s Wij lazen voor U De duisterste hoofdstad van Europa Vreemd avontuur LPüd.t .veilig Duitschc geschiedschrijving Goochelaar ontgoocheld ZAKELIJKE OVERWEGINGEN WEGEN ZWAARDER DAN LIEFDE VOOR HET MOEDERLAND. (Bijzondere correspondentie.^ Hoe staat Canada te- ganover den oorlog? Dat is een vraag, die men zich niet alleen in neutrale landen stelt, doch ook in het land, dat er in de allereerste plaats belang bij heeft: Engeland. Onze corres pondent beantwoordt in onderstaand artikel de ze vraag op zeer objec tieve wijze. De houding van Ca nada verschilt in vele opzichten zeer veel van ciie tijdens den wereld oorlog, hetgeen vermoe delijk nog wel sterker in het licht zal worden gesteld door de nieuwe verkiezingen, welke voor de deur staan. Het .land heeft thans den blik niet uitsluitend op Engeland gericht, zooals vroeger, doch ook op Amerika. Men vergete daarbij niet dat Canada, al is het een Engelsch Dominion, in hart en nieren ver-Amerikaanscht is. Dit is in den wereldoorlog niet zoo sterk aan den dag getreden, doch thans openbaart zich dit sterk in verschillende opzichten. De Cana dees staat tegenover dezen oorlog anders, dan tegenover dien van 19141918. De her innering aan de meer dan 60.000 gesneuvel de Canadcezen in den wereldoorlog leeft hier nog voort; en dit komt tot uiting in het ge ringe aantal hulptroepen dat men zich althans voorloopig voorstelt, naar Euro pa te zenden. Men houdt hier zeer sterk de eigen belangen in het oog en wenscht zoo weinig mogelijk menschcnlevens op te offe ren. De meeningen over den oorlog zijn verdeeld. Ongetwijfeld staat een deel van de open bare meening hier te lande afwijzend tegen den strijd die thans ontbrand is. Daartegen over staat een ander en grooter deel, dat van de rechtvaardige motieven er van over tuigd is en dat zich vereenzelvigt met het moederland. De derde laag der bevolking wordt gevormd door menschen, die den oor log noch verdedigen, noch afkeuren. Onder de voorstanders openbaren zich echter twee stroomingen. Dc eerste is voor het bereiken van een beslissing door wapengeweld, ter wijl de andere zich in hoofdzaak zou willen beperken tot den economischen oorlog. De conservatieven en democraten zijn voor wa pengeweld en mobilisatie op groote schaal, doch het grootste deel der bevolking is voor het verloenen van hulp aan Engeