De Brabantsche Briet rooven op Borneo van Dré Hongerige Chineezen Vertrouwen in den dollar Malaria-epidemie in Transvaal Zaterdag 25 Maart 1939 Derde blad Kijkje in de Europeesche wijk van Baiikpapan. Chineezen worden gehouden. Wat zou Ne- derlandsch-Indië zonder de Chineezen moe ten beginnen? Zij vormen er feitelijk den handeldrijvenden middenstand. Inval van Chineezen. Nog kort geleden, enkele weken, was er een gebeurtenis, die de gemoederen hevig in beweging hield. In het Engelsche gedeelte van Borneo waren met jonken eenige hon derden Chineezen, vluchtelingen, aangeko men, uit hui land verdreven door den oorlog De Engelschen waren op die toevlucht van vreemdelingen niet gesteld en daarom trok ken de Chineezen naar Nederlandsch ge bied, in het woeste, dun bevolkte binnen land en maakten het de bevolking lastig. Die Chineezen wilden natuurlijk eten en traden hier en daar met ge weld op tegen de bevolking, die met hun voedselvoorraden niet berekend Amico, Ulvenhout, 23 Maart 1939; Paniek in de binnenlanden Pe hoogste weelde der Dajaks: LUIEREN Tjinegara in Ame- rikaansche wateren In de rustige zee aan bakboord en aan stuur boord telkens bergach tige eilandjes en eilan den. Sonis loopen we er dicht onder de kust van een en ^an kun~ nen we onder groen onderscheiden een klein dorpje of een bui-, tcohuis aan de zee De ze eilanden en eiland jes zijn geen Neder- landsch gebied, maar Amerikaansch en be- hooren tot de archipel I? der Philippijnen, die er i meer dan duizend telt. Bijna vier-en-twintig gSMfe uur geleden hebben we de Nederlandsche wateren verlaten. Het laatst wat ik van Nederlandsch gebied ge- licn heb, was de kust van Borneo en op dat enorme eiland betraden mijn voeten voor het laatst voor langen tijd Nederland sen grond. Dit was te Baiikpapan, de groote oliehaven aan Borneo's oostkust, ongeveer één graad zuiderbreedte. Een glimp van Borneo. Baiikpapan ligt aan een groote, diepe baai, een ideale natuurlijke haven en daar heb ik iets, maar o zoo weinig, kunnen lien van het eiland Borneo, dat veel meer dan tien maal zoo groot is als België en Nederland samen. En daar, aan de kust, ligt omgeven door bergen en oerwoud het plaatsje Baiikpapan met zijn tallooze pe- troleumtanks, zijn petroleumraffinaderijen en hooge, rookende schoorsteen en een paar kilometers verderop, ook aan de kust, het plaatsje zelf, het Europeesche deel als een fraai, maar warm villapark. Vierhonderd Europeanen wonen er „echte" Europeanen, meest Nederlanders en enkele Engelschen. Dajaks zijn lui. 'Als men er aankomt verwacht men er een nieuw soort inlanders te zullen zien, maar de echte inwoners van Borneo komen zelden in deze plaats, waar naar hun zin te hard gewerkt wordt. Op de havenkade ziet men Javanen, Madoereczen, Chineezen, Mieren, alle soorten rassen, behalve Da jaks, de eigenlijke bewoners van Borneo, dia een afschuw hebben van Baiikpapan, omdat men daar „werkt" en voor werken zijn de Dajaks niet te vinden. Ze leVen in de bosschcn en de vrijheid. Werken doen bij hen alleen de vrouwen. De mannen beoefenen de jacht en de vis- scherij, doch meer als sport, omdat meiï toch niet den geheelen dag met de handen over elkaar kan zitten. Vroeger beoefcii- den ze nog een veel schooner sport: oorlog voeren en koppensnellen, maar deze sport is door de Nederlandsche overheid verboden