s
Wij lazen voor U
De duisterste hoofdstad
van Europa
Vreemd avontuur
LPüd.t .veilig
Duitschc geschiedschrijving
Goochelaar ontgoocheld
ZAKELIJKE OVERWEGINGEN WEGEN
ZWAARDER DAN LIEFDE VOOR HET
MOEDERLAND.
(Bijzondere correspondentie.^
Hoe staat Canada te-
ganover den oorlog?
Dat is een vraag, die
men zich niet alleen in
neutrale landen stelt,
doch ook in het land,
dat er in de allereerste
plaats belang bij heeft:
Engeland. Onze corres
pondent beantwoordt in
onderstaand artikel de
ze vraag op zeer objec
tieve wijze.
De houding van Ca
nada verschilt in vele
opzichten zeer veel van
ciie tijdens den wereld
oorlog, hetgeen vermoe
delijk nog wel sterker
in het licht zal worden
gesteld door de nieuwe
verkiezingen, welke
voor de deur staan. Het
.land heeft thans den
blik niet uitsluitend op
Engeland gericht, zooals vroeger, doch ook
op Amerika. Men vergete daarbij niet dat
Canada, al is het een Engelsch Dominion,
in hart en nieren ver-Amerikaanscht is. Dit
is in den wereldoorlog niet zoo sterk aan den
dag getreden, doch thans openbaart zich dit
sterk in verschillende opzichten. De Cana
dees staat tegenover dezen oorlog anders,
dan tegenover dien van 19141918. De her
innering aan de meer dan 60.000 gesneuvel
de Canadcezen in den wereldoorlog leeft hier
nog voort; en dit komt tot uiting in het ge
ringe aantal hulptroepen dat men zich
althans voorloopig voorstelt, naar Euro
pa te zenden. Men houdt hier zeer sterk de
eigen belangen in het oog en wenscht zoo
weinig mogelijk menschcnlevens op te offe
ren.
De meeningen over den oorlog
zijn verdeeld.
Ongetwijfeld staat een deel van de open
bare meening hier te lande afwijzend tegen
den strijd die thans ontbrand is. Daartegen
over staat een ander en grooter deel, dat
van de rechtvaardige motieven er van over
tuigd is en dat zich vereenzelvigt met het
moederland. De derde laag der bevolking
wordt gevormd door menschen, die den oor
log noch verdedigen, noch afkeuren. Onder
de voorstanders openbaren zich echter twee
stroomingen. Dc eerste is voor het bereiken
van een beslissing door wapengeweld, ter
wijl de andere zich in hoofdzaak zou willen
beperken tot den economischen oorlog. De
conservatieven en democraten zijn voor wa
pengeweld en mobilisatie op groote schaal,
doch het grootste deel der bevolking is voor
het verloenen van hulp aan Engeland op eco
nomisch terrein, dat minder inspanning
eischt en meer voordeel oplevert Hierin
komt het Amcrikaansch-Canadeesche stand
punt tot uiting, dat ook gedeeld wordt door
dc tegenwoordige regeering van Mackenzie
King. Deze is volkomen bereid, om het uiter
ste te vergen van de krachten des lands, om
het moederland bij te Staan op economisch
gebied. Hiervoor wil zij wel den Canadee-
schen arbeid, doch niet het Canadcesche
bloed offeren. Naar de meening van deze
zijde is het voldoende, een expeditiecorps van
20.000 man naar Europa te zenden.
Zaken gaan vóór gevoelskwesties.
In deze kringen wordt dan ook sterk ge
ijverd voor en hard gewerkt aan de ontwik-
ling der economische hulpbronnen en aan
de versnelling en opvoering der productie
Men is bereid, aan Engeland alles te leveren
wat Canada maar kan voortbrengen, van
broodgraan af tot vliegtuigen. Met koorts
achtige haast worden nieuwe fabrieken en
werven gebouwd en organisaties in het le
ven geroepen, om dc leveringen zoo snel mo
gelijk te doen vlotten.
