ir' Nieuw Raadsel De juffer van de Beukenhoeve B&iJte, fonyetti en meitjel! Nee, er zijn ditmaal niet al te veel briefjes gekomen. Ik kan ze tellen van de week, maar... er is een excuus voor. Midden in de week een feestdag, de Hemelvaartsdag en die door allemaal natuurlijk gebruikt is, niet om brieven naar den Kindervriend te sturen, maar om eens fijn uit te gaan of om buiten te spelen. Nu, eerlijk gezegd, ik kan jullie niet helemaal ongelijk geven hoor. Profiteer er maar van. Het raadsel bleek voor vele nogal een struikelblok te zijn. Dat is vreemd, want het was heus niet zo'n vreemd woord, Enfin, van de week dan maar een extra-makkelijk. Het boek krijg je thuisgestuurd. TRIJNIE VAN LOENEN, N oord- Scharwoude, die we natuurlijk hartelijk feliciteren. Het bek krijg je thuisgestuurd. En nu de briefjes. Gcrrit en Coba Blom, Petten. De teke ning heb ik ontvangen, Gerrit. Ik dank je er wel voor. Ik vind hem heel mooi. Maak je er nog eens een voor me? Ik lees, dat de ziekte weer voorbij is. Fijn kerel! Ziek zijn in het voorjaar is niets gedaan. Dan kan je beter buiten spelen met je vrienden. Wat jij! Trijnie van Loenen, Noord-Scharwoude." Ja, dat hadden jullie wel aan het verkeerde eind Trijnie en Agatha. Vorige week mocht er wel degelijk een briefje geschreven wor den. Het was jammer, dat ik nu geen epistel van jullie ontving, maar... volgende week beter. Dan vier kantjes? Trien Tysen, Anna Pafilowna. Ja, ik kan me best voorstellen, dat het je spijt, dat meester Mol weggaat. En jij zal heus niet de enige zijn denk ik. Doe hem mijn groe ten maar. Niet vergeten hoor! Heb je de fiets van je oom al gekregen? En heb je er al op gepeddeld?, Dat moet je me volgende week eens schrijven. Af ge sproken Bep Tyssen, Anna Paulowna. Dat was een dikke brief Bep, en met een massa nieuws er in óok. Ik heb hem met plezier gelezen. Ja, van B.K.C. weet ik. Wat een strop dat ze verloren hebben hè? Maar ja, dat is nu eenmaal bij de voetballerij zoo. Niets aan te doen en... volgend jaar beter. Tot a.s. Zaterdag! te O... o... o... daar is weer een vriendinnetje, dat vergeet haar naam en adres bij te voegen. Wat dom, wat verschrikkelijk dom. Want als zy nu het raadsel goed heeft opgelost, hoe moet ik dan weten waarheen ik het boek moet stu ren. Wie ben je, meisje, dat vorige week haar kiezen heeft laten trekken Hoor ik het volgende week? Jack v. d. CappeUe, Schagen. Ik heb vroeger ook eens duiven gehad en ben van plan binnenkort weer te nemen. Maar je hebt geljjk, dat ze zich zo verschrikkelijk snel vermenigvuldigen. Zo heb je er een paar en zo een hele zwerm. Daar moet je natuurlijk voor oppassen. Geri Dekker, Scha gerbrug. Ik zou dat aardige tuintje van jou best soms eens een keer willen zien Geri. Maar misschien dat zich daartoe nog wel eens de gelegenheid voordoet. Van je avonturen in het bootje in de sloot voor het huis heb ik gehoord. Pas maar op, dat je niet bij de vissen op bezoek gaat...! Nelie de Vet. Ja hoor Nelie, de brief was zo groot genoeg. En hij was gezellig geschreven. Ik lees er in, dat vader en moe der gauw 25 jaar getrouwd zijn-. Nu, dat belooft een feest te worden. Misschien kom ik nog wel even aanlopen. Mag dat? Krijg ik volgende week weer een brief van je? Ja...? CorneUa Zwaa.i, Schoorldam. Cornelia vertelt me, dat ze op school aan het corres ponderen is met een meisje uit. Leuk is dat, zeg. Jullie worden vast en zeker nog eens vriendinnen. Hoe staat het met de biggen- familie. Zijn ze allemaal gezond