en het „koppen snellen" behoort nu zoo goed als tot het verleden. Doch tot geregeld werken zijn de Dajaks nog niet te bewegen. Ze konden er (voor hun doen) flink geld mede verdienen cn er zich allerlei dingen voor aanschaffen, die hun thans onbereikbaar zijn, maar zij verkiezen het Arije, ongebonden leven boven een bestaan van een zekere weelde, wanneer ze daar voor moeten werken. Hun hoogste weelde is (als bij zoovele Oostersche volken)" luie ren". Dientengevolge waren de peroleum-onder- nemingen op Borneo verplicht van elders werkkrachten te laten komen en zoo ziet men op de kade te Baiikpapan zoovele ras- Kn, met uitzondering van Dajaks, verecnigd Een druppel aan den emmer. Ieder verdient hier geld aan de petrole um, behalve de oorspronkelijke bewoners zelf, de Dajaks, daar dezen weigeren te werken. De exploitatie van oliebronnen begon bij Baiikpapan, maar breidt zich langzaam "it naar liet binnenland en er zijn al bronnen aangeboord vele kilometers van de kust en daar dringt langzaam dus ook de beschaving door, maar, gezien de on metelijke uitgestrektheid van het eiland, beteekent dit nog niet veel, Een feest is iets zeldzaams. Een uitstekende automobielweg verbindt de haven met het stadje en op dezen auto- Diobielweg ziet men geheel den dag een druk verkeer van auto's en wielrijders. In- landsche politie-agenten in keurige uniform doen er bewakingsdienst. Er ligt ook een klein garnizoen, maar dit is niet voor de handhaving van de rust, maar ter verdedi- Ring tegen een mogelijken buitcnlandschen vijand, want Baiikpapan is voor deze stre ken een oliehaven van buitengewone betee ken i6. De menschen, die er wonen, hebben niet veel vermaak, al is er dan een zeer goed ingerichte sociëteit met feestzaal, waar echter slechts zeldzaam iets te doen is. Een dezer dagen kwam er, op de doorreis, een Amerikaansch gezelschapje en gaf er een Hollvwood-revue. Op zoo'n avond blijft er van de Europeanen vrijwel geen mensch thuis. Het was voor Balipapan een gebeur tenis van belang, waarover men nog lang niet uitgepraat is. Geestdriftige menschen vertelden me, dat het feest tot vier uur in den morgen geduurd had. Chineezen de handeldrijvende middenstand. Er bestaan twee coöperatieve winkels, ééa voor de Europeanen en een voor de inlan ders. In dien winkel voor Europeanen is van alles te verkrijgen, van dameshoeden en Kinderpoppen tot schoensmeer, prentbrief kaarten en jenever toe. Bovendien zijn er n°K vele winkels en winkeltjes, die door waren, op zoovele lastige gasten. Hier en daar verliet de bevolking de dorpen en trok het oerwoud in, wanhopig en radeloos, tot de berich ten hiervan doordrongen tot de Ne derlandsche bestuursambtenaren. Kleine troepjes politie-agenten, bewapend met geweren en revolvers, onder bevel van Europeesche inspecteurs, trokken erop uit en werden natuurlijk door de bevolking als redders begroet. Niet eenvoudig was het in het onbegaanbare gebied vrijwel zonder we gen de ongelukkige onruststokers te vinden maar ten slotte gelukte dit toch. Reeds- en kele weken geleden konden honderd-zestig dier roovende Chineezen onder gewapend geleide naar de kust worden gebracht. Daar zijn ze met een stoomschip verder vervoerd naar Java, waar over hun lot beslist zal worden. Een heel klein stukje van het groote Chi- neesche drama, eenige honderden menschen, die