deelne men, rechtens, moreel, politiek en oecono misch in algemeene wereldburgeroorlogcn te veranderen..., zoodat als resultaat de na tionalistische staten niet in de laatste plaats met den beslissenden steun van deze indirect in den wereldoorlog ingeschakelde neutrale democratieën tegenover een ge sloten discriminatiefront der niet-nationa- listische staten in de wereld staan". En al les wat de neutralen te doen hebben, is, dat zij hun „totale, geestelijke, politieke, juris- tische afhankelijkheid van het groote front van den liberaal-democratischen ideëenoor- log tegen het nationaal-socialisme" moeten opofferen. De gedachtengang van dr. Bockhoff wordt nu duidelijk. Weliswaar spreekt hij over neutraliteit in oorlogs- en in vredestijd, maar dat is theorie. Waar hij van uitgaat is het bestaan van een „liberaal-democra tischen ideeënoorlog tegen het nationaal- socialisme". Als hij zich echter minder mi litant en bovendien juister had uitgedrukt en van een ideeënstrijd gesproken had, zou het wellicht ook hem duidelijk gewor den zijn, dat men deze twee dingen niet ver wisselen kan. De staat en de Ideeënstrijd. Inderdaad, er bestaat een liberaal-demo cratische ideeënstrijd tegen het nationaal- socialisme. Wie zou dien willen ontkennen? Echter, de nationaal-socialistische idéé moge bestrijding gelijk stellen met de be strijding van den staat, voor liberalisme en democratie staat dat anders. Hun ideeën strijd strekt zich ver buiten het terrein van den staat uit en wordt in h<»ge mate onaf hankelijk daarvan gevoerd. In dien gedachtengang is het de staat die zich neutraal verklaart, een staat met een beperkte werkingssfeer, niet een totale staat, die met zijn besluiten het volksbe staan in al zijn uitingen omvat. Dr. Bockhoff vraagt op een oogen- blik, of men (in de kleine democra tische staten, voor welke het neu- traliteitsvraagstuk aan de orde is) wellicht gelooft, inderdaad niet in staat te zijn een non-discriminatie, gelijk hij deze geformueerd heeft, op zijn pijnlijkst door te voeren. Wel nu, inderdaad is de liberaal-demo cratische staat daartoe niet in staat. Hij is in staat, om in alle handelingen, die van hem uitgaan of onder zijn directe controle staan, een stipte neutraliteit te handhaven. Ook in vredestijd mag een staat, die ver klaard heeft in het geval van een oorlog een neutrale positie te willen innemen, van zijn burgers verwachten, dat zij met een dergelijke verklaring rekening houden. Maar dat beteekent niet, dat de liberaal- democratische staat, zooals dr. Bockhoff dat noemt, de verantwoordelijkheid voor 't volk op zich kan nemen in al die dingen, die juist krachtens de liberaal-democrati sche idee buiten de werkingsfeer van den staat vallen en moeten vallen. „Neutraliteitsbederf'. Van de vrijheid van kritiek zal een libe raal-democratische staat, die zijn beginselen niet wenscht prijs te geven, geen-afstand kunnen doen, in vredestijd niet en niet in oorlogstijd, ook al zal zij zich dan aan groo- ter beperkingen onderhevig gevoelen. Maar daarom kan men niet, gelijk dr. Bockhoff doet, van „een modernen vorm van neutraliteitsbederf" spreken door „in directe occupatie van de neutrale democra tieën voor de politieke doeleinden van zeer bepaalde wereldmachten"! Zelfs bij het. be staan van de „internationale afhankelijkhe den en gebondenheden", welke dr. Bock hoff toegeeft, is het een eigenaardigheid van de liberaal-democratische staten, dat de kritiek desondanks vrij blijft. De persvrijheid. Dr. Bockhoff heeft liet niet bij de princi- pieele uiteenzetting van het nationaal-socia listische neutraliteitsbeginsel gelaten, llij heeft er terstond een toepassing van ge geven ten aanzien van de democratische persvrijheid. „Wanneer men critiseeren wil, moet- men, voorzoover men zich met buitenlandsch- politicke dingen bezig houdt, den vollen omvang van het politieke risico op zich ne men, dat iedere criticus tegenover den staat, dien liij