Amerikaansche vrouw Zijt die winnen Verre Westen Het tuintje Dokterservaringen iet Wat zegt de over ROOSEVELT? terie donderdag 13 Juli 1939- "IW--- - -üir' T1' tfli VierdeMad □is oniiij, en noo| le besli| zijn d! •ttigen J. Wi R. Wa d. eve sto 1. Ree ondant or de irden wen publie een ?af de| ervekfl igs felle t lieten] waren, e ki stei| neeige d van kernen L uk verl ir hel uitbral thani Menschen in den ban van het bijgeloof. „Opdat zij leven" is d>e zeker oor spronkelijke titel van een bijzonder boek van Br. Williaan E. Aughin baugh, vertaald door Edouard de Nève, waarin deze arts ons op boeiende en klare wijze vertelt van de vele ervaringen, die hij opdeed in de vele verre landen, welke hij als arts en in opdracht van ver schillend regeeringen bezocht. Met gIvote toewijding, openlijk en zonder ecnig streven naar verfraaiing schil dert hr. Aughinbaugh ons vanaf zijn jongsten tijd zijn vele ontmoetingen jnet menschen. Menschen van alle raag en stand, van elk ras en elke nationaliteit. Elk hoofdstuk in dit voortreffelijke boek is een episode op zichzelf: wij laten er een, „Bijge loof in een groote stad" gedeeltelijk volgen. Bijgeloof in New York. 'Alles fesanten genomen is New York mis- ien de wetenschappelijkste stad van de eld. Haar verlceers- en verbindings- haar inrichtingen voor wetenschap- lijk en geneeskundig onderzoek en proef- □gen, haar theaters, flatgebouwen en - zijn alle gebaseerd op de laatste pekkingen der wetenschappelijke wereld, relifkertijd is New York een vreemde ve li jding van kleine wereldjes klein lüc, klein Hongarije, klein Duitschland; natown, 'I-Iarlem met een voortduren- invloed van achterlijke, landelijke dis- leien, die een even vreemd bijgeloof en opleveren als in eenig deel van de eld kunnen worden gevonden, Tegen de koude, stalen achter- grond van straten en gebouwen, ver- keerslawaai en flitsende lichten van den Grooten Witten Weg die al lemaal zoo nuchter en zonder ont roering zijn bestaat een wereld van demonenleer, opgebouwd dooi de geesten van inwoners die alles gelooven. Het is alsof, boven het to renklokje van het Empire Staatsge bouw uit, demonen en engelen vech ten om de overmacht als tijdens de middeleeuwen in de dagen .van weerwolven en heksen! Het kind van Wing Chong. van Wing le<f#r «.k» =nv« *k0» 1V0S, in kc 30 ms ren ll lijk maar eens naar het tfflg. Deze Ghineesche mijnheer hield een was lij ue erij in een druk bewoond gedeelte van stad en woonde boven zijn zaak in een i-kamer-appartemcnt. Wing sprak tame- good Engelsch, maar zijn kleine vrouw ie geen enkele taal behalve Cantoneesch. werd geroepen om naar hun jongste kind kijken. Toen ik in 't volle appartement verduiftoven de wassc'herij kwam, was de hitte «•drukkend, de kamers benauwd en vol nemen, awaai, terwijl er van de zaak beneden een k datï «uk van natte kleeren, zeep en rijst op- zomenpj^ In het midden der kamer waar het leke kind lag, stond een brandend houts- oolfoi'Quis. De vensters waren potdicht en gezoK «8 gordijnen er voor getrokken geen at- heerljjl^nosfeer om een kind dat hooge koorts had g van wiens uiterlijk elke aanwijzing van long 3lijfpl>»W'sfeking gaf, .te doen genezen, t ons té -oote 1 De moeder protesteert. Deze hl» ti van f ik liet een verpleegster uit Henley Street i en agtoen. Zij kwam onmiddellijk en wij ©pen voer jRP de vensters om frissdie lucht en zon- ernem®ht binnen te laten. Het houtskoolfornuis itgevor Wöd naar beneden gedragen; de kleine iningSS^rd gebaad en met alcohol gemasseerd en «ftwst voortdurend inhaleeren. «aar de kleine moeder in haar strakke gp met bloemen en delicate zijden panta- schreeuwde van schrik, toen zij zag wat 2*>1 aan het doen waren. Zij klaagde dat M zoo liet kind 'zouden dooden, zooals wmg ons vertolkte. Hij, arme man, stond R!' f^11 voe^ 'u ijwee werelden de oude jjrcrcld van China en de nieuwe wereld van Ainerika hulpeloos en onthutst. Boven bet bedje van het zieke kind hin- iv wt ^''verscheidene strooken rood papier en steik Oail om zijn armen en beenen drie roode gevonden, die erop geschilderd wa- kiiij'n Vroe^ Wing wat die dingen betee- »iOih dokter", zei hij, „die houden de e duivels weg, die de kinderen van iwaar s vveghalen. Zoo is het in China wr nj gei)orcn zijn. Maar hier weet ik niet ik weet het niet!" eenvoudigen geest worstelde het hpi» i scePHcisme. Maar toen wij het kind 'klein! hadden, kon niets Wing en zijn en ri. Vrouw ove,1halen de roode strooken «fcron rinKen voor altijd te verwijde ring' J e"i werden natuurlijk de baalde ^gewassche; maar onmiddellijk "verf v g en 'ziJn vrouw weer de roode voor den dag en hernieuwden ze. Eindelijk, toen ik de moeder kon vertellen, dat haar kind beter was f*1 mijn bezoeken niet meer be efde voort te zetten, dankte zij mij, waarbij Wing als gewoonlijk als tolk optrad, »Zij zegt dokter", zeï Wing, „dat de roode ringen de duivels weg hou den en dat U en Miss Verpleegster misschien daarbij helpen?" Een prachtige verdeeling van ap preciatie! Dat was de bedoeling niet! Dan was er nog Archie Washington, een reus van een man, gitzwart met een ont zaglijken mond, rollende oogen en enorme handen en voeten. Hij was een danser, die een zekere repu tatie ter plaatse had. Voor hem ook was de lucht hoven Manhattan vol duivels, met wie hij in verbinding stond door tussóhen- komst van zijn plaatselijken „toovenaar". Archie was voortdurend in verbinding met dien man voor alles was belangrijk was natuurlijk altijd tegen goede betaling. Mijn kennismaking met den toestand kwam na de alles overheerschende „marathonclans". De „toovenaar" had Archie verteld dat hij eiken danswedstrijd kon winnen, indien hij gedurende het dansen een groot koperen tweecentstuk uit die dagen in zijn mond hield. „De electriciteit die erin zit, zal je kracht geven", had hij aan Archie gezegd en Archie had het tweecent-stuk onder zijn tong gestoken. Gedurende de verwikkelin gen van den „cake walk"was Archie op gewonden geworden en had het muntstuk ingeslikt. Inplaats van in zijn maag terecht te komen, bleef het in zijn luchtpijp han gen en hij zakte op den dansvloer in el kaar. Toen zij mij bij hem brachten was hij bijna stervende en ik zag dat de tijd drong. Met een mesje sneed ik Archie's keel open en haalde het muntstok er uit. Hij kon toen weer ademen. Toen ik klaar was met het verbinden van de wond, vertelde Ar chie mij wat de „toovenaar" hem had aan geraden. „Ik zal dien neger zijn kop inslaan", voeg de hij erbij. En dat deed hij binnen, de eerst volgende uren en zoo kreeg ik een anderen niet betalenden klant te behandelen. Prettig voor de a.s. moeders! Het is zeer bekend dat zelfs heden ten dage Indianen en mannen van de wilde stammen van Noord- en Zuid-Azië groote, heet/gemaakte steenen die op kinderen lij ken, inpakken en ze rond het lichaam dei- zwangere vrouwen hinden. Gele steenen worden nog beschouwd de geelzucht te kunnen genezen. In zekere deelen van Eu ropa en in C'hina én Indië worden stee nen en gebakken afbeeldingen van mytho logische goden en heiligen in het water ge doopt om regen te veroorzaken, terwijl eem ronde steen met een gat in het midden dooi de Indianen van Züid-Amirka gebruikt wordt om den regen te doen ophouden of zon te brengen voor den oogst. De meeste mannen van Afrikaansohe stammen dragen rondom hun middel steenen, die op een man lijken en waarvan het idee is dat de ziel van den drager in den steen dringt op tijden van uiterst gevaar en hem dus be schermt tegen gevaar Ziedaar een brokstuk uit het rijke, tege lijkertijd leerzame en boeiende boek van Dr. Aughinbaugh, dat wij niet aarzelen een do cument van onschatbare waarde te noemen voor wie dieper doordringen wil in wat er leeft in een bekende en een ombekende we reld. öni tsMt tMAaal: Door FRED. YAN EED EN. Jarenlang hadden de Pietersens op een étage gewoond, maar nu zou dan eindelijk hun hartewensch vervuld worden en gingen ze verhuizen naar een allerliefst beneden- huisje met een tuin. Een streep grond, zoudt u het misschien kunnen noemen, maar Pie- tersen sprak vol trots over zijn „erf" en me vrouw Pietersen waagde het zelfs, het haar „lusthof" te noemen, wat haar éga wel wat voorbarig vond, doch, zoo beloofde hij, „a.s. zomer is het dat zeker." De lente kwam en deed alle tuinmansin stincten in Pietersen ontwaken. Zijn boter ham uit een papiertje, die hij 's middags in het park placht te verorberen, werd thans heimelijk op kantoor reeds verorberd en men kon hem, die altijd zoo op zijn rust gesteld was en zijn lunchuurtje steeds op een bankje sleet, nu, als de klok van twaalf nauwelijks koud was, naar buiten zien hol len, naar zijn tuintje, dat omgespit moest worden. Dat omspitten, ja, dat was eigen lijk niet zoo prettig; het valt niet mee, voor iemand die slechts gewend is, potlood en penhouder te hanteeren, om opeens met een schop te moeten werken. Maar de aanhou der wint en toen Pietersen, na drie maal zijn lunchuurtje aan zijn tuin opgeofferd te heb ben, bijna zijn vulpen niet meer kon vast houden van de spierpijn, dacht hij toch ver genoegd: „Ziezoo, de eerste arbeid is gedaan" en in gedachten zag hij visioenen van prach tig aangelegde boarders, rozenstruiken en spuitende fonteinen. Maar nu kwam het eigenlijke tuinieren pas. Er ging geen dag voorbij, of men zag Pietersen bladeren in prospectie van diverse kweekerijen of in handleidingen voor tuin aanleg. Daarna kwam er een periode, dat hij zijn vrouw verraste met allerlei bultige en knobbelige pakken en zakken zaad, die hun visioenen vaster vorm gaven. Want, niet waar, op de pakjes stonden zulke prachtige bloemen afgebeeld, dat hun tuin wel de mooiste uit de buurt moest worden. Toen kwam de eerste oneenigheid. Pieter sen wilde een vijver met goudvisschen, maar zijn vrouw wilde hier niets van weten. Als hij visschen wilde zien, moest hij maar naar het aquarium gaan. „Ik vind je een echten dierenbeul", zei ze, „om die beesten in zoo'n klein kommetje water te laten zwemmen. Ik zou er niet tegen kunnen als die stomme die ren me met hun onschuldige oogen aan la gen kijken, als ze naar adem snakten". Het ging Pietersen wel aan zijn hart, doch de wil van het zwakke geslacht is nu een maal wet, en daarom had hij er zich bij neer te leggen. Dan maar een rotstuin, besloot hij. Met het oog op de beperkte ruimte kon deze niet meer dan een halven meter breed wor den, doch dat was geen bezwaar. Pietersen ontpopte zich plotseling als een geroutineerd metselaar, stapelde steen op steen en plantte tusschen de kleinste spleetjes alles, wat maar eenigszins op een groen blaadje leek. Zijn kennissen vertelde hij vol trots, dat hij een rotstuin bezat met wel duizend planten en hij noodigde ze allemaal uit op een soort bal-champêtre, zoodra zijn tuin in bloei stond. Die tuin, die tuin, het werd een ware ob- cessie. Ieder uur, ieder kwartiertje, ja iedere minuut besteedde Pietersen er aan. Hij gie- terde, als het droog was, spande een stuk zeildoek boven de rotstuin, als de regen van den hemel stroomde, kroop op zijn knieën rond om te zien, of er nog iets op kwam, liep met potdeksels om de vogels te verjagen, die het kennelijk op zijn rotstuin voorzien hadden, at niet meer, werd mager en bleek, kreeg nachtmerries en ruzie met zijn vrouw, die hem verweet al zijn huise- OPOE GEEFT NAAILES. lijk geluk aan den tuin te grabbel te gooien en hem zelfs met echtscheiding dreigde. Augustus kwam; menige tuin vertoonde een pracht van kleuren en was een weelde voor het oog. En Pietersen's tuin? Och arme, in de rotstuin bloeide hier en daar een plan tje, dat door de vogels óver het hoofd was gezien. Pietersen kon toch immers den hee- len dag niet loopen trommelen. Uit het zaad, dat nog opgekomen was, kwamen wel bloe men, maar die moeten wel een groote desil lusie zijn geweest, want ze leken allerminst op de fraaie afbeeldingen op het zakje. Eén enkele roos stond te treuren in een hoekje, doch bracht het niet verder dan den knop, want die werd verstikt door de luis, iets, waartegen Pietersen, ondanks zijn perfecte handleiding voor tuinaanleg, toch niets kon doen. Weer is het zomer en nog steeds wonen de Pietersens in hun benedenhuisje met tuin. Een streep grond zoudt u zeggen, maar Pie tersen noemt het thans „mijn plekje frissche lucht" en mevrouw Pietersen spreekt over „de bleek". Het is gras, gewoon, doodgewoon groen gras, maar overdag is het een ideale plaats, om de wasch te laten drogen en 's avonds, ja 's avonds dan genieten de Pie tersens er hun welverdiende rust. Dan ma ken ze er een gezellig zitje van. 's Zondags wandelen ze door het stadspark en bewonderen er de prachtige bloemen. EEN INTERESSANTE ENQUETE. Onlangs werd in Amerika een bui tengewoon interessante enquête ge houden over de opinie van het pu bliek aangaande de politiek der Vereenigde Staten. Het, was het bekende Instituut der Open bare Meening, dat deze enquête uitschreef. Het belangrijkste onderdeel van de bin- DU-PONT, DE DYNASTIE DER BUS- KRUITKONINGEN. HUN ONMETELIJK FORTUIN WERD UIT BLOED GEWONNEN. Nog nimmer hebben de fabrikanten van oorlogsmateriaal zooveel geld verdiend als dezen zomer. De reusachtige opdrach ten, die zij ontvingen van de regeeringen in Europa, Amerika en Azië, zullen dit jaar hun winsten tot een fabelachtige hoog te doen stijgen. Aan de spits van de wa penindustrie staan wel de fabrieken van de familie du Pont de Nemours. Deze fa milie is op zichzelf verreweg de rijkste ter wereld. Alleen reeds de twee grootste ondernemingen, welke zij onder haar be heer heeft, verzekeren haar een jaarlijksch inkomen van meer dan 150 millioen dollar. Komt er niet spoedig een eind aan den krankzinnigen bewapeningswedloop, dan zal zij in de jaren 1939 en 1910 meer dan 300 millioen dollar winst maken. De zich sinds anderhalve eeuw in voortdurend stijgende lijn bewegende welvaart dezer Fransche „dynastie" vormt een der merk waardigste hoofdstukken in de sociale en industrieele geschiedenis van den moder nen tijd. Waarom Amerika zijn kruitfabriek oprichtte. Tegen het eind van de achttiende eeuw verliet Pierre Samuel du Pont de Nemour zij vaderland, Frankrijk, met zijn beide zoons, Victor en Elenthère Irenée, om zijn geluk te beproeven in Amerika. In dien tijd bevond zich de handel in buskruit uitsluitend in Engelsche handen. Niet al leen, dat de Engelschen het kruit tegen zeer hooge prijzen aan de bewoners van de Nieuwe Wereld verkochten doch bo vendien hingen deze laatsten geheel van de willekeur van hun Engelsche leveranciers. Dezen konden, indien hun dit goed dacht, elke dag den aanvoer stop zetten. Pierre Samuel, een ondernemend en actief man, die een goede wetenschappelijke opleiding had genoten en met zijn vriend Lavoisier scheikunde had gestudeerd, zag weldra in van hoeveel belang het zou zijn en hoeveel geld ermede te verdienen zou zijn, als men in Amerika zelf een kruitfa briek oprichtte, welke het land onafhanke lijk van Engeland zou maken. Hij wist vergunning te krijgen tot het in richten van een kleine fabriek in Brandy- vine, op een afstand van vier mijl van Wilmington, aan de Delaware. De onderne ming beantwoordde geheel aan de verwach tingen en keerde in de eerste zes jaar van haar bestaan reeds een dividend vaji 20% uit. President Jefferson was er zoo mede ingenomen, dat hij de onderneming voort durend