Doch hierbij speelt de liefde voor het
moederland slechts een zeer onderge
schikte rol, naar het den buiten
staander voorkomt. Het is weinig
meer dan een uitvloeisel van het
Amerikaansche principe: geld ver
dienen, Canada wil geld verdienen,
Canadeesche troepen op weg naar
het schip, dat hen over de wereld
zeeën naar het Europeesche strijd
terrein zal brengen.
zooveel en zoo snel mogelijk, mits
het niet aan den vijand ten goede
komt. Op deze wijze krijgt de oorlog
hier den schijn van een reusachtige
speculatie, van een zaken doen op
ongekend groote schaal.
Deze politiek legt den Canadeezen geen
windeieren. Het is de nuchtere Amerikaan
sche opvatting, die hier om den hoek komt
gluren. Door deze activiteit en den steeds
stijgenden uitvoer naar Engeland slaagt Ca
nada er in, zijn schulden van dag tot dag
meer af te schuiven op het moederland. Ca
nadeesche acties en obligaties in Engelsch
bezit worden verrekend door middel van le
veranties. Op die wijze slaagt het land er
in, in veel kortoren tijd dan anders mogelijk
zou zijn geweest, een sterker financiccle en
politieke onafhankelijkheid te veroveren,
dan het ooit heeft bezeten. Van debiteurland
wordt het crediteurland.
Belangenstrijd tusschen moeder
land en Dominion.
Hoezeer de Canadeesche handel geld- en
gevoelskwesties gescheiden weet te houden,
bewijst het feit, dat men het moeilijk eens
kan worden over den prijs, dien Engeland
moet betalen voor het Canadeesche graan.
De prijs, dien Engeland biedt, ligt beneden
de noteering op de vrije markt, hoewel deze
op het oogenblik stagneert Het gevolg is,
dat de Canadeesche graanhandel er de voor
keur aan geeft, de voorraden te bewaren
voor beter tijden. Schuren en zolders zijn
overvol, zoodat de Canadeesche producenten
thans door de regeering te Ottawa moeten
worden gesteund, in het belang dus niet van
Engeland, doch van het Dominion. Dit is een
van de voorbeelden, waaruit duidelijk blijkt,
dat de belangen van moederland en Domi
nion lang niet altijd samengaan, dikwijls
zelfs lijnrecht met elkaar in strijd zijn. En
verder blijkt daaruit ook, dat het zaken-
instinct van een deel van het Canadcesche
volk zwaarder weegt, dan de liefde voor En
geland.
Oni, tuxüi wiKaal:
Dat kan reusachtig aardig >ijw
op Schiphol of zoo. Maar als u op straat
loopt of rijdt en ze din ziet vliegen....
dan ziet u direct daarna dikwijls sterre
tjes. En morgen zeggen ze van u..M
„hij zig ze vliegen!'"
Door J. LIMAX.
Traag zette *t lokaaltje zich in beweging.
't Had dan ook geen haast. Daar was 't een
lokaaltje voor.
Miezerig kledderde de regen. Het was
troosteloos weertje. Dc coupéraampjes wa
ren beslagen van wazigheid. Je kon er niet
doorheen kijken. Gelukkig ging nu dadelijk
het licht op. Anders zat je in 'n treurigheid!
In 't half duister van de derde klasse za
ten twee mannen dicht bij elkaar over een
krant gebogen. Ze lazen, gespannen, gaven
dan hun opmerkingen ten boste. Het ging
over een misdaad, te Koevordcn gepleegd.
De bijzonderheden waren ontzettend. Er was
nu tweeduizend gulden uitgeloofd voor het
vinden van den dader. Wat z'n signalement
betrof, kon men alleen medcdeclcn, dat hij
waarschijnlijk klein van gestalte was, een
donker uiterlijk had met een scherpen neus,
'n slappen hoed droeg en omstreeks vijftig
jaar kon zijn. Dat was alles, niet veel, maar
in elk geval wat. „Sjonge, sjonge, sjonge!"
deed de eene man, die gelezen had, gewich
tig. „Dat er zulke dingen nog gebeuren, hè?
