Geestelijk Leven
TROUW
AKKERTJE
UITENLANDSCH
VERZICHT
GRATIS
CADEAU
BERTELS'
Ingezonden
Alktnaarscbe Kaasmarkt
Overtollig haar
Terlep's Drogisterij
Zaterdag 10 Juni 1939
Tweede blad
door ASTOR
Waaraan twijfelt men in dezen tijd eigen
lijk niet?
Is het niet of elk geloof in geestelijke
waarden bezig is te versterven? Het heeft
#r allen schijn van of hoe langer hoe meer
ilechls twee factoren heel het wereldge
beuren beheerschen n.1. machtsbegeerte en
geld. Ieder, die geregeld de couranten leest,
niet alleen om er wat nieuws uit te putten,
maar vooral om de geweldige spanningen
in de wereld zooveel mogelijk te begrijpen
en t,e verklaren, ziet zich altijd weer voor
dezelfde pijnlijke vraag gesteld: wat bezielt
toch die menschen, welke die spanningen
.veroorzaken, waarom is het hun toch te
idoen?
Als wij woorden zouden mogen gelooven,
'dan willen de opperste vertegenwoordigers
der volken niets vuriger dan het welzijn
yan de millioenen menschen,die aan hen de
piacht hebben gegeven of-over wie zij zich
de macht hebben aangematigd. Maar wie
gelooft hen?
Moet- het zelfs den allereenvoudigsten
mensch niet treffen, als hij bijvoorbeeld aan
pijn radio al die redevoeringen beluistert
,van de tegenwoordige staatslieden, dat zij
steeds beweren den vrede te willen? De as
Róme-Berlijn, zoo heet het, is de waarborg
yoor den Europeeschen verde. Maar even
eens verkondigen de woordvoerders der de
mocratieën, dat zij vrede, vrede, niets dan
;yrede willen.
Tegelijk echter kunnen wij opmerken, hoe
alles zich op den oorlog voorbereidt en hoe
de bevolkingen der verschillende landen
iworden uitgeplunderd om een militairisme
in stand te houden, dat tot in het krankzin-
ige wordt opgevoerd en hoe diezelfde vol
len stelselmatig vertrouwd worden ge
maakt, met de gedachte, dat op den duur
een wereldoorlog onvermijdelijk is en men
jer dus materieel en geestelijk zich op moet
instellen. Dientengevolge zien wij in onzen
tijd, dat een fabelachtig groote hoeveelheid
[(fysieke en intellectueele) kracht onttrok
ken wordt aan de voortbrenging van stof
felijke en geestelijke waarden om misbruikt
te worden voor louter vernielingswerk d.i.
yan werk, dat ten doel heeft zoowel men-
eehenlevens als door arbeid voortgebrachte
goederen te vernietigen.
Ik heb hierboven geplaatst dat kleine
fcimpele woordje „trouw."
Ik deed het welbewust; ik deed het, omdat
«en der dingen, welige mij dagelijks hinde
ren en benauwen, dat gebrek aan trouw is,
dat ik waarneem juist bij hen, tot wie de
wereld opziet,-voor een groot deel met ver
trouwen.
1 Want het gros der menschen is naief en
heeft er geen begrip van hoe er met woor-
!en gespeeld wordt en hoe achter mooie
rasen 'heel leelijke bedoelingen worden ver
iorgen, hoe „plechtige" verdragen en „hei
lige" beloften worden geschonden. Zelf im-
mers voelen zij het als een zeclelijken plicht
om trouw te zijn aan een eens gegeven
.woord, aan een afspraak, aan een belofte;
zij zouden zich schamen ontrouw te zijn.
Maar let nu eens op velen hunner, die de
wereld regeeren en in wier handen het
,Iot van millioenen menschen ligt!
Waar is hun trouw?
Frankrijk en Engeland hadden aan Tsje
cho-Slowakije hun steun beloofd en onder
leiding van Fransche deskundigen was tegen
de Duitsche agressie in het vroegere Bolie-
ïnen een Maginot-linie gebouwd. Toen ech
ter de nood aan den man kwam en weer
een punt van het program van „Mein
Kampf" stond te worden uitgevoerd, vloog
de man met de paraplu uit Engeland naar
München, tegelijk met Daladier en het land
van Masarijck werd volkomen in den steek
gelaten.