becritiseert, op zich laadt." Met deze woorden kunnen we hot niet zoo grif eens zijn. Want let wel, dr. Bockhoff spreekt hier tot de neutralen en wat zegt hij hun? Dat zij in liet geheel niet mogen critiseeren, op straffe van het verlies van hun neutraliteit. Het uitgebreide neu traliteitsbegrip, dat dr. Bockhoff ons voor houdt, wordt meteen een al tc gretig ge- bruike aanleiding om den neutralen staat van schennis van de neutraliteit te be tichten. „Wij kunnen niet dulden, aldus dr. Bock hoff, dat men de geldigheid van inwendige staatsparolen ook tegenover den neulrali- teitspartner opeischt." „Of wij een recht op kritiek op ons regiem toestaan, zoo gaat liij even later verder, wordt niet door hun democratisch persbeginsel be slist, maar geheel alleen door het grondrecht van de souvereinitcitsbe- schenning van onze nationale eer als nationaalsocialistische groote mogendheid. Wij verlangen niet slechts het ophouden van „formecle beleedigingcn, d.vv.z. van ge woon gescheld, maar niet name ook het sta ken van de „voorname" en „objectief" verhulde burgerlijke discriminatie, die veel gevaarlijker is dan de vloed van marxisti sche woede-uitbarstingen, zoo gaat de schrij ver voort. Wij verlangen inplaats van een hoosaardige gezindheid een vriendschappe lijke houding tegenover den neutraliteits- partner, gelijk het tusschen neutralen be taamt". .Men dient ons eindelijk te verklaren, al dus gaat de schrijver verder, of men niet het Derde Rijk als nationaal-socialistischen staat, die noch nu noch in de toekomst van zins is ter motiveering van zijn historische legitimiteit zijn toevlucht te nemen tot de mocratische begrippen, neutraal verkeeren wil of niet, of men bij het feit van het nationaal-socialistische bestaan van dit subject van volkenrecht „Grool-Duitsch- land" wil neerleggen of niet, niet volledig verzaken van onverdragelijke moraliseeren- de discriminaties." In liet volkenrechtelijk verkeer nemen wc Duitschland, zooals het is, precies zooals dr. Bockhoff tfraagt, antwoordt de N.R.Grt. Waarover wèl gecritiseerd mag worden. „De kritiek tegenover vreemde staten," aldus nog eens dr. Bockhoff, „heeft zich slechts uit te strekken tot het gebied, waar op echte bestaansbelangen, die rechtstreeks Oproep, Het Nationaal Fonds voor Bijzondere Noo. den schrijft ons: Hare Majesteit de Koningin heeft in Hare radiorede op 27 Januari j.1. de bijzon dere aandacht van het Nederlandsche volk gevraagd voor de nooden van groote groe pen der bevolking, die onder de gevolgen der huidige economische omstandigheden gebukt gaan. Richt de oproep van Hare' Majesteit zich tot de geesten en harten van alle Nederlan ders. ook met de daad moet naastenliefde in nationale zin en samenwerking boven ver deeldheid worden nagestreefd. Velen voelen zich geroepen om het initia-, ticf tc nemen tot nieuwe organisaties. Men kan echter ook de bestaande instellingen, die nationaal en neutraal in den besten zin hulp bieden, op breedc schaal steunen in haar streven. Voor nieuwe en stille armen, voor mid denstanders, die in moeilijkheden zijn ge raakt werkt* het Nationaal Fonds voor Bij- zondere Nooden met zijn 300 plaatselijke commissies van samenwerking, gevormd I uit alle geledingen der bevolking, een voor-» beeld van de door de Koningin. Bescherm- j vróuwe van het fonds, bedoelde nationale i samenwerking. Wie zich geroepen voelt, na het woord van Hare Majesteit een daad van naasten liefde tev errichten, kan door zijn steun aan het. Nationaal Fonds (giro Den Haag 272727) bijdragen tot leniging van Bijzondere Noo den in nationaal verband. In 1938 kon het fonds ruim f 450.000 aan giften tot herwinning of handhaving van zelfstandigheid door bijdragen van het Ne derlandsche volk uitkeeren. 