en wel die kleine knorders? Dick Keuris, Kolhorn. En hier hebben we de pryswinaar van het boek van vorige week. Was het naar je zin Dick en heb je het al gelezen? Dat hoor ik graag de vol gende maal eens van je. Goede oplossingen ontvangen van: Trien T., Anna Paulowna; Bep T., Anna Paulowna; Jack v. d. C., Schagen; Geri D., Schagerbrug; Nelie de V,; Jan D., Anna Paulowna; Dick K, Kolhorn; Henny R., Anna Paulowna; Trijnie L., Noord-Schar- woude. Oplossing raadsel vorige week Mees, pels, mol, oom, pop, els. Geheel: Pompelmoes. 123456789 10 11 12 XXXXXXXXX X X X 1 heel weinig. 2 lichaamsdelen. 3. niet boven. 4 lawaai-artikel. 5 vrucht. 6 logeer-gelegenlieid. 7 waterkant. 8 stof, 9 vogel. 10. vindt men by schepen, 11 pas ontdekt, of gemaakt, 12 beddegoed. DE INKTPOT EN HET KUIKEN. Een magnetisch verkeersbord Om het aantal verkeersongelukken steeds kleiner te maken, al gaat de techniek steeds vooruit en wordt het verkeer steeds druk ker, heeft men in verschillende steden scholen, waar je precies de verschillende verkeersregelen kunt leren. Nu heeft een Duitse firma een bord uitgevonden, waarop men heel duidelijk verschillende verkeers toestanden kan laten zien. Dit bord is na melijk van ijzer. De zijkanten zijn dof zwart en daar kan je op schrijven. Op het bord zijn 'heel zwak verschillende lijnen aangegeven, die de straten voorstellen. Verder zijn er vele kleine figuurtjes bij," mensen, auto's, trams, fietsen, wagens en alles, wat er alzo in een straat te zien is. Ook verkeersborden horen bij de uitrus ting. Al die kleine figuurtjes blijven door een magnetische kracht' aan het ijzeren bord hangen en op die manier kunnen ze vrij naar alle kanten verschoven worden. Het zal ongetwijfeld het onderwijs in de regelen van het verkeer erg veel gemak kelijker maken, omdat iedereen nu ook werkelijk kan zién, voor wat voor situa ties hij kan komen te staan. door Lies Helgers. Even buiten het dorp stond een prachtig groot huis in een schitterend aangelegd park. „De Beukenhoeve" heette dat huis en daar woonden meneer en mevrouw Er kerbeek van Leuven met hun enig kind Norma. Meneer en mevrouw hielden dol veel van hun dochtertje en ze waren altijd zo voorzichtig met haar, alsof ze van porse lein was. Norma mocht dit niet en Nprfria mocht dat niet, want altijd waren haar ouders bang, dat er iets met haar zou ge beuren. Ze was ook nooit met de dorpskin deren op school geweest, want meneer en mevrouw Erkerbeek van Leuven waren bang, dat die kinderen, die allemaal uit ar me families kwamen, misschien ziekten on der de leden hadden en die ziekten op Nor ma zouden overbrengen. Zo kwam het, dat Norma een verwend kind was geworden. Iedereèn in huis deed, wat Norma wilde. Ze had altijd van een eigen gouvernante les gekregen en ging heel weinig met andere kinderen om. Soms kwam er een nichtje op de Beukenhoeve logeren, maar dat duurde toch nooit lang. Norma dacht er pok nooit aan om zich met de dorpskinderen te bemoeien. Ze vond, dat die kinderen er allemaal arm en vies uitzagen en ze haalde haar fijne neusje voor hen op. De kinderen en ook de grote mensen van het dorp groetten Norma altijd heel be leefd. „De juffer van de Beukenhoeve" noemden ze haar. Maar Norma groette lang niet altijd terug. Ze vond het niet nodig om iedereen te groeten. Er was één ding, dat Norma wel mocht van haar ouders, zonder dat ze daarbij dachten, dat er wel eens een ongeluk met hun dochter kon gebeuren, en dat was: paardrijden. Haar vader was zelf