lazen voor U....
Kunnen menschen
broeders zijn?
Radioprogramma
drie mannen
en ftun noodlot
59
rpe
Wood was ontdaan, toen hij hoorde, dat Tar-
zan moest sterven. Tarzan en Valthor, zyn
vrienden. Het kwam hem onbegrijpelijk voor,
dat het sterke hart van den koning van de
jungle voor altijd zou ophouden te kloppen, dat
zijn gespierd lichaam zou worden vertrapt in
het stof van de arena. „We moeten toch pro
beren iets te doen", .riep hij wanhopig uit. Dat
pioet! Kunnen wrj die ketting niet verbreken?"
De aapman schudde het hoofd. „Ik heb de
mijne onderzocht en het geprobeerd; als er een
zwakke schakel by was, zou ik die verbroken
hebben, maar de ketting is massief". „Hadden
we maar een vijl", mompelde Wood, „maar we
hebben niets van die aard", antwoordde Tar
zan koel. „We kunnen dus niets anders doen
dan wachten". Wood was onder de indruk van
de kalmte van Tarzan. „Neen, we moeten
trachten iets te doen. Ze zullen je doden! Be
grijp je dat niet? Ze zullen je doden!" Tarzan
stond zichzelf een zweem van een glimlach toe.
„Er is niets vreselyks in de dood. Vele mensen
zyn gestorven. Vele mensen sterven. Vele men
sen zullen sterven zelfs jij, myn vriend. Dui
zend maal heb ik met de dood gevochten en
overwonnen. Nu iykt het, of hy de overwinnaar
zal zyn".
Uit de Pers van heden
9S4
nde di
toonde:
C.C.J
;ken) lij_
e conw
ï-de Re
p'j
'orde li
ZORG OVER DE REGEERINGS-
VERKLARING.
Dt Nederlander .c.h.) ziet die uitvoering
van het regeerings-program op verschillen
de punten met zorg tegemoet. Dit geldt voor
al zegt het blad, de uitgestippelde werkloos
heidspoliticlt:
Waar 't op aankomt, is de stel
ling, dat „kapitaalinvestaties van
onocconomischen aard" vermeden
moeten worden.
Met deze zinsnede toch wordt
vreezen wij in beginsel èn de uit
voering van het z.g. plan-Westhof
èn een groot deel van de huidige
werkverschaffing als ondoelmatig
betiteld.
Het is immers een klein kunstje om de
berekening in geld van het directe nut van
soortgelijke werken met een nadeelig saldo
te laten eindigen. Men heeft daartoe slechts
niet te ver in de toekomst te kijken en het
actief, gevormd door de vervanging van
steun door arbeid, uit te schakelen.
Nu zal een en ander in de prac tijk van de
'werkverschaffing nog wel niet direct zoo'n
Vaart lopen. Het is gemakkelijker in het va
ge spreken over het bevorderen van de ge
leidelijke inschakeling der werkloozen in het
bedrijfsleven dan een organisatie op te hou
wen, die in het groot de werkloozen voor
die herinschakeling geschikt maakt. Inmid
dels zal echter, scherp moeten worden toege
zien, dat het niet zóó gaat, dat zij, die in
nw.twsckffing weer iets van de vreugde
i arbeid bespeuren, hangende den
dier organisatie worden terugge
drukt naar de steunverleening.
pe vervanging van steun door arbeid
blijft toetssteen van het te voeren beleid.
NAAR EEN STAATSSOCIALISME?
De Rotterdammer (a.r.) schrijft over het
regeringsprogramma o.a. het volgende:
hc juiste beteekenis zal pas in het licht
treden als de vornemens in wetsontwerpen
geconcretiseerd of in regeeringsbesluiten
tastbaar geworden zijn.
De vraag zal rijzen, wanneer men op de
afzonderlijke punten let, welke diepgaande
verschillen de breuk in het vorig kabinet
toch wel hebben geslagen. En waarschijn-
hjk zal men de aanduiding niet in de alge
mene leiding van de regeeringsverklaring
20e'ien' Meer dan één zal juist dien aanhef-
i ee" onbegrijpelijke passage vinden.
