Amerikaansche vrouw
Zijt die winnen
Verre Westen
Het tuintje
Dokterservaringen
iet
Wat zegt de
over ROOSEVELT?
terie
donderdag 13 Juli 1939-
"IW--- - -üir' T1'
tfli
VierdeMad
□is
oniiij,
en noo|
le besli|
zijn d!
•ttigen
J. Wi
R. Wa
d.
eve sto
1. Ree
ondant
or de
irden
wen
publie
een
?af de|
ervekfl
igs felle
t lieten]
waren,
e ki stei|
neeige
d van
kernen L
uk verl
ir hel
uitbral
thani
Menschen in den ban van het
bijgeloof.
„Opdat zij leven" is d>e zeker oor
spronkelijke titel van een bijzonder
boek van Br. Williaan E. Aughin
baugh, vertaald door Edouard de
Nève, waarin deze arts ons op
boeiende en klare wijze vertelt van
de vele ervaringen, die hij opdeed
in de vele verre landen, welke hij
als arts en in opdracht van ver
schillend regeeringen bezocht. Met
gIvote toewijding, openlijk en zonder
ecnig streven naar verfraaiing schil
dert hr. Aughinbaugh ons vanaf zijn
jongsten tijd zijn vele ontmoetingen
jnet menschen. Menschen van alle
raag en stand, van elk ras en elke
nationaliteit. Elk hoofdstuk in dit
voortreffelijke boek is een episode
op zichzelf: wij laten er een, „Bijge
loof in een groote stad" gedeeltelijk
volgen.
Bijgeloof in New York.
'Alles fesanten genomen is New York mis-
ien de wetenschappelijkste stad van de
eld. Haar verlceers- en verbindings-
haar inrichtingen voor wetenschap-
lijk en geneeskundig onderzoek en proef-
□gen, haar theaters, flatgebouwen en
- zijn alle gebaseerd op de laatste
pekkingen der wetenschappelijke wereld,
relifkertijd is New York een vreemde ve li
jding van kleine wereldjes klein
lüc, klein Hongarije, klein Duitschland;
natown, 'I-Iarlem met een voortduren-
invloed van achterlijke, landelijke dis-
leien, die een even vreemd bijgeloof en
opleveren als in eenig deel van de
eld kunnen worden gevonden,
Tegen de koude, stalen achter-
grond van straten en gebouwen, ver-
keerslawaai en flitsende lichten van
den Grooten Witten Weg die al
lemaal zoo nuchter en zonder ont
roering zijn bestaat een wereld
van demonenleer, opgebouwd dooi
de geesten van inwoners die alles
gelooven. Het is alsof, boven het to
renklokje van het Empire Staatsge
bouw uit, demonen en engelen vech
ten om de overmacht als tijdens de
middeleeuwen in de dagen .van
weerwolven en heksen!
Het kind van Wing Chong.
van Wing
le<f#r «.k»
=nv« *k0»
1V0S,
in kc
30 ms
ren ll
lijk maar eens naar het
tfflg.
Deze Ghineesche mijnheer hield een was
lij ue erij in een druk bewoond gedeelte van
stad en woonde boven zijn zaak in een
i-kamer-appartemcnt. Wing sprak tame-
good Engelsch, maar zijn kleine vrouw
ie geen enkele taal behalve Cantoneesch.
werd geroepen om naar hun jongste kind
kijken. Toen ik in 't volle appartement
verduiftoven de wassc'herij kwam, was de hitte
«•drukkend, de kamers benauwd en vol
nemen, awaai, terwijl er van de zaak beneden een
k datï «uk van natte kleeren, zeep en rijst op-
zomenpj^ In het midden der kamer waar het
leke kind lag, stond een brandend houts-
oolfoi'Quis. De vensters waren potdicht en
gezoK «8 gordijnen er voor getrokken geen at-
heerljjl^nosfeer om een kind dat hooge koorts had
g van wiens uiterlijk elke aanwijzing van long
3lijfpl>»W'sfeking gaf, .te doen genezen,
t ons té
-oote 1 De moeder protesteert.