Die tweeduizend gulden zijn anders niet
mis."
„Had ik ze maar!" zei de ander. „En niet
alleen om het geld! Want dan was er meteen
gerechtigheid geschied. Wat jij?"
„En of!" was de eerste 't met hem eens.
„Maar tweeduizend popjes zijn toch ook niet
uit te vlakken, hè?"
„Nou"! viel de ander bij, „dat zèg ik toch?"
Het licht floepte op. Mooi, nu konden ze
weer zien. Even keken ze rond. Wat was dat
voor een mannetje, dat zooeven in Assen was
ingestapt en een paar banken verder bad
plaats genomen? Ze hadden hem nauwelijks
opgemerkt. Maar nu wilden ze toch wel we
ten, met wien ze reisden.
Plots staarden ze elkaar aan en hun blik
ken zeiden: „klein van gestalte, donker ui
terlijk, scherpe neus, slappe hoed, omstreeks
50 jaar". Alles klopte. En wat deed dat
mannetje vreemd, teruggetrokken, haast
angstig! Zou 't waarachtig Je had
van die toevallen. Koevordcn. Assen, 't was
toch eenigszins in dezelfde buurt. Tweedui
zend popjes! Samen deelen, natuurlijk!
't Was dan toch nog duizend per man.
„Hm" kuchte de een. Wat moesten ze
eigenlijk doen?
„Ilm" kuchte ook de ander. Hij wist het
evenmin.
Daar stond het mannetje schielijk, je zou
bijna zeggen een beetje schichtig op en zocht
'n plaatsje op achter in den verder leegen
wagen, waar hij geheel onbespied was. Dat
was verdacht! Waarom ging die man als
het ware voor z'n twee reisgenooten op de
vlucht? Wat had hij izch te verbergen? Z'n
geweten was dus niet zuiver! Had hij de
misdaad begöan? Verschrikkelijk! Maar
toch; de tweeduizend popjes!
„Ga jij eens kijken, wat hij doet", ze! de
een.
„Nee, ik hou hier de wacht", besloot de
ander. „Als hij er uit wil, moet hij mij voor
bij. En dan is hij nog niet gelukkig!"
„Ja, maar wat moet ik zeggen, als ik naar
hem kijk?" maakte de eerste bezwaar. „Zoo
lang er nog niets bewezen is, is hij vrij man",
„Je zegt niks. Je loèrt maar eens", instru
eerde de ander, die bepaald aanleg voor de
recherche had.
Behoedzaam op z'n teenen, sloop de eer
ste den langen doorloopwagen af. Het rom-
mel-stommelen van den trein kwam hem te
hulp. Na nog geen minuut was hij tenmin
ste weer bij den ander en luisterde, bleek en
geënerveerd:
„Hij heeft me niet gehoord.**
„En?" informeerde de ander verder. „Wat
ik heb gezien?" bracht z'n makker met moei
te uit „Vreeselijk!"
De ander staarde hem aan, ontsteld. Z'n
oogen puilden, z'n adem ging gehaast Dan
vroeg hij met gesmoorde stem:
„Bloed? 'n Mes? Touw?"
De eerste schudde ontkennend het hoofd.
„Wat dan?" drong de ander, die de
„wacht" zou houden, aan en hij trilde over
heel z'n wezen.
Toen kreeg hij snel het volgende te hooren:
„Hij hoorde of zag me niet. Ik keek om
't hoekje. Waar was hij mee bezig? Luister!
Hij zette 'n pruik op! En uit z'n valies
kwam 'n baard. Een pruik en een baard! Nu
hoef ik je verder niets tc vragen!
Beiden zwegen, staarden elkander aan,
één spanning.
„Dus hij vermómt zich!" concludeerde ein
delijk de reiziger, die was blijven zitten.
„Dan is hij de man die 't gedaan heeft"!
Do ander was 't volkomen met 'm eens.
