Waarom geen
en boonen op
erwten
tafel
TRIUMPH
Balans- Opruiming
fa. HERM. DE RAAT
De wereld van morgen
MÜnhardtjes
LAAT IN
1940
UW SMAAK
TRIUMPHEEREN
ROOK
VOORTAAN
Buitenlandsch
SS Overzicht
Bally - Salamander - Timtur- Swift enz.
DE BESTE
1? SIGARET
Economische beschouwing
Zaterdag 6 Januari 1940
Tweede blad
Recordoogst en exportoverschot,
maar niets te koop!
TELLEN CONSUMENT EN HAN-
DELAAR MEE VOOR SPEK
EN BOONEN.
Het Hsbl. oefent in een artikel, dat
we hieronder laten volgen, critiek
uit op minister Steenberghe, die,
„ondanks het feit, dat er méér erw
ten en boonen in ons land zijn dan
ooit, er niettemin geen kans toe
ziet, de zaak zóó te regelen, dat het
publiek peulvruchten kan eten"«
JTREEMDE INDRUK.
Het kan niet anders dan een zéér vreem
den indruk maken, dat minister Steen
berghe en zijn medewerkers zich verplicht
hebben gezien, aldus het HsbL, om het ver-
koopen van erwten en boonen - geliefd
voedsel in dezen wintertijd te verbieden.
Vreemd is evenééns, dat de schuld der
oorzaken daarvan wordt afgeschoven op de
boeren. Wat leeren de cijfers?
Ie. Nederland verbouwde in het verstre
ken jaar 33.000 ha groene erwten, 6500 ha
schokkers, 3300 ha vale, grauwe en andere
erwten, 4300 ha bruine boonen en 1800 ha
witte boonen, in totaal rond 49.000 hectaren
peulvruchten, dat is méér dan in eenig
voorafgaand jaar het geval is geweest!
2e. De opbrengst per hectare was zeer
groot.
3e. Nederland exporteert jaarlijks groote
hoeveelheden peulvruchten; in 1937 bedroeg
het export-surplus 28, in 1938 rond 37 en in
de eerste elf maanden van het verstreken
jaar 27 millioen kilo.
4e. Bij de oorlogs-inventarisatie begin
'September werd alleen al de op de boer
derijen aanwezige hoeveelheid getaxeerd op
'105 millioen kilo erwten en 12 millioen kilo
bruine en witte boonen.
Thans hartje winter, wordt dit product,
<iit volksvoedsel, waarvan we steeds een
overschot moeten exporteeren en waarvan
de oogst dit jaar grooter is geweest dan
ooit, aan het publiek onthouden. Wil men
misschien nog eenige maanden wachten,
totdat de groote vraag voorbij'is?
GEEN GERINGE BESCHULDIGING.
In ons avondblad van Dinsdag heeft men
kunnen lezen, zoo vervolgt het blad, dat
minister Steenberghe de schuld schuift op
de boeren, die niet voldoende peulvruchten
bij de voedselcommissarissen of Akkerbouw
centrale inleveren.Dat is geen geringe be
schuldiging Men moet echter bedenken,
dat het om bedrijfstechnische redenen vol
komen verklaarbaar is dat in de maanden
van nazomer en herfst, wanneer de ver
schillende oogsten moeten worden^ binnen
gehaald, het land bewerkt, de wintergrar
nen gezaaid enz. er groote drukte beerscht,
zoodat alle werk dat kan worden uitgesteld,
zooals b.v. het dorschen van de niet-beder-
felijke peulvruchten, blijft liggen.
Dat heeft dus met „nationale ge
voelens" precies niets te maken,
vooral niet, nu als gevolg van de
mobilisatie, vele arbeidskrachten ge
mobiliseerd en vele paarden gevor
derd waren.
Natuurlijk zorgden de boeren er in nor
male tijden, altijd wel voor, dat ze hun
peulvruchten aan de markt brachten tegen
den tijd, dat er vraag naar begon te ko
men; zou hij daarmee wachten totdat de
eigenlijke winter het „boonen- en erwten
soepweer" achter den rug is, dan zou hij
zich zelf dupeeren. Er was dus een volko
men begrijpelijke, logische prikkel voor den
boer, om zijn peulvruchten te juister tijd op
de markt te brengen. Deze prikkel is thans
echter verdwenen, want de minister heeft
een prijs vastgesteld, waarvoor de boeren
te allen tijde hun erwten en boonen bij de
overheidsinstanties kunnen inleveren Haast
hebben zij dus niet en aan een ander ver-
koopen is nu verboden.
