OUDERS
Leonardo da Vinei,
%a& naait!
't HOEKJE
mensch en kunstenaar
Ter gelegenheid van de groote Leonardo da
Vinci-tentoonstelling in Milaan.
Leonardo da Vinei was werkelijk een
menschelijk wonder. In zijn persoon was het
wonderbaarlijke van het werkelijke en het
bovenaardsche, het Goddelijke vereenigd.
En de zichtbare en ook onzichtbare glans
van zijn persoonlijkheid was zoo sterk, dat
men van nabij evenals van verre steeds be
schouwd heeft als een bovennatuurlijk we
zen. Op alle gebieden zijn er in de heele we
reld altijd menschen geweest, die door bij
zondere talenten of kwaliteiten de aan
dacht op zich vestigden. Maar geen van
hen heeft een zoo merkwaardig leven - zoo
wel innerlijk als uiterlijk geleid als Leo
nardo; geen ander speelde het klaar om, als
dat hij den hartslag van het bloed in de
aderen ziet." En de criticus van de zestien
de eeuw besluit dit geniale onderzoek met
de opmerkelijke woorden: „Dit schilderij is
uitgevoerd op een wijze, die eiken kunste
naar zou doen beven." Werk van een door
God begenadigd mensch....
Op de tentoonstelling te Milaan kan men
een onvergelijkelijken indruk krijgen van
Leonardo's imposante oeuvre. Op één ding
willen wij hier speciaal wijzen, n.1. op de
belangrijke Nederlandsche inzending van
een collectie foto's van den Nederlandschen
Leonardokenner en vereerder, den heer
Prakke, voorstellende gobelinontwerpen,
die op goede gronden aan dit goddelijke ge
nie worden toegeschreven.
Het beroemde, maar helaas verkleurende „Heilige Avondmaal" van Leonardo da Vin
ei. Wandbescliildering in de Milaneesche kerk Maria dell Grazie.
hij het leven te maken tot een synthese van
werkelijkheid en mysterie.
Leonardo was schoon en krachtig. Hij
was een goed verteller, een musicus en
zong dat liet een genot was naar hem te
luisteren. Hij was een voortreffelijk schil
der en een vruchtbaar beeldhouwer, boven
dien een begaafd schrijver, een zeer origi
neel filosoof, dichter, wiskundige, man van
wetenschap en uitvinder. En toch kan men
ondanks de verscheidenheid der gebieden
allerminst zeggen, dat hij zijn studies op
pervlakkig maakte. Neen, op welk terrein
hij, zich ook bewoog, altijd arbeidde hij in de
diepte en hij was niet tevreden wanneer zijn
werkzaamheid niet werkelijk resultaten op-
leverde.
Men zegt dat zich in de hersens van ieder
mensch min of meer bestemde talenten of
kwaliteiten ontwikkelen, maar het brein
van Leonardo moet ongetwijfeld een op-
eenhooping van alle mogelijke talenten ge
weest ziin. Hij was inderdaad een uitzon
derlijk groot man en men zou ten minste
honderd groote geesten noodig hebben om
zijn geheele oeuvre te bestudeeren, te door
gronden en te begrijpen. Dat is het wonder,
en dat is de onvergelijkelijke gestalte van
Leonardo da Vinei.
Meer dan vier eeuwen lang heeft men
nardo bestudeerd. En nog altijd kan men
niet beweren, dat men het een of ander ge
deelte geheel doorgrond heeft. Altijd weer
staan wij tegenover het wonder van Leo
nardo, dat niet te begrijpen is, want de
vlucht van zijn gedachten was onbegrensd;
vele verheven dingen en verbluffende on-
der zoekingen, waaraan hij begonnen is, zijn
heden ten dage nog niet geheel doorge
voerd. Zijn genie doet denken aan de zon,
die uit het oneindige is ontstaan en ten
slotte tot die oneindigheid zal terugkeeren.
Ofschoon Leonardo door het volk veraf
good werd, door den adel met vleierij over
laden, door vorsten en koningen verwend
werd, was hij uit den grond der zaak een
eenzaam mensch. De met gepeins doorge
brachte eenzame uren stelden hem in staat
in zijn geest de geheele wereld te bezitten.
