zette
BOMMEN
op Tsjoengking
Groot wild
MET EEN GOED PATROON
C. PLOEGER. DIRKSHORN.
M. BOS M. BOS.
RIJWIELEN.
Stofzuigers - Waschmachines Radio's, enz., enz.
ST. MAARTENSBRUG.
SINGERMAATSCHAPPIJ N.V.
H. J. PIT te Oudesluis.
VOOR DEN ZOMER
H. A, WILBERS.
ST. MAARTENSBRUG.
TE KOOP:
J. VEUGER Hz., Aannemer. St. Maartensbrug.
Garage L. A. VAN DER LINDEN. 't Zand.
Verschrikkelijke scènes in de oorlogshoofdsfad van China
Schager Courant
Kooken of vuuR
Donderdag 22 Juni 1939
Vierde blad
is liet niet moeilijk zelf Uw kleecling te maken.
Mooie ZOMERSTOFFEiN in zijde, zijdelinncn, katoentjes,
ruitjes, enz.
LINNEN in beige, grijs en bleu, iets moois, 82 c.M. breed,
a 45 ct. per el
ZI.TDELINNEN, in effen en gewerkt,
ook strepen 45, 36, 29 ct. per el
WOLLEN STOFFEN in beige, marine, en bruin, voor rokken
en manteltjes, 130 c.M. 1.75, .1.10 per el
Mooie WOLLEN RUITEN en STREPEN,
90 c.M. breed 69, 59 ct. per el
KATOENEN RUITJES voor jongensblouses, enz. 21 ct. per el
Ook in Garneering steeds het nieuwste: in Knoppen, Gespen
Ceintuurs, Corsages, ook in kant, Jabots,, Kraagjes in zijde,
Kant, Piqué en met Jabot, Koord, Zigzag B'and, Bandflu-
wecl, Strijkpatroncn, enz.
Steeds de NIEUWSTE MODEPLATEN ter inzage.
GRATIS Uw patroon NAAR MAAT boven f3.—, beneden
Weer uit voorraad te leveren:
HEEREN, DAMES, JONGENS en MEISJES RIJWIELEN
yanaf 6 gulden. Gebruikte RACERIJWIEL, gebruikte LICHTE
MOTOR, BAKFIETSEN, ook verhuren.
BUITEN, en BINNENBANDEN, alle maten, voor lagen prijs,
onder garantie.
Verder alle REPARATIES, als Radio's, Stofzuigers, Strijkbou
ten, enz., enz.
Beleefd aanbevelend,
M. BOS.
Voor REPARATIES aan alle soorten NAAIMACHINES is
liet beste adres de
Vertegenwoordiger
Komt U aan huis bezoeken. Zend briefkaart.
GEBLOEMDE ZIJDE - VISTRA's
VLISCO's KATOENTJES.
Mooie sorteering DAMESKOUSEN.
In ruime keuze verkrijgbaar bij:
v.h. M. Meijer en Zn.
225 M. SMALSPOOR, 0.70 c.M.
AMERIK. GR. BALKEN, 10 bij 20 tot 9 M. lengte.
VUREN BALKEN, 10 bij 20 tot 9 M. lengte.
Verder groote partij AFBRAAK van woonhuis.
Het rijwiel, dat aan
alle eischen voldoet!
N.V. GAZELLE R1JW1ELFABR1EK DIEREN
Ook GOEDKOOPE RIJWIELEN vanaf 97 CA
Beleefd aanbevelend,
Dramatische vlucht
voor het vuur
[(Speciale buitenlandsche correspondentie).
TSJOENGKING, Juni 1939.
Tsjoeengking de oorlogshoofd
stad van China was in de laat
ste dagen het doel van een groo-
ten Japansclien luchtaanval. De uit
werking van het bombardement op
deze licht gebouwde millioenen-
stad was verschrikkelijk. Een ge
weldige brand woedde en dreef de
bewoners op de vlucht. Van de dra
matische scènes, die zich daarbij
afspeelden, wordt in dezen brief een
verslag gegeven.
Bamboehuizen branden als fakkels.
Sinds het uitbreken van den oorlog heeft
Uien steeds den grooten luchtaanval op
■Tsjoengking gevreesd. Wegens haar bijzon
dere ligging en haar lichten bouw zijn
luchtbombardementen voor deze stad een
hijzonder groot gevaar. Nu zijn twee dagen
achter elkaar Japansche eskaders boven
Tsjoengking verschenen. De stad werd als
door een verlammenden slag getroffen;
anaar ook de Japanners hadden wellicht
het zwaarste luchtgevecht van dézen oorlog
te leveren; want Tsjoengking was op dr»n
Strijd voorbereid.