een harts tochtelijk paardrijder en hij had een paar mooie rijpaarden in de stallen staan. Nor ma had een eigen paard, ..Marion" heette het en elke dag ging zij een heel eind rij den. Dan kwam ze eerst langs de eenvou dige arbeidershuizen en als ze daar in ga lop langs reed, keken de mensen elkaar aan pn zeiden: „Daar gaat de juffer weer! Wat die.toch altijd hard rijdt. Er gebeurt nog eens een ongeluk met haar! Dat die ouders, dat goed vinden F' Maar Norma dacht niet aan gevaar, ze hield van het paard en ze vond niets heerlijker dan door de bossen en langs de velden te rijden. Uit de verte riep ze dan al, als er iets op haar weg stond: „Uit de weg!" En zonder een ogenblik haar vaart te minderen reed ze dan door. Ze was er zeker van, dat de men sen wel voor haar uit de weg zouden gaan. Een rit in het voorjaar. Op een keer ging Norma weer uit rijden. Het was heerlijk voorjaarsweer en ze was van plan om eens een flink eind weg te gaan. Heel recht zat ze op haar paard en ze keek trots in het rond. Een paar boeren tikten aan hun pet en zeiden: „G'nmórgen, juffer"! Norma knikte alleen. Ze was al voorbij, voor ze antwoord kon geven. Even later kwamen een paar kinderen aan. Een klein jongetje zwaaide al uit de verte en riep „Dag! Dag!" Het jongetje zag er erg vies uit. Norma reed met afgewend hoofd langs de arme kinderen! „Bah, wat zagen die er vies uit! Wat zouden die toch voor huis hebben. Ze was maar blij, dat zij altijd mooie kleren mocht dragen en in een mooi huis woonde. Die mensen zouden vast ook nooit aardig voor hun kinderen zijn, an ders liet je ze toch niet zó over straat lo pen!" Even later was Norma het alweer verge ten en reed vrolijk verder. Toen zag ze in de verte een meisje met een wagentje lopen. Ze reed nu op een mul le zandweg en de weg was vrij smal. Heel hard riep Norma: „Uit de weg daar!". Nu zag Norma ook, dat er een ander klein meisje in de wagen zat. „Uit de weg!" riep ze nog eens, maar zelf verminderde ze haar vaart niet. Ze kwam steeds dichterbij cn het meisje was nog niet weg. Ze kon de wagen niet gemakkelijk tegen de hoge berm optrekken. En toen gebeurde het.... Het ongeluk. Het paard werd angstig, toen het de kin deren voor zich zag, het maakte een paar onverwachte sprongen, schopte toen de wa gen omver, struikelde, trapte een paar maal cn stond toen hijgend stil. Doodsbleek hield Norma zich aan de teugels vast en keek achter zich, waar ze nu alleen het snikken van het oudste meisje hoorde. De wagen lag omver getrapt, het kleine kindje lag er onder en bewoog zich niet. Het oudere zus je hield huilend haar handen om haar been geklemd. Norma bedacht zich even, stapte toen af en liet Marion alleen staan. Het kindje in de wagen lag met haar gezichtje in het zand en er kwam bloed uit een diep gat in haar hoofd. Het zusje keek wanhopig naar Norma en huilde: „Mijn been! Mijn been! Wat is er met Marietje gebeurd? Pak Marietje eens op!" Norma draaide de wagen om en pakte het kleine kindje op. Norma keek even naar de dunne, armoedige kleren en toen naar het doodsbleke gezichtje. Wat had -e gedaan! Het was haar schuld, zij had nog wel kunnen inhouden! Ze legde het kindje weer neer, haalde een zakdoek uit haar zak en legde dat op de gapende wond. Toen zei ze: „Ga mee, ik zal jullie wegbrengen! Waar woon je?" „In de Kerkstraat, juffer! Maar ik kan haast niet lopen, mijn been doet zo'n pijn. O juffer, als Marietje maar niet dood is!" Dood? Daar had Norma nog niet eens aan gedacht. Angstig