De Brabantsche Briet
rooven op Borneo
van Dré
Hongerige Chineezen
Vertrouwen in den dollar
Malaria-epidemie in
Transvaal
Zaterdag 25 Maart 1939
Derde blad
Kijkje in de Europeesche wijk van
Baiikpapan.
Chineezen worden gehouden. Wat zou Ne-
derlandsch-Indië zonder de Chineezen moe
ten beginnen? Zij vormen er feitelijk den
handeldrijvenden middenstand.
Inval van Chineezen.
Nog kort geleden, enkele weken, was er
een gebeurtenis, die de gemoederen hevig in
beweging hield. In het Engelsche gedeelte
van Borneo waren met jonken eenige hon
derden Chineezen, vluchtelingen, aangeko
men, uit hui land verdreven door den oorlog
De Engelschen waren op die toevlucht van
vreemdelingen niet gesteld en daarom trok
ken de Chineezen naar Nederlandsch ge
bied, in het woeste, dun bevolkte binnen
land en maakten het de bevolking lastig.
Die Chineezen wilden natuurlijk
eten en traden hier en daar met ge
weld op tegen de bevolking, die met
hun voedselvoorraden niet berekend
Amico,
Ulvenhout, 23 Maart 1939;
Paniek in de
binnenlanden
Pe hoogste weelde der Dajaks: LUIEREN
Tjinegara in Ame-
rikaansche wateren
In de rustige zee aan
bakboord en aan stuur
boord telkens bergach
tige eilandjes en eilan
den. Sonis loopen we er
dicht onder de kust
van een en ^an kun~
nen we onder groen
onderscheiden een
klein dorpje of een bui-,
tcohuis aan de zee De
ze eilanden en eiland
jes zijn geen Neder-
landsch gebied, maar
Amerikaansch en be-
hooren tot de archipel I?
der Philippijnen, die er i
meer dan duizend telt.
Bijna vier-en-twintig gSMfe
uur geleden hebben we
de Nederlandsche wateren verlaten. Het
laatst wat ik van Nederlandsch gebied ge-
licn heb, was de kust van Borneo en op
dat enorme eiland betraden mijn voeten
voor het laatst voor langen tijd Nederland
sen grond. Dit was te Baiikpapan, de
groote oliehaven aan Borneo's oostkust,
ongeveer één graad zuiderbreedte.
Een glimp van Borneo.
Baiikpapan ligt aan een groote, diepe
baai, een ideale natuurlijke haven en daar
heb ik iets, maar o zoo weinig, kunnen
lien van het eiland Borneo, dat veel meer
dan tien maal zoo groot is als België en
Nederland samen. En daar, aan de kust,
ligt omgeven door bergen en oerwoud het
plaatsje Baiikpapan met zijn tallooze pe-
troleumtanks, zijn petroleumraffinaderijen
en hooge, rookende schoorsteen en een paar
kilometers verderop, ook aan de kust, het
plaatsje zelf, het Europeesche deel als een
fraai, maar warm villapark. Vierhonderd
Europeanen wonen er „echte" Europeanen,
meest Nederlanders en enkele Engelschen.
Dajaks zijn lui.
'Als men er aankomt verwacht men er
een nieuw soort inlanders te zullen zien,
maar de echte inwoners van Borneo komen
zelden in deze plaats, waar naar hun zin
te hard gewerkt wordt. Op de havenkade
ziet men Javanen, Madoereczen, Chineezen,
Mieren, alle soorten rassen, behalve Da
jaks, de eigenlijke bewoners van Borneo,
dia een afschuw hebben van Baiikpapan,
omdat men daar „werkt" en voor werken
zijn de Dajaks niet te vinden.
Ze leVen in de bosschcn en de vrijheid.
Werken doen bij hen alleen de vrouwen.