De eerste dag was voor de aanvallers 't
moeilijkst, terwijl Tsjoengking den tweeden
dag het ergst te lijden had. De aanval had
plaats van de Japansche vloothasis ten
westen van I-Iankau uit. Maar ook van daar
uit hadden de bommenwerpers nog een
afstand van 700 km in vogelvlucht af te
leggen een vlucht rijk aan afwisseling
en buitengewoon schoon. Na een uur be
reikt men de hergen van d>e provincie Sets-
•joean, die ongeveer 2500 meter hoog zijn,
daarna volgt men de Jangtse, die zich in
een diepe kloof door dit bergmassief
wringt. De jonken op de rivier vluchten
ijlings naar de oevers en de mensehen ver
bergen zich in de holen der rotsen. In de
weinige steden pn dorpen aan de oevers
wordt liet werk gestaakt, zoodra men liet
zoemen der propellers hoort. Alles schijnt
■voor den vijand te vluchten. Maar de vlie
gers weten, dat telefoon en telegraaf hun
plicht doen, dat ieder dorp het aantal waar
genomen vliegtuigen meldt en dat zij
Tsjoengking verwacht worden.
Toen do Japanners den heuvel zagen,
waarop de Chineesche oorlogshoofdstad
ligt, kwamen hen reeds de Chineesche
jachtvliegtuigen tegemoet. Een zwaar
luchtgevecht begon, waarhij zoowel Japan
sche als Chineesche toestellen brandend
neerstortten.
Vijftig batterijen vuurden.
Onophoudelijk aangevallen door 'de Chi
neesche jagers, bereikten de Japansche
bommenwerpers op een hoogte van onge
veer 4000 meter de eigenlijke stad. Onmid
dellijk blafte het afweergeschut. Vijftig bat
terijen stonden opgesteld en vuurden uit
alle deelen van de stad. Bijzonder heftig
was het vuur uit de zakenwijk, die in het
centrum van deze heuvelstad ligt. Daar
bevinden zich de banken, vele regcerlngs-
gebouwen, het hoofdkwartier, maar ook 't
Fransche en Engelsche consulaat, waarin
zich juist de Britsche ambassadeur Ken-
bevond.
De Japansche vliegers hadden hevel
gekregen, de eigendommen der
vreemdelingen zooveel mogelijk te
sparen. De daken van alle vreemde
gebouwen zijn derhalve met reus
achtige kenteckenen beschilderd.
Maar de Japanners denken natuur
lijk in de eerste plaats aan hun
militaire doel en iedere Europeaan
verkeert derhalve op het oogemhlikk
in Tsjoenking in gevaar.
Bij den eersten aanval scheen hot er den
Japanners in de eerste plaats om te doen* te
zijn, het luchtafweergeschut onschadelijk te
maken. Hoe gevaarlijk de kleine splinters
zijn, hebben de Japanners zelf wel hij de
terugkeer van den eersten vlucht bemerkt;
want vele deelen van de aluminiumwan-
don der vliegtuigen werden om zoo te zeg
gen geperforeerd.
De tweede vlucht had 's nachts hij helder
maanlicht plaats. Het vuur van het lucht
afweergeschut was toen zwakker en de
Japanners leden geen verliezen. Hun doel
was ditmaal de vernieling van de mili
taire gebouwen, waarop men de bommen
liet neerhalen. Spoedig braken overal
branden uit, hoewel er waarschijnlijk geen
brandbommen gebruikt werden. Maar
Tsjoengking brandt nu eenmaal als tonder
De vlammen omsloten heele stadsdeelen
toen de Japanners weer vertrokken.
De stad der trappen en paden,
Aan 'dit vuur is het voor het grootste
deel toe te schrijven, dat de oorlogshoofd
stad door een catastrophe getroffen is. Het
eigenlijke Tsjoengking ligt op 'n landtong,
die eenige honderden meters boven de uit
monding van de Siao (Kleine Rivier) in
de Jangtse ligt. De Kleine Rivier men
denke aan de Aziatische verhoudingen
is aanzienlijk broeder dan de Donau bij
den IJzeren Port. Tsjoengking is een stad
van trappen en bergpaden. Slechts op den
top vindt men eenige straten, waarin auto
mobielen kunnen rijden. Voor het overige
moet men klimmen of zich in een draag
stoel naar boven of beneden laten vervoe
ren. Dat de steden van Setsjoean zoo dik
wijls op heuvels liggen, heeft zijn goede
reden: De rivieren in .het westen van Chi
na, die door de bergwateren van Tibet ge
spijsd worden, wassen in den zomer meer
dan 30 meter boven haar normalen water
stand. Op het oogenhlik is de Jangtse nog
betrekkelijk laag. De torens van de oude
stadsmuur liggen 40 meter boven den ri-
vierover. En van den stadsmuur tot de ri
vier is een afzonderlijke stad uit matten
en bamboe ontstaan, waarin meer dan
100,000 menschen wonen, havenkoelies en
transportarbeiders, die de jonken lossen en
de vracht op den heuvel dragen. Wan
neer de rivier wast, kan deze stad in wei
nige uren afgebroken worden. Wanneer
echter een bom tusschen deze „huizen"
valt, is er aan het blusschen van het vuur
niet meer tc denken.