SNERT b
Hier wreekt zich een fout, die
thans belachelijke gevolgen heeft.
Een erwten- en boonenlooze winter
in een land met een aanzienlijken
peulvruchten-export en na een re
cord-oogst...! Het woord „snert"
zweeft in dit verband, om zoo te
zeggen, op onze lippen, schrijft het
Hsbl. doch primair in figuurlijken
zin, want naar de letter moeten we
het thans met tomatensoep doen.
Aan dezen zotten toestand met een gevor
derd volksvoedsel valt door minister Steen
berghe vrijwel niets goed te praten; steeds
weer komt men tot de kern der zaak: méér
erwten en boonen dan ooit. maar verkoop
aan het publiek verboden. De rest is fran
je; slechts huivert men bij de gedachte,
wat er dan wel moest gebeuren met ver-
bruiksartikelen, waarvan de voorraden niet
<eel grooter zijn, dan wat ons eigen volk
kan consumeeren... De hier ten toon ge
spreide logica zou met zich meebrengen,
dat we die gaan... uitvoeren.
Nu moet men weten, dat de peul
vruchten-maatregelen zijn gebaseerd
niet op de Distributie-, doch op de
Landbouwcrisis wet. Daardoor is het
zwaartepunt gelegd op den land
bouw; alles wordt bedisseld door
agrariërs en dan nog als regel ge
wezen secretarissen van boerenorga-
nisaties, die uit den aard der zaak
onvoldoende bekend zijn met den
practischen handel. Zij beschouwen
de zaak eenvoudig als een kwestie
van verbouwen, afleveren en betalen...
VERSCHILLENDE BEHOEFTEN.
Een gevolg van dit gebrek aan deskundig
heid is b.v. dat men als systeem heeft aan
genomen, dat een zelfde artikel in het ge
heel© land gelijktijdig en in gelijke mate
moet worden beschikbaar gesteld. Dat lijkt
mooi gedacht, doch het houdt geen reke
ning met het feit, dat in de verschillende
deelen van ons land totaal verschillende
behoeften bestaan. Wat peulvruchten be
treft: Groningen eet capucijners, Friesland
grauwe erwten; bezuiden de groote rivieren
is de consumptie van geen dezer twee van
belang, want daar eet men veel witte boo
nen, in tegenstelling tot de meer noorde
lijke gewesten, waar de bruine boon het
wint. Met de distributie dient men hier
mee rekening te houden.
Verder had men de inzameling der ge-
vorderde peulvruchten moeten opdragen
aan de agrarische, de distributie aan de
daarvoor bestemde instanties. Dan ware er
ook een beter evenwicht bewaard gebleven.
Er wordt trouwens reeds druk uitgeoefend
in die richting. De kruideniersbonden, groo
te winkelbedrijven en coöperaties hebben
reeds een „détaillistenfront" gevormd onder
leiding van den heer P. van der Linde, voor
zitter van den N.K.B. te Rotterdam.
NIET ALLEEN HET PUBLIEK
GETROFFEN.
Want niet alleen het publiek, de
„snertlooze" consument, ziet hier
zijn belangen verwaarloosd, doch
niet minder de tienduizenden die
in den peulvruchtenhandel groot of
klein hun bestaan moeten vinden,
worden sterk benadeeld.
Men moet b.v. maar eens inzage nemen
van een contract, zooals dat is gesloten
tusschen de Noordhollandsche peulvruch
tenhandelaren en de Akkerbouwcentrale.
