Geestelijk Leven TROUW AKKERTJE UITENLANDSCH VERZICHT GRATIS CADEAU BERTELS' Ingezonden Alktnaarscbe Kaasmarkt Overtollig haar Terlep's Drogisterij Zaterdag 10 Juni 1939 Tweede blad door ASTOR Waaraan twijfelt men in dezen tijd eigen lijk niet? Is het niet of elk geloof in geestelijke waarden bezig is te versterven? Het heeft #r allen schijn van of hoe langer hoe meer ilechls twee factoren heel het wereldge beuren beheerschen n.1. machtsbegeerte en geld. Ieder, die geregeld de couranten leest, niet alleen om er wat nieuws uit te putten, maar vooral om de geweldige spanningen in de wereld zooveel mogelijk te begrijpen en t,e verklaren, ziet zich altijd weer voor dezelfde pijnlijke vraag gesteld: wat bezielt toch die menschen, welke die spanningen .veroorzaken, waarom is het hun toch te idoen? Als wij woorden zouden mogen gelooven, 'dan willen de opperste vertegenwoordigers der volken niets vuriger dan het welzijn yan de millioenen menschen,die aan hen de piacht hebben gegeven of-over wie zij zich de macht hebben aangematigd. Maar wie gelooft hen? Moet- het zelfs den allereenvoudigsten mensch niet treffen, als hij bijvoorbeeld aan pijn radio al die redevoeringen beluistert ,van de tegenwoordige staatslieden, dat zij steeds beweren den vrede te willen? De as Róme-Berlijn, zoo heet het, is de waarborg yoor den Europeeschen verde. Maar even eens verkondigen de woordvoerders der de mocratieën, dat zij vrede, vrede, niets dan ;yrede willen. Tegelijk echter kunnen wij opmerken, hoe alles zich op den oorlog voorbereidt en hoe de bevolkingen der verschillende landen iworden uitgeplunderd om een militairisme in stand te houden, dat tot in het krankzin- ige wordt opgevoerd en hoe diezelfde vol len stelselmatig vertrouwd worden ge maakt, met de gedachte, dat op den duur een wereldoorlog onvermijdelijk is en men jer dus materieel en geestelijk zich op moet instellen. Dientengevolge zien wij in onzen tijd, dat een fabelachtig groote hoeveelheid [(fysieke en intellectueele) kracht onttrok ken wordt aan de voortbrenging van stof felijke en geestelijke waarden om misbruikt te worden voor louter vernielingswerk d.i. yan werk, dat ten doel heeft zoowel men- eehenlevens als door arbeid voortgebrachte goederen te vernietigen. Ik heb hierboven geplaatst dat kleine fcimpele woordje „trouw." Ik deed het welbewust; ik deed het, omdat «en der dingen, welige mij dagelijks hinde ren en benauwen, dat gebrek aan trouw is, dat ik waarneem juist bij hen, tot wie de wereld opziet,-voor een groot deel met ver trouwen. 1 Want het gros der menschen is naief en heeft er geen begrip van hoe er met woor- !en gespeeld wordt en hoe achter mooie rasen 'heel leelijke bedoelingen worden ver iorgen, hoe „plechtige" verdragen en „hei lige" beloften worden geschonden. Zelf im- mers voelen zij het als een zeclelijken plicht om trouw te zijn aan een eens gegeven .woord, aan een afspraak, aan een belofte; zij zouden zich schamen ontrouw te zijn. Maar let nu eens op velen hunner, die de wereld regeeren en in wier handen het ,Iot van millioenen menschen ligt! Waar is hun trouw? Frankrijk en Engeland hadden aan Tsje cho-Slowakije hun steun beloofd en onder leiding van Fransche deskundigen was tegen de Duitsche agressie in het vroegere Bolie- ïnen een Maginot-linie gebouwd. Toen ech ter de nood aan den man kwam en weer een punt van het program van „Mein Kampf" stond te worden uitgevoerd, vloog