De booten werden bestormd.
Sinds Tsjoengking China's oorlogshaven
geworden is, heeft zich de bevolking ver
dubbeld. Er woonden voor deze luchtaan
vallen meer dan 1 millioen menschen.
Daarbij is Tsjoengking volstrekt geen ty
pisch Chineesche stad. Men vindt er kanto
ren met een lift, „wolkenkrabbers" met 10
a 11 verdiepingen. Maar hoe goedkoop deze
hulzen gebouwd zijn, heeft men juist bij
deze luchtaanvallen kunnen waarnemen.
Bankapleizen sprongen alleen reeds door
den luchtdruk uit elkaar. De vlammen
sneden het hoogste deel van de stad ge
heel van de Jangtse af en het vuur kroop
over de lichte houten huizen naar bene
den. Do bewoners van de benedenstad
vluchtten naar de rivier; de jonken en
booten werden bestormd.
Er waren ontzettende tooneelen tij
dens den luchtaanval op Tsjoeng
king te aanschouwen: Menschen,
die onder de instortende huizen
MN CUE
HANQIJ
hegraven werden en verbrandden.
Vrouwen en kinderen, die in de
nauwe straten door de vluchtelin
gen onder denvoet geloopen wer
den. Menschen, die zich in de ri
vier wierpen en verdronken.
Gebrek aan schuilplaatsen.
...Men had in Tsjoenking sinds een jaar
dit oogenblik gevreesd. De gezantschappen
en buitenlandsche ondernemingen hadden
bomvrije schuilplaatsen laten bouwen. De
stad Tsjoengking zelf had een grootsch
project voor de veiligheid harer burgers la
ten ontwerpen. Een tunnel dwars door den
heuvel, waarin honderdduizend menschen
plaats zouden kunnen vinden. Eenige
maanden geleden is men ook inderdaad met
den bouw van dezen tunnel begonnen.,
maar toen de Japanners kwamen was hij
nog lang niet gereed en was er voor de'
honderdduizenden geen bruikbare schuil
plaats.
Sinds maanden had de regeering getracht
de ontelbare menschen uit de oorlogshoofd
stad te krijgen. Maar er was veel geld in
Tsjoengking. Dientengevolge hielpen deze
pogingen niet. lederen dag groeide de be
volking. Eerst sinds de luchtaanvallen is
een reusachtige uittocht begonnen. Reeds
op den eerst endag verlieten 20.000 men
schen de stad. Maar het hoofdkwartier en
de autoriteiten willen ondanks het gevaar
in Tsjoenking achterblijven.
Oni ÜMhJt neAÜaat:
door
JACK ROELOFS
Van der Toorn was nog geen drie weken
aan boord van de „Gooiland", daar was ieder
een op het schip er in zijn hart van over
tuigd, dat die derde officier een avontuurlijk
leven achter den rug moest hebben. Wel
sprak hij met blijkbaren tegenzin over zijn
verleden, maar uit zijn opmerkingen en een
verhaal, dat hij eens naar aanleiding van
zoo'n opmerking op algemeen verzoek had
verteld, bleek wel, dat hij een man was, die
een rustig, alledaagsch bestaan verafschuwde
en tot het slag van menschen behoorde, die
hun leven bijna als verspild beschouwen, wan
neer zij in hun bed sterven.
Hij was een zwijger, Van der Toorn. Maar
toch waren zijn mede-officieren er achter ge
komen, dat hij de heele wereld bereisd moest
hebben; op een walvischjager gevaren had,
met een zeilschip een reis naar Australië ge
maakt had, op krokodillen in de Moesie-
rivier en op tijgers in Bengalen jacht had ge
maakt, onder cowboys geleefd had en nu
eindelijk, na al die omzwervingen op een ge
regelde lijnboot terecht was gekomen, een
vleeschschip, dat bevroren voor- en achter
bouten uit Argentinië ging halen.