1 Toch gelooven wij, dat niet het minst
I daarin de kern van het geschil ligt. Wat
f wekt in het maatschappelijk leven op elk
gebied tegenstand? Dat de bemoeiingen van
m. cenlra'e regeering en van de ambtenarij
e''f initiatief dooden en de persoonlijke ver
antwoordelijkheid onbedoeld zeker, onbe
wust wellicht op nonactiviteit stellen,
fat geldt van het particuliere bedrijfsleven
Ou
evenzeer als van de maatschappelijke orga
nen en de lagere besturen in ons staatbe-
stel. Zoo ongemerkt zakten we af naar een
staats-socialisme, dat ons maatschappelijk
leven in boeien sloeg.
Indien de regeering er in slaagt allerlei
wilde ranken af te kappen, zonder te ra
ken aan in het volksleven wortelende en uit
de maatschappij zelf opwassende ordening,
dan zal dit een zegen voor het volksgeheel
zijn. Het gevaar der centralisatie, voor den
een een noodwendigheid, voor den ander
een wellust, is groot.
Meer dan men wellicht denkt staan de
vier apart genoemde onderwerpen hiermee
in verband.
DE KLUIFJES HANGEN TE HOOG.
Het Volk (S.D.A.P.) schrijft:
Liberaal bewind dat sluit in, dat er
opnieuw bezuinigd en besnoeid zal worden.
Wij zijn zoo vrij, te veronderstellen, dat
men ten deze aanmerkelijk verder wil gaan
dan de regeeringsverklaring zou doen geloo
ven. Zou dit ministerie de kans krijgen,
plannen uit te werken en een begrooting
voor 1940 samen te stellen, dan zouden wij
op dit stuk nog heel wat kunnen beleven.
En zoo zal men vragen de mooie
zinnen over de ouden van dagen en over
het lager onderwijs? Zelcer, deze kluifjes
zijn de étalage van deze liberale winkel te
kijk gehangen, maar zij hangen héél hoog.
Zij, die van iedere ouderdomsuitkeering
verstoken zijn, moeten er genoegen mee ne
men, dat het kabinet verbetering van hun
lot „in overweging" zal nemen; in de
verkiezingsdagen van 1937 heeft dr. Colijn
ook al eens iets van deze aard toegezegd.
En voor de leerlingenschaal wil dit minis
terie niet meer dan een „gedeeltelijke" ver
betering in uitzicht stellen.
De liberalistische zuinighed, die de nieuwe
heeren als richtsnoer dient, moet de ge
meentebesturen met vrees vervullen, als zij
hooren van de plannen tot „saneering" van
de gemeentelijke geldmiddelen. Zonder geld
is geen oplossing te vinden, die tot werkelij
ke zelfstandigheid voor de lagere publiek
rechtelijke organen kan leiden. Ook hier
kan echter sympathieke volzinnen een boo-
ze, reactionnaire bedoeling schuil gaan.
Vierde zitting van de wereld
conferentie van Christenjeugd.
ZATERDAG MASSA-BIJEENKOMST.
Naar de schoone gewoonte, die iederen
dag de morgengodsdienstoefening naar den
ritus van een andere belijdenis of lands-
kerk, Bruno Foltin, die met liturgie en toe-
dikant van de Hongaarsche Lutherschc
kerk, runo Foltin, die met liturgie en toe
spraak de vierde zitting van de wereld
conferentie van christenjeugd, te Amster
dam gehouden, opende.
Daarna behandelde de Schotsche theo
loog Dr. Mac Leod het vraagstuk „Kunnen
menschen broeders zijn?", een vraag, waar
op het bevestigend antwoord in een verga-
kering als deze gevaarlijk-vanzelfsprekend
is. Dit „ja" kan een rots van hoop en ze
kerheid zijn in een uiteenvallende wereld,
maar evengoed een verleidelijke gevoels-
ontroering. Het gaat niet aan zoo zette
spr. uiteen met een bepaalde theologie te
zeggen, dat broederschap buiten Christus
onmogelijk is. Ook vóór Christus' verschij
nen was er broederschap van het hoogste
en van het laagste soort. De geweldige con
flicten van lieden zijn niet anders dan de
met groote letters geschreven spanningen in
het leven van den gewonen mcnsch.
De philosophische verwachting van een
langzaam beter wordende menschheid is
bankroet. De mensch gaat zich zelf begrij
pen als wat hij werkelijk is: op zich zelf
gericht, zondig, maar met iets in zich, dat
de bloedbroederschap van Bethlehem zoekt.
De feiten van onzen dag kunnen de hoop
voeden op de als doorbraak van dit dieper
levensbesef der behoefte aan wedergebo.orte.