Deze hl»
ti van f ik liet een verpleegster uit Henley Street
i en agtoen. Zij kwam onmiddellijk en wij ©pen
voer jRP de vensters om frissdie lucht en zon-
ernem®ht binnen te laten. Het houtskoolfornuis
itgevor Wöd naar beneden gedragen; de kleine
iningSS^rd gebaad en met alcohol gemasseerd en
«ftwst voortdurend inhaleeren.
«aar de kleine moeder in haar strakke
gp met bloemen en delicate zijden panta-
schreeuwde van schrik, toen zij zag wat
2*>1 aan het doen waren. Zij klaagde dat
M zoo liet kind 'zouden dooden, zooals
wmg ons vertolkte. Hij, arme man, stond
R!' f^11 voe^ 'u ijwee werelden de oude
jjrcrcld van China en de nieuwe wereld van
Ainerika hulpeloos en onthutst.
Boven bet bedje van het zieke kind hin-
iv wt ^''verscheidene strooken rood papier en
steik Oail om zijn armen en beenen drie roode
gevonden, die erop geschilderd wa-
kiiij'n Vroe^ Wing wat die dingen betee-
»iOih dokter", zei hij, „die houden de
e duivels weg, die de kinderen van
iwaar s vveghalen. Zoo is het in China
wr nj gei)orcn zijn. Maar hier weet ik
niet ik weet het niet!"
eenvoudigen geest worstelde het
hpi» i scePHcisme. Maar toen wij het kind
'klein! hadden, kon niets Wing en zijn
en ri. Vrouw ove,1halen de roode strooken
«fcron rinKen voor altijd te verwijde
ring' J e"i werden natuurlijk de
baalde ^gewassche; maar onmiddellijk
"verf v g en 'ziJn vrouw weer de roode
voor den dag en hernieuwden ze.
Eindelijk, toen ik de moeder kon
vertellen, dat haar kind beter was
f*1 mijn bezoeken niet meer be
efde voort te zetten, dankte zij mij,
waarbij Wing als gewoonlijk als tolk
optrad,
»Zij zegt dokter", zeï Wing, „dat
de roode ringen de duivels weg hou
den en dat U en Miss Verpleegster
misschien daarbij helpen?"
Een prachtige verdeeling van ap
preciatie!
Dat was de bedoeling niet!
Dan was er nog Archie Washington, een
reus van een man, gitzwart met een ont
zaglijken mond, rollende oogen en enorme
handen en voeten.
Hij was een danser, die een zekere repu
tatie ter plaatse had. Voor hem ook was
de lucht hoven Manhattan vol duivels, met
wie hij in verbinding stond door tussóhen-
komst van zijn plaatselijken „toovenaar".
Archie was voortdurend in verbinding met
dien man voor alles was belangrijk was
natuurlijk altijd tegen goede betaling. Mijn
kennismaking met den toestand kwam na
de alles overheerschende „marathonclans".
De „toovenaar" had Archie verteld dat hij
eiken danswedstrijd kon winnen, indien hij
gedurende het dansen een groot koperen
tweecentstuk uit die dagen in zijn mond
hield. „De electriciteit die erin zit, zal je
kracht geven", had hij aan Archie gezegd en
Archie had het tweecent-stuk onder zijn
tong gestoken. Gedurende de verwikkelin
gen van den „cake walk"was Archie op
gewonden geworden en had het muntstuk
ingeslikt. Inplaats van in zijn maag terecht
te komen, bleef het in zijn luchtpijp han
gen en hij zakte op den dansvloer in el
kaar. Toen zij mij bij hem brachten was hij
bijna stervende en ik zag dat de tijd drong.
Met een mesje sneed ik Archie's keel open
en haalde het muntstok er uit. Hij kon
toen weer ademen. Toen ik klaar was met
het verbinden van de wond, vertelde Ar
chie mij wat de „toovenaar" hem had aan
geraden.