keek ze naar het meis je, dat voor haar lag, het kleine gezichtje was heel bleek en het bloed kleurde de zak doek helemaal rood. „Kan jij hier blijven zitten? Ik zal je zusje wegbrengen en hulp halen. Hoe heet je? Annie? Goed, blijf jij maar rustig zitten, Annie. Marietje is niet dood, geloof ik". Norma in de Kerkstraat. Ze pakte het kleine meisje op en droeg haar weg. En zo kwam Norma Erkerbeek van Leuven voor het eerst in de heel arme buurt van het dorp. Ze keek niet om zich heen, terwijl ze het meisje naar huis droeg. Ze gaf geen antwoord op de vragen van de mensen en gaf eindelijk het kind aan de moeder over. die in huilen uitbarstte, toen ze haar dochtertje zag. „Annie zit nog op de landweg", zei Nor ma toen en ze hoorde zelf, hoe vreemd haar stem klonk. „Ik heb hen aangereden met mijn paard. Ik zal haar gaan halen." Nu pas zag Marietjes moeder, dat het de juffer van de Beukenhoeve was, die haar kind gebracht had. Maar meteen was Nor ma alweer weg en vroeg aan een man om mee te gaan en Annie te halen. Toen later de dokter kwam, bleek, dat Annie's been verstuikt was en dat Marietje een hersenschudding had en bovendien veel bloed had verloren door de wond aan haar hoofd. Ze moest versterkende midde len hebben, zei de dokter, maar toen zei Annie's moeder: „Dokter, ik zou alles wil len geven, maar waar moet ik geld van daan halen voor versterkende middelen? We hebben het toch al zo arm." Norma, die al die tijd gebleven was, zei niets. Ze dacht er niet eens aan, dat ze nu in zo'n heel arm huis was. Ze vond de moeder van de meisjes heel aardig en ze kreeg een kleur van schaamte, toen Annie zei: „De juffer kon er niets aan doen, moe der, ik week niet vlug genoeg uit!" Toen Norma weer naar huis ging, reed ze heel langzaam en voorzichtig en week voor iedereen uit. Ze vertelde aan haar ouders wat er gebeurd was en toen haar moeder haar een zoen gaf en zei: „O, kind je, wat ben ik blij, dat er niets met jou is gebeurd!" zei Norma: „Ja, moeder, maar die arme kinderen dan? Hun moeder was zo wanhopig en ik schaamde me zo en ze hebben niet eens geld om versterkende middelen te kopen!" Hoe Norma hielp. Die avond kwam Norma heel laat nog beneden in haar pyama. Ze bleef aarzelend bij de deur staan en zei: „Vader en moe der, vindt u het goed, als ik morgen vruch ten breng aan Marietje. Ik kan er niet van slapen. Stel je voor, dat ze dood was ge gaan! Mag ik elke dag iets aan Marietje gaan brengen?" Toen trok mevrouw Er kerbeek haar dochtertje naar zich toe en zei: „Dat is goed, kindje. We zullen met el kaar zorgen, dat Marietje weer gauw hele maal beter wordt. Pieker er nu maar niet meer over en ga maar lekker slapen". Zo kwam het, dat Norma voortaan elke dag naar de Kerkstraat ging, waar de arm ste mensen van het hele dorp woonden en daar lekkere vruchten en andere verster kende middelen bracht. En toen Mariètje alweer helemaal beter was, bracht Norma toch nog geregeld iets lekkers bij haar. Het ongeluk had Norma helemaal veranderd. Ze ging nu ook naar de andere mensen in het dorp en praatte vriendelijk met ieder een en als er zieken waren, hielp ze door goed eten en bloemen te brengen. Als de mensen uit het dorp haar nu te genkwamen, terwijl ze een ritje op Marion maakte, groetten ze al van verre en riepen vriendelijk: „Dag juffer!" en dan wuifde Norma terug en riep: „Dag Klaas, groeten aan je vrouw!" of iets anders, dat hartelijk en aardig was en het duurde niet lang meer of iedereen hield van „de juffer