Op den lOden November 1933 hield Adolf
Hitier een rede in Berlijn, waarin hij uit
riep „wanneer heeft het Duitsche volk ooit
zijn woord gebroken?"
Den 30-sten Januari 1937 zegt Hitier in
een Rijksdagrede „Het tijdperk van de zoo
genaamde verrassingen is nu voorbij... Vre
de is onze dierbaarste schat".
In 1938 (12 Februari) bevestigde Hitier te
genover Dr. Schuschnigg te Berchtcsgaden
zijn erkenning van de souvereiniteit van
Oostenrijk, zooals deze reeds was uitge
drukt in het Oostemïjksch-Duitsche verdrag
yan Juli 1936.
Den 11 den Maart 1938, dus slechts één
maand later werd Oostenrijk geannexeerd!!!
Wij denken terug aan het rampzalig jaar
1914, toen de Duitsche legers door België op
trokken naar Noord-Frankrijk, volkomen in
Neem dadelijk 'n
bij hoofdpijn of migraine.
binnen 'n kwartier zijl ge er van af,
dank zij de bijzondere samenstelling.
Weiger namaak, let op AKKER-merk.
Per koker van 13 stuks -12 stuivers.
Per doos van 2 stuks - 2 stuivers.
strijd met de door Düitschland erkende
neutraliteit van België. Toen werd van
Duitsche zijde gesproken van een „vodje
papier", waarmede geen rekenihg gehouden
werd.
Ik ga hier verder niet op in. Maar is het
niet in-treurig dat zulke dingen kunnen en
moeten worden geconstateerd? Waar gaan
we heen als een gegeven woord, een onder
teekend verdrag eenvoudig wordt gene
geerd?
Wij wenden ons vol afschuw af van al de
onoprechtheid, van al den ontrouw in het
gebied van de hooge, internationale politiek;
wij weten maar al te goed welke waarde
een woord, een gelofte, een verdrag daar
heeft; daar wordt een spel van belangen'ge
speeld; daar gaal het om macht en groot
heid, om stoffelijke belangen, om petroleum
en om ertsen, om koloniën en afzetgebieden
en... de volken zijn de slachtoffers.
Wij zien rond in de kleine wereld waarin
wij leven en vragen, hoe is 't daar gesteld
met die aristocratische (dit woord niet maat
schappelijk opvatten!) deugd, welke wij
„trouw" noemen?
Zijn wij trouw? Trouw aan het woord,
dat wij anderen gaven? Trouw aan het be
ginsel, dat wij belijden?
Trouw aan osn diepste zelf, aan ons gewe
ten?
Toen in 1906 de groote geleerde Pierre Cu
rie door een noodlottig ongeval was omge
komen, hield een niet minder groot geleer
de Henri Poincaré een herdenkingsrede in
de Academie der Wetenschappen te Parijs
en zeide:
„Allen die Pierre Curie gekend
hebben weten, hoe aangenaam en
eerlijk hij was in den omgang, welk
een fijne bekoring er uitging van
zijn zachte bescheidenheid, zijn kin
derlijke oprechtheid, zijn fijnen geest.
Wie zou hebben kunnen denken
dat zooveel zachtheid een onwrik
bare natuur verborg? Hij schipper
de niet met de nobele opvattingen
waarin men hem had opgevoerd,
met het bijzondere, zedelijke ideaal
dat men hem had leeren liefheb
ben, dat ideaal van volkomen op
rechtheid, dat wellicht te hoog
stond voor de wereld waarin wij
leven. Hij kende niet de vele manie
ren van zich aanpassen, waarmee on
ze zwakheid het zich gemakkelijk
imaaltt. Hij scheidde trouwens dit
ideaal niet van dat wat hij wijdde
aan de Wetenschap en hij heeft ons
door ..eer» schitterend voorbeeld be
wezen welk een hooge opvatting
van plicht kan voortkomen uit eenvou
dige zuivere liefde voor het Ware.