de man met de paraplu uit Engeland naar München, tegelijk met Daladier en het land van Masarijck werd volkomen in den steek gelaten. Op den lOden November 1933 hield Adolf Hitier een rede in Berlijn, waarin hij uit riep „wanneer heeft het Duitsche volk ooit zijn woord gebroken?" Den 30-sten Januari 1937 zegt Hitier in een Rijksdagrede „Het tijdperk van de zoo genaamde verrassingen is nu voorbij... Vre de is onze dierbaarste schat". In 1938 (12 Februari) bevestigde Hitier te genover Dr. Schuschnigg te Berchtcsgaden zijn erkenning van de souvereiniteit van Oostenrijk, zooals deze reeds was uitge drukt in het Oostemïjksch-Duitsche verdrag yan Juli 1936. Den 11 den Maart 1938, dus slechts één maand later werd Oostenrijk geannexeerd!!! Wij denken terug aan het rampzalig jaar 1914, toen de Duitsche legers door België op trokken naar Noord-Frankrijk, volkomen in Neem dadelijk 'n bij hoofdpijn of migraine. binnen 'n kwartier zijl ge er van af, dank zij de bijzondere samenstelling. Weiger namaak, let op AKKER-merk. Per koker van 13 stuks -12 stuivers. Per doos van 2 stuks - 2 stuivers. strijd met de door Düitschland erkende neutraliteit van België. Toen werd van Duitsche zijde gesproken van een „vodje papier", waarmede geen rekenihg gehouden werd. Ik ga hier verder niet op in. Maar is het niet in-treurig dat zulke dingen kunnen en moeten worden geconstateerd? Waar gaan we heen als een gegeven woord, een onder teekend verdrag eenvoudig wordt gene geerd? Wij wenden ons vol afschuw af van al de onoprechtheid, van al den ontrouw in het gebied van de hooge, internationale politiek; wij weten maar al te goed welke waarde een woord, een gelofte, een verdrag daar heeft; daar wordt een spel van belangen'ge speeld; daar gaal het om macht en groot heid, om stoffelijke belangen, om petroleum en om ertsen, om koloniën en afzetgebieden en... de volken zijn de slachtoffers. Wij zien rond in de kleine wereld waarin wij leven en vragen, hoe is 't daar gesteld met die aristocratische (dit woord niet maat schappelijk opvatten!) deugd, welke wij „trouw" noemen? Zijn wij trouw? Trouw aan het woord, dat wij anderen gaven? Trouw aan het be ginsel, dat wij belijden? Trouw aan osn diepste zelf, aan ons gewe ten? Toen in 1906 de groote geleerde Pierre Cu rie door een noodlottig ongeval was omge komen, hield een niet minder groot geleer de Henri Poincaré een herdenkingsrede in de Academie der Wetenschappen te Parijs en zeide: „Allen die Pierre Curie gekend hebben weten, hoe aangenaam en eerlijk hij was in den omgang, welk een fijne bekoring er uitging van zijn zachte bescheidenheid, zijn kin derlijke oprechtheid, zijn fijnen geest. Wie zou hebben kunnen denken dat zooveel zachtheid een onwrik bare natuur verborg? Hij schipper de niet met de nobele opvattingen waarin men hem had opgevoerd, met het bijzondere, zedelijke ideaal dat men hem had leeren liefheb ben, dat ideaal van volkomen op rechtheid, dat wellicht te hoog stond voor de wereld waarin wij leven. Hij kende niet de vele manie ren van zich aanpassen, waarmee on ze zwakheid het zich gemakkelijk imaaltt. Hij scheidde trouwens dit ideaal niet van dat wat hij wijdde aan de Wetenschap en hij heeft ons door ..eer» schitterend voorbeeld be wezen welk een hooge opvatting van plicht kan voortkomen uit eenvou dige zuivere liefde voor het Ware. Aan welken God men ook moge ge looven: het is het geloof, niet de God, .waardoor