De mannen beoefenen de jacht en de vis-
scherij, doch meer als sport, omdat meiï
toch niet den geheelen dag met de handen
over elkaar kan zitten. Vroeger beoefcii-
den ze nog een veel schooner sport: oorlog
voeren en koppensnellen, maar deze
sport is door de Nederlandsche overheid
verboden en het „koppen snellen" behoort
nu zoo goed als tot het verleden. Doch tot
geregeld werken zijn de Dajaks nog niet te
bewegen. Ze konden er (voor hun doen)
flink geld mede verdienen cn er zich allerlei
dingen voor aanschaffen, die hun thans
onbereikbaar zijn, maar zij verkiezen het
Arije, ongebonden leven boven een bestaan
van een zekere weelde, wanneer ze daar
voor moeten werken. Hun hoogste weelde
is (als bij zoovele Oostersche volken)" luie
ren".
Dientengevolge waren de peroleum-onder-
nemingen op Borneo verplicht van elders
werkkrachten te laten komen en zoo ziet
men op de kade te Baiikpapan zoovele ras-
Kn, met uitzondering van Dajaks, verecnigd
Een druppel aan den emmer.
Ieder verdient hier geld aan de petrole
um, behalve de oorspronkelijke bewoners
zelf, de Dajaks, daar dezen weigeren te
werken.
De exploitatie van oliebronnen begon bij
Baiikpapan, maar breidt zich langzaam
"it naar liet binnenland en er zijn al
bronnen aangeboord vele kilometers van
de kust en daar dringt langzaam dus ook
de beschaving door, maar, gezien de on
metelijke uitgestrektheid van het eiland,
beteekent dit nog niet veel,
Een feest is iets zeldzaams.
Een uitstekende automobielweg verbindt
de haven met het stadje en op dezen auto-
Diobielweg ziet men geheel den dag een
druk verkeer van auto's en wielrijders. In-
landsche politie-agenten in keurige uniform
doen er bewakingsdienst. Er ligt ook een
klein garnizoen, maar dit is niet voor de
handhaving van de rust, maar ter verdedi-
Ring tegen een mogelijken buitcnlandschen
vijand, want Baiikpapan is voor deze stre
ken een oliehaven van buitengewone betee
ken i6. De menschen, die er wonen, hebben
niet veel vermaak, al is er dan een zeer
goed ingerichte sociëteit met feestzaal, waar
echter slechts zeldzaam iets te doen is. Een
dezer dagen kwam er, op de doorreis, een
Amerikaansch gezelschapje en gaf er een
Hollvwood-revue. Op zoo'n avond blijft er
van de Europeanen vrijwel geen mensch
thuis. Het was voor Balipapan een gebeur
tenis van belang, waarover men nog lang
niet uitgepraat is. Geestdriftige menschen
vertelden me, dat het feest tot vier uur in
den morgen geduurd had.
Chineezen de handeldrijvende
middenstand.
Er bestaan twee coöperatieve winkels, ééa
voor de Europeanen en een voor de inlan
ders. In dien winkel voor Europeanen is
van alles te verkrijgen, van dameshoeden en
Kinderpoppen tot schoensmeer, prentbrief
kaarten en jenever toe. Bovendien zijn er
n°K vele winkels en winkeltjes, die door
waren, op zoovele lastige gasten.
Hier en daar verliet de bevolking de
dorpen en trok het oerwoud in,
wanhopig en radeloos, tot de berich
ten hiervan doordrongen tot de Ne
derlandsche bestuursambtenaren.
Kleine troepjes politie-agenten, bewapend
met geweren en revolvers, onder bevel van
Europeesche inspecteurs, trokken erop uit
en werden natuurlijk door de bevolking als
redders begroet. Niet eenvoudig was het in
het onbegaanbare gebied vrijwel zonder we
gen de ongelukkige onruststokers te vinden
maar ten slotte gelukte dit toch. Reeds- en
kele weken geleden konden honderd-zestig
dier roovende Chineezen onder gewapend
geleide naar de kust worden gebracht. Daar
zijn ze met een stoomschip verder vervoerd
naar Java, waar over hun lot beslist zal
worden.
Een heel klein stukje van het groote Chi-
neesche drama, eenige honderden menschen,
die uit angst en nood tot roovers werden om
niet om te komen van den honger.
Er moeten nog meerdere gevluchte
Chineezen rond dwalen in de bin
nenlanden van Borneo en op het
oogenblik, dat ik deze regelen schrijf
zijn nog patrouilles politic onder
bevel van een Europecschcn aanvoer
der naar deze vluchtelingen, die
tot roovers werden, aan het zoeken
in de wildernis van het uitgestrek
te eiland, waar de arme bevolking
tegen hen moet worden beschermd.