Aan welken God men ook moge ge
looven: het is het geloof, niet de
God, .waardoor wonderen worden
verricht.
Men is. licht geneigd tot de meening, dat
bij'dé hèrdéhkhï^A'éh'ééïi öóode, diens goe
de hoedanigheden altijd te veel worden
overdreven. Wie échter het prachtige leven
van Pierre Curie uit het door zijn dochter
geschreven boek „Madame Curie" heeft lee
ren kennen, die weet dat Poincaré in de
aangehaalde woorden zich niet in 't minst
aan overdrijving heeft schuldig gemaakt.
Zoo is Pierre Curie ons een voorbeeld van
trouw aan zijn ideaal, aan zijn roeping, aan
zijn taak. Hoe anders zou de wereld er uit
zien als die trouw inderdaad het algemeen
goed der menschen was! Onze maatschappij
noemt zich christelijk. En nu weet ik wel
dat er diverse soorten van christenen*zijn,
georganiseerd in vele kerken, roomsche,
gereformeerde, luthersche, hervormde, doops
gezinde, enz. De belijdenissen en de geloofs
opvattingen loopen in vele punten uiteen.
Toch meen ik het recht te hebben om aan
te nemen dat, ondanks de leerstellige ver
schillen, op één punt eenstemmigheid
moet en mag worden verlangd. Dat allen
trouw zijn aan het zedelijk beginsel van V
christendom. En dit beginsel is toch voor
allen zonder onderscheid uitgesproken in
de bekende formule „hebt uw naasten lief
als uzelf".
En temeer mag deze trouw worden ver
wacht, waar de meeste christenen ten
overvloede nog eens op een zekeren leeftijd
plechtig beloven bij hun toetreding tot de
kerk Christus te zullen volgen. Deson
danks zien wij hoe onze maatschappij in
werkelijkheid o n christelijk is in dien zin
dat zij het zedelijk beginsel, waarvan Chris
tus de belichaming is, volkomen verwerpt.
Ruim een week geleden kwam ik heel
toevallig en waarlijk niet voor mijn genoe
gen terecht bij een - groote militaire ver
tooning. In een lange optocht zag ik langs
mij heengaan een menigte soldaten met
kanonnen, enz. Langs den weg stonden
honderden toeschouwers. Een naast mij
staande dame maakte de opmerking „als
het hier nu maar bij blijft en er geen oor
log komt". Als antwoord daarop zeide Ik:
„mevrouw hebt u wel opgemerkt dat er
één in de stoet ontbreekt??" Zij zag me wat
verwonderd aan en ik vervolgde: „ja, ik
mis iemand, ik heb gekeken en gekeken,
maar ik heb hem niet kunnen vinden".
„Wien bedoelt u?"
„Ik mis Jezus Ghristus".
Ik kende de dame niet, evenmin als den
heer, die haar vergezelde; ik wist dus hee-
lemaal niet of zij christelijk was of niet.
Maar het gesprek was uit.
Hoe deze beide medeme»ischen verder op
mijn opmerking hebben gereageerd is mij
dus volkomen onbekend. Misschien heeft 't
hen geprikkeld tot nadenken; 't kan ook
zijn dat mijn opmerking ergernis heeft op
gewekt.
Wat mij echter wel interesseert., is, hoe
denken mijn lezers over die opmerking?
Gij begrijpt natuurlijk mijn bedoeling. Ik
heb niets anders willen zeggen dan dat
voor mij een onoverkomelijke tegenstelling
gelegen is tusschcn de aanvaarding van
liet zedelijk grondbeginsel van het Christen
dom cn de aanvaarding van militairisme
en dus ook van den oorlog.
Daar zijn er, die hierover anders denken,
en ik heb niet het recht hun daarvan een
verwijt te maken. Maar zij zullen moeten
toegeven, dat zij hun houding slechts kun
nen verdedigen door den trouw aan hun
Christus te beperken tot het persoonlijke
leven. Zoo herinner ik mij nog zeer goed,
dat de christenstaatsman, de vroegere mi
nister dr. de Visser het eens openlijk heeft
uitgesproken dat voor de staten, voor de
regeeringen niet dezelfde eischen betreffen
de moraal mochten worden gesteld, welke
golden voor den individueelen mensch.