wonderen worden verricht. Men is. licht geneigd tot de meening, dat bij'dé hèrdéhkhï^A'éh'ééïi öóode, diens goe de hoedanigheden altijd te veel worden overdreven. Wie échter het prachtige leven van Pierre Curie uit het door zijn dochter geschreven boek „Madame Curie" heeft lee ren kennen, die weet dat Poincaré in de aangehaalde woorden zich niet in 't minst aan overdrijving heeft schuldig gemaakt. Zoo is Pierre Curie ons een voorbeeld van trouw aan zijn ideaal, aan zijn roeping, aan zijn taak. Hoe anders zou de wereld er uit zien als die trouw inderdaad het algemeen goed der menschen was! Onze maatschappij noemt zich christelijk. En nu weet ik wel dat er diverse soorten van christenen*zijn, georganiseerd in vele kerken, roomsche, gereformeerde, luthersche, hervormde, doops gezinde, enz. De belijdenissen en de geloofs opvattingen loopen in vele punten uiteen. Toch meen ik het recht te hebben om aan te nemen dat, ondanks de leerstellige ver schillen, op één punt eenstemmigheid moet en mag worden verlangd. Dat allen trouw zijn aan het zedelijk beginsel van V christendom. En dit beginsel is toch voor allen zonder onderscheid uitgesproken in de bekende formule „hebt uw naasten lief als uzelf". En temeer mag deze trouw worden ver wacht, waar de meeste christenen ten overvloede nog eens op een zekeren leeftijd plechtig beloven bij hun toetreding tot de kerk Christus te zullen volgen. Deson danks zien wij hoe onze maatschappij in werkelijkheid o n christelijk is in dien zin dat zij het zedelijk beginsel, waarvan Chris tus de belichaming is, volkomen verwerpt. Ruim een week geleden kwam ik heel toevallig en waarlijk niet voor mijn genoe gen terecht bij een - groote militaire ver tooning. In een lange optocht zag ik langs mij heengaan een menigte soldaten met kanonnen, enz. Langs den weg stonden honderden toeschouwers. Een naast mij staande dame maakte de opmerking „als het hier nu maar bij blijft en er geen oor log komt". Als antwoord daarop zeide Ik: „mevrouw hebt u wel opgemerkt dat er één in de stoet ontbreekt??" Zij zag me wat verwonderd aan en ik vervolgde: „ja, ik mis iemand, ik heb gekeken en gekeken, maar ik heb hem niet kunnen vinden". „Wien bedoelt u?" „Ik mis Jezus Ghristus". Ik kende de dame niet, evenmin als den heer, die haar vergezelde; ik wist dus hee- lemaal niet of zij christelijk was of niet. Maar het gesprek was uit. Hoe deze beide medeme»ischen verder op mijn opmerking hebben gereageerd is mij dus volkomen onbekend. Misschien heeft 't hen geprikkeld tot nadenken; 't kan ook zijn dat mijn opmerking ergernis heeft op gewekt. Wat mij echter wel interesseert., is, hoe denken mijn lezers over die opmerking? Gij begrijpt natuurlijk mijn bedoeling. Ik heb niets anders willen zeggen dan dat voor mij een onoverkomelijke tegenstelling gelegen is tusschcn de aanvaarding van liet zedelijk grondbeginsel van het Christen dom cn de aanvaarding van militairisme en dus ook van den oorlog. Daar zijn er, die hierover anders denken, en ik heb niet het recht hun daarvan een verwijt te maken. Maar zij zullen moeten toegeven, dat zij hun houding slechts kun nen verdedigen door den trouw aan hun Christus te beperken tot het persoonlijke leven. Zoo herinner ik mij nog zeer goed, dat de christenstaatsman, de vroegere mi nister dr. de Visser het eens openlijk heeft uitgesproken dat voor de staten, voor de regeeringen niet dezelfde eischen betreffen