sterker steunde. Een troefkaart handen. in Napoleons In 1802 scheepte de jeugdige Elenthère Irenée zich in naar Frankrijk, daar hij hoopte in dat land kapitaal bijeen te kun nen brengen om zijn fabriek uit te breiden. Hij legde zijn plannen voor aan de regee ring te Parijs. Napoleon, die onmiddellijk de mogelijkheid inzag, om den Engelschen zoowel in economisch als in politiek op zicht een slag toe te brengen, zeide hem zijn steun toe. Hij zorgde er voor, dat het betreffende Fransche departement plannen en machines te zijner beschikking stelde. Op deze wijze gelukte het, de fabriek te Brandyvine uit te breiden en de installatie op beter peil te brengen. De omzet werd van jaar tot jaar grooter. Elenthère Irenée, die na den dood van zijn vader de leiding der zaak op zich had genomen, stak na het einde van de Napoleontische oorlogen nog maals naar Frankrijk over, om nieuwe fi- nanciëele plannen ten uitvoer te brengen, welke dit-maal werdep gesteund dooi; nie mand minder dan Madame de Staël en Prins Talleyrand. In 1820 waren de kruitfabrieken van du Papt de Nemour reeds de grootste van Ame rika, welker roep over de geheele wereld was verbreid. De oorlog in de Krim en de Amerikaan sche burgeroorlog deden haar omzet ge weldig stijgen, temeer, omdat de fabriek zich thans ook toelegde op het vervaardi gen van granaten en andere projectielen. De grootste winsten heeft de familie na tuurlijk gedurende den wereldoorlog ge boekt. Niet minder dan 40% van al de am munitie die door de Geallieerden werd ver bruikt, werd door de verschillende fabrie ken van het Nemours-concern geleverd. Van millioen kg. in het jaar 1914 is de productie van de gezamenlijke fabrieken gestegen tot 200 millioen in 1918. Het aan tal in de fabrieken te werk gestelden groei de an 500 tot 100.000; en het cijfer lever antie van oorlogsmateriaal heeft het fan tastische bedrag van ^4 millioen dollar be reikt. Naast kruit; laxeermiddelen en auto's! Thans vergenoegt de firma zich er niet meer mede, de grootste fabrikant en leve rancier van oorlogsmateriaal te zijn. Zij vormt tegelijkertijd de grootste Amerikaan sche chemische trust en is tevens de groot ste fabriek van automobielen, daar zij na de Wereldoorlog zich van de controle over de General Motors heeft verzekerd. De Du Pont de Nemours fabriceeren alle mogelij ke chemische pharmaceutische producten, van laxeermiddelen tot aniline-verven, van gummi-kussens tot smeerolie. Meer dan dui zend verschillende producten verlaten hun fabrieken; en elk jaar komen er nieuwe dingen bij, die in hun laboratoria worden uitgevonden. Vijf geslachten lang hebben de Du Pont de Nemour's steen voor steen de zaak opgebouwd een zaak, welke nergens ter wereld haars gelijke vindt. Elk geslacht van deze merkwaardige fa milie heeft iemand met- een sterke indi vidualiteit opgeleverd, iemand met alle ga ve, welke een man tot leider stempelen, die het geheele concern weet te beheerschen en zelfs nog verder uit te breiden. Onderling zijn alle leden der familie verbonden door een onverbreekbare solidariteit. De familie tradities worden streng gehandhaafd; en men is er trotsch op, te kunnen beweren dat de hoogste handelsmoraal gedurende 150 jaar onkreukbaar is gehanhaafd, nenlandsche politiek is natuurlijk nog steeds de vraag, wie zich candidaat voor het presidentschap stellen zal en met deze kwestie hangt weer ten nauwste samen de persoonlijkheid van president Roosevelt. Op de vraag, of Roosevelt zich ditmaal weer candidaat zal stellen, heeft 48 pet.. met „ja" geantwoord. Een veel grooter percentage dus dan vroeger. Het aantal menschen evenwel, die van meening zijn, dat Roosevelt ook eventueel weer herkozen zou worden, is veel geringer geworden. Nfojj bijna 'n jaar geleden meenden 51 pet., dal Roosevelt voor een derde ambtsperiode in aanmerking komen zou. Thans is het nog maar 45 pet. Vanzelfsprekend zijn er on der de Democraten meer menschen; die aan 'n overwinning v. Roosevelt gelooven, dan onder de Republikeinen. 