uit angst en nood tot roovers werden om niet om te komen van den honger. Er moeten nog meerdere gevluchte Chineezen rond dwalen in de bin nenlanden van Borneo en op het oogenblik, dat ik deze regelen schrijf zijn nog patrouilles politic onder bevel van een Europecschcn aanvoer der naar deze vluchtelingen, die tot roovers werden, aan het zoeken in de wildernis van het uitgestrek te eiland, waar de arme bevolking tegen hen moet worden beschermd. Over den evenaar. Ruim een etmaal zijn we te Baiikpapan gebleven en enkele uren na ons vertrek heb ben we den evenaar gepasseerd, zonder dat iemand er acht op gaf. Bij schepen, die uit Europa komen, wordt het passeeren van den evenaar, van de „linie", gew.oonlijk tot een feest gemaakt. De nieuwelingen wor den dan met meer of minder plechtigheid „gedoopt" door Neptunus, een verklceden matroos, maar op de Tjinegara, die uit het zuiden komend, de linie passecert, is dat oogenblik ongemerkt voorbij gegaan. Er wa ren onder de Europeanen geen nieuwelin gen aan boord. Nog bijna vier-en-twintig uur hebben we aan bakboord nu en dan de kust van Bor neo kunnen zien, bergachtig, bedekt met dichte wouden, die bijna nimmer door een menschenvoet betreden zijn. Nu varen we tusschen de Phillippijnsche eilanden. Morgen zal ik te Zeboe het eerst voet op Ainerikaanschen bodem zetten. Twee dagen later bereik ik mijn voorloopi- ge bestemming: Manilla. J. K. BREDERODE. Chr. werkgevers maken bezwaar tegen kinderbijslagverzekering Adres aan de Tweede Kamer. Het bestuur van het Verbond van Protes- tantsch-Chrislelijke Werkgevers in Neder land heeft oen uitvoerig adres aan de Tweede Kamer gezonden, waarin eenige bezwaren tegen het wetsontwerp houdende wettelijke regelen inzake kinderbijslagver zekering zijn ontwikkeld. Groot bezwaar heeft het verbond tegen de bepaling, dat de bij uitvoering van het ontwerp te heffen premies niét mogen wor den verhaald op de loonen van de arbeiders Het verbond zou het veel juister achten, wanneer, zoo niet de verplichting, dan toch de mogelijkheid van prcmieverhaal in dit wetsontwerp zou worden opgenomen, Adressant stelt verder voor de loongrens te bepalen op f 3000 en den bijslag toe te kennen van het vierde kind af. Als twee menschen, - b.v. in den trouw, in het huwelijk, •malkaar nie willen of nie kunnen verstaan, dan wordt ieders leven éenen kluwen wèèrgaren. Dan is er al rap ginnen streng meer terug te vinden, dan is 't end en 't begin van dieën wèèr- boel kwijt. Dan staat zo'nen mensch in zijn eigen leven lijk 'n kat in 'n vrimd pakhuis. Dan staat zv-'nen mensch versuft en hulpeloos in z'n bestaan. t Opgezette huishouwentje wordt 'n helle- ke in zakformaat: 't leven van die malkaar niet-begrijpende, eigengereide menschkinders is naar den bliksem! Bij 't minste of geringste staat 't huishou wen op z'n kop. En van die ongelukken leest ge dagelijks in de krant. De weareld bestaat vandaag uit twee... m i 11 i a r d menschen die malkaar nie willen verstaan. De wear'ld staat dus op z'n kop. En van i ongelukken leest ge dagelijks in de krant. Van 't ontstaan van 't leven weten we niks. Ik bedoel: wetenschappelijk. Maar wèl weten we: 't eenmaal tierende leven kan nie bestaan zonder 'n volkomen harmonie. Weinig is noodig, om die harmonie te ver storen. Dat weinig is de stap van leven naar dood. Als in 't