de moraal mochten worden gesteld, welke golden voor den individueelen mensch. Dit is een redeneering, waarmede ik mij niet kan vereenigen, maar dat zal wel aan mij liggen. Het lijkt mij buitengewoon gevaarlijk scheiding te maken tusschen groepsmoraal en persoonlijke moraal. Of misschien zeg ik het duidelijker wanneer ik spreek van staatsmoraal en persoonlijke moraal. Want mij dunkt dat er dan gewel dige conflicten moeten ontstaan. Ik neem gaarne aan dat b.v. Chamberlain in het dagelijksch leven een volkomen eer lijk mensch is, dat hij zich zou schamen om zijn woord te breken, maar als minister president vain den Engelschen staat stelt hij zich toch maar mede verantwoordelijk voor het verbreken van de beloften aan Tsjecho-Slowakije en thans aan de Joden. Ik zou tot in het oneindige kunnen door gaan, wanneer ik hiervan verder voorbeel den zou geven. Ze liggen voor het grijipen; wij zien ze alle dagen voor ons. Onze Koningin heeft eens gezegdo „Ghrist avant tuut" (Ghristus voor alles). Ik neem dit woord gaarne van haar over, mits wij daadbij uitsluitend denken aan het levens beginsel, dat-wij in hem vertegenwoordigd zien. Maar dan voeg ik er aan toe, diat. wij dan ook de consequenties daarvan hebben te aanvaarden, dat wij aan dit beginéel t r o uw moeten zijm. En nu moet mij een uiterst pijnlijke bekentenis uit het hart: wij zijn aan dit beginsel niet trouw en wij kunnen het niet zijn op straffe van ondergang in deze maatschappij. Zeker, wij kunnen goed zijn voor onze medemenschen, hulpvaardig, vriendelijk; wij kunnen mede helpen óm nooden te lenigen. Dat is alles erg mooi, maar dat raakt niet de verhou dingen, waarin wij tegenover elkaar staan in een wereld, waarin met verbeten woede een strijd om het bestaan wordt gevoerd zonder eenige deernis. O, daar zijn duizenden eenvoudige, brave menschen, die dit niet inzien en zij meenen in alle oprechtheid, als zij vroom zijn, hun Heer en Heiland te dienen. En de vraag VOO» 25 XIPPIN OP UNDZN ORANJE DROOGVOEDERBAK BIJ BESTELLING VAN 5 x 50 K.G. BERTELS' KUNSTKORREL HET VOORDEELIGSTE, VOLLEDIGE PLUIMVEEVOEDER, NEVENSTAANDE VOEDERBAK GRATIS BESTELT BIJ UW VOEDERLEVERANCIER EN WAAR NIET VERKRIJGBAAR DIRECT AAN OLIEFABRIEKEN N.V. AMSTERDAM O. komt soms bij me op of 't niet beter is hen te laten blijven in hun geloof, dan hun de oogen te openen Voor de barre werkelijk heid, die spot met hun Christus. Dit zou echter beteekenen een medewerking aan de bestendiging van de leugen waarin wij le ven. En dit acht ik niet verantwoord. Daar moet toch eens een tijd komen, dat de menschheid gaat inzien, dat hét met haar volkomen misloopt, wanneer zij wei gert de groote zuivere moraal van het Christendom (eigenlijk moest ik spreken van de eenige echte menschelijke moraal, die niet gebonden is aan het Christendom, maar universeel genoemd moet worden. Ik doe hierbij dus een concessie aan de alge meen heerschende meening) eerlijk te aan vaarden voor het gehééle leven en haar trouw te zweren. Want de fabelachtige vooruitgang van de techniek, welke thans een bedreiging is. waarvoor millioenen menschen vreezen en terecht! als voor een alles vernieti gend monster, heeft de mogelijkheid ge schapen om voor allen, letterlijk voor allen, het leven op aarde mooi te maken. Dit is zoo duidelijk, dat het dwaasheid zou zijn dit ander te betoogen. Men stelle zich maar één oogemblik voor, dat alle arbeid (z.oowel lichamelijke