„Ik zal dien neger zijn kop inslaan", voeg
de hij erbij. En dat deed hij binnen, de eerst
volgende uren en zoo kreeg ik een anderen
niet betalenden klant te behandelen.
Prettig voor de a.s. moeders!
Het is zeer bekend dat zelfs heden ten
dage Indianen en mannen van de wilde
stammen van Noord- en Zuid-Azië groote,
heet/gemaakte steenen die op kinderen lij
ken, inpakken en ze rond het lichaam dei-
zwangere vrouwen hinden. Gele steenen
worden nog beschouwd de geelzucht te
kunnen genezen. In zekere deelen van Eu
ropa en in C'hina én Indië worden stee
nen en gebakken afbeeldingen van mytho
logische goden en heiligen in het water ge
doopt om regen te veroorzaken, terwijl eem
ronde steen met een gat in het midden dooi
de Indianen van Züid-Amirka gebruikt
wordt om den regen te doen ophouden of
zon te brengen voor den oogst. De meeste
mannen van Afrikaansohe stammen dragen
rondom hun middel steenen, die op een
man lijken en waarvan het idee is dat de
ziel van den drager in den steen dringt op
tijden van uiterst gevaar en hem dus be
schermt tegen gevaar
Ziedaar een brokstuk uit het rijke, tege
lijkertijd leerzame en boeiende boek van Dr.
Aughinbaugh, dat wij niet aarzelen een do
cument van onschatbare waarde te noemen
voor wie dieper doordringen wil in wat er
leeft in een bekende en een ombekende we
reld.
öni tsMt tMAaal:
Door FRED. YAN EED EN.
Jarenlang hadden de Pietersens op een
étage gewoond, maar nu zou dan eindelijk
hun hartewensch vervuld worden en gingen
ze verhuizen naar een allerliefst beneden-
huisje met een tuin. Een streep grond, zoudt
u het misschien kunnen noemen, maar Pie-
tersen sprak vol trots over zijn „erf" en me
vrouw Pietersen waagde het zelfs, het haar
„lusthof" te noemen, wat haar éga wel wat
voorbarig vond, doch, zoo beloofde hij, „a.s.
zomer is het dat zeker."
De lente kwam en deed alle tuinmansin
stincten in Pietersen ontwaken. Zijn boter
ham uit een papiertje, die hij 's middags in
het park placht te verorberen, werd thans
heimelijk op kantoor reeds verorberd
en men kon hem, die altijd zoo op zijn rust
gesteld was en zijn lunchuurtje steeds op
een bankje sleet, nu, als de klok van twaalf
nauwelijks koud was, naar buiten zien hol
len, naar zijn tuintje, dat omgespit moest
worden. Dat omspitten, ja, dat was eigen
lijk niet zoo prettig; het valt niet mee, voor
iemand die slechts gewend is, potlood en
penhouder te hanteeren, om opeens met een
schop te moeten werken. Maar de aanhou
der wint en toen Pietersen, na drie maal zijn
lunchuurtje aan zijn tuin opgeofferd te heb
ben, bijna zijn vulpen niet meer kon vast
houden van de spierpijn, dacht hij toch ver
genoegd: „Ziezoo, de eerste arbeid is gedaan"
en in gedachten zag hij visioenen van prach
tig aangelegde boarders, rozenstruiken en
spuitende fonteinen.
Maar nu kwam het eigenlijke tuinieren
pas. Er ging geen dag voorbij, of men zag
Pietersen bladeren in prospectie van diverse
kweekerijen of in handleidingen voor tuin
aanleg. Daarna kwam er een periode, dat
hij zijn vrouw verraste met allerlei bultige
en knobbelige pakken en zakken zaad, die
hun visioenen vaster vorm gaven. Want, niet
waar, op de pakjes stonden zulke prachtige
bloemen afgebeeld, dat hun tuin wel de
mooiste uit de buurt moest worden.