ITALIAANSCHE LOF VOOR
ONZE DEFENSIE.
De Romcinsche correspon
dent van de Telegraaf
schrijft:
Verschillende Italiaansche
bladen, o.a. de „Messagero"
en dc „Popoio di Roma" publi
cceren van correspondenten
uit Nederland uitvoerige ver
slagen over een excursie on
der leiding van de militaire
overheid naar de Nederland-
sche verdedigingswerken. De
eenparige conclusie, waartoe
deze correspondenties ko
men. luidt, dat dc staat van
verdediging waarin Neder
land thans verkeert, aan de
hoogste eischen beantwoordt.
De geest onder de soldaten,
zoowel als hun geoefendheid
wordt uitstekend genoemd.
„Een wclverdedigde neutra
liteit," zoo schrijft de „Mcs-
sagero" in het opvallende
opschrift dat zij haar verslag
meegeeft. „Nederland staat
aan zijn versterkte grenzen
op wacht", aldus de „Popoio
dl Roma".
Wanneer men bedenkt, dat
nog niet zoo heel lang gele
den bij tijd en wijle slecht ge
ïnformeerde artikelen in de
Italiaansche pers verschenen,
niet bepaald geschikt om een
hoogen dunk van den Neder-
landschen staat van verdedi
ging te vestigen, dan kan
men niet anders dan het ini
tiatief, dat tot bovenvermelde
verslagen leida, zeer geluk
kig noemen. Het kan geens
zins kwaad, wanneer men in
het buitenland weet, dat Ne
derland terdege op alle
eventualiteiten voorbereid is.
Zooals wij reeds bij vroegere
gelegenheden meldden,
heerscht hier in Italië de
overtuiging, dat een sterke
verdediging van Nederland
voor beide oorlogspartijen
niet anders dan welkom kan
zijn.
WILLEM DE ZWIJGER
BEKLAD.
Scherp hekelt de bekende
criticus Dirk Coster in „De
Stem" de wijze, waarop de
Duitsche geschiedschrijver
Ludwig Pfandl. in zijn boek
over Philips den Tweeden,
Willem den Zwijger schetst.
In dit boek komen de volgen
de passages voor:
„Van scherpe intelligente
en taaie wilskracht, sugges
tief in woorden en gebaren,
juist het tegendeel van dc
hem later toegevoegde eere
naam „De Zwijger", voelt
hij zich als geschapen tot
leider van de adel en de na
tionale oppositie. Van zijn
ondeugden zijn er twee vóór
alle verachtelijk: zijn ver
spilzucht en zijn drankzucht
en daarbij de omstandigheid
dat hij geen middel schuwt
om deze te bevredigen.
Trots zijn hooge inkomsten
steekt hij levenslang diep in
de schulden en leent voortdu
rend hooge sommen tegen
woekerrente. In zijn Brussels
paleis, dat thans nog bestaat
en dat sedert do 18c eeuw
de naam „1'Ancienne Cour"
draagt, houdt hij met zijn
adellijke companen de be
ruchte eet- en drinkgelagen,
die, na pantagruelische tafel
genietingen, steeds eindigen
in orgieën van zuipen. Hier
staat ook het beroemdo bed
voor vijftien personen, waar
in zijn gasten, niet meer in
staat den weg naar huis te
gaan, in eendrachtige suurk-
gemeemschap hun roes ple
gen uit te slapen."
„Fantasieloos en gevoels
arm als hij is, vermag deze
aan het materiëele gebonden
droge verstandsmensch, zich
ook tot gceh enkele religieu
ze overtuiging te verheffen...
„Wleinig vertrouwen wekt
ook de gemakkelijkheid,
waarmee hij liegt en hui
chelt".
Dirk Coster schrijft, hier
wel degelijk een symptoom
te hebben gevonden, dat
waarschuwt.