als geestelijke) die thans verricht wordt voor oorlogsdoel einden, gesteld werd in den dienst van de productie van wat de menschheid behoeft! De wereldgeschiedenis is een wereldgericht heeft eens iemand geschreven. Dat is een harde, bittere waarheid. Alle vergrijpen worden gestraft, alle zonden vergolden. Leven wij niet in een tijdperk, waarin een onverbiddelijk gericht zich voltrekt? En het vonnis? Ik zie niet d e toekomst, maar wel de naaste tóekomst somber in. Want hoe zou het vonnis anders kun nen luiden dan: tot de doodstraf veroor deeld wegens ontrouw aan het beginsel dut liefde. Een samenleving van leugen, bedrog, be langenstrijd, machtsbegeerte en geweld heeft geen recht van bestaan. Laat haar te gronde gaan. Op haar puinhoopen zal een nieuwe wereld verrijzen, de wereld, die in den geest is aanschouwd door alle grooten en goeden in den loop der eeuwen; de wereld, waarvan reeds een Jesaja droomde. Dit is het geloof, waarvan Poincaré sprak bij zijn herdenking van Pierre Curie. Dit is het geloof dat wonderen doet. Is dit ook ons geloof? 'ASTOR. Beleefd verzoek ik U om een kleine plaatsi'uimte in Uw veelgelezen blad. bij voorbaat mijn hartelijken dank. Wij schrijven dit stuk naar aanleiding van de laatste Raadsvergadering van 1 Juni, die wij met genoegen, trots het droe vige feit de groote verlaging der armlas tigen, hebben bijgewoond. Wij hebben heel goed den goeden wil en geest van den geheelen raad gemerkt. Doch de Raed- Praet zegt, dat de dames beter in de na tuur hadden kunnen fietsen, de Raed- Praet drukt zich nogal verscheidene kee- ren uit dat de Raed-Praet daar moest zijn. Maar ik geloof niet, dat er een wetgever is, die iemand gelast een verslag van een vergadering te maken; maar volgens rn.i. doet zoo iemand dat doodgewoon voor zijn brood, hoe dan ook. En Raed-Praet, denkt er aan, als er zich dan eens iets voordoet in het leven en men niet meer in staat is om in zijn levensonderhoud te voorzien* dan heeft de betrokken persoon er meer behoefte aan om een paar uur in de rook te zitten en te luisteren welke besluiten hiei*over door den Raad worden genomen, dan een paar uur in de vrije natuur te fietsen. Anna Paulowna, 6 Juni 1939. EEN DER LUISTERENDE DAMES. (Oook wij nemen de zaak van de armen zorg zeer ernstig en staan geheel aan de zijde van hen, die de schriele houding van de regeering afkeuren, 't Is echter zoo verwonderlijk tegenwoordig publieke belangstelling bij een raadsvergadering aan te treffen, dat wij eens extra de loftrompet voor deze dames meenden te moeten ste ken natuurlijk niet vermoedend met welk speciaal doel ze de zitting bijwoon den. Maar wij belnoven plechtig: als er voortaan weer dames zijn, zullen wij een begrafenisgezicht zetten Red.) De hoogste markt was onveranderd f 17.50, de verkoop was iets beter dan de vorige week, wat echter meer tot uitdrukking kwam in den prijs, dan in het verloop van de markt. De doorsneeprijs voor consumptie kaas was ongeveer f 16.k f 16.50, voor exportgoed f 17.