In de belangrijke dialoog over zijn leven,
die hij dagelijks met de grootste nauwge
zetheid neerschreef en waarin hij met een
denkbeeldige figuur die intusschen nie
mand anders was dan hijzelf van ge
dachten wisselt, wordt duidelijk hoe hij,
juist door zichzelf terug te trekken, de ge
heele wereld binnen zijn bevattingsvermo
gen bracht. Hij heeft ons in dit opzicht een
testament nagelaten van onschatbare waar
de, toen hij tot de menschen zeide: „Wan
neer gij alleen bent, zult gij geheel u zelf
zijn.
Onder zijn penseel ontstaan de „Heilige
Hieronimus", de „Verkondiging van Maria",
de „Aanbidding der Koningen", de „Ma
donna in de rotsspleet" het „Avondmaal" en
natuurlijk de beroemde „Mona Lisa" ook
wel „Glimlach van Gioconda" genoemd.
Velen meenen de zoogezegde zinnelijke en
anatomische betoovering van de beroemde
Gioconda te hebben ontdekt. Het zal altijd
interessant zijn aan te halen wat Vasari,
dien men als een tijdgenoot van Leonardo
beschouwen kan over dit portret schreef:
„Wie zien wilde hoever de kunst vermocht
de natuur na te bootsen, die kon dat waar
nemen aan deze beeltenis. Alle kleinighe
den waren daarin tot in de kleinste details
afgebeeld. De oogen hadden den glans van
levende oogen; daaromheen ontdekt men
de rood-blauwige ringen en wimpers, zooals
slechts het fijnste penseel dat kon schilde
ren. Bij de wenkbrauwen kan men zien
waar het haar dicht, waar het haar minder
dicht geplant is, men kan als het ware zien
waar het haar uit de poriën naar buiten
komt en zich welven, zooals het eigenlijk
alleen in werkelijkheid mogelijk is. Van de
neus waren de openingen rose en zacht zoo
getrouw mogelijk uitgebeeld, de mond had,
waar de lippen zich sluiten en wraar het
rood zich vereenigt met de kleur van het
gezicht, een volkomenheid, die den be
schouwer niet als geschilderd, maar als be
staande uit vleesch en bloed voorkomt. Wie
den hals met aandacht bekijkt, zou denken
6.500.000 kilo op
8 pilaren
"Een kerk wordt voor instorten
behoed.
Het is niet te verwonderen, dat twee jaar
geleden, grote schrik onder de bewoners
van Dresden ontstond, toen bekend werd
gemaakt, dat de Frauenkirche (Vrouwen
kerk) groot gevaar liep om in te storten.
Deze kerk is de grootste kerk van Dresden
en werkelijk een prachtig bouwwerk. In de
grote koepel, die 6.500.000 kilo weegt, wa
ren na een onweer plotseling overal scheu
ren te zien. Sommige waren zelfs vrij
breed en het zag eruit, alsof de kerk elk
ogenblik kon instorten.
Na een onderzoek bleek het nodig om de
kerk te sluiten en dat was nog juist op
tijd, want een paar dagen later stortten
grote steenmassa's van de koepel naar be
reden. De kerk scheen werkelijk afgedaan
te hebben.
Maar zo gauw gaf men de moed nog niet
cp. Het ging toch niet aan dat een kerk,
waaraan 17 jaar lang, van 1726 tot 1743,
gewerkt was, nu opeens afgebroken moest
worden. Het bouwen was met ontzaglijk
veel moeite gepaard gegaan. George Bahr,
die de bouwmeester van de kerk was, liet
niets achterwege om zijn kerk zo mooi mo
gelijk te maken. Door paarden liet hij de
geweldig grote stenen blokken langs een
trap omhoog trekken. Alles moest van steen
zijn aan de kerk en het gevolg was, dat de
koepel 6.500.000 kilo weegt, terwijl zij
maar op 8 slanke, pilaren rust.
Tegenwoordig weten de bouwmeesters
wel, dat 8 dunne pilaren onmogelijk een
dergelijk zwaar gewicht kunnen torsen en
dat de koepel op de duur zou moeten in
storten, maar dat wist Bahr nog niet. Hij
dacht, dat de buitenste pilaren een groot
deel van het gewicht zouden dragen. Als
de koepel gedeeltelijk van hout was ge
maakt, zoals eerst het plan was, zou er ook
niets gebeurd zijn, maar met dit enorme
gewicht moesten de pilaren op een bepaald
ogenblik de strijd opgeven en stortten
grote brokken steen naar beneden.