Hier tcekent zich aldus
Coster reeds af in welke
richting en op welke wijze
straks, als de politieke nood
zaak het eischt, Nederland,
den Nederlander en zijn his
torische tradities vertrapt,
verachtelijk en bespottelijk
gemaakt zullen worden. Men
hoort hier reeds het hoog
moedige holle lachje, dat ons
uit enkele radio-lezingen tc-
gcnklonk, al betrof het toen
maals diepe verachtelijkheid
van den Poolschen en Tjc-
chischen mensch.
Wij zijn tevens gewaar
schuwd, hoe het. Nederland
sche kind zijn Nederlandsche
historie tc leeren zou krij
gen, wanneer ooit het ergste
gebeuren zou. Wat God,
maar dan zeker ook met be
hulp van eiken Nederlander
die nog adem heeft, verba
den moge,"
AFWEERGESCHUT BESCHERMD
DOOR EEN WAL VAN SNEEUW.
De wereld in letterlijken zin
met planken toegespijkerd.
(Van een specialen verslaggever.)
Helsinki, Febr. '40.
Deze stad, eenmaal vol licht en
leven, de hoofdstad van Finland,
die er van droomde, de Olympische
Spelen binnen haar muren te zien
is thans een doode stad, waarin de
levenden zich bewegen als onwe
zenlijke spoken.
Wanneer in een stad, die in normale tij
den 300.000 inwoners telde, nog slechts mis
schien 20- tot 30.000 zijn overgebleven, kan
men met het volste recht van een doode
stad spreken. Die indruk wordt nog ver
sterkt door den Finschen winter, met zijn
onophoudelijke sneeuwjachten. Alles gaat
schuil onder de eentonige, witte wade, die
hier den indruk maakt van een lijkwade.
Als een sluier trekt de sneeuw door dc ver
laten straten, waardoor het troostelooze
van deze stad zonder mertsehen nog ster
ker tot den bezoeker doordringt. Grijswit is
alles, wat men ziet; geen enkele andere
kleur brengt afwisseling in deze tint. Men
kan zich voorstellen, dat het leven onder
den indruk komt van deze omgeving. Men
zou kunnen meenen, dat de stad den win
terslaap is ingegaan. Daaraan kunnen ook
de enkele duizenden, die zijn teruggekeerd,,
niets veranderen.
Sneeuw in plaats van zand voor
de luchtbescherming.
Ja, er zijn menschen, die er de voorkeur
aan hebben gegeven, naar de hoofdstad te
rug te keeren, die zij hadden verlaten. Is
het er onveiliger dan elders? Deze vraag
wordt ontkennend beantwoord; want waar
kan men op hét oogenblik zeggen, dat men
veilig is in Finland? De vijandelijke vlieg
tuigen doorkruisen dc lucht boven het ge-
heele Finsche gebied; en zij zullen dit blij
ven doen, zolang de Finsche luchtstrijd
krachten niet de versterkingen hebben ont
vangen, waaraan zoo dringend behoefte be
staat. Hier in Helsinki hebben de luchtaan
vallen zeer ongeregeld plaats, hetgeen nauw
verband houdt met de weersgesteldheid.
In dat opzicht vormt de sneeuwval een voor
deel, want dan is het den vliegers door het
slechte zicht niet mogelijk, zich nauwkeurig
te oriënleeren. Overigens zou hot ook on
dankbaar zijn, de rol van het afweergeschut
te onderschatten, waarvan de bediening 'bij
de Finnen in goede handen is. Wanneer wij
vftn het luchtafweergeschut spreken, valt
onmiddellijk het ontbreken van de gebrui
kelijke zandzakken, waarmede wij de ka
nonnen elders omringd hebben gezien, op
Daarom laat het afweergeschut in Helsinki
zich ook niet vergelijken met dat tijdens
den burgeroorlog in Spanje, of raet den
huidigen toestand in Parijs, Berlijn of Lon
den. Zand is hier moeilijk en in dezen win
ter onmogelijk te krijgen. Daartoe is de
grond to hard bevroren en met een te dik
ke laag sneeuw bedekt. Doch deze zelfde
sneeuw verschaft den Fin ook het noodige
„We laten 'm niet lo$!" zei die dan ook.