Toen kwam de eerste oneenigheid. Pieter
sen wilde een vijver met goudvisschen, maar
zijn vrouw wilde hier niets van weten. Als
hij visschen wilde zien, moest hij maar naar
het aquarium gaan. „Ik vind je een echten
dierenbeul", zei ze, „om die beesten in zoo'n
klein kommetje water te laten zwemmen. Ik
zou er niet tegen kunnen als die stomme die
ren me met hun onschuldige oogen aan la
gen kijken, als ze naar adem snakten".
Het ging Pietersen wel aan zijn hart, doch
de wil van het zwakke geslacht is nu een
maal wet, en daarom had hij er zich bij neer
te leggen. Dan maar een rotstuin, besloot hij.
Met het oog op de beperkte ruimte kon deze
niet meer dan een halven meter breed wor
den, doch dat was geen bezwaar. Pietersen
ontpopte zich plotseling als een geroutineerd
metselaar, stapelde steen op steen en plantte
tusschen de kleinste spleetjes alles, wat
maar eenigszins op een groen blaadje leek.
Zijn kennissen vertelde hij vol trots, dat hij
een rotstuin bezat met wel duizend planten
en hij noodigde ze allemaal uit op een soort
bal-champêtre, zoodra zijn tuin in bloei
stond.
Die tuin, die tuin, het werd een ware ob-
cessie. Ieder uur, ieder kwartiertje, ja iedere
minuut besteedde Pietersen er aan. Hij gie-
terde, als het droog was, spande een stuk
zeildoek boven de rotstuin, als de regen van
den hemel stroomde, kroop op zijn
knieën rond om te zien, of er nog iets op
kwam, liep met potdeksels om de vogels te
verjagen, die het kennelijk op zijn rotstuin
voorzien hadden, at niet meer, werd mager
en bleek, kreeg nachtmerries en ruzie met
zijn vrouw, die hem verweet al zijn huise-
OPOE GEEFT NAAILES.
lijk geluk aan den tuin te grabbel te gooien
en hem zelfs met echtscheiding dreigde.
Augustus kwam; menige tuin vertoonde
een pracht van kleuren en was een weelde
voor het oog. En Pietersen's tuin? Och arme,
in de rotstuin bloeide hier en daar een plan
tje, dat door de vogels óver het hoofd was
gezien. Pietersen kon toch immers den hee-
len dag niet loopen trommelen. Uit het zaad,
dat nog opgekomen was, kwamen wel bloe
men, maar die moeten wel een groote desil
lusie zijn geweest, want ze leken allerminst
op de fraaie afbeeldingen op het zakje. Eén
enkele roos stond te treuren in een hoekje,
doch bracht het niet verder dan den knop,
want die werd verstikt door de luis, iets,
waartegen Pietersen, ondanks zijn perfecte
handleiding voor tuinaanleg, toch niets kon
doen.
Weer is het zomer en nog steeds wonen de
Pietersens in hun benedenhuisje met tuin.
Een streep grond zoudt u zeggen, maar Pie
tersen noemt het thans „mijn plekje frissche
lucht" en mevrouw Pietersen spreekt over
„de bleek". Het is gras, gewoon, doodgewoon
groen gras, maar overdag is het een ideale
plaats, om de wasch te laten drogen en
's avonds, ja 's avonds dan genieten de Pie
tersens er hun welverdiende rust. Dan ma
ken ze er een gezellig zitje van.
's Zondags wandelen ze door het stadspark
en bewonderen er de prachtige bloemen.
EEN INTERESSANTE ENQUETE.
Onlangs werd in Amerika een bui
tengewoon interessante enquête ge
houden over de opinie van het pu
bliek aangaande de politiek der
Vereenigde Staten.
Het, was het bekende Instituut der Open
bare Meening, dat deze enquête uitschreef.