Dit is een redeneering, waarmede ik mij
niet kan vereenigen, maar dat zal wel
aan mij liggen. Het lijkt mij buitengewoon
gevaarlijk scheiding te maken tusschen
groepsmoraal en persoonlijke moraal. Of
misschien zeg ik het duidelijker wanneer
ik spreek van staatsmoraal en persoonlijke
moraal. Want mij dunkt dat er dan gewel
dige conflicten moeten ontstaan.
Ik neem gaarne aan dat b.v. Chamberlain
in het dagelijksch leven een volkomen eer
lijk mensch is, dat hij zich zou schamen
om zijn woord te breken, maar als minister
president vain den Engelschen staat stelt
hij zich toch maar mede verantwoordelijk
voor het verbreken van de beloften aan
Tsjecho-Slowakije en thans aan de Joden.
Ik zou tot in het oneindige kunnen door
gaan, wanneer ik hiervan verder voorbeel
den zou geven. Ze liggen voor het grijipen;
wij zien ze alle dagen voor ons.
Onze Koningin heeft eens gezegdo „Ghrist
avant tuut" (Ghristus voor alles). Ik neem
dit woord gaarne van haar over, mits wij
daadbij uitsluitend denken aan het levens
beginsel, dat-wij in hem vertegenwoordigd
zien. Maar dan voeg ik er aan toe, diat. wij
dan ook de consequenties daarvan hebben
te aanvaarden, dat wij aan dit beginéel
t r o uw moeten zijm. En nu moet mij een
uiterst pijnlijke bekentenis uit het hart:
wij zijn aan dit beginsel niet trouw en
wij kunnen het niet zijn op straffe van
ondergang in deze maatschappij. Zeker, wij
kunnen goed zijn voor onze medemenschen,
hulpvaardig, vriendelijk; wij kunnen mede
helpen óm nooden te lenigen. Dat is alles
erg mooi, maar dat raakt niet de verhou
dingen, waarin wij tegenover elkaar staan
in een wereld, waarin met verbeten woede
een strijd om het bestaan wordt gevoerd
zonder eenige deernis.
O, daar zijn duizenden eenvoudige, brave
menschen, die dit niet inzien en zij meenen
in alle oprechtheid, als zij vroom zijn, hun
Heer en Heiland te dienen. En de vraag
VOO» 25 XIPPIN
OP UNDZN
ORANJE DROOGVOEDERBAK
BIJ BESTELLING VAN 5 x 50 K.G.
BERTELS' KUNSTKORREL
HET VOORDEELIGSTE, VOLLEDIGE
PLUIMVEEVOEDER, NEVENSTAANDE
VOEDERBAK GRATIS
BESTELT BIJ UW VOEDERLEVERANCIER
EN WAAR NIET VERKRIJGBAAR DIRECT AAN
OLIEFABRIEKEN N.V. AMSTERDAM O.
komt soms bij me op of 't niet beter is hen
te laten blijven in hun geloof, dan hun de
oogen te openen Voor de barre werkelijk
heid, die spot met hun Christus. Dit zou
echter beteekenen een medewerking aan de
bestendiging van de leugen waarin wij le
ven. En dit acht ik niet verantwoord.
Daar moet toch eens een tijd komen, dat
de menschheid gaat inzien, dat hét met
haar volkomen misloopt, wanneer zij wei
gert de groote zuivere moraal van het
Christendom (eigenlijk moest ik spreken
van de eenige echte menschelijke moraal,
die niet gebonden is aan het Christendom,
maar universeel genoemd moet worden. Ik
doe hierbij dus een concessie aan de alge
meen heerschende meening) eerlijk te aan
vaarden voor het gehééle leven en haar
trouw te zweren.
Want de fabelachtige vooruitgang van
de techniek, welke thans een bedreiging is.
waarvoor millioenen menschen vreezen
en terecht! als voor een alles vernieti
gend monster, heeft de mogelijkheid ge
schapen om voor allen, letterlijk voor allen,
het leven op aarde mooi te maken.