Direct beraadslaagde men over de manie
ren, waarop de kerk weer kon worden op
gebouwd. De bewoners van Dresden wilden
hun kerk niet missen en ook voor de
vreemdelingen zou het een groot gemis
zijn, als de kerk moest worden afgebroken.
Het bleek nu, dat de pilaren in de kerk wel
5 c.m. naar beneden waren gezakt en uit
oude geschriften leerde men, dat bij het
bouwen van de kerk al een paar scheuren
in de koepel ontstonden, zodat deskundi
gen toen al voorstelden om de kerk af te
breken.
Gelukkig is dat toen niet gebeurd en
dank zij de moderne bouwkunde is het ge
lukt om de koepel te ondersteunen met
drie geweldige betonnen ringen. In de loop
van dit jaar zal de kerk weer geopend
kunnen worden en een pronkstuk van twee
eeuwen geleden is daarmee gespaard ge
bleven.
Rechtvaardigheid eischt onpar
tijdigheid.
Wanneer iemand ons een meeningsver-
schil, dat hij of zij met een ander gehad
den: „Hoe vindt jij dat nu?" dan zijn wij
tien tegen een geneigd om te zeggen: „ik
vind dat je gelijk hebt."
Dit komt eenvoucig omdat degene, die
ons van een en ander op de 'hoogte bracht,
de kwestie maar van één standpunt kan
bezien, n.1, zijn eigen standpunt. Dit wil in
't geheel niet zeggen, dat hy bewust de zaak
verdraait, maar waar twee menschen strij
den, zyn beiden, elk voor zich, van hun goed
recht overtuigd en beiden hebben ge
woonlijk in zekeren zin ongelijk.
Daarom kan men nooit een oordeel vellen,
vóór dat men beide partijen gehoord heeft,
en dan nog blijft het uiterst moeilijk, want
elk van hendraagt de zaak voor zooals hij
die ziet, terwijl een volkomen onpartijdige
derde de dingen vermoedelijk heel anders
zou zien dan een van de betrokkenen-
Het is en blijft een moeilijk geval, maar
onthoudt U in ieder geval van het veilen
van een oordeel en zeer zeker van het geven
van eenigen raad, tot U beider lezing
van het gebeurde gehoord heeft. Daarna is
het misschien mogelijk, om door voorzichtig
vragen en combineeren, te zamen met Uw
kennis van beider karakter, te komen tot
de waarheid, die gewoonlijk in het midden
ligt.
Het is inderdaad zeer moeilijk om onpar
tijdig te zijn, en hieruit volgt, dat het moei
lijk is om rechtvaardig te zijn.
Wanneer iemand, die wij graag mogen,
een fout begaat tegenover iemand dien wij
niet kunnen uitstaan, dan zijn wij mensche-
lrjkerwijze geneigd om die fout te vergoe
lijken, zooal niet geheel weg te redeneeren.
Wanneer daarentegen bij een meenings-
verschil de minste schuld ligt bij de(n) per
soon, die wij het minst mogen lijden, dan
zijn wij geneigd, hem of haar alle schuld in
de schoenen te schuiven.
Om rechtvaardig te zijn is het goed, als
wij ons voorhouden dat niemand absoluut
goed is een niemand absoluut slecht.
Onze beste vriend of vriendin heeft fou
ten, en degene, die zich het minst in onze
sympathie mag verheugen, heeft goede
eigenschappen.
Wanneer wij iemand zeer genegen zijn,
dan wil dit zeggen, dat wij de persoonlijke
fouten van zoo iemand gemakkelijk kunnen
accepteeren, en dat zijn goede eigenschap
pen juist d i e zijn, welke wy bizonder waar-
deeren.