Over den evenaar.
Ruim een etmaal zijn we te Baiikpapan
gebleven en enkele uren na ons vertrek heb
ben we den evenaar gepasseerd, zonder dat
iemand er acht op gaf. Bij schepen, die uit
Europa komen, wordt het passeeren van
den evenaar, van de „linie", gew.oonlijk tot
een feest gemaakt. De nieuwelingen wor
den dan met meer of minder plechtigheid
„gedoopt" door Neptunus, een verklceden
matroos, maar op de Tjinegara, die uit het
zuiden komend, de linie passecert, is dat
oogenblik ongemerkt voorbij gegaan. Er wa
ren onder de Europeanen geen nieuwelin
gen aan boord.
Nog bijna vier-en-twintig uur hebben we
aan bakboord nu en dan de kust van Bor
neo kunnen zien, bergachtig, bedekt met
dichte wouden, die bijna nimmer door een
menschenvoet betreden zijn.
Nu varen we tusschen de Phillippijnsche
eilanden. Morgen zal ik te Zeboe het eerst
voet op Ainerikaanschen bodem zetten.
Twee dagen later bereik ik mijn voorloopi-
ge bestemming: Manilla.
J. K. BREDERODE.
Chr. werkgevers maken bezwaar
tegen kinderbijslagverzekering
Adres aan de Tweede Kamer.
Het bestuur van het Verbond van Protes-
tantsch-Chrislelijke Werkgevers in Neder
land heeft oen uitvoerig adres aan de
Tweede Kamer gezonden, waarin eenige
bezwaren tegen het wetsontwerp houdende
wettelijke regelen inzake kinderbijslagver
zekering zijn ontwikkeld.
Groot bezwaar heeft het verbond tegen
de bepaling, dat de bij uitvoering van het
ontwerp te heffen premies niét mogen wor
den verhaald op de loonen van de arbeiders
Het verbond zou het veel juister achten,
wanneer, zoo niet de verplichting, dan toch
de mogelijkheid van prcmieverhaal in dit
wetsontwerp zou worden opgenomen,
Adressant stelt verder voor de loongrens
te bepalen op f 3000 en den bijslag toe te
kennen van het vierde kind af.
Als twee menschen,
- b.v. in den trouw,
in het huwelijk,
•malkaar nie willen of
nie kunnen verstaan,
dan wordt ieders
leven éenen kluwen
wèèrgaren. Dan is er
al rap ginnen streng
meer terug te vinden,
dan is 't end en 't
begin van dieën wèèr-
boel kwijt. Dan staat
zo'nen mensch in zijn
eigen leven lijk 'n kat
in 'n vrimd pakhuis. Dan staat zv-'nen mensch
versuft en hulpeloos in z'n bestaan.
t Opgezette huishouwentje wordt 'n helle-
ke in zakformaat: 't leven van die malkaar
niet-begrijpende, eigengereide menschkinders
is naar den bliksem!
Bij 't minste of geringste staat 't huishou
wen op z'n kop. En van die ongelukken leest
ge dagelijks in de krant.
De weareld bestaat vandaag uit twee...
m i 11 i a r d menschen die malkaar nie willen
verstaan.
De wear'ld staat dus op z'n kop. En van
i ongelukken leest ge dagelijks in de krant.
Van 't ontstaan van 't leven weten we niks.
Ik bedoel: wetenschappelijk. Maar wèl weten
we: 't eenmaal tierende leven kan nie bestaan
zonder 'n volkomen harmonie.
Weinig is noodig, om die harmonie te ver
storen. Dat weinig is de stap van leven
naar dood.
Als in 't groote, onbegrijpelijk schoon-ge-
organiseerde lichaam één kleine klier 't bijltje
er bij neerlegt, dan gaat 't groote, sterke
lichaam kwenen.
Zonder volkomen harmonie kan ginnen
grasspriet groeien. Kan 'nen mensch nie tie
ren. Kan 'n huwelijk niet ontwikkelen. Kan 'n
weareld nie draaien.