van de Beukenhoeve" en Norma had zich nog nooit zo gelukkig gevoeld. EEN SNELWERKENDE BRANDSPUIT. Het is heel dikwijls nodig, dat de brand weer direct met blussen kan beginnen als de wagens bij de plaats van de brand aan komen. Maar meestal is dat niet direct mo gelijk. Er gaan altijd nog wel een p ar mi nuten verloren voor de spuiten werkelijk water geven. In een grote fabriek voor brandweerma teriaal in Duitsland, de fabriek van Métz, is nu een nieuwe spuit uitgevonden, waarbij het mogelijk is om direct bij aankomst met blussen te beginnen. Een bepaalde inrich ting op de brandweerauto maakt het mo gelijk om al, terwijl de auto naar de plaats van de brand rijdt, de bluspomp in werking te stellen. Tegelijk kan het waterventiel geopend worden en ook het ventiel naar de voorraadkamer van het schuimblusmiddel. Met één beweging worden de drie leidin gen van de schuimblusslangen opengesteld. Op het ogenblik, dat de auto stilstaat, zijn de drie schuimblusslangen meteen in staat om schuim uit te spuiten. Twee spuiten zijn met slangen van 25 meter en één met een slang van 35 meter aan de wagen bevestigd. Ze zijn bovendien zo gemaakt, dat de spui ten ook al kunnen werken, terwijl de slan gen nog niet zijn afgerold. Verder kunnen nog vier andere slangen aangesloten wor den. Er is een pomp in de wagen, die 2500 liter kan verwerken en een straal van 80 meter hoogte kan vormen. De tank bevat ruim 2000 liter water en 200 liter schuimex- tract. De hele wagen is zo gebouwd, dat hij gemakkelijk over moeilijk terrein kan rij den. Vooral- bij vliegtuigongelukken, wan neer vliegtuigen brandend naar beneden storten kunnen deze nieuwe brandweerin richtingen grote dienst bewijzen en men verwacht er dan ook veel van. DICHTBIJ LAND. Het schip was midden op zee en ner gens was land te bekennen. „Steward!" zei een passagier, die zich helemaal niet goed voelde en in een stoel aan dek lag. „steward, hoe ver zijn we nog van land af?" „Drie kilometer, meneer", antwoordde de steward ongeduldig want hij had die vraag al wel tien maal gehoord in de laatste uren, en eens raakte zijn geduld op, hoewel hij medelijden had met den man, die erg zee ziek was. „Nog maar drie kilometer, gelukkig!" zuchtte de passagier. „In welke richting?" „Naar beneden!" was het onverwachte antwoord! DOOR EDGAR RICE BURROUGHS 34. Spike ging zyn mensen voor op de zijweg links van het grote pad, die een slingerweg bleek te zyn door het kreupelhout. Doch ze hadden nauwelijks een honderd meter afge legd, toen ze aan een groot open veld kwa men. Hier hielden ze stil aan de rand van het woud, wachtten en luisterden. Eerst kwamen de menselijke stemmen dichterbij, totdat de reizigers begrepen, dat de mensen op het zelfde pad liepen waarlangs zij getracht hadden te ontkomen. Spike keek om naar een schuilplaats, maar er was er geen. Als laatste redmiddel begon Spike langs de rand van het bos te rennen, en beduidde de ande- zag Gonfala de mensen, die hen zo'n schrik hadden aangejaagd. Eerst kwam er een dozijn zwarten, die twee aan twee liepen, elk een paar grote leeuwen met zich aan de teugel voerend. Daarachter liep een escorte blan ken, die er vreemd gekleed uitzagen. Allen waren gewapend met speren, zowel als met ren hem te volgen. Terwijl ze achterom keek, zwaarden. Een van de krijgers droeg iets. dat aan zijn zijde slingerde. Zelfs op een af stand kon men zien, dat het -een mensenhoofd was.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1939 | | pagina 14