groote, onbegrijpelijk schoon-ge- organiseerde lichaam één kleine klier 't bijltje er bij neerlegt, dan gaat 't groote, sterke lichaam kwenen. Zonder volkomen harmonie kan ginnen grasspriet groeien. Kan 'nen mensch nie tie ren. Kan 'n huwelijk niet ontwikkelen. Kan 'n weareld nie draaien. De harmonie in deuze weareld? De gedachte daaraan doe oe lachen (als 'nen boer mee kiespijn, tenminste). De weareld"drAóit dan ook kapot. En daar is op heel de groote weareld al ginnen mensch meer, of hg ondergaat aan den lijve de gevolgen van zijn krakende wea reld. Kleine bloeikes missen den noodzakelijken inslag; missen veul warmte van de' liefde, want ze zijn dikkels „te veul" veur vader en moeder. De bloeien ondervinden, van den eersten oogenblik van hun bestaan, de ge volgen van 'n waereld die kapot draait. Ouwe menschen missen alles, van 'n pijp tabak tot kinderliefde, missen alles wat noodig is, aan licht en warmte in den avondschemer van den levensdag, die kil ten ende gaat. De jonge vrouw hee gin toekomst om ge lukkig in te droomen. De jonge man gin meugelijkheid om haar die toekomst te geven. De volwassen kearel slentert langs de we gels, of knutselt In 't gunstigst geval aan nuttelooze todden, maar hij ziet z'n gezin ver- zinken in den ermoei. En de volwassene, die werken mag, hij du.ft z'n eigen teugen niks meer verweren, hij is lafbek om den broode. En zoo, van jong tot oud, ondergaat ïeder- ren mensch aan den lijve de gevolgen van zijn krakende weareld! De kleine bloed wordt geknot van zijn prilstèn lévèndfcloel. De grijsaard snakt naar hpt Ende. Den jongen mensch ldbpt z'n eigen teugen 'nen onzichtbaren muur te pletter. De volwassene z'n kostelijke en fiere krach ten zijn weerdeloos. 't Onmisbare geluk is van deuze weareld vervlogen. Want de menschen willen malkaar nie meer verstaan. En ze staren versuft en hulpeloos in hun eigen leven „Has 'k nou maar 'ns kaarten krijg," zee den Fielp, toen we zoowijd waren mee onze gedachten, als we vorigen Zondag bij malkaar zaoten in zijn bakkerij en nog efkes wachtten op den vierden man. Want da's 't gekke, amico, alle menschen, tot den eenvoudigste toe, wéten, kénnen sje- cuur de kwalen van hun weareld, maar nie mand stikt hand of vinger uit, om die wea reld te helpen. „Ze kunnen 'r halemaal zoo lekker hover zeeveren," zee den Fielp: „maar gif mij maar 'ns dertien kaarten, 'k heb trek hin 'nen mal- schen piek!" Den Jaan was binnengekomen, den Blaau- we deelde de kaarten. En onderwijle vroeg den Blaauwe, zoo langs z'n neus weg: „dus gij voelt niks veur die moreelehoe is 't ook alweer?" „Moreele erbewapening," zee den Fielp en meteen stak ie 'nen vinger in z'nen mond, om de kaarten sjecuur te gaan steken. „Daar voel ik halles veur", zee den Fielp verstrooid, meer oog veur z'n spel, dan veur ons: „maarmisère mannen, misère!" riep ie ineens! Wij waren efkens verrast. Misère., nou-nou, dat zette mee 'nen plons in! „Pas," zee ik. „Pas," bromde den Jaan, die perbeerde deur den Fielp z'n kaarten henen te kijken. „Pas ook," riep den Blaauwe: „kom maar op, hedelachtbare!" „Mot ik heigens huitkomen?" vroeg den Fielp benaauwd. „Ik heb tenminste gegeven en zoo' draait de zon," zee den Blaauwe akelig zakelijk. „Dan 't beste peerd van stal," besloot den bakker en mee 'nen kolosalen dreun beukte- n-ie zijnen vuist op tafel ,als