„Nee, ik hou de wacht", bleef de ander op
zich nemen. „Als hij voorbij komt
Plots kwam de man, die 't gedaan had,
voorbij geagiteerd, mopperig, ongeduldig. De
twee anderen keken elkaar weer aan. Wat
moesten ze doen? Aan de noodrem trekken?
Daar liep 't mannetje weer terug. Hij wou
er dus niet uit. Gelukkig maar! Anders kreeg
hij met hèn tc doen!
Hij kwam weer terug, ongedurig, geprik
keld gehaast. „We komen te laat in Gronin
gen" knorde hij tegen z'n reisgenooten. Die
keken verbaasd. Dc man, die 't gedaan had
(ze zagen in hun verbeelding de verschrik
king te Koevorden!), dorst hen aan te spre
ken! Wat 'n brutaliteit! Maar toch eigenlijk
ook wel slim! Op die manier speelde hij de
onschuldige. Wacht eens even, zij waren ook
gladde jongens, als 't er op aan kwam! Ze
lieten niets merken, alsjeblieft!
„Is u gepresseerd?" vroeg de een met 'n
opvallend onnoozel gezicht. .„Meer dan ik u
zeggen kan", deelde 't mannetje met 't don
kere uiterlijk, den scherpen neus, den slap
pen hoed en van ongeveer vijftigjarigen leef
tijd mee. „In Assen was dc trein al te laat.
Ik heb staan trappelen. En in Groningen mis
ik vast de aansluiting. Wat 'a tegenslag!"
.,Moet u nog verder?" informeerde de vra
ger met 't nu onaannemelijk onnoozele hoofd.
„Of ik verder moet"? mopperde 't mannetje
en hij maakte 'n wanhopig wijs-gebaar.
,Naar het andere eindje van de wereld!"
Daarop begon hij weer heen en weer te
loopen, rusteloos als door pijnigende gedach
ten opgejaagd. Ongetwijfeld; hij was dc inan,
die 't gedaan had!
Toen hij eindelijk weer zat, verborgen in
zijn hoekje, fluisterde'de reiziger, die „de
wacht" hield:
„In Groningen blijven we bij 'm. We zijn
er zóó. We moeten weten waar hij naar toe
gaat".
„Net, wat ik zeggen wou" was de ander
't wederom met 'm eens en z'n oogen straal
den van de twee duizend popjes!
Groningen was bereikt, 't Mannetje, met
't donker uiterlijk, mèt den neus, niet den
slappen hoed, 't valies met den verdachten
inhoud torsend en diep in z'n kraag gedoken
(haha hij wou niet herkend worden!) vlóóg
den trein uit. De anderen renden hem ach
terna. Op 't perron werden ze aangegaapt.
In 'n vaartje ging 't mannetje naar den sta
tionschef. Hè, dat was vreemd, vonden z'n
achtervolgers. Eüfin, ze zouden wel zien! „Ik
moet telcfoneeren!" blies de ongeveer-vijftig-
jarige.
„Wij ook!" hakkelden de twee anderen.
„Ik was voor!" maakte 't mannetje zich
druk.
Het fraaie station te Helsinki.
materiaal, om zijn stukken te beschermen;
men gebruikt er met sneeuw gevulde kis
ten voor, die 6poedig hard bevroren zijn op
ongeveer denzelfden dienst bewijzen als
zandzakken.
De wereld met planken toego*
spijkerd.