Dit is zoo duidelijk, dat het dwaasheid
zou zijn dit ander te betoogen. Men stelle
zich maar één oogemblik voor, dat alle
arbeid (z.oowel lichamelijke als geestelijke)
die thans verricht wordt voor oorlogsdoel
einden, gesteld werd in den dienst van de
productie van wat de menschheid behoeft!
De wereldgeschiedenis is een wereldgericht
heeft eens iemand geschreven. Dat is een
harde, bittere waarheid. Alle vergrijpen
worden gestraft, alle zonden vergolden.
Leven wij niet in een tijdperk, waarin een
onverbiddelijk gericht zich voltrekt?
En het vonnis? Ik zie niet d e toekomst,
maar wel de naaste tóekomst somber
in. Want hoe zou het vonnis anders kun
nen luiden dan: tot de doodstraf veroor
deeld wegens ontrouw aan het beginsel dut
liefde.
Een samenleving van leugen, bedrog, be
langenstrijd, machtsbegeerte en geweld
heeft geen recht van bestaan. Laat haar te
gronde gaan. Op haar puinhoopen zal een
nieuwe wereld verrijzen, de wereld, die in
den geest is aanschouwd door alle grooten
en goeden in den loop der eeuwen; de
wereld, waarvan reeds een Jesaja droomde.
Dit is het geloof, waarvan Poincaré sprak
bij zijn herdenking van Pierre Curie. Dit
is het geloof dat wonderen doet. Is dit ook
ons geloof?
'ASTOR.
Beleefd verzoek ik U om een kleine
plaatsi'uimte in Uw veelgelezen blad. bij
voorbaat mijn hartelijken dank.
Wij schrijven dit stuk naar aanleiding
van de laatste Raadsvergadering van 1
Juni, die wij met genoegen, trots het droe
vige feit de groote verlaging der armlas
tigen, hebben bijgewoond. Wij hebben heel
goed den goeden wil en geest van den
geheelen raad gemerkt. Doch de Raed-
Praet zegt, dat de dames beter in de na
tuur hadden kunnen fietsen, de Raed-
Praet drukt zich nogal verscheidene kee-
ren uit dat de Raed-Praet daar moest
zijn.
Maar ik geloof niet, dat er een wetgever
is, die iemand gelast een verslag van een
vergadering te maken; maar volgens rn.i.
doet zoo iemand dat doodgewoon voor zijn
brood, hoe dan ook. En Raed-Praet, denkt
er aan, als er zich dan eens iets voordoet
in het leven en men niet meer in staat is
om in zijn levensonderhoud te voorzien*
dan heeft de betrokken persoon er meer
behoefte aan om een paar uur in de rook
te zitten en te luisteren welke besluiten
hiei*over door den Raad worden genomen,
dan een paar uur in de vrije natuur te
fietsen.
Anna Paulowna, 6 Juni 1939.
EEN DER LUISTERENDE DAMES.
(Oook wij nemen de zaak van de armen
zorg zeer ernstig en staan geheel aan de
zijde van hen, die de schriele houding
van de regeering afkeuren, 't Is echter
zoo verwonderlijk tegenwoordig publieke
belangstelling bij een raadsvergadering aan
te treffen, dat wij eens extra de loftrompet
voor deze dames meenden te moeten ste
ken natuurlijk niet vermoedend met
welk speciaal doel ze de zitting bijwoon
den. Maar wij belnoven plechtig: als er
voortaan weer dames zijn, zullen wij een
begrafenisgezicht zetten Red.)
De hoogste markt was onveranderd
f 17.50, de verkoop was iets beter
dan de vorige week, wat echter
meer tot uitdrukking kwam in den
prijs, dan in het verloop van de
markt.
De doorsneeprijs voor consumptie
kaas was ongeveer f 16.k f 16.50,
voor exportgoed f 17.-— k t 17.50.
Verschillende stapels hesomden
I 17.50. Dat alles niet zo<> vlot mar
cheerde als men zou wenschen, kan
blijken uit het feit, dat verschillen
de prijzen met kwart guldens wer
den genoteerd.