De harmonie in deuze weareld?
De gedachte daaraan doe oe lachen (als
'nen boer mee kiespijn, tenminste).
De weareld"drAóit dan ook kapot.
En daar is op heel de groote weareld al
ginnen mensch meer, of hg ondergaat aan
den lijve de gevolgen van zijn krakende wea
reld.
Kleine bloeikes missen den noodzakelijken
inslag; missen veul warmte van de' liefde,
want ze zijn dikkels „te veul" veur vader en
moeder. De bloeien ondervinden, van den
eersten oogenblik van hun bestaan, de ge
volgen van 'n waereld die kapot draait.
Ouwe menschen missen alles, van 'n
pijp tabak tot kinderliefde, missen alles
wat noodig is, aan licht en warmte in den
avondschemer van den levensdag, die kil ten
ende gaat.
De jonge vrouw hee gin toekomst om ge
lukkig in te droomen.
De jonge man gin meugelijkheid om haar
die toekomst te geven.
De volwassen kearel slentert langs de we
gels, of knutselt In 't gunstigst geval aan
nuttelooze todden, maar hij ziet z'n gezin ver-
zinken in den ermoei.
En de volwassene, die werken mag, hij
du.ft z'n eigen teugen niks meer verweren,
hij is lafbek om den broode.
En zoo, van jong tot oud, ondergaat ïeder-
ren mensch aan den lijve de gevolgen van zijn
krakende weareld!
De kleine bloed wordt geknot van zijn
prilstèn lévèndfcloel.
De grijsaard snakt naar hpt Ende.
Den jongen mensch ldbpt z'n eigen teugen
'nen onzichtbaren muur te pletter.
De volwassene z'n kostelijke en fiere krach
ten zijn weerdeloos.
't Onmisbare geluk is van deuze weareld
vervlogen.
Want de menschen willen malkaar nie meer
verstaan. En ze staren versuft en hulpeloos in
hun eigen leven
„Has 'k nou maar 'ns kaarten krijg," zee
den Fielp, toen we zoowijd waren mee onze
gedachten, als we vorigen Zondag bij malkaar
zaoten in zijn bakkerij en nog efkes wachtten
op den vierden man.
Want da's 't gekke, amico, alle menschen,
tot den eenvoudigste toe, wéten, kénnen sje-
cuur de kwalen van hun weareld, maar nie
mand stikt hand of vinger uit, om die wea
reld te helpen.
„Ze kunnen 'r halemaal zoo lekker hover
zeeveren," zee den Fielp: „maar gif mij maar
'ns dertien kaarten, 'k heb trek hin 'nen mal-
schen piek!"
Den Jaan was binnengekomen, den Blaau-
we deelde de kaarten. En onderwijle vroeg den
Blaauwe, zoo langs z'n neus weg: „dus gij
voelt niks veur die moreelehoe is 't ook
alweer?"
„Moreele erbewapening," zee den Fielp en
meteen stak ie 'nen vinger in z'nen mond, om
de kaarten sjecuur te gaan steken.
„Daar voel ik halles veur", zee den Fielp
verstrooid, meer oog veur z'n spel, dan veur
ons: „maarmisère mannen, misère!"
riep ie ineens!
Wij waren efkens verrast. Misère.,
nou-nou, dat zette mee 'nen plons in!
„Pas," zee ik.
„Pas," bromde den Jaan, die perbeerde deur
den Fielp z'n kaarten henen te kijken.
„Pas ook," riep den Blaauwe: „kom maar
op, hedelachtbare!"
„Mot ik heigens huitkomen?" vroeg den
Fielp benaauwd.
„Ik heb tenminste gegeven en zoo' draait
de zon," zee den Blaauwe akelig zakelijk.
„Dan 't beste peerd van stal," besloot den
bakker en mee 'nen kolosalen dreun beukte-
n-ie zijnen vuist op tafel ,als ie ruiten-twee
spuide, erbij zeggende: „doet daar maar 'ns
hiets teugen, prullemannen!"
Den Jaan bekende gin kleur. En kleintjes,
veurovergebogen, vroeg den Fielp hum: „zeg,
sjerif, zoude nie 'ns fatsoendelijk bekennen?'"