God heeft altijd gewerkt door druk; in den
storm rondom ons preekt Gods stem. De
natuurlijke mensch bloedt uit vele wonden
en dwaalt verblind rond, maar hij is op
zoek naar God. In Christus is het moge
lijk, dat wij elkander liefhebben, tegenover
dit gebod hebben pacifisten en niet-pacifin
ten zich te verantwoorden.
Als middel tot deze „kameraadschap"
wordt ons de kerk gegeven. Christus en zijn
kerk zijn niet twee, maar één. In de kerk
zijn wij kolonisten van omhoog, gezondenen
om de wereld voor God terug te winnen.
Hier wordt de waarachtige broederschap
mogelijk, een levende tempel van men
schen!
Zaterdag massa-bijeenkomst.
Het wereldcongres der christen-jeugd zal
zich Zaterdagmiddag a.s. voorstellen aan
het Nederlandsche publiek.
Daartoe zal dien middag te vijf uur een
massa-bijeenkomst plaats hebben in het
Ajax-Stadion aan den Middenweg, welke
bijeenkomst voor het publiek toegankelijk
is en door verschillende vooraanstaande
personen uit Nederland zal worden bijge
woond.
Amsterdam heeft
dorpstoegangen
De hoofdstad voor het snelver
keer zeer moeilijk te betreden.
DE SPOORBOOMEN TE LANG DICHT?
Amsterdam, de groote koopmanstad met
een roemrijk historisch verleden, hoofdstad
van het Rijk, de trots van ieder rechtgeaard
Nederlander, beschikt over toegangswegen,
waarover een vooruitstrevend dorpsbestuur
zich zou schamen.
Zoo loopt de autostrada van de Residentie
naar de hoofdstad dood in een landweggetje,
waarop het verkeer in beide richtingen ge
blokkeerd wordt, indien één handkar er stil
blijft staan. Van Velsen leidt een betonweg
naar Amsterdam, doch loopt, alvoi'cns den
hoofdweg HaarlemAmsterdam te bereiken,
hopeioos vast in het oude dorpje Sloterdijk.
Via een houten bruggetje rijdt men dan de
hoofdstad binnen.
De verbindingen naar de overzijde van het
Y dragen het kenmerk van onevenwichtigen
groei. Misschien drukt hier al bijzonder liet
gebrek aan de noodige gelden, ten einde
ruim opgezette plannen, die gedeeltelijk wer
den uitgevoerd, verder af te werken.
Van Zaandam en Alkmaar is de entrée al
evenmin te roemen.
Ernstige verkeersopstoppingen.
Deze slechts verbindingen zijn echter nog
niet te vergelijken met den onhoudbaren toe
stand van den uitvalsweg naar het Gooi,
waar het verkeer herhaaldelijk vastloopt bij
den spoorwegovergang aan 'den Omval, even
voorbij de Berlagcbrrug.
Hoewel dit obstakel uiterlijk 8 October a.s.
zal verdwijnen in verband met de in ge
bruikneming van de verhoogde spoorbaan
en tevens van de Berlagebrug af een weg
wordt aangelegd, welke langs het Amstel-
station geprojecteerd is en voorbij den spoor
wegovergang tijdelijk op de Weesperzijde zal
aansluiten, moet het drukke verkeer naar
en van Amersfoort, Bussum, Hilversum,"
Haam en Utrecht, nog drie maanden lang
van dezen overweg gebruik maken, hetgeen
juist in verband met de zomermaanden, tot
ernstige verkeersopstoppingen aanleiding
kan geven.
De boomen te lang dicht?
Het ongeluk wil, dat de spitsuren voor het
automobiclverkeer, vooral wat betreft de fo
rensen, samenvallen met die van de Spoor
wegen, zoodat de spoorboomen juist op die
uren meer en langer gesloten worden. De
file, die daardoor op sommige uren van den
dag ontstaat, neemt ongcloofelijke afmetin
gen aan.
Het oponthoud ter plaatse zou aanmerke
lijk verminderd kunnen worden, indien van
de zijde van de Nederlandsche Spoorwegen
wat meer goeden wil en wat meer aan de
omstandigheden aangepast overleg, getoond
zou worden. Men krijgt n.1. sterk den in
druk, dat de boomen ter plaatse onnooclig
lang dicht blijven en te laat worden geopend.
Met wat goeden wil zouden hier ettelijke
minuten te winnen zijn.
ZATERDAG 29 JULI 19S9.
Hilversum I. 1875 en 414.4 m.