't Publiek houdt meer van eet glazen flesch. Of en in hoeverre de papieren melkfleschl haar glazen zuster zal verdringen, is, zoo schrijft het orgaan van den Alg. Ned. Zui- velbond, nog steeds niet uitgemaakt en ver-1 moedelijk zal er ook wel altijd plaats voor beide blijven. In Engeland denkt men er al dus over. N Op het eerste gezicht is men spoedig ge- j neigd te verklaren dat de papieren melk- flesch de oplossing voor de toekomst is. Geen schoonmaken meer van de ledige flesschcn en geen verrekering meer van den melkbe zorger met de klanten en van de inrichting met den melkbezorger. Tocli doen zich voor het dagelijksch gebruik moeilijkheden voor, welke niet zonder meer voorbij kunnen wor den gegaan. In de eerste plaats is de publie- ke opinie tegen flessc'hen van papier ge kant, omdat nu eenmaal een flesch van glas moet zijn (ook dc metalen flesch heeft geen ingang kunnen vinden De verbruiker kan in de glazen flesch de melk beter „be- oordeelcn", althans wat dc roomlaag betreft Voor de melkinrichting is dc papieren melk- flesch dikwijls zeer schadelijk, wanneer de productie grooter is geweest dan de verkoop. Alles bij elkaar genomen komen de papie ren flesschcn duurder dan de glazen fles schen, ook wanneer men bij deze laatste de verliezen door breuk en de kosten voor liet reinigen behoorlijk zwaar laat wegen. Aan genomen mag worden, dat de glazen flesch een gemiddelde levensduur heeft van 22 tot 30 dagen en dat bij de- groote reinigingsin stallatie één flesch breekt op ZYz, welke op nderc wijze verloren gaan, Veesterfte Noq steeds maakt het mond- fit klauwzeer slachtoffers. De aantallen sterfgevallen ten gevolge van mond- en klauwzeer hebben in de week 29 Januari t/m 4 Februari bedragen: 11 runde ren, 31 kalveren, 12 varkens en biggen en 1 schaap. Sedert de week 1926 Septemlber 1937 zijn tot dusverre aan deze ziekte bezweken: 6031 runderen, 6752 kalvern, 4829 varkens en biggen, 387 schapen en 85 geiten. £en tweetal, dat er wezen 111391 de staatkundige betrekkingen van de neu tralen onderling raken, op het spel staan d.w.z. voorzoover het de waarneming betreft van dc eigen, directe staatsbelangen." Ilij heeft gelijk „nergens is het beginsel vastgelegd, dat de staten zich moeten over leveren aan een onbeperkte kritiek op hui inwendige aangelegenheden door ander» staten." Maar hij dient niet uit het te verliezen, dat de „eigen directe staatsfc langen" voor de liberaal-democratische sis ten reeds daar beginnen, waar het gaat 0® de handhaving van hun liberaal, democra tisch karakter, hun liberalen, democrali- schen staatsvorm, waarvan de persvrijheid een wezenlijk bestanddeel is, niet alleen uit ontzag voor de individueele- vrijheid van de staatsburgers, maar ook omdat de niet* totalitaire staat juist in de persvrijheid, ue vrije kritiek 't middel vindt om zich door de criischc verwerking van nieuwe denkbeel den, voor of tegen ons en onze beginselen, te verrijken en te ontwikkelen. Wie van ons de prijsgave van deze persvrijheid verlangt, vraagt van ons een eenzijdige ontwapening» welke inderdaad niet met het be ginsel van neutraliteit strookt. Als dr. Bockhoff tenslotte constateert, dat „volledige neutraliteit logischerwijze ook de ontzegging inhoudt van het asylwcht voor Joodsche, marxistische, communistische emigranten, die door den autoritairen neu- traliteitspartner in het bijzonder als de or ganisatoren van de neutraliteitssabota# worden aangezien," raakt hij onze inwendi ge aangelegenheden nog dieper, te meer wanneer wij van andere zijde vernemen, dat wij wel internationale doorgangskampen I zullen mogen inrichten, waar de toelating dan nog onder Duitsche controle schijnt te zullen moeten staan. Totdusver was het aan ons om onze neu traliteit te handhaven en de gedachte i- ons vreemd, dat een aantal emigranten deze zouden kunnen sabotceren. Dr. Bock hoff kan, zoo zegt de N.R.Crt. tenslotte, df zorg voor onze neutraliteit rustig aan on> h in vl he Pe dri zot ais Wt hehi dan door vlooi Volg ind, rin? dan j «en ir Goanj piet d hebban /«nsloi Detvojjj pan Panseh Klaai «sico I *n St:

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1939 | | pagina 16