„Denkte soms, da'k versaak?" vroeg den
Jaan vuil.
„Ge zjjt er niks te goed veur," zoo reikte
den Fielp 'n twijfelachtig bewijs veur goed en
zedelijk gedrag uit
„Nie bakeren," zee den Blaauwe: „hier!"
En hij kwam veur mee ruiten tien.
„Bakeren? Bakeren? Hasteblief, de negen",
stoefde den bakker: „ge doe me niks, Blaauw
stuk vergif". Maar ik had ook gin ruiten
meer...! Gooide schuppen aas weg. Aai...!
Ruiten op twee handen. Dat wierd lillijk.
Den Fielp keek me 'ns ongeloovig aan.
„Eh... eh... eh...?" stotterde-n-ie.
„Ik kan ze nie maken, Fielp," troostte-n-ik
hem.
Toen begost den Blaauwe heel duidelijk en
langzaam z'n kaarten te tellen. Dee heel be
dachtzaam of ie den Fielp nou 'ns seerjeus
en koud-onverschillig den nek gong afsnijen
Toen keken ze malkaar aan, ze wisten nou
percies van malkaar wat ze handen hadden
en den Blaauwe zee toen: „Filippus, mokt oew
testament maar, ik flans oe 'r in, veur vier
slagen!"
„Kinderen slaan his gin kunst," bromde den
De elecfrificatie van het baanvak
Amsterdam-Brussel
Eerste bespreking te Utrecht ge
voerd.
Naar wij vernemen is onlangs op initiatief
van de directie der Nederlandsche Spoor
wegen te Brussel een bespreking gehouden
door den directeur, ir. W. Hupkes, met de
directie der Belgische Spoorwegen over de
electrificatie van het baanvak Dordrecht-
Antwerpen, om aldus te komen tot een
electrische verbinding Amsterdam-Brussel.
De wcnschclijkheid van een dergelijke ver
binding werd door beide zijden erkend.
Ter bestudeering van het vraagstuk is een
commissie benoemd, waarin vertegenwoordi
gers der technische en bedrijfsdirectie der
spoorwegmaatschappijen zitting hebben. De
eerste zitting van tleze commissie is gis
teren te Utrecht gehouden.
De meening van Morgenthau.
De Amerikaansche minister van Finan
cien, Morgenthau, heeft aan senator W
ner, yoorzitter van de monetaire senaats
commissie, een brief gezonden, waarin hij
het volgende schrijft:
Ik ben van meening, dat het goud in de
Vereenigde Staten zal blijven aankomen in
het tempo, waarin dit de laatste maanden is
geschied.
De goudwaarde van den dollar moet ge
handhaafd worden op 35 dollar per ounce.
In weerwil van een goudvoorraad van 15
milliard dollar is het niet noodig dezen
voorraad te verminderen, met het oog op
de onzekere internationale betrekkigneru
Ik ben een tegenstander van «en terug
keer tot het stelsel van den gouden stan
daard van vóór 1933.
Morgenthau wees er voorts nog op, dat men
in den dollar het grootst mogelijke vertrou
wen heeft.
Honderden slachtoffers.
In de door inlanders bewoonde districten
van Noordelijk Transvaal is een hevige ma
laria epidemie uitgebroken, waaraan reeds
honderden bewoners zijn overleden. De au
toriteiten zeggen niet in staat te zijn hét
juiste aantal slachtoffers op te geven, doch
erkennen, dat honderden inlanders gestor
ven zijn, en dat duizenden aan de ziekte
lijden.
Ook zijn verscheidene Europeanen bezwe
ken. mcerendeels kinderen van boeren in
de buitendistricten.
Met alle middelen wordt getracht de epi
demie te stuiten. Op alle plassen met stil
staand water wordt olie gegoten en inlan
ders zijn bezig om broedplaatsen van ma
lariamuggen langs de rivieroevers te vernie
tigen. Het werk van den geneeskundigen
dienst wordt door zware regenbuien sterk
belemmerd:
Het vluchtelingenkamp
komt in Drenthe
Stichting van een Katholieke,
een Evangelisohe en een Jood-
sche Kerk.