De bedoeling daarvan was een regeling t.e
vinden voor de kleine boeren in Westfries
land en benoorden Alkmaar, wier bedrijf
zich verhoudt tot de groote landbouwbedrij
ven, als de huisnijverheid tot de groote in
dustrie, en die met de opbrengst van hun
klein lapje grond slechts hun levensonder
houd kunnen verdienen door de allerfijnste
kwaliteiten te telen en in verfijnden tóe
stand aan de markt te brengen. Zij moes
ten een prijs voor hun product ontvangen,
overeenkomstig de waarde ervan en de
door de regeering vastgestelde richtprijzen
voor standaardkwaliteiten konden daarbij
niet dienen. Daarom gaf Den Haag er de
voorkeur aan, deze producten niet centraal
te doen inleveren, doch door den handel te
laten koopen en deze zou ze dan mogen
verkoopen néast de regeeringspeulvruch-
ten.
De handel ging daarop in, maar...
nu minister Steenberghe en zijn
staf van agrariërs met hun peul
vruchtenzaak niet in het gereede
kunnen komen, verbiedt hij óók den
verkoop van deze fijne kwaliteit
peulvruchten door den handel,
hoewel deze ze heeft gekocht op
verzoek van Den flaag. teneinde
genoemde kleine verbouwers te
helpen....
Zoo zijn er dus thans talrijke handelaren,
die op deze wijze groote partijen van die
peulvruchten hebben liggen en die hun in
vollen eigendom toebehooren, doch die zij
nu niet mogen verkoopen, reeds drie maan
den lang. Nog even en zij zullen ze niet
of slechts met groot verlies van de hand
kunnen doen, want erwten en boonen zijn
winter-eten! Tntusschen snakt het publiek
naar deze peulvruchten, doch de Akker
bouwcentrale stoort zich aan niets; de
erwten en boonen zijn afgeleverd en aan de
kleine verbouwers betaald en daarmee uit.
Handelaar en consument tellen slechts voor
spek en... boonen.
OVERHEIDSMAATREGELEN
FAALDEN.
Het is te hopen, dat aan den paradoxalen
toestand, dat in ons erwten- en boonenland
in 1 hartje van den winter geen peulvruch
ten mogen worden geleverd aan den con
sument, hoewel de voorraden gróóter zijn
dan ooit, zoo spoedig mogelijk een einde
kome. Hoe dat nu allemaal kómt, is bij
zaak.-
Vast staat alleen, dat de overheids
maatregelen volkomen gefaald heb
ben; dat kan door geen dozijn excu-
seerende communiqué's van den
minister worden weggewasschen.
Hij heeft honderd en één bevoegd
heden ten aanzien van prijs, leve
ringsplicht enz. De erwten en boo
nen zijn er in overstelpende mate;
dat zij dan ook op tafel komen!
Wat den aan de boeren door de regeering
te.betalen overnemi'ngsprijs betreft, deze
moet zóódanig zijn, d&t de verbouwer der
agrarische producten onder het voeren van
een redelijk bestaan, zijn volgenden oogst
waarvan de productiekosten zijn geste
gen kan financieren, zoo besluit het Hsbl
Tegen alle winlersche kwalen
Twee stuks 10 ct. - Twaalf stuks 50 ct.
DE POLITIEK KOMT IN EURO
PA WEER AAN HET WOORD.
HET INITIATIEF AAN DE GE
ALLIEERDEN. - HET BLIJK
BAAR ZWAKKE RUSLAND
ZAL DE STOOT MOETEN OP
VANGEN.
Langzamerhand komt er eenige tceke-
ning in de Europeesche politiek. De perio
de van aarzeling schijnt ten einde te loo-
pen, en er ontstaan zekere centra, waarop
zich de belangstelling begint te richten.
Destijds was het het Finsoh-Russisch con
flict, dat de spanning in den Balkan deed
verminderen. Gewend als we op dat oogen-
blik waren de Duitsche belangstelling zich
te zien verdeelen tusschen den Balkan en
de kleine Westersche neutralen, heeft wel
licht even de gedachte bestaan, dat ook wij
weer het twijfelachtige voorrecht deelachtig
zouden worden, mede het middelpunt te
worden van de Europeesche diplomatie.
Zoover is het niet gekomen.
Er kwam, zooals reeds eerder opgemerkt,
een moment van aarzeling en thans zien we
de spanningen zich weer verdichten.
Deze verlegging van het zwaartepunt
naar andere punten is vermoedelijk voorna
melijk het gevolg van het feit, dat de ge
allieerden het initiatief niet aan Duitsch-
land en Rusland hebben overgelaten, doch
dit zelf in handen hebben genomen.