Het was den avonturier aan te zien, dat
dit rustige leventje hem allerminst naar den
zin was. En eens, toen hij, al weer na her
haald aandringen, zijn jachtbuit liet zien,
die, met uitzondering van een groot tijger
vel, dat over zijn rustbank lag, geheel uit
tanden bestond, want in een scheepshut van
twee bij drie meter kun je nu eenmaal geen
andere tropheeën bergen, slaakte hij de ver
zuchting, maar zoo gauw mogelijk weer op
een wilde-vaart-boot te kunnen monsteren.
Ja, tanden had hij Kiezen, snij- en
hoektanden, van tijgers, van panters, van
slangen de laatste in een doosje met wat
ten, een doodshoofd en twee gekruiste been
deren op het deksel van apen, van her
ten, krokodillen, wilde varkens ja, van
wilde bisons, uit z'n cowboy-tijd walvisch-
baleinen en haaientanden. En tusschen al die
deels gevaarlijke, deels onschuldige kauw-,
bijt- en scheurwerktuigen lag een heel klein,
heel nietig, en heel argeloos uitziend tandje...
Een der officieren wees ernaar.
„Wat is dat voor een eigenaardige kleine
tand?!".
„Dat is een melktandje van mezelf," ant
woordde Van der Toorn droog.
Het tanden jagen scheen hem wel in het
bloed te zitten.
De „Gooiland" had Buenos Aires aange
daan, was daarna de Parana-rivier opge-
stoomd om haar lading Argentijnsch vleesch
in te nemen bij de Frigorifico „Santa Feh".
Dien avond werd er niet gewerkt. Tonen
van gramofoonmuziek woeien van het met
vlaggen versierde onderbrugdek over het
verlaten, donkere fabrieksterrein.
Er was feest aan boord.
De gezagvoerder had den directeur en
eenige chefs met hun dames uitgenoodigd zijn
verjaardag op het schip mee te vieren.
Er werd gedanst, gezongen en gelachen. De
conversatie werd in een mengelmoes van Ne-
derlandsch- Engelsch en Spaansch gevoerd.
Zoowel voor de scheepsofficieren; als voor de
gasten, die mijlenver van de naaste stad
woonden, was dit geïmproviseerde bal een
welkome afwisseling.
Ook Van der Toorn, de anders zoo zwijg
zame, liet zich niet onbetuigd. Hij scheen
zich meer in het bijzonder met de taak be
last te hebben de jongste dochter van den
directeur, een levendig blondje in een zee
groen avondtoilet, aangenaam bezig te hou
den.
De oudere dames deden wat danslust be
treft, voor hun dochters niet onder en daar
er veel meer heeren dan dames waren, wa
de eersten in levendig gesprek geraakt, dat
te levendiger werd naarmate de rij leege
wijnflesschen in de pantry in lengte toenam.
Het ging over de jacht. En ineens herinnerde
de kapitein zich zijn derden officier.
Van der Toorn werd geroepen en of hij
wilde of niet, hij moest z'n tanden, z'n jacht-
tropheeën, halen.
De haaien-, de tijger- en slangentanden
trokken de belangstelling, terwijl de melk
tand niet naliet hilariteit te wekken. Maar
ineens werd de directeur ernstig.
„Heeren, ik heb een idee! Overmorgen or-
ganiseeren we een drijfjacht! Kapitein,
mag ik het genoegen hebben u en uw officie
ren uit te noodigen? Wij zullen voor alles
zorgen. Geweren, paarden en als het noodig
mocht zijn,voor passende kleeding."
Kapitein Verwouw lachte,
„Een jager ben ik niet, Mr. Parker. En wat
het paardrijden betreft, hoe gaarne ik uw
uitnoodiging aan zou nemen, ik vrees, dat u
in uw stallen niet zoo'n mak beestje hebt
staan, of het zal mij nog de baas zijn. Maar,"
Terwijl in de crisisjaren vele zaken achteruit
liepen, waren er toch die goede resultaten
boekten. Zij adverteerden in de
en zorgden daardoor voor een uitbreiding
van hun klantenkring, waardoor het nadeel
der verminderde individueele koopkracht
werd opgeheven.
viel hij zichzelf in de rede, „hier, onze derde
officier, die staat zijn man waar het op
rijden en schieten aankomt. Hè, Van der
Toorn?"
De aangesproenke haalde de schouders op.
Keek den directeur aan.
„Waar wilt u hier op jagen, Mr. Parker,
in de pampa's van een bewoonde kust
streek?"
„Jan," gaf de ander toe, „haaien, tijgers
en krokodillen hebben we hier niet.
„Zie je nou wel", gaf Van der Toorn met
een handbeweging toe. Hij scheen niet veel
zin in de jachtpartij te hebben.