De droogte eenerzijds, zoomede de
in verhouding tot verleden jaar
betrekkelijk lage prijzen bevorder
den den verkoop. Daartegenover
staat, dat de perspeotieven voor den
afzet, zoowel in binnen- als bui
tenland vrij somber blijven.
op gezicht, armen en beenen verdwijnt
onmiddellijk door DULMIN ONTHA-
RINGSCRÊME. Volkomen onschadelijk.
Prijs per tube 75 cent.
Hoogzijde Schagen
TOENEMENDE MACHT VAN HET VRE-
DESBLOK. DÜITSCHLAND IN HET DE
FENSIEF, OOK IN BINNENLANDSCHE
AANGELEGENHEDEN. DE MOEILIJK
HEDEN IN TSJECHIë.
Wanneer men ook slechts oppervlakkig
kennis neemt van de gebeurtenissen dei-
laatste dagen en in het bijzonder van de
uitlatingen der staatslieden en persorganen
dan ontkomt men niet aan de gedachte, dat
het voor Düitschland moeilijker begint te
worden,, terwijl Lord Halifax in de rede,
welke hij Donderdag j.1. hield in het IIoo-
gerhuis, bepaald overwinnaarsallures aan
den dag legde. Uit zijn woorden toch, die
zich goeddeels bezig hielden met de inter
nationale politiek, sprak een bereidwillig
heid om samen te werken met de aslanden,
die men slechts aantreft bij menschen, dij;
zich onbedreigd gevoelen en die geen aan
leiding hebben zich bij eventueele bespre
kingen te laten in timideeren.
Dit was zonder twijfél het gevolg van
het practisch tot stand komen van de
Britsch-Russische samenwerking. Bedenkt
men voorts, dat ongeveer op hetzelfde
oogentolik de Engelsche koning zijn triom
fale intocht hield in Washington, dat dus
de betrekkingen met het groote Amerika
stellig allerhartelijkst zijn, dan hebben de
Engelschen inderdaad aanleiding zich op
gelucht te voelen.
Wanneer drie wereldrijken als Groot-Brit-
tamnië,. Yereeaigde Staten en Rusland el
kaar de hand reiken en zij bovendien nog
gesteund worden door Frankrijk, dan schijnt
dit een zoo groot en machtig verbond, dat
ieder optreden daartegen slechts kan zijn
ingegeven door een misplaatst optimisme.
De stemming in Düitschland bevestigt dit
In de pers komt men tirades tegen, die
blijk geven van iets als verbeten woede en
tegenover de welwillende woorden van Enge-
sche zijde stelt men voorloopig in het Der
de Rijk verkropte boosheid.
Ook dit laatste is niet verwonderlijk. De
politiek van Hitier is de laatste jaren zoo
succesvol geweest, dat het eenige moeite
zal kosten zich neer te leggen bij de ge
dachte, dat het daarmee thans afgeloonen
is. Alles echter went en dus, ook dit. Men
mag slechts hopen, dat Düitschland zich
spoedig zal schikken in het onvermijdelijke
cn dat het tijdstip niet ver meer is, waarop
het het oor leent aan de vredesklanken, die
komen van de overzijde van het Kanaal.
Men dient daarbij te bedenken, dat een
werkelijk duurzame vrede niet mogelijk is,
zoolang één van de partijen zich met goe
den grond door de ander bedreigd acht.
Intuschen is het de vraag of niet
aanstonds de rollen zouden kunnen
zijn verwisseld, in zooverre, dat
Düitschland inderdaad gereede aan
leiding zou kunnen hebben om zich
bedreigd te gevoelen. Want er is
niet de miinste twijfel aan of dit
land wordt meer en meer in het
defensief gedrongen.
Slechts enkele weken geleden konden we
ons nog afvragen of iets dergelijks het ge
val was. Nu is dan reeds een toename van
deze defensieve houding waar te nemen, die
zich uit in enkele binnenlandsche aangele
genheden. We denken daarbij aan de moei
lijkheden, welke Düitschland ondervindt
met het protectoraat Tsjecho-Slowakije.