VARA-Uitzending. 10.0010.20 en 7.30-*
8.00 VPRO.
8.00 Gramofoonmuziek (Ca. 8.16 Berichten),
10.00 Morgenwgding.
10.20 Voor de arbeiders in de Continubedry'ven
12.00 Gramofoonmuziek (Ca. 12.15 Bericht.).
2.00 Causerie over een reis naar Indië (met
een inleiding).
2.20 Zang, piano en gramofoonmuziek.
3.00 Reportage.
3.30 VARA-orkest (opn.).
4.20 Gramofoonmuziek.
4.35 Filmpraatje.
4.50 Esmeralda en solist.
5.30 Filmland.
6.00 Orgelspel.
6.28 Berichten.
6.30 Causerie over t.b.c.-bestryding.
6.40 Gramofoonmuziek.
7.00 V AR A-Kalender.
7.05 Felicitaties.
7.10 Politiek radiojournaal.
7.308.00 Reportage.
8.05 Herhaling SOS-Berichten.
8.07 Berichten ANP, TrARA-Varia.
8.20 Gramofoonmuziek.
9.00 Puzzle-uizending.
9.15 Zang en piano.
9.45 Community-Singing met orgelbegeleiding
10.05 De Chineesche Syncopaters.
10.30 Berichten ANP.
10.40 Gramofoonmuziek.
10.45 Radiotooneel.
11.00 Esmeralda en soliste.
11.3012.00 Gramofoonmuziek.
KRO-Ultzending.
Hilversum II. 801.5 m,
8.009.15 Gramofoonmuziek (ca. 8.15 Ber.).
10.00 Gramofoonmuziek.
11.30 Godsdienstig halfuur.
12.00 Berichten.
12.15 KRO-Melodisten en solist (1.00 Gramo
foonmuziek. ca. 1.15 Berichten).
1.20 KRO-orkest.
2.00 Voor de rijpere jeugd.
2.30 Gramofoonmuziek.
2.45 Kinderuur.
4.00 Leden van het Fritz Hirsch-gezelschap
en het KRO-orkest (cpn.).
4.45 Gramofoonmuziek.
5.45 KRO-Nachtegaaltjes.
6.15 Gramofoonmuziek.
6.20 Journalistiek weekoverzicht.
6.45 Berichten, gramofoonmuziek.
7.00 Berichten.
7.15 Causerie „Vacantieproblemen en trek
kende jeugd".
7.35 Actueele aetherflitsen.
8.00 Berichten ANP, mededeelingen.
8.15 Meditatie.
8.35 Gramofoonmuziek.
8.45 Gevarieerd concert.
10.30 Berichten ANP.
10.4012.00 Gramofoonmuziek.
FEUILLETON.
Hier'-
Naar het Amerikaansch van
Morgan S« Roscue
18.
ü^00rd op z5jn hl oppen verzocht een
V'as viü i bem kinnen te komen. De kamer
I lamp cm"t donker! alleen de groen-omkapte
J wierp 3e's schrijfbureau branddeen
Haar in va§en lichtcirkel om zich heen.
een oogenblik zag hij haar; ineen
gedoken rm ,°°genblik zag haar;
bedekte w c, diep' met cretonne kussens
jriohf ensterbank, de oogen op hem ge-
kussens
i richt.
'Mal-
hy bij
16 Een
a" Ïey aanU'vPre'teb-'k medelijden greep Or
1 s< har ei een paar Passen was ht
h - Lnii haar handen.
om je f0'fe; Arm kind! Wat kan ik doen
ZeJye helpen?
^^ebmvatüïg611 rUSt6n in 2011 Ver"
het biina fluisterend. Ik
Hij eb» Je zou k°men.
-gbaar hanL,na,ast haar zitten. het een van
IS 'S» tak ios' lesde 2i3n om haar
fo nt! -LlMlfa aar naar ZiCh toe-
f J RC Mesdr0ns h'j zacht. Vertel me
pl" ji'g Yan terziJde naar hem, tegen
1H Rif* Was dat hiuS!, alSOi hij 21011 niet bewust
s" 7 j zijwand van n iV d' Ze wees naar een
4j 46 Noos; kamer. Toen antwoordde ze
«1*5 S%eiSaelIc™r,bimen' TcrrJ'' hem...
bWblfr'OTfaïyI^de stilte S™-
lm d' zei hij nogmaals, vol deel
neming. En daarop vroeg hij: Toen tele
grafeerde je mij
Ja ze brachten me de kamer uit. Bates
geloof ik. Mijn tante gilde. Ik belde den dok
ter op en gaf telefonisch het telegram voor
jou op.