Wanneer wy iemand in 't geheel niet mo
gen lijden, dan beteekent dit, dat zijn per-
sonolijke fouten juist die fouten zijn, waar
aan wij ons overmatig stooten, en dat zijn
goede hoedanigheden in een richting liggen,
waaraan wij weinig gewicht hechten. Een
vroolijk maar slordig type b.v. zal de goede
eigenschap: netheid weinig weten te waar-
deeren, maar zwaartillendheid buitenge
woon hinderlijk vinden.
Nog iets ter bevordering van de recht
vaardigheid. Wanneer iemand U sympa
thiek is, gaat dan eens na welke eigen
schappen U deze -antipathie inboezemen. En
tracht daarna eens na te gaan, of Uzelf
volkomen vrij bent van deze eigenschappen.
Want niet zelden zijn het onze eigen fouten,
die ons in een ander het meeste hinderen.
En in zoo'n geval zullen wij verder ko
men, door die fouten in onszelf te bestrijden,
dan door ze in een ander te veroordeelen.
DR. JOS DE COCK,
f«SÉÉB
Vergane glorie
VOOR DE
HOE DEED U HET?
No. 1.
Ik heb getracht mijn 4 kinderen zoo ob
jectief mogelijk waar te nemen en ben tot
de conclusie gekomen, dat de beide oudste
kinderen „ochtendslapers" zijn. Tot hen zeg
ik: Jullie mogen in de zomervacantie wat
later naar bed, ik weet dat jullie altijd
moeite hebben met inslapen. Ga maar naar
bed op den tijd, dat je zeker meent gauw
te zullen inslapen. Ik zal julie 's morgens
zoo laat mogelijk roepen en 's Zondags mo
gen jullie een beetje langer slapen dan ge-
gewoonlijk.
No. 3 en 4 zijn „avondslapers". Tegen
No. 3 zeg ik: „Beste jongen, je moet 's zo
mers op denzelfden tijd naar bed als 's win
ters, dat is eigenlijk een uur vroeger, zie
je, en... je IV2 jaar oudere broer mag wèl
later naar bed! Je zult inzien dat dit niet
onbillijk is, hoor maar: jij bent 's morgens
toch altijd op denzelfden tijd wakker, dat
is dus een uur yroeger dan 's winters! Als
ik je nu later naar bed zou laten gaan, dan
zou je een uur korter slapen, en jij hebt,
met je levendigen aard, veel slaap noodig,
méér dan je stille oudere broer. Als het bij
feestelijke gelegenheden eens heel laat
wordt, dan zeg je den volgenden ochtend:
„O, wat ben ik moe, ik kan nooit eens uit
slapen, ik was net zoo vroeg wakker als
op de dagen, dat ik op den gewonen tijd
naar bed ga. En de anderen kunnen maar
lekker uitslapen, als je ze niet roept slapen
ze tot 11 uur!" Daar heb je het jongen, de
anderen krijgen eigenlijk méér slaap dan
jij, maar 's morgens, ze zijn anders aange
legd dan jij. En neem jij je slaap nu maar
's avonds, want je slaapt toch immers da
delijk als je je hoofd op het kussen legt.
Tenminste wanneer je geen liedje van ver
langens zingt, of luistert naar andere kin
deren, die wèl op mogen blijven. Daar heb
jij niet mee te maken, wat andere ouders
met hun kinderen doen, moeten zij voor
zichzelf uitmaken, jij hebt je te schikken,
naar wat je ouders voor jou het beste
achten.
In onze jeugd werd er niet zooveel met
de kinderen geredeneerd: we gingen om
zóó of zóó laat naar bed, en daarmee uit!
Stil maar, ik weet al wat je gaat zeggen:
„nu ja, vroéger was alles anders, dat is
toch nu ouderwetsch!" Zeker, maar niet al
het ouderwetsche is verkeerd. Als wij over
wogen hebben, of wat onze ouders deden
(toén) goed was, en of het nü voor onze
kinderen en in onzen tijd nóg goed is, dan
kunnen we toch tegen jullie zeggen, we doen
nèt als onze ouders (niet: omdat onze
ouders het óók deden!). Maar met dit over
wegen en denken kunnen we jullie toch niet
bezighouden. Jullie zien hiervan het resul
taat in onze overtuiging, en we verlangen
van jullie dat jullie ons hierin zult gehoor
zamen, in het vertrouwen dat we in alles
zoo nauwkeurig mogelijk overwegen, wat
voor jullie het beste zij het niet altijd
het prettigste is.