ie ruiten-twee spuide, erbij zeggende: „doet daar maar 'ns hiets teugen, prullemannen!" Den Jaan bekende gin kleur. En kleintjes, veurovergebogen, vroeg den Fielp hum: „zeg, sjerif, zoude nie 'ns fatsoendelijk bekennen?'" „Denkte soms, da'k versaak?" vroeg den Jaan vuil. „Ge zjjt er niks te goed veur," zoo reikte den Fielp 'n twijfelachtig bewijs veur goed en zedelijk gedrag uit „Nie bakeren," zee den Blaauwe: „hier!" En hij kwam veur mee ruiten tien. „Bakeren? Bakeren? Hasteblief, de negen", stoefde den bakker: „ge doe me niks, Blaauw stuk vergif". Maar ik had ook gin ruiten meer...! Gooide schuppen aas weg. Aai...! Ruiten op twee handen. Dat wierd lillijk. Den Fielp keek me 'ns ongeloovig aan. „Eh... eh... eh...?" stotterde-n-ie. „Ik kan ze nie maken, Fielp," troostte-n-ik hem. Toen begost den Blaauwe heel duidelijk en langzaam z'n kaarten te tellen. Dee heel be dachtzaam of ie den Fielp nou 'ns seerjeus en koud-onverschillig den nek gong afsnijen Toen keken ze malkaar aan, ze wisten nou percies van malkaar wat ze handen hadden en den Blaauwe zee toen: „Filippus, mokt oew testament maar, ik flans oe 'r in, veur vier slagen!" „Kinderen slaan his gin kunst," bromde den De elecfrificatie van het baanvak Amsterdam-Brussel Eerste bespreking te Utrecht ge voerd. Naar wij vernemen is onlangs op initiatief van de directie der Nederlandsche Spoor wegen te Brussel een bespreking gehouden door den directeur, ir. W. Hupkes, met de directie der Belgische Spoorwegen over de electrificatie van het baanvak Dordrecht- Antwerpen, om aldus te komen tot een electrische verbinding Amsterdam-Brussel. De wcnschclijkheid van een dergelijke ver binding werd door beide zijden erkend. Ter bestudeering van het vraagstuk is een commissie benoemd, waarin vertegenwoordi gers der technische en bedrijfsdirectie der spoorwegmaatschappijen zitting hebben. De eerste zitting van tleze commissie is gis teren te Utrecht gehouden. De meening van Morgenthau. De Amerikaansche minister van Finan cien, Morgenthau, heeft aan senator W ner, yoorzitter van de monetaire senaats commissie, een brief gezonden, waarin hij het volgende schrijft: Ik ben van meening, dat het goud in de Vereenigde Staten zal blijven aankomen in het tempo, waarin dit de laatste maanden is geschied. De goudwaarde van den dollar moet ge handhaafd worden op 35 dollar per ounce. In weerwil van een goudvoorraad van 15 milliard dollar is het niet noodig dezen voorraad te verminderen, met het oog op de onzekere internationale betrekkigneru Ik ben een tegenstander van «en terug keer tot het stelsel van den gouden stan daard van vóór 1933. Morgenthau wees er voorts nog op, dat men in den dollar het grootst mogelijke vertrou wen heeft. Honderden slachtoffers. In de door inlanders bewoonde districten van Noordelijk Transvaal is een hevige ma laria epidemie uitgebroken, waaraan reeds honderden bewoners zijn overleden. De au toriteiten zeggen niet in staat te zijn hét juiste aantal slachtoffers op te geven, doch erkennen, dat honderden inlanders gestor ven zijn, en dat duizenden aan de ziekte lijden. Ook zijn verscheidene Europeanen bezwe ken. mcerendeels kinderen van boeren in de buitendistricten. Met alle middelen wordt getracht de epi demie te stuiten. Op alle plassen met stil staand water wordt olie gegoten en inlan ders zijn bezig