Een huivering voer door haar heen en ze
verviel in zwijgen.
Louise, begon O'Malley weer, met
trillende stem. Ik kan je niet zeggen,
hoe ik met je te doen heb. Is er iets wat ik
voor je kan doen?
Het oprechte medegevoel in zijn toon,
scheen haar op te wekken uit de verdooving
die over haar was gekomen. Een nog hevi
ger rilling dan zooeven deed haar lichaam
schokken, na een oogenblik wendde ze zich
naar hem toe met een gesmoorden jammer
kreet en verborg haar gezicht tegen zijn
schouders. Toen barstte ze uit in een wilde
huilbui.
Zijn hart vervuld van een onzegbare, smar
telijke deernis, hield O'Malley haar tegen
zich aan en na een poosje begon ze wat te
bedaren. De storm van wanhopige snikken
luwde, haar trillende gestalte werd rustiger
in zijn armen. Eindelijk begon ze weer te
spreken, nog telkens hortend in een snik, en
half gedempt tegen zijn schouder.
O Terry, wat moet ik beginnen! Het is
zoo verschrikkelijk. Het was na het eten,
dat het gebeurd moet zy'n.
Er kwam een nieuwe pauze en een onge
articuleerd geluid van medelijden wrong zich
uit O'Malley's keel. Toen maakte Louise zich
uit zyn armen los, haar handen tastten naar
een zakdoek en ze bette haar oogen ermee.
Vervolgens gingen haar handen naar haar
ontredderd haar, om dat een weinig in orde
te maken. O'Malley leunde achterover in de
kussens, met het geruste gevoel dat de crisis
voorbij was. Hg wachtte enkele oogenblikken,
tot ze nog wat meer tot zichzelf was geko
men. Toen nam hy haar hand weer:
Wil je me nu alles vertellen, Louise?
Ik zal het probeeren, Terry, ant
woordde ze zwakjes. Ik geloof wel dat
het op zal luchten als ik het doe.
Opnieuw brak ze af en beet zich op haar
bevende onderlip. O'Malley gaf haar hand
een aanmoedigend drukje.
Eindelijk scheen ze zichzelf geheel meester.
Het is een heeleboel, wat ik te vertel
len heb, sprak ze rustig en ernstig,
en de voorgeschiedenis is al een heelen tijd
geleden begonnen. Schenk is een stuk ouder
dan ik, maar veel jonger dan mijn vader
was. Hij behoort, om zoo te zeggen, nog wel
tot mijn generatie. En hij heeft altijd met
mij willen trouwen. Jarenlang heeft hij mij
met zijn aanzoeken lastig gevallen en aan het
hoofd gezeurd. En nog altijd vraagt hij het
mij, zoo gauw hij de kans krijgt.
Wel, na de inbraak scheen mijn vader van
meening, dat alleen Schenk hem kon redden.
Maar Schenk weigerde toen hij Zondag hier
was, of in ieder geval, hij zei dat hij er niet
toe in staat was. En gisteren bad en smeekte
vader mij naar de stad te gaan en een laat
ste beroep op hem te doen. Hij zei, dat zijn lot
in Schenk's hand lag en dat hij hem gemak
kelijk helpen kon als hij wilde.
Nu veronderstelde ik, dat Schenk, toen hij
hier was, liet doorschemeren, dat hij vader
zou helpen, als ik met hem wilde trouwen.
Natuurlijk vertelde vader mij dat toen niet,
maar gisteren was hg wanhopig. Hij trachtte
mij te overreden Schenk te accepteeren. Je
kent zijn afschuwelijke reputatie, Terry. En
toen ik dan ook vierkant weigerde, was va
der letterlijk over zijn zenuwen heen van
angst en wanhoop. En zoo stemde ik ten
slotte toe Schenk om hulp te vragen, na
tuurlijk zonder de belofte om met hem te
trouwen. Dat offer kon ik niet brengen en
nog wel ter wille van het geld! Wat zeg jij,
Terry? Dat mocht toch niemand van me ver
langen
Het zou een ten hemel schreiend schan
daal zijn geweest, barstte O'Malley uit.