Het staat thans vast, dat het vluch
telingenkamp, hetwelk eerst op de
Veluwe zou komen, wordt ingericht
in de gemeente Westerbork bij Bei-
len in de provincie Drenthe.
Er zal zoo-spoedig mogelijk worden be
gonnen met den bouw van ongeveer vijftig
barakwoningen, terwijl ook de stichting
van een Katholieke kerk, een Evangelische
kerk en een Synagoge in de plannen is
opgenomen.
De nood der groentehandelaren
Adres aan den minister.
Door het hoofdbestuur van den Ned. R.K.
Middenstandsbond is een adres gericht tot
den minister van Economische Zaken, waar
in den minister wordt verzocht de monopo-
licrcchten op buitenlandsche versche groen
ten tijdelijk op te heffen.
In het adres wordt er op gewezen, dat de
toestand in den groenten- en fruithandel,
dien men door verschillende oorzaken reeds
zeer precair kon noemen, thans uitermate
zorgwekkend moet worden geacht, mede ten
gevolge van de ongewoon strenge vorstpe
riode in den afgcloopen winter. Den minis
ter wordt met aandrang verzocht te willen
bevorderen, dat de gevraagde maatregelen
waarvan men verbetering in den noodtoe
stand verwacht, op korten termijn worden
genomen.
bakker bleek: „ge wit wa'k hin m'n pooten
eb."
En den Fielp haalde 'nen vuilen misère
mee... zeuven slagen! Hij zat veur schandaal.
„Neeë, hover die moreele erbewapening
denk ik zóó," begist ie: „da's 'n eel mooi hiets,
maar..."
„Maar 'nen misère mee zeuven slagen is
'n lillgk hiets!" zee den Jaan: „betèlen!"
„Has gij zo'nen grooten muil hopzet," sprak
den Fielp bleek, kalm van kwaaiëgheid: „dan,
dan..."
Toen kwam den Joost, uit Oosterhout, bin
nen, den Sportman.
„Dan gade maar verom naar oew Tonia",
zee den bakker toen, nou den vijfden man bin
nen was.
Den Joost: „middag, jongens! Wa's dat
nou? Den radio nog nie aangestoken? Om
drie uur beginnen ze en 't is nou..." hij pakte
z'nen horloge: ,,'t is nou al vijf minuten er
veur! Zal 'k 'm efkes aansteken?"
Den Fielp: „Neeë, zal 'k heigens wel doen;
gij kunt uit hal die knobbekens toch gin
wijs."
Den Joost: itwie wint?"
Den Jaan: „pas één potje gedaan. Maar..."
Toen keek ie eerst 'ns den Fielp zijnen kant
uit en... Janus zweeg.
Den Joost: „kunde 't nogal winnen vanmid
dag, Fielp?"
Den Fielp: „ik kan Ilversum niet
te pakken krijgen. Blaauwe perbeerde gij
'ns?" Toen: „Och, winnen. Wat za'k zeggen,
Joost. We zijn sjuust begonnen. Net één potje
gespuid."
Den Jaan: ,,'n miserke."
Den Joost: ,,'nen misère?! Sodemaerel!
Dien had 'k gèren meegemokt! Wie?"
Ik: „den Fielp, Joost."
Den Joost: „en gehèAld, Fielp? Ja, zekers!"
Den Fielp: „oemneu".
Den Jaan: „op zeuven slagskes na..."
Den Joost: „Zeu... zeu... hahaha! Zeuven
slagen, Fielp?? Hahaha!!"
Den Fielp: „lukt 't, Blaauwe?"
In dieën geest, amico, wierd er wger ge
kaart. Nou onder 't lawijt van 'nen zenuw-
achtigen omroeper, die daar in den Anvers,
in z'n radiokotje net zoo hard voetbalde als
de twee-en-twintig voetballers in 't veld.
En 't schéén er hard naar toe te gaan,
want telkens moest er 'n „Oranjehemd" uit
de kreukels gewreven worden!
Ge wit van vroeger; den Fielp is in 't voet
bal pro-Bels! En hij had gewed om vier
krentemikken van de vorige week, dat de
Belzen winnen zouwen. De krentenbroojen
wierden uit den winkel gehaald en op den
luidspreker geëtaleerd.