om broedplaatsen van ma lariamuggen langs de rivieroevers te vernie tigen. Het werk van den geneeskundigen dienst wordt door zware regenbuien sterk belemmerd: Het vluchtelingenkamp komt in Drenthe Stichting van een Katholieke, een Evangelisohe en een Jood- sche Kerk. Het staat thans vast, dat het vluch telingenkamp, hetwelk eerst op de Veluwe zou komen, wordt ingericht in de gemeente Westerbork bij Bei- len in de provincie Drenthe. Er zal zoo-spoedig mogelijk worden be gonnen met den bouw van ongeveer vijftig barakwoningen, terwijl ook de stichting van een Katholieke kerk, een Evangelische kerk en een Synagoge in de plannen is opgenomen. De nood der groentehandelaren Adres aan den minister. Door het hoofdbestuur van den Ned. R.K. Middenstandsbond is een adres gericht tot den minister van Economische Zaken, waar in den minister wordt verzocht de monopo- licrcchten op buitenlandsche versche groen ten tijdelijk op te heffen. In het adres wordt er op gewezen, dat de toestand in den groenten- en fruithandel, dien men door verschillende oorzaken reeds zeer precair kon noemen, thans uitermate zorgwekkend moet worden geacht, mede ten gevolge van de ongewoon strenge vorstpe riode in den afgcloopen winter. Den minis ter wordt met aandrang verzocht te willen bevorderen, dat de gevraagde maatregelen waarvan men verbetering in den noodtoe stand verwacht, op korten termijn worden genomen. bakker bleek: „ge wit wa'k hin m'n pooten eb." En den Fielp haalde 'nen vuilen misère mee... zeuven slagen! Hij zat veur schandaal. „Neeë, hover die moreele erbewapening denk ik zóó," begist ie: „da's 'n eel mooi hiets, maar..." „Maar 'nen misère mee zeuven slagen is 'n lillgk hiets!" zee den Jaan: „betèlen!" „Has gij zo'nen grooten muil hopzet," sprak den Fielp bleek, kalm van kwaaiëgheid: „dan, dan..." Toen kwam den Joost, uit Oosterhout, bin nen, den Sportman. „Dan gade maar verom naar oew Tonia", zee den bakker toen, nou den vijfden man bin nen was. Den Joost: „middag, jongens! Wa's dat nou? Den radio nog nie aangestoken? Om drie uur beginnen ze en 't is nou..." hij pakte z'nen horloge: ,,'t is nou al vijf minuten er veur! Zal 'k 'm efkes aansteken?" Den Fielp: „Neeë, zal 'k heigens wel doen; gij kunt uit hal die knobbekens toch gin wijs." Den Joost: itwie wint?" Den Jaan: „pas één potje gedaan. Maar..." Toen keek ie eerst 'ns den Fielp zijnen kant uit en... Janus zweeg. Den Joost: „kunde 't nogal winnen vanmid dag, Fielp?" Den Fielp: „ik kan Ilversum niet te pakken krijgen. Blaauwe perbeerde gij 'ns?" Toen: „Och, winnen. Wat za'k zeggen, Joost. We zijn sjuust begonnen. Net één potje gespuid." Den Jaan: ,,'n miserke." Den Joost: ,,'nen misère?! Sodemaerel! Dien had 'k gèren meegemokt! Wie?" Ik: „den Fielp, Joost." Den Joost: „en gehèAld, Fielp? Ja, zekers!" Den Fielp: „oemneu". Den Jaan: „op zeuven slagskes na..." Den Joost: „Zeu... zeu... hahaha! Zeuven slagen, Fielp?? Hahaha!!" Den Fielp: „lukt 't, Blaauwe?" In dieën geest, amico, wierd er wger ge kaart. Nou onder 't lawijt van 'nen zenuw- achtigen omroeper, die daar in den Anvers, in z'n radiokotje net zoo hard voetbalde als de twee-en-twintig voetballers in 't veld. En 't schéén er hard naar toe te gaan, want telkens moest er 'n „Oranjehemd" uit de kreukels gewreven worden! Ge wit van vroeger; den Fielp is in 't voet bal