Enfin, ik ging, vervolgde Louise,
je weet het, want je bent met me meegereden
naar de stad. Ik kwam op zijn kantoor en
vroeg naar hem. O, het was een onbeschrijfe
lijke vernedering, van begin tot eind. Eerst
stond een ginnegappend kantoormeisje me te
woord en toen moest ik minstens een kwar
tier wachten eer hij me bij zich in zijn privé-
kantoor liet komen.
Alleen al het gezicht van hem, zooals hij
daar protsig achter het groote schrijfbureau
zat en met met zijn harteloozen, laatdunken-
den blik aankeek, .bezorgde me een rilling.
Maar ik slaagde erin, hoe weet ik zelf nau
welijks, met mijn verzoek voor den dag te ko
men. En weet je wat hij zei?
O'Malley schudde het hoofd.
Hij zei: Mijn lieve Louise hij had mij
nog nooit eerder bij myn voornaam genoemd;
ik had hem nooit toegestaan mijn lieve
Louise, ik zal een half millioen op je vast
zetten als bruidsgeschenk, als je dat wilt. En
daar kun je naar goeddunken over beschik
ken. En hij zei het met de meest vol
maakte kalmte.
Een gegrom, dat de diepste walging uit
drukte, kwam over O'Malley's lippen.
Ik deed myn best om net zoo kalm te
zijn als hij, ofschoon ik inwendig van hem
gruwde, ging Louise verder. Ik be
dankte hem voor de eer die hij mij aandeed,
maar verklaarde uitdrukkelyk dat dat buiten
de kwestie was, omdat ik, zooals ik hem al
herhaaldelijk verzekerd had, niet de minste
genegenheid voor hem voelde. Het was uit
sluitend een zakelijke aangelegenheid waar
voor ik gekomen was, zei ik en vroeg hem
nogmaals of hij, uit oude vriendschap, vader
niet wilde helpen.
En wat was zijn antwoord? viel
O'Malley in, toen Louise niet voortging.
Hg staarde me een oogenblik aan, stak,
toen de hand uit en drukte op een bel.
Mijn waarde miss Cbester, hy noemde me
nu niet meer bij den naam en sprak met een
yskoude hoonende stem. als dit een uitslui-
tijd zakelijke aangelegenh<- is, gaat u dan
naar huis terug en zeg aan uw vader dat
ik niet van plan ben goed geld naar kwaad
geld te smijten. Want dat is niet zakelijk.
Goeden middag.
Ik probeerde iets te bedenken om op zyn
gemoed te werken. Maar geen vyf seconden
later ging de deur open en kwam een man
binnen. Schenk beval hem op barschen toon
mij uit te laten. En ik keerde my om en ging.
Ik weet niet wat ik méér had kunnen doen,
Terry.
O'Malley veerde met een ruk overeind; zyn
vuisten gebald.
Wil je zeggen... begon hy. En zichzelf
onderbrekend: Die gluiperige schooier! Ik
zal hem...
Neen! riep zy met een dringenden
klank in haar stem. Je moét je er niet in
mengen. Het kw ad is immers al geschied.
Zyn grofheid tegenover mij komt er niet op
aanhet is mijn vader, Terry!
O'Malley drukte haar hand ir troostende
sympathie.
Ga door Luise, verzocht hy, nu weer
met beheerschte rustige stem.
Nu dan, vervolgde ze; ik ging da-
delyk naar huis en vertelde mijn vader wat
hij gezegd had. Hij maakte my niét bepaald
verwijten, maar hy werd doodsbleek en er
kwam een uitdrukking van namelooze wan
hoop in zijn gezicht. Ik probeerde hem te kal-
meeren, maar hij luisterde nauwelyks en ging
naar zijn kamer. Dat was vóór het diner.
Hg kwam niet beneden om te eten. Ik ging
nog even naar hem toe hij was op zyn
bed gaan liggen en ik bleef een poosje by
hem zitten. Hij zei niet veel, doch werd
steeds kalmer, alsof de felle innerlyke storm
van straks zijn krachten had uitgeput en ten
slotte was hij zoo rustig dat ik op zijn aan
dringen aan tafel ging. Hy zei dat hij later
op den avond nog wel wat zou eten. Toch
had ik rust noch duur en nog vóór het des
sert liep ik weer naar boven om te zien hoe
het met hem was. En ik vond hem even
stokf j ha^r stem in een drogen snik nog
op zijn bed liggend sril en vredig. Ik zag
met één oogopslag dat het afgeloopen was.
(Wordt vervolgd.)