Het belangrijkste onderdeel van de bin-
DU-PONT, DE DYNASTIE DER BUS-
KRUITKONINGEN.
HUN ONMETELIJK FORTUIN WERD UIT
BLOED GEWONNEN.
Nog nimmer hebben de fabrikanten van
oorlogsmateriaal zooveel geld verdiend
als dezen zomer. De reusachtige opdrach
ten, die zij ontvingen van de regeeringen
in Europa, Amerika en Azië, zullen dit
jaar hun winsten tot een fabelachtige hoog
te doen stijgen. Aan de spits van de wa
penindustrie staan wel de fabrieken van
de familie du Pont de Nemours. Deze fa
milie is op zichzelf verreweg de rijkste
ter wereld. Alleen reeds de twee grootste
ondernemingen, welke zij onder haar be
heer heeft, verzekeren haar een jaarlijksch
inkomen van meer dan 150 millioen dollar.
Komt er niet spoedig een eind aan den
krankzinnigen bewapeningswedloop, dan
zal zij in de jaren 1939 en 1910 meer dan
300 millioen dollar winst maken. De zich
sinds anderhalve eeuw in voortdurend
stijgende lijn bewegende welvaart dezer
Fransche „dynastie" vormt een der merk
waardigste hoofdstukken in de sociale en
industrieele geschiedenis van den moder
nen tijd.
Waarom Amerika zijn kruitfabriek
oprichtte.
Tegen het eind van de achttiende eeuw
verliet Pierre Samuel du Pont de Nemour
zij vaderland, Frankrijk, met zijn beide
zoons, Victor en Elenthère Irenée, om zijn
geluk te beproeven in Amerika. In dien
tijd bevond zich de handel in buskruit
uitsluitend in Engelsche handen. Niet al
leen, dat de Engelschen het kruit tegen
zeer hooge prijzen aan de bewoners van de
Nieuwe Wereld verkochten doch bo
vendien hingen deze laatsten geheel
van de willekeur van hun Engelsche
leveranciers. Dezen konden, indien hun dit
goed dacht, elke dag den aanvoer stop
zetten. Pierre Samuel, een ondernemend en
actief man, die een goede wetenschappelijke
opleiding had genoten en met zijn vriend
Lavoisier scheikunde had gestudeerd, zag
weldra in van hoeveel belang het zou zijn
en hoeveel geld ermede te verdienen zou
zijn, als men in Amerika zelf een kruitfa
briek oprichtte, welke het land onafhanke
lijk van Engeland zou maken.
Hij wist vergunning te krijgen tot het in
richten van een kleine fabriek in Brandy-
vine, op een afstand van vier mijl van
Wilmington, aan de Delaware. De onderne
ming beantwoordde geheel aan de verwach
tingen en keerde in de eerste zes jaar van
haar bestaan reeds een dividend vaji 20%
uit. President Jefferson was er zoo mede
ingenomen, dat hij de onderneming voort
durend sterker steunde.
Een troefkaart
handen.
in Napoleons
In 1802 scheepte de jeugdige Elenthère
Irenée zich in naar Frankrijk, daar hij
hoopte in dat land kapitaal bijeen te kun
nen brengen om zijn fabriek uit te breiden.
Hij legde zijn plannen voor aan de regee
ring te Parijs. Napoleon, die onmiddellijk
de mogelijkheid inzag, om den Engelschen
zoowel in economisch als in politiek op
zicht een slag toe te brengen, zeide hem
zijn steun toe. Hij zorgde er voor, dat het
betreffende Fransche departement plannen
en machines te zijner beschikking stelde.
Op deze wijze gelukte het, de fabriek te
Brandyvine uit te breiden en de installatie
op beter peil te brengen. De omzet werd
van jaar tot jaar grooter. Elenthère Irenée,
die na den dood van zijn vader de leiding
der zaak op zich had genomen, stak na het
einde van de Napoleontische oorlogen nog
maals naar Frankrijk over, om nieuwe fi-
nanciëele plannen ten uitvoer te brengen,
welke dit-maal werdep gesteund dooi; nie
mand minder dan Madame de Staël en
Prins Talleyrand.