Men kan er zeker van zijn, dat deze min
der duidelijk aan den deg zouden treden,
wanneer Düitschland in de buitenlandsche
politiek meer in het voordeel was. Eener
zijds zouden successen op dat gebied de ge
beurtenissen in Tsjecho Slowakije meer
naar den achtergrond dringen, anderzijds
putten de weerstrevende burgers van het
protectoriaat stellig moed uit den internati
onalen gang van zaken.
Zoo wreekt zich het een op het ander en
zijn we zoover gekomen, dat de Duitsche
regeering ook ten aanzien van min of
meer nationale kwesties in het defensief
geraakt. Immers, de ontevredenheid in
Tsjechië neemt hand over hand toe. Wan
neer het noodig is oim tegen een sad dra
conische mataregelen te nemen, gelijk tegen
Kladno het geval is geweest, dan behoeft
men zich niet af te vragen, hoe het er daar
uitziet.
Het gaat daar niet om een enikelc mond
op een Duitsch politieman, gelijk wordt
vooi'gesteld. De oorzaak zit veel dieper, wat
overigens direct blijkt uit den tekst van de
maatregelen zelf, waarin we b.v. lezen, dat
alle scholen zijn gesloten wegens de „op
ruiende actie van een groote deel van het
onderwijzerscorps" cn dat de Tsjechische
staatspolitie is ontwapend en „geschorst,
wegens „het niet vervullen van haar ambte
lijke plicht".
En wanneer we dan lezen, dat van 20 tot
5 u. huisdeuren en vensters gesloten moeten
blijven, dat verder in openstaande ramen zal
worden geschoten, dan wijst dit alles niet
alleen op een toestand van tirannie, zooals
we die slechts kennen bij de grootste ondei-
drukkers, maar bovenal op vrees, Vrees, dat
aan den voerman de leidsels zullen ont
glippen. We kunnen vaststellen, dat binnen
de grenzen van Düitschland een gebied is
gelegen, dat het Berlijn zeer moeilijk maakt
In een land, waar veel reden is tot onte
vredenheid, is iets dergelijks gevaarlijk,
omdat de kans, dat de opstandige stem
ming zich uitbreidt als een olievlek op 'n
blad papier, uiterst groot is. Dit zal de
hardhandigheid der Duitsche maatregelen
wel verklaren, maar het bevestigt tevens
het vermoeden, dat de Duitsche regeering
bevreesd is voor de dingen, die in Tsje
chië gebeuren.
Tot dusverre wist Berlijn het steeds zoo te
plooien, dat Duitsche minderheden in het
buitenland in het geweer kwamen voor aan
hechting bij het Duitsche vaderland. Thans
beginnen vreemde minderheden zich te roe
ren voor afscheiding. Dat is juist andersoml
En het plaatst Düitschland volkomen, uit
het offensief in het defensief.
Waarbij nog komt, dat vreemde regee
ringen de krasse maatregelen der Duit-
schers zouden kunnen navolgen en tegen
opstandige Duitsche minderheden even
krachtig van leer zouden kunnen trekken,
als de Duitschers thans doen te Kladno.
Hetgeen overigens niet te hopen en voor
loopig ook niet waarschijnlijk is. We mer
ken tegenwoordig minder van de Duit
schers in het buitenland, dan sedert lang
het geval is geweest.
Zoo heeft blijkbaar een groote kentering
plaats gehad. Of deze voor Europa werke
lijk heilzame, vx*ede-brengende gevolgen zal
hebben, moeten we afwachten. Dit zou wel
eens in hooge mate kunnen arhangen van
de inwendige kracht der beide as-landen.
Overigens zal het ook interessant zijn
na te gaan of de toenemende kracht der
Europeesche democratieën tot uitdrukking
zal komen in het Verre Oosten. Japan, dat
weinig succes heeft in den oorlog, dat weer
meer last krijgt met Rusland, gedraagt zich
steeds driester, in het bijzonder tegen En
geland. Nu echter de toestand in Europa
zich ontwikkelt in het voordcel van Groot-
Brittannic, moet dit welhaast voeren tot
een krachtiger houding jegens Japan.
We zullen moeten afwachten.