Daarbij werden waarschijnlijk twee hoofd
principes in acht genomen, die, als gevolg
van de Duitsch-Russische vriendschapsrela
tie konden worden gecombineerd.
We moeten daarbij in de eerste plaats be
denken, dat de oorlog tusschen Duitschland
en het Westen thans in hoofdzaak wordt
uitgevochten op economisch gebied. Hoewel
de voordeelen, die Duitschland uit Rusland
weet te trekken, stellig niet zijn meege
vallen en door de Russische moeilijkheden
in Finland opnieuw een terugslag hebben
ondervonden, ligt het voor de hand, dat
niets zal worden nagelaten om een moge
lijke toevoer verder te bemoeilijken. Daar
bij wordt zonder eenigen twijfel in de eerste
plaats gedacht- aan. .petroleum, dat wordt
betrokken uit het zeker niet onkwetsbare
Kaukasië. Dit gebied ligt langs de Russi
sche Zuidgrens tusschen Zwarte Zee en
Kaspische Zee.
Zaterdag
6 Januari
Langestraat
Zeldzame Koopjes in de beste fabrikaten
De kwetsbaarheid is het gevolg van het
feit, dat Turkije, het Russisch grensland,
behoort tot het Engelsch-Fransche kamp.
Zoo dit land zich tot een avontuur laat lee-
nen, is de basis tot een aanval gelegd. Dat
daarop krachtig wordt aangestuurd, blijkt
uit de aanwezigheid en de doorloopende ac
tiviteit der beide geallieerde generaals Wey-
gand en Ironside, die het voor het oogen-
blik althans zoover hebben gebracht, dat
met moeilijkheden in Kaukasië rekening
wordt gehouden en dat daarover openlijk
wordt gesproken.
Het tweede hoofdprincipe is gelegen in
het oprukken der Russen naar het Westen,
een beweging, die zich voorloopig nog
slechts in het Noorden afteekent. Nadat de
Randstaten onder den voet waren geloopen,
was Finland aan de beurt en we herinneren
ons nog al te wel de vrees, die zich meester
maakte van de Scandinavische rijken Zwe
den en Noorwegen, toen de oorlog met Fin
land begon. In deze landen wist men zeer
goed, dat Rusland uit was op het verkrijgen
van ijsvrije havens en ook voor «Engeland,
dat een eventueel verschijnen van Rusland
aan de Noordzee al heel ongaarne zou zien,
bestond alle aanleiding zich. met de zaak
te gaan bemoeien.
De Scandinavische rijken begonnen, toen
ze zagen, dat de positie der Finnen niet ho
peloos was, materiaal en vrijwilligers te zen
den. Engeland, van zijn kant, schijnt meer
en meer van zins zich actief in het Finsche
conflict te gaan interesseeren.
Zoo zijn er dus twee dreigingen waar te
nemen. Weliswaar zijn beide direct gericht
tegen Rusland, dat groote kans loopt in het
Europeesch conflict te worden opgenomen,
indirect gaan ze tevens tegen Duitschland,
Het resultaat is reeds waarneembaar in
een zich nauwer aanéénsluiten van Duitsch
land en Rusland, een toenadering, die van
beide kanten waarschijnlijk geschiedt met
een zekeren tegenzin, die echter geboden, is
door de noodzakelijkheid. Men zou kunnen
spreken, van een gedwongen zet, die mede
daarom zoo zwak is, omdat de toenemende
aandrang der geallieerden voor een goed
deel gebaseerd is op de aan den dag getre
den zwakheid van Rusland, dat het kleine
Finland tot nog toe niet vermocht ten onder
te brengen.
De zullen dus voorloopig onze aandiacht
hebben te bepalen op het geallieerde offen
sief in Finland en tegen Kaukasië en op het
defensief, dat Duitschland en Rusland daar
tegenover vermogen te stellen.