-— k t 17.50. Verschillende stapels hesomden I 17.50. Dat alles niet zo<> vlot mar cheerde als men zou wenschen, kan blijken uit het feit, dat verschillen de prijzen met kwart guldens wer den genoteerd. De droogte eenerzijds, zoomede de in verhouding tot verleden jaar betrekkelijk lage prijzen bevorder den den verkoop. Daartegenover staat, dat de perspeotieven voor den afzet, zoowel in binnen- als bui tenland vrij somber blijven. op gezicht, armen en beenen verdwijnt onmiddellijk door DULMIN ONTHA- RINGSCRÊME. Volkomen onschadelijk. Prijs per tube 75 cent. Hoogzijde Schagen TOENEMENDE MACHT VAN HET VRE- DESBLOK. DÜITSCHLAND IN HET DE FENSIEF, OOK IN BINNENLANDSCHE AANGELEGENHEDEN. DE MOEILIJK HEDEN IN TSJECHIë. Wanneer men ook slechts oppervlakkig kennis neemt van de gebeurtenissen dei- laatste dagen en in het bijzonder van de uitlatingen der staatslieden en persorganen dan ontkomt men niet aan de gedachte, dat het voor Düitschland moeilijker begint te worden,, terwijl Lord Halifax in de rede, welke hij Donderdag j.1. hield in het IIoo- gerhuis, bepaald overwinnaarsallures aan den dag legde. Uit zijn woorden toch, die zich goeddeels bezig hielden met de inter nationale politiek, sprak een bereidwillig heid om samen te werken met de aslanden, die men slechts aantreft bij menschen, dij; zich onbedreigd gevoelen en die geen aan leiding hebben zich bij eventueele bespre kingen te laten in timideeren. Dit was zonder twijfél het gevolg van het practisch tot stand komen van de Britsch-Russische samenwerking. Bedenkt men voorts, dat ongeveer op hetzelfde oogentolik de Engelsche koning zijn triom fale intocht hield in Washington, dat dus de betrekkingen met het groote Amerika stellig allerhartelijkst zijn, dan hebben de Engelschen inderdaad aanleiding zich op gelucht te voelen. Wanneer drie wereldrijken als Groot-Brit- tamnië,. Yereeaigde Staten en Rusland el kaar de hand reiken en zij bovendien nog gesteund worden door Frankrijk, dan schijnt dit een zoo groot en machtig verbond, dat ieder optreden daartegen slechts kan zijn ingegeven door een misplaatst optimisme. De stemming in Düitschland bevestigt dit In de pers komt men tirades tegen, die blijk geven van iets als verbeten woede en tegenover de welwillende woorden van Enge- sche zijde stelt men voorloopig in het Der de Rijk verkropte boosheid. Ook dit laatste is niet verwonderlijk. De politiek van Hitier is de laatste jaren zoo succesvol geweest, dat het eenige moeite zal kosten zich neer te leggen bij de ge dachte, dat het daarmee thans afgeloonen is. Alles echter went en dus, ook dit. Men mag slechts hopen, dat Düitschland zich spoedig zal schikken in het onvermijdelijke cn dat het tijdstip niet ver meer is, waarop het het oor leent aan de vredesklanken, die komen van de overzijde van het Kanaal. Men dient daarbij te bedenken, dat een werkelijk duurzame vrede niet mogelijk is, zoolang één van de partijen zich met goe den grond door de ander bedreigd acht. Intuschen is het de vraag of niet aanstonds de rollen zouden kunnen zijn verwisseld, in zooverre, dat Düitschland inderdaad gereede aan leiding zou kunnen hebben om zich bedreigd te gevoelen. Want er is niet de miinste twijfel aan of dit land wordt meer en meer in het defensief gedrongen. Slechts enkele weken geleden konden we ons nog afvragen of iets dergelijks het ge val was. Nu is dan reeds een toename van deze defensieve houding waar te nemen, die zich uit in enkele binnenlandsche aangele genheden. We denken daarbij aan de moei lijkheden, welke Düitschland ondervindt met het protectoraat Tsjecho-Slowakije. Men kan er zeker van zijn, dat deze min der duidelijk aan den deg zouden treden, wanneer Düitschland in de buitenlandsche politiek meer in het voordeel was. Eener zijds zouden successen op dat gebied de ge beurtenissen in Tsjecho Slowakije meer