Toen 't éénnul was, veur de Belzen, toen
lee den Fielp bij eiken mik nog twee sigaren.
En toen 't éénéén was, vroeg den Jaan of
ie alvast één sigaar mocht opsteken. En den
Fielp knikte vaderlijk, maar toch wel mee
'n bietje minachting veur den Jaan z'n slechte
opvoeding of zoo iets.
„Breng de mijne ook maar mee!" riep den
Blaauwe: „want dat gepruts van die rooie
duvels geven me zo'nen flaauwen smaak in
m'nen mond."
Tweeéén!
En zonder dat er iemand zoo gauw erg in
had, kwiek als ik 't zelden van 'm gezien
had, greep den Fielp mee twee handen de
sigaren uit den mond van den Blaauwe en
den Jaan. En zonder 'n woord gong ie de
peuken op den radio leggen.
„Wij hebben wèl 'n fijn-uitgezaagd en
kunstig ingelegd stukske gastheer," vond den
Blaauwe. „Als ie 'nen misère mee zeuven
slagen haalt en die Belze knoeiers 'n doel
punt cadeau krijgen om ze 'n bietje aan te
moedigen, dan is zijnhedelhachtbare nie om
te genaken
Den Fielp zweeg. Spuide z'n kaarten mee
de noodige bonken op tafel en dee net of ie
gek was.
„En 't vuilste is," zee den Jaan toen teugen
den Joost: „hij is nog teugen de moreele her
bewapening ook!"
„Wie beweert dat, hongeluk?'è vroeg den
Fielp zoo kalm meugelgk.
„Gij eigens, hardzak!"
„Hikke?" En hg wees z'n eigen aan mee
van verontweerdiging dichtgeknepen oogen,
dat z'n kop er uitzag als 'n vergrooting van
'n bleirend zuigelingske.
„Ebhikdatgezeed
„Ja!" zee den Blaauwe volmondig, teugen
beter weten in!
„Dré, gij zgt den verstandigste: eb hjk dat
gezeed?"
't Was zonde om neeë te zeggen. „Ja,
Fielp."
Drieeen! Veur de Belzen.
Den Fielp stond op. Waggelde mee z'n
zware lijf naar den radio, nam de krenten
broojen onder den erm en brocht ze verom in
den winkel.
En zoo, amico, wierd er gepropt, gejudast,
gelachen, ruziegemokt, gekwekt en leut ge
produceerd, 'nen gosganschelijken middag
lang.
Als 't viervier was, zee den Fielp: „kek 's,
Joost, tsitsoo. Hik ben, has weldenkend
mensch, vaneigens vl&k veur die moreele er
bewapening. Haltij eb 'k gewerkt veur 't hal-
gemeen belang van Hulvenout, dus waarom
zou 'k nou teugen m'n heigen gedacht hin-
gaan?! Maar hik eb 'n ard oofd in de huitvoe-
ring. Den eelen weareldkrippot his geschift!
Gin bal dugt 'r meer van, waarofnie?"
Den Joost knikte.
„Dus..., dushik zeg, luister goed Jozelf,
dus ik prittendeer: de leiding ee nie gedogen!
Waarofnie?"
De Joost knikte.
„Wat zien we nou, Sjozèf? Eel de moreele
erbewapening wordt hin enden genomen
deur...? Deur de houwe garde, die den wagel
zoo vierkant hin den klei liet rijen! Dus...,
dus..., luister goed Jozefus, dus de haffaire,
geleid d-.ur de heigenste zetbazen die de zaok
heerst op de flesch lieten gaan, die nuuwe
haffaire..., luister goed, Jozep..."
Vijfvier!
die krentenmikken blijven de mijn",
was den Fielp z'n conclusie!
Amico, 'k heb 'nen leutigen Zondagmiddag
o'ad mee m'n ouwe, trouwe kameraads. Zoo
lang ik die mag houwen, lach ik m'n eigen
deur dieën geschiften krippot wel henen!
Maar nou schei 'k er af. 't Is wellekes.
Veul groeten van Trui, Dré III en den
Eeker, en als altij, gin horke minder van
oewen t.&.v.
DRê!