Het behoeft wel nauwelijks betoog, dat de
Duitsch-Italiaansche verhouding als gevolg
van een en amder een nieuwe terugslag moet
ondervinden. Mussolini, scherp gekant als
hij is tegen Rusland, ziet iedere toenadering
tusschen Berlijn en Moskou met leedwezen
aan en men zou zich er niet al te zeer over
behoeven te verwonderen, indien ten slotte
ook de Duce, zij het tegen zijn zin, uiteinde
lijk terecht kwam in het anti-Duitsche
kamp. Een dubbeltje kan nu eenmaal raar
rollen.
Anderzijds za!' ook de Duitsch-Russische.
toenadering zoowel Hitier als Stalin nog
wel de noodige zongen baren. De heeren
vertrouwen elkaar het meest op een af
stand. En de geruchten over een Duitsch-
Russisch militair verbond missen, tot nog
toe een redelijken grond en worden in Ber
lijn met tegenzin ontvangen.
We zullen moeten afwachten.
Een spreekwoord zegt: In den nood dan
vreet de duivel vliegen. En zonder een der
heeren dictatoren ook maar in het minst te
willen vergelijken met den duivel, gelooven
we toch wel, dat bedden geneigd zijn zich
dingen te getroosten, die ze vroeger zouden
hebben afgewezen.
lntusschen liggen de zaken thans anders
dan zich enkele weken geleden nog liet
aanzien. Tot dusverre kwam de drang steeds
uit het Oosten. Het initiatief is overgegaan
naar de geallieerden, wier politiek zich
over het algemeen kenmerkt door grootere
fijnheid en raffinement. We gelooven daar
om, dat het voor de Duitsch-Russische com
binatie gevaarlijk begint te worden.
Wanneer wij Nederlanders onze
gedachten laten gaan naar het ide
aal, dat wij koesteren omtrent de
wereld van morgen, dan zijn we -
over het algemeen spoedig klaar
met de omschrijving daarvan. Wc
zijn een vrijheidsvolk bij uitnemend
heid en de wereld van de toekomst
zal er dus een moeten zijn, waar
in we onze vleugelen weer kunnen
uitslaan, gelijk we dat een kwart
eeuw geleden gewend waren te
doen.
Trouwens wij met onze zeer belangrijke
doorvoerhandel, met onze handelsvloot, die
omgerekend per hoofd der bevolking
ongeveer de grootste ter wereld is. wij met
onze koloniën en met onze geheel op export
ingestelde bodemcultures, wij zijn als bet
ware groot gebracht in een wereld, waarin
iedere handelsbelemmering werd gevoeld
als een hinderlijke druk. We hebben van
de vroegere vrijheden geprofiteerd, zooals
maar weinig volkeren dat konden doen en
we zijn er zoo groot bij geworden, als een
klein volk slechts kan zijn.
Algemeen in de wereld heeft men zich
bij de jaarwisseling bezig gehouden met de
maatschappij van morgen en het was daar
bij opvallend, dat lang niet allen er zoo
over dachten, als wij plegen te doem
Het is wellicht niet bevreemdend, wan
neer we vaststellen, dat het voornamelijk
de democratieën waren, die onze gedach-
tengang bleken te deelen. Vooropgesteld,
dat uit den aard der zaak eerst de vrede
moet worden hersteld, waren het voorna
melijk deze landen, die vrijhandelsklanken
lieten hooren. President Roosevelt heeft de
ze voor ons zoo vertrouwde gedachte dik
onderstreept bij zijn rede tot het Ameri-
kaansche congres, waarin hij er o.a. den
nadruk op legde, dat voorspoed nimmer
mogelijk is in slechts één land en dat de
Vercenigde Staten door een isolement noch
welvarend noch gelukkig kunnen worden.
En toch, vanzelfsprekend voor de heele
wereld zijn deze opvattingen blijkbaar niet.
\nders zou het overbodig zijn eeweest, dat
Ie president er zoo den nadruk op legde.
Roosevelt richtte zich in zijn rede voorna
melijk tot zijn eigen volk. zoodat men uit
zijn woorden mag coneludeeren. dat zelfs
in Amerika noe menschen worden gevon
den, die er anders over denken.
Inderdaad verwacht men de isolements-
oolitiek voornamelijk in die landen, die het
zwaartepunt leggen op den oorlog en die de
autarkie noodig hebben met het oog op
den oorlog.