Voor no. 4 wordt op den avond van den
zomertijd de klok een uur verzet, ...en hij
slaapt, het wijzertje rond, zijn bepaald aan
tal uren. Hier is geen sprake van proble
men.
Opmerkingen. Tengevolge van een vergis
sing by de verzending van de correspon
dentie bleef dit schryven helaas liggen. Ik
haast mij het alsnog te publiceeren, temeer
daar inzendster zoo consciëntieus het pro
bleem behandelt.
Na hetgeen ik bij vorige brieven heb op
gemerkt, kan ik hier volstaan met de op
merking, dat m.i. de schrijfster het vraag
stuk onder het juiste licht beziet.
OVEEKA.
HOE DEED U HET?
No. 5.
Een moeder schryft mij den volgenden
wanhoopsbrief
„Mijn kleine dochtertje is nu ruim twee
jaren en zij is nog niet zindelijk. We hebben
al van alles geprobeerd. Het kind islicha
melijk gezond en is soms weken achtereen
zindelijk. We verheugen ons dan, dat we het
overwonnen hebben, maar de ontgoocheling
blijft niet lang weg: de kleine plast weer
eens netjes in haar broekje. We hebben wel
eens het gevoel, dat het gewoon ondeugend
is. Geven we haar tikken, dan schreit ze
zoo werkelijk gemeend en is ze zoo be
droefd, dat we er zelf spijt van hebben haar
op deze manier gestraft te hebben. Het ge
beurt, dat we haar vragen' of ze een plasje
moet doen en dat ze dan, na eerst neen ge
zegd te hebben, nog geen tien minuten
daarna het toch in d'r broekje doet. Het is
om wanhopig worden. Mijn man denkt, dat
het kind zoo verdiept is in haar spel, dat
ze niet eens merkt, of er niet aan denkt,
dat ze plassen moet.
Je wordt wanhopig als je van kennis
hoort, dat hun kinderen met anderhalf jaar
volkomen zindelijk waren..."
Wat moet ik deze moeder antwoorden?
Komt moeders, die vroeger den strijd heb
ben aangeboden tegen dit verschijnsel bij
hun kinderen, laat uw ervaringen eens
spreken!
Brieven aan de redactie van dit blad!
Opmerkingen: Een paar briefschrijfsters
hebben -mij om een mondeling onderhoud
gevraagd inzake moeilijkheden met de op
voeding hunner kinderen. Tot mijn spijt
kan ik aan deze verzoeken niet voldoen.
Verschillende omstandigheden noodzaken
mij deze rubriek uitsluitend schriftelijk te
verzorgen. Ik moet briefschrijfsters dan ook
verwijzen naar de verschillende adviseurs
voor dergelijke moeilijkheden bij de opvoe
ding van het kind.
Men heeft den wensch kenbaar gemaakt,
de hier tot nog toe geschreven artik
en brieven in een bundeltje verzami
willen bezitten. Wanneer de belang!
voor een dergelijke uitgave groot
zou zijn, ware het idee wel uitvc
Willen zij, die een dergelijk boekje
bezit wenschen, mij hun adres toe
dan kunnen we zien or de uitgave voi
wezenlij king vatbaar is.
OVEï
M.
Met veel belangstelling lees ik
,,'t Hoekje voor de Ouders".
Zoo ben ik er nu eens toe gekoma
mijn meening er van te zeggen, k
moeder van acht kinderen, dus weet»
iets van dunkt me.
Ten eerste ben ik het eens met di
ders om de kinderen om 7 uur naar!
doen en gezonde kinderen kunnen,
men er gewoonte van houd vroeg naa
heel gauw slapen, mijn kinderen tem
wel, maar ze worden 's morgens ook
zes uur wakker, dan kan ik zoo voort
niet doen, of ze zijn wakker.
Ik wasch ze 's avonds eerst flink 1
er dan veelal even bij zitten, of dat j
een boekje mee nemen om te lezen,
het duurt heel kort of ze zijn onder»
Dan wil ik nog iets zeggen over kin
alleen laten 's avonds.