61 pet. der Demo craten tegen 16 pet. der Republikeinen verwachten en herkiezing van den tegen- woordigen president. De vraag, of de kie zers, voor het geval Roosevelt zich voor de 3e maal cadidaat stelde, hem zouden kiezen, zonder er op te letten, wie zijn Re- publikeinsche tegencandidaat zou zijn, heefC 39 pet. bevestigend beantwoord, 61 pet. ontkennend. Merkwaardig is liet, 'dat het aantal vastberaden aanhangers van Roose velt voor een deel van de maat schappelijke positie dezer menschen afhangt. In de groep der hoogste inkomens bedraagt het aantal hartstochtelijke aanhangers 19 pet., in de middelmatige inkomens 34 pet., in de groep der laagste inko mens,' met inbegrip der personen, die steun trekken, 55 pet. Daarbij mag echter niet vergeten worden, dat lang niet alle „neen-stemmers" tegenstanders zijn Roosevelt zijn, terwijl er ook velen vóór hem zul len stemmen, wanneer ze den can didaat der Republikeinen onge schikt achten. Roosevelt zwijgt. De president zelf vermijdt het zorgvuldig, te laten merken, wat hij van plan is. De minister van Binnenlandsche Zaken Ickes, heeft zich openlijk vóór een derde ambts periode van Roosevelt uitgesproken en de minister van Landbouw, Wallace, heeft in een groote rede op 17 Juni j.1. te Wiscon- sin uitdrukkelijk verklaard, dat de De mocratische partij een liberaal programma moest opstellen, om te kunnen winnen. „Wie de Democratische candidaat ook zijn zal, het doel, waarvoor de partij onder Roosevelt's leiding strijdt, zal blijven be staan." Wallace legde er den nadruk op} dat het nu de taak der partij was, het beleggen van particuliere kapitalen te be gunstigen. Wat zeggen de dames er van? Interessant is ook het resultaat van een onderzoek, dat door de Amerikaansche Uni versiteiten onder de afgestudeerde vrouwe lijke studenten gehouden werd. Plet bleek, dat deze vrouwen, die doorgaans tot de best gesitueerde klassen behooren, het liefst voor liberaal willen doorgaan. Me vrouw Roosevelt bewonderen, het doel van de ,New Deal" billijken, doch niet de tot nu toe toegepaste methoden en de leidende personen van het huidige regime. Roosevelt vreezen ze. Naar haar meening zijn ze op politiek gebied liberaler dan haar echtgenoten. Bij de verkiezingen vol gen ze evenwel de wensch van haar echt- genooten op en stemmen dus tegen Roose velt, terwijl ze toch voor een sociale wetge ving, voor de verzekering van werkeloozen, voor vakvereenigingen en voor wetten voor het scheppen van betere woongelegenheden. Het belangrijkste probleem van den tegen- woordigen tijd vinden zij de bedreiging der democratieën door de dictaturen, een pro bleem, dat haar nog ernstiger voorkomt dan de werkloosheid of de moeilijkheden met de arbeiders in de Vereenigde Staten. Zij zijn voor een rigoreuze bestrijding van de fascistische en nationaal-socialistische propaganda in de U.S.A. en voor een ver regaande bewapening van haar land. Merkwaardig is het, dat zij niet weten, wie zij in 1940 tot president moeten kiezen, daar er, volgens haar zeggen, geen candidaat is, die uit het hout gesneden is, waaruit Roosevelt is. Sommigen van haar waren zonder eenig enthousiasme vóór Dewey, die de belang rijkste candidaat voor de Republikeinen schijnt te zijn. Hieruit blijkt, hoe onzeker het thans nog is, wie president worden zal. Veel zal er van af hangen, of in het nog volgende jaar'de economische toestand he slist beter wordt en of de vrede in Europa en het Verre Oosten in de tegenwoordige precaire toestand blijft. Thans kan even wel nog niemand deze vragen, met zeker heid beantwoorden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1939 | | pagina 11