naar den achtergrond dringen, anderzijds putten de weerstrevende burgers van het protectoriaat stellig moed uit den internati onalen gang van zaken. Zoo wreekt zich het een op het ander en zijn we zoover gekomen, dat de Duitsche regeering ook ten aanzien van min of meer nationale kwesties in het defensief geraakt. Immers, de ontevredenheid in Tsjechië neemt hand over hand toe. Wan neer het noodig is oim tegen een sad dra conische mataregelen te nemen, gelijk tegen Kladno het geval is geweest, dan behoeft men zich niet af te vragen, hoe het er daar uitziet. Het gaat daar niet om een enikelc mond op een Duitsch politieman, gelijk wordt vooi'gesteld. De oorzaak zit veel dieper, wat overigens direct blijkt uit den tekst van de maatregelen zelf, waarin we b.v. lezen, dat alle scholen zijn gesloten wegens de „op ruiende actie van een groote deel van het onderwijzerscorps" cn dat de Tsjechische staatspolitie is ontwapend en „geschorst, wegens „het niet vervullen van haar ambte lijke plicht". En wanneer we dan lezen, dat van 20 tot 5 u. huisdeuren en vensters gesloten moeten blijven, dat verder in openstaande ramen zal worden geschoten, dan wijst dit alles niet alleen op een toestand van tirannie, zooals we die slechts kennen bij de grootste ondei- drukkers, maar bovenal op vrees, Vrees, dat aan den voerman de leidsels zullen ont glippen. We kunnen vaststellen, dat binnen de grenzen van Düitschland een gebied is gelegen, dat het Berlijn zeer moeilijk maakt In een land, waar veel reden is tot onte vredenheid, is iets dergelijks gevaarlijk, omdat de kans, dat de opstandige stem ming zich uitbreidt als een olievlek op 'n blad papier, uiterst groot is. Dit zal de hardhandigheid der Duitsche maatregelen wel verklaren, maar het bevestigt tevens het vermoeden, dat de Duitsche regeering bevreesd is voor de dingen, die in Tsje chië gebeuren. Tot dusverre wist Berlijn het steeds zoo te plooien, dat Duitsche minderheden in het buitenland in het geweer kwamen voor aan hechting bij het Duitsche vaderland. Thans beginnen vreemde minderheden zich te roe ren voor afscheiding. Dat is juist andersoml En het plaatst Düitschland volkomen, uit het offensief in het defensief. Waarbij nog komt, dat vreemde regee ringen de krasse maatregelen der Duit- schers zouden kunnen navolgen en tegen opstandige Duitsche minderheden even krachtig van leer zouden kunnen trekken, als de Duitschers thans doen te Kladno. Hetgeen overigens niet te hopen en voor loopig ook niet waarschijnlijk is. We mer ken tegenwoordig minder van de Duit schers in het buitenland, dan sedert lang het geval is geweest. Zoo heeft blijkbaar een groote kentering plaats gehad. Of deze voor Europa werke lijk heilzame, vx*ede-brengende gevolgen zal hebben, moeten we afwachten. Dit zou wel eens in hooge mate kunnen arhangen van de inwendige kracht der beide as-landen. Overigens zal het ook interessant zijn na te gaan of de toenemende kracht der Europeesche democratieën tot uitdrukking zal komen in het Verre Oosten. Japan, dat weinig succes heeft in den oorlog, dat weer meer last krijgt met Rusland, gedraagt zich steeds driester, in het bijzonder tegen En geland. Nu echter de toestand in Europa zich ontwikkelt in het voordcel van Groot- Brittannic, moet dit welhaast voeren tot een krachtiger houding jegens Japan. We zullen moeten afwachten.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1939 | | pagina 5