In 1820 waren de kruitfabrieken van du
Papt de Nemour reeds de grootste van Ame
rika, welker roep over de geheele wereld
was verbreid.
De oorlog in de Krim en de Amerikaan
sche burgeroorlog deden haar omzet ge
weldig stijgen, temeer, omdat de fabriek
zich thans ook toelegde op het vervaardi
gen van granaten en andere projectielen.
De grootste winsten heeft de familie na
tuurlijk gedurende den wereldoorlog ge
boekt. Niet minder dan 40% van al de am
munitie die door de Geallieerden werd ver
bruikt, werd door de verschillende fabrie
ken van het Nemours-concern geleverd.
Van millioen kg. in het jaar 1914 is de
productie van de gezamenlijke fabrieken
gestegen tot 200 millioen in 1918. Het aan
tal in de fabrieken te werk gestelden groei
de an 500 tot 100.000; en het cijfer lever
antie van oorlogsmateriaal heeft het fan
tastische bedrag van ^4 millioen dollar be
reikt.
Naast kruit; laxeermiddelen en
auto's!
Thans vergenoegt de firma zich er niet
meer mede, de grootste fabrikant en leve
rancier van oorlogsmateriaal te zijn. Zij
vormt tegelijkertijd de grootste Amerikaan
sche chemische trust en is tevens de groot
ste fabriek van automobielen, daar zij na
de Wereldoorlog zich van de controle over
de General Motors heeft verzekerd. De Du
Pont de Nemours fabriceeren alle mogelij
ke chemische pharmaceutische producten,
van laxeermiddelen tot aniline-verven, van
gummi-kussens tot smeerolie. Meer dan dui
zend verschillende producten verlaten hun
fabrieken; en elk jaar komen er nieuwe
dingen bij, die in hun laboratoria worden
uitgevonden. Vijf geslachten lang hebben
de Du Pont de Nemour's steen voor steen
de zaak opgebouwd een zaak, welke
nergens ter wereld haars gelijke vindt.
Elk geslacht van deze merkwaardige fa
milie heeft iemand met- een sterke indi
vidualiteit opgeleverd, iemand met alle ga
ve, welke een man tot leider stempelen, die
het geheele concern weet te beheerschen en
zelfs nog verder uit te breiden. Onderling
zijn alle leden der familie verbonden door
een onverbreekbare solidariteit. De familie
tradities worden streng gehandhaafd; en
men is er trotsch op, te kunnen beweren
dat de hoogste handelsmoraal gedurende
150 jaar onkreukbaar is gehanhaafd,
nenlandsche politiek is natuurlijk nog
steeds de vraag, wie zich candidaat voor het
presidentschap stellen zal en met deze
kwestie hangt weer ten nauwste samen de
persoonlijkheid van president Roosevelt.
Op de vraag, of Roosevelt zich ditmaal
weer candidaat zal stellen, heeft 48 pet..
met „ja" geantwoord. Een veel grooter
percentage dus dan vroeger. Het aantal
menschen evenwel, die van meening zijn,
dat Roosevelt ook eventueel weer herkozen
zou worden, is veel geringer geworden. Nfojj
bijna 'n jaar geleden meenden 51 pet., dal
Roosevelt voor een derde ambtsperiode in
aanmerking komen zou. Thans is het nog
maar 45 pet. Vanzelfsprekend zijn er on
der de Democraten meer menschen; die aan
'n overwinning v. Roosevelt gelooven, dan
onder de Republikeinen. 61 pet. der Demo
craten tegen 16 pet. der Republikeinen
verwachten en herkiezing van den tegen-
woordigen president. De vraag, of de kie
zers, voor het geval Roosevelt zich voor
de 3e maal cadidaat stelde, hem zouden
kiezen, zonder er op te letten, wie zijn Re-
publikeinsche tegencandidaat zou zijn, heefC
39 pet. bevestigend beantwoord, 61 pet.
ontkennend.