pro-Bels! En hij had gewed om vier krentemikken van de vorige week, dat de Belzen winnen zouwen. De krentenbroojen wierden uit den winkel gehaald en op den luidspreker geëtaleerd. Toen 't éénnul was, veur de Belzen, toen lee den Fielp bij eiken mik nog twee sigaren. En toen 't éénéén was, vroeg den Jaan of ie alvast één sigaar mocht opsteken. En den Fielp knikte vaderlijk, maar toch wel mee 'n bietje minachting veur den Jaan z'n slechte opvoeding of zoo iets. „Breng de mijne ook maar mee!" riep den Blaauwe: „want dat gepruts van die rooie duvels geven me zo'nen flaauwen smaak in m'nen mond." Tweeéén! En zonder dat er iemand zoo gauw erg in had, kwiek als ik 't zelden van 'm gezien had, greep den Fielp mee twee handen de sigaren uit den mond van den Blaauwe en den Jaan. En zonder 'n woord gong ie de peuken op den radio leggen. „Wij hebben wèl 'n fijn-uitgezaagd en kunstig ingelegd stukske gastheer," vond den Blaauwe. „Als ie 'nen misère mee zeuven slagen haalt en die Belze knoeiers 'n doel punt cadeau krijgen om ze 'n bietje aan te moedigen, dan is zijnhedelhachtbare nie om te genaken Den Fielp zweeg. Spuide z'n kaarten mee de noodige bonken op tafel en dee net of ie gek was. „En 't vuilste is," zee den Jaan toen teugen den Joost: „hij is nog teugen de moreele her bewapening ook!" „Wie beweert dat, hongeluk?'è vroeg den Fielp zoo kalm meugelgk. „Gij eigens, hardzak!" „Hikke?" En hg wees z'n eigen aan mee van verontweerdiging dichtgeknepen oogen, dat z'n kop er uitzag als 'n vergrooting van 'n bleirend zuigelingske. „Ebhikdatgezeed „Ja!" zee den Blaauwe volmondig, teugen beter weten in! „Dré, gij zgt den verstandigste: eb hjk dat gezeed?" 't Was zonde om neeë te zeggen. „Ja, Fielp." Drieeen! Veur de Belzen. Den Fielp stond op. Waggelde mee z'n zware lijf naar den radio, nam de krenten broojen onder den erm en brocht ze verom in den winkel. En zoo, amico, wierd er gepropt, gejudast, gelachen, ruziegemokt, gekwekt en leut ge produceerd, 'nen gosganschelijken middag lang. Als 't viervier was, zee den Fielp: „kek 's, Joost, tsitsoo. Hik ben, has weldenkend mensch, vaneigens vl&k veur die moreele er bewapening. Haltij eb 'k gewerkt veur 't hal- gemeen belang van Hulvenout, dus waarom zou 'k nou teugen m'n heigen gedacht hin- gaan?! Maar hik eb 'n ard oofd in de huitvoe- ring. Den eelen weareldkrippot his geschift! Gin bal dugt 'r meer van, waarofnie?" Den Joost knikte. „Dus..., dushik zeg, luister goed Jozelf, dus ik prittendeer: de leiding ee nie gedogen! Waarofnie?" De Joost knikte. „Wat zien we nou, Sjozèf? Eel de moreele erbewapening wordt hin enden genomen deur...? Deur de houwe garde, die den wagel zoo vierkant hin den klei liet rijen! Dus..., dus..., luister goed Jozefus, dus de haffaire, geleid d-.ur de heigenste zetbazen die de zaok heerst op de flesch lieten gaan, die nuuwe haffaire..., luister goed, Jozep..." Vijfvier! die krentenmikken blijven de mijn", was den Fielp z'n conclusie! Amico, 'k heb 'nen leutigen Zondagmiddag o'ad mee m'n ouwe, trouwe kameraads. Zoo lang ik die mag houwen, lach ik m'n eigen deur dieën geschiften krippot wel henen! Maar nou schei 'k er af. 't Is wellekes. Veul groeten van Trui, Dré III en den Eeker, en als altij, gin horke minder van oewen t.&.v. DRê!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1939 | | pagina 9