Een nog merkwaardiger beeld leverëiï
de uitstalkasten der winkels op, evenals de
vensters van tal van huizen. Men kent hier
namelijk niet het systeem van de rollui
ken, welke des avonds worden neergelaten
om de etalages af tc sluiten. Ten einde nu
te kunnen voldoen aan de voorschriften
betreffende de verduistering bij luchtaan
vallen heeft men zijn toevlucht moeten ne
men tot andere maatregelen, waarbij de
houtrijkdom van het land goed te stade is
gekomen. Men heeft namelijk met hou
ten latjes, niet broeder dan twee of drie i
centimeter, de etalages toegespijkerd
een voorbeeld, .dat voor talrijke particulie
re woningen is nagevolgd. Men kan dus
letterlijk zeggen, dat hier de wereld met
planken is toegespijkerd. Voor den vreem
deling levert dit eigenaardige moeilijkhe
den op, want hij kan zich, wanneer hij het
een of ander wil koopen. niet meer oriën-
teeren naar de uitstalkasten. Het kan dus
b.v. lang duren voordat hij een winkel heeft
gevonden, waar hij sigaretten kan krijgen.
Overigens behoeft het geen betoog, dat al-
leen de winkels met de noodzakelijkste le- 1
vensbehoeften zijn geopend, zooals zaken
waar levensmiddelen worden verkocht en
eetgclege'nhedcn. Lang zijn zij overigens
niet open, want in.den regel kan men niet
terecht vóór negen uur 's morgens en wor
den de winkels weder gesloten bij het val
len van de duisternis. Van gebrek kan men
hier nog niet spreken; daarentegen zijn de
prijzen over liet algemeen den laatsten tijd
iets hoogêr, wat dan ook zeer begrijpelijk
is. Wat de verduistering aangaat gelooVen
wij niet, dat er een enkele andere stad in
Europa is, die daarin kan wedijveren met
Helsinki, want zij is hier inderdaad volko
men. Nergens is een sprankje licht te be
kennen. Diepe duisternis omringt den een
zamen nachtelijken wandelaar aan alle
kanten.
„U mag dan ook éérst", gaf de reiziger,
die zoo'n oonnozel gezicht kon zetten, slim
toe. Op die manier konden ze hooren, wat de
persoon, die twee duizend gulden waard
was (toch 'n aardig bedrag, spreek dat maar
eens tegen!) te telcfoneeren had.
De kleine gestalte met den scherpen neus
vroeg Bollingwiercn aan. Ja, dat was inder
daad 't einde der wereld! Wat 'n gat! Wat
moest hij daar in 's hemelsnaam uitvoeren?
Gespannen wachten allen af. Toen kwam
Bollingwieren. En zenuwachtig, haast over
z'n woorden vallend, sprak 't mannetje met
't aangevraagde nummer.
„Met gebouw Coneordia? U spreekt met
den tooneelkapper. Wilt u aan 't bestuur van
„Oefening kweekt kunst" zeggen, dat ik 'n
trein later kom? O, meneer Bakker, is u
't zelf? Ja, ik weet, u speelt de hoofdrol,
'k Heb alles bij me. Uw pruik is mooi klaar
gekomen. Ik heb 'm net nog in den trein
gepast; we hobben dezelfde maat. Tot strak-
kies dan."
Zuchtend legde Kij den hoorn neer. De an
deren behoefden opeens niet meer te telefo-
neeren, dropen, met 'n veclzeggenden blik,
stilletjes af. Onrustig dribbelde op de per
rons en door de wachtkamer de man die 't
niet gedaan had.
Zijn horloge gestolen. Dief
stallen te Amsterdam,
De Amsterdamsche rechtbank veroordeelde
een jongeman, die in den loop van eenige
maanden acht regenjassen had gestolen, tot
negen maanden gevangenisstraf, met aftrek
van voorarrest.
Een man, die het horloge van een gooche
laar had" gerold, werd veroordeeld tot een
jaar gevangenisstraf, waarvan drie maanden
voorwaardelijk werd opgelegd, terwijl de
voorloopigc hechtenis in mindering werd ge
bracht.
Een jeugdige verdachte, die in de JacoS
Obrechtstraat te Amsterdam een dame een
handtaschje had ontrukt, doch die door eeni
ge voorbijgangers werd gegrepen, hoorde
zich gisteren veroordeelen tot negen maan
den gevangenisstraf, met aftrek van de
preventieve hechtenis. Drie maanden van de
straf werden voorwaardelijk opgelegd.