Toch schijnen daarbij ook andere over
wegingen in het spel te zijn.
We zouden daarbij bij voorbeeld kunnen
wijzen op de door generaal Franco uitge
sproken rede, waarbij we zouden kunnen
opmerken, dat Spanje weliswaar dictatori
aal wordt geregeerd, dat echter moeilijk
kan worden aangenomen, dat dit land zich
voorbereidt tot eenigen oorlog. De Spaan-
sche generalissimus dan wees er op, dat de
meeste goederen, welke thans in zijn land
worden geïmporteerd, daar zeer goed kun
nen worden geproduceerd. Deze productie
diende te worden georganiseerd, waardoor
deviezen in Spanje zouden kunnen blijven.
Het is mogelijk, dat Franco zich ten deelg
laat leiden door de gedachte, dat het na
afloop van den oorlog in menig opzicht ge-
wenscht kan zijn de beschikking te heb
ben over contante middelen. Men kan nooit
weten tot welk een graad van verarming
de wereld dan zal zijn gekomen en hoe
grooter deze armoede zal zijn, hoe grooter
ook de macht van het goud.
Anderzijds is hel niet ondenkbaar, dat de
Spaansche dictator in zekeren zin afgunstig
is op die landen .die door hun meer ont
wikkelde handel, landbouw en industrie
een bevoorrechten plaats innemen en dat
hii hoopt door het in stand houden van
zekere barrières de eigen productie te be
vorderen Het is een gedachte, die reeds
dikwijls is gekoesterd, waarnaar ook her
haaldelijk is gehandeld, zonder dat de gul
den droom daardoor werd verwezenlijkt.
De economie is nu eenmaal geen reken
sommetje zonder meer. Er treden factoren
op, die geen staatsman in een handom
draaien kan veranderen, als ontwikkeling,
ondernemingsgeest der bewoners, ligging
en bodemgesteldheid van het rijk, klimaat
en zoovele andere meer. En bovendien we
ten we langzamerhand maar al te goed,
dat in een wereld, waarin geen crediet meer
wordt gegeven, geen export mogelijk is
zonder import. liet Duitschland van Hit-
Ier heeft dat gedurende de eerste jaren
van het nationaal-socialisme overduidelijk
aan den lijve ondervonden en het heeft een
even recent als doorslaand bewijs voor de
juistheid dezer opvatting geleverd.
Ten slotte is er vermoedelijk
sprake van een zekere vrees voor de
door democratieën voorgestane me
thoden. Het is iets als het wantroü
wen, dat overal wordt gevonden
tusschen armen en rijken en het
kwam merkwaardig helder tot uit
drukking in het dezer dagen door
den dagbladschrijver Virginio Gay-
da geschreven artikel.
Gay da ging daarin te werk op de wijze,
die kenmerkend mag worden genoemd voor
dezen tijd en die feitelijk neerkomt op: niet
wij, maar jullie bent begonnen. En hij be
sluit met de woorden, dat Italië niet zal
nalaten zijn „moeilijk veroverde autarkie"
met kracht te verdedigen tegen het egoïs
me der democratieën, die hij betiteld met
den wat onaangenamer aandoende naam
van „plutocratieën."
Men ziet het: velen deelen onze gedach
ten niet .Aan menigeen, die volkomen over
tuigd is van het feit, dat goederenruil op
ruime schaal de welvaart slechts kan be
vorderen, mag dit verwonderlijk schijnen,
anderen denken er anders over. En deze
anderen deelen in hun land de lakans uit.
Het is voor een goed deel het vertrouwen,
dat ontbreekt. In oorlogstijd valt in dit op
zicht nooit wel te verwachten. Wellicht dat
dit na den vrede, die eenmaal moet ko
men, anders wordt. De overwinnaars zul
len het daarbij in hun macht hebben te
bewijzen, dat men hen kén vertrouwen.
Voorloopig echter blijft een vrij handels
verkeer tusschen de volkeren een utopie.
Inplaats van zich te verrijken gaan de sta
ten door zich op hopelooze wijze te ver
armen.
En het zou kunnen zijn, dat ook deze zich
uitbreidende armoede er straks toe zal bij
dragen het gezond verstand opnieuw in
gang te doen vinden.