„Maar kapitein," wendde Mr. Parker zich
weer tot den gezagvoerder, zichtbaar geër
gerd door de vraag van den derden officier,
„gelooft u me, we zullen het heel kalm aan
leggen. Mijn beide dochters gaan ook mee.
U begrijpt dus wel, dat het geen Wild-West
vertooning zal worden."
Van der Toorn spitste de ooren. Hè...
Evelyn ging ook mee! Dat veranderde de
zaak...
Het slot was, dat kapitein Ver wouw de
uitnoodiging aannam en ook Van der Toorn'a
onwil had voor belangstelling plaats ge
maakt.
Het was een gloeiend heete morgen, toen
twee ruiters, wier enorme sombrero's niet de
eenigste opvallende kleedingstukken waren;
ieder een paard aan den teugel voerend, voor
het schip afstegen. En een oogenblik later
daalden twee andere, minstens even groote
sombrero's, nagestaard door de halve be
manning van het schip, den valreep af. Het
waren kapitein Verwouw en rijn derde offi
cier, die onder deze ongewone hoofddeksels
zaten. De anderen hadden bedankt voor de
uitnoodiging, zich er wel van bewust zijnde,
dat ze meer zee- dan kavalleriebeenen had
den.
Kapitein Verwouw zette koers op het
paard, dat hem het minst gevaarlek voor
kwam een grijze rossinant met langen
staart en eenigszins hangende ooren. Ge
assisteerd door een der hulpvaardige gaucho's
zat hij weldra op den rug van het dier. Van
der Toorn was alleen in den zadel geklommen
Ook de begeleiders stegen op en pakten de 2
andere paarden, ondanks het protest van den
derden officier bij den teugel en daar ging
het maar niet dan nadat het paard van den
kapitein duidelijk en hardnekkig gedemon
streerd had, liever op den steiger te blijven
dan in de gloeiende pampa te gaan draven.
Bij het woonhuis van den. directeur, waar
de rest van het vroolijke jachtgezelschap
wachtte, hield de kleine kavalkade halt. De
kapitein achtte het blijkbaar geraden in den
zadel te blijven en groette met een breeden
zwaai van z'n onwennig hoofddeksel. Hetgeen
lachend bewonderende uitroepen van de da
mes tengevolge had.
Dan zette de stoet zich in beweging. Stap
voets. Van der Toorn was erin geslaagd r.aast
Evelyn te komen.
„Heerlijke morgen, vindt...?", wilde .hij'het
gesprek met zijn dame openen. Daar ineens
begon zijn paard neiging te vertoonen een
smallen iijgang tusschen twee loodsen in te
slaan. Evelyn greep het onwillekeurig bij den
teugel.
„Ja, ik ken hem", verklaarde ze lachend.
„Hij heeft nukken. Ik had u moeten waar
schuwen".
„O, ik zal hem wel klein krijgen. Heerlijke
morgen, vindt u niet?" begon hij dan ander
maal.
Maar nu was het paard van het meisje, dat
een dartelen zijsprong maakte. En af het nu
door dien zijsprong kwam, of door het feit,
dat de open vlakte plotseling zichtbaar ge
worden was, niemand kon het zeggen, maar
eensklaps ging het paard van Van der Toorn
op z'n achterbeenen staan schoot dan als de
wind vooruit. Zoo onverwacht, zoo overrom
pelend, dat rijn dappere berijder de stijgbeu
gels verloor en met bei' rijn armen om den
hals van het dier, in een oogwenk tientallen
meters vooi het gezelschap uit draafde.
„Ai,..!!" stiet Evelyn verschrikt uit.
„He...!!" kwam kapitein Verwouw verbaasd,
de voeten onwillekeurig vaster in de stijgbeu
gels zettend.
„O...!!" zei Mr. Parker veel beteekenend.
Gaf z'n paard de sporen en vloog achter den
vluchteling aan, die rakelings langs boomen
rennend en de zonderlingste sprongen met z'n
achterbeenen makend, den lastigen berijder van
z'n rug probeerde te werken.
Kilometers verder haalde Mr. Parker den
onfortuinlijken ruiter in, die nu, in plaats van
op den rug van zijn ros, voor onder den hals
hing, zich met armen en beenen aan den paar-
dennek vastklampend.
„O...!!" zei Mr. Parker weer, toen hij het
verschrikte dier eindelijk tot stilstand had ge
bracht.
Twee maanden later zat de groot-wildjager
op een wildevaartboot met z'n tanden, z'n
opmerkingen en z'n jachtverhalen
jn eroppwren aanzien van «x