We zien het hier ook meer dan ea
beuren, moeder en vader gaan naara
voering of iets dergelijk, kinderen J
alleen, maar hij is bij ons nooit opgei
om de kinderen, als ez nog klein zijn
dit geval zijn ze bij ons al veertien]
vooral zooals wij wonen in 't land, t
jong om te laten oppassen, zooalai
dat hier noemt.
Als een kind 's nachts iets gaat ml
ren en niemand is er thuis, wat dan!|
Wij zeggen maar zoo, we hebben]
tijd gehad om uit te gaan, laat nu d|
geren maar weer. En wie dan tochj
uit wil, die moet zorgen, dat er iemi
zijn kinderen is.
Ik hoop, dat er nog meer zulke I
in komen, want mij dunkt, die wordq
ieder met veel belangstelling gelezen
Met vriendelijke groeten, I
Een Md
Opmerkingen: Ik ben inzendster!
baar voor haar vriendelijk schrijvl
doet den burger weer eens goed! 1
betreft, ik hoop nog vele jaren in J
den te mogen schrijven over practii
voedkunde. Aan allerlei geleerde N
hebben wij in de meeste gevallen liu
Ik heb het een vorige maal reed opgi
dat men heusch als doodgewoon ouJ
goeden kijk kan hebben op opvoedka
zendster bevestigt mijn opvatting^
volsta dan ook met mijn instemmu?
tuigen met haar zienswijze. OVB
Een kind voorwaardelijk over zett
de school kan in 't eene geval goed:
in het andere verkeerd. Kan 't over!
gemeen niet mee met de klas, dan is
blijven beter, want anders blijft 't
Naar een andere school sturen is
geval te gek. Maar is er een kleins
blokje, dan is voorwaardelijk over bet
dochtertje ging van de 4de naar
voorwaardelijk over. Ze was ziek 3
Met rekenen kon ze de breuken niet 5
grijpen, anders was alles goed. Toes
later goed door had, ging alles best
struikelblokje had ze ook in de lste»
Ze kon wel sommen 'maken tot h
10, maar toen ze er over moest, i
alles fout. De juffr. gaf haar s
naar huis en ik moest het haar lefl
ik 't niet, zou ze blijven zitten. I
wist de Juffr. haar methode niet 1
De kleine zei dan maar: zoo
juffr. doet 't anders. Was ik nu i
haar toe gegaan, zou me veel
spaard zijn. Enfin, ik kreeg het ti
dat ze het begreep.
Om te zeggen, laat ze op school'
zijn, gaat ook altijd niet op. Mijri
kon in de 1ste klasse het tellen nie
tig worden. Steeds weer opnieuw
iederen dag, tot hij 't begreep en hij gb?
't Bleef wel sukkelen met rekeneD 1
juffr. Zijn vlijt deugde nergens voor.
straf mocht hij niet fietsen, dat ho
rnaar toch ging hij ieder jaar niet P
over.
Toen bij den meester in de 4eklasS'
hoefde hij niet bij te werken. W8S*
goed? Hy kwam met verhalen th'«
het tekeer ging op school. Als ze -
deden en de les kenden, werden 1
andere jongens uitgelachen en na*
het een of ander stout kind renoes
banken om het eerst bij «e deur
Toen heb ik 'm naar de stad gestut
wonen op een dorp en daar werd m
half jaar terug gezet en nl0eSf
boekjes bijwerken. Maar hij haai«
werd tot voorbeeld gesteld vanvrt
ijver. 't Plan was later een paar
de U.l.o., maar de bovenmeester1
zoo goed in rekenen n.b., dat hij
raadde hem naar de Handelsschool
ren, wat ook gebeurd is. Nu is re*
mooiste vak, tellen kan hij vliegen
nooit fout. Dat kan de sfeer van
doen. Lui of vlijtig zijn. Ik zei
de vlijt goed is, kun je aan de re*
doen. Dat cijfer komt het op aan.
Opmerkingen: Deze briefschrijfwg
ver?) bevestigt mijn opvattingen
derhavige kwestie. Natuurlijk
school niet deugen en is het
der ouders om hun kind naar
school te zenden. In het door mv
orde gestelde geval was hierv
geen sprake. Immers, de ouders
het bewuste feit niets dan lof v
welke nu niet meer deugt
dat in dit geval meer achter de