Merkwaardig is liet, 'dat het aantal
vastberaden aanhangers van Roose
velt voor een deel van de maat
schappelijke positie dezer menschen
afhangt. In de groep der hoogste
inkomens bedraagt het aantal
hartstochtelijke aanhangers 19 pet.,
in de middelmatige inkomens 34
pet., in de groep der laagste inko
mens,' met inbegrip der personen,
die steun trekken, 55 pet. Daarbij
mag echter niet vergeten worden,
dat lang niet alle „neen-stemmers"
tegenstanders zijn Roosevelt zijn,
terwijl er ook velen vóór hem zul
len stemmen, wanneer ze den can
didaat der Republikeinen onge
schikt achten.
Roosevelt zwijgt.
De president zelf vermijdt het zorgvuldig,
te laten merken, wat hij van plan is. De
minister van Binnenlandsche Zaken Ickes,
heeft zich openlijk vóór een derde ambts
periode van Roosevelt uitgesproken en de
minister van Landbouw, Wallace, heeft in
een groote rede op 17 Juni j.1. te Wiscon-
sin uitdrukkelijk verklaard, dat de De
mocratische partij een liberaal programma
moest opstellen, om te kunnen winnen.
„Wie de Democratische candidaat ook zijn
zal, het doel, waarvoor de partij onder
Roosevelt's leiding strijdt, zal blijven be
staan." Wallace legde er den nadruk op}
dat het nu de taak der partij was, het
beleggen van particuliere kapitalen te be
gunstigen.
Wat zeggen de dames er van?
Interessant is ook het resultaat van een
onderzoek, dat door de Amerikaansche Uni
versiteiten onder de afgestudeerde vrouwe
lijke studenten gehouden werd. Plet bleek,
dat deze vrouwen, die doorgaans tot de
best gesitueerde klassen behooren, het
liefst voor liberaal willen doorgaan. Me
vrouw Roosevelt bewonderen, het doel van
de ,New Deal" billijken, doch niet de tot
nu toe toegepaste methoden en de leidende
personen van het huidige regime.
Roosevelt vreezen ze. Naar haar meening
zijn ze op politiek gebied liberaler dan
haar echtgenoten. Bij de verkiezingen vol
gen ze evenwel de wensch van haar echt-
genooten op en stemmen dus tegen Roose
velt, terwijl ze toch voor een sociale wetge
ving, voor de verzekering van werkeloozen,
voor vakvereenigingen en voor wetten voor
het scheppen van betere woongelegenheden.
Het belangrijkste probleem van den tegen-
woordigen tijd vinden zij de bedreiging der
democratieën door de dictaturen, een pro
bleem, dat haar nog ernstiger voorkomt
dan de werkloosheid of de moeilijkheden
met de arbeiders in de Vereenigde Staten.
Zij zijn voor een rigoreuze bestrijding van
de fascistische en nationaal-socialistische
propaganda in de U.S.A. en voor een ver
regaande bewapening van haar land.
Merkwaardig is het, dat zij niet
weten, wie zij in 1940 tot president
moeten kiezen, daar er, volgens
haar zeggen, geen candidaat is, die
uit het hout gesneden is, waaruit
Roosevelt is.
Sommigen van haar waren zonder eenig
enthousiasme vóór Dewey, die de belang
rijkste candidaat voor de Republikeinen
schijnt te zijn. Hieruit blijkt, hoe onzeker
het thans nog is, wie president worden zal.
Veel zal er van af hangen, of in het nog
volgende jaar'de economische toestand he
slist beter wordt en of de vrede in Europa
en het Verre Oosten in de tegenwoordige
precaire toestand blijft. Thans kan even
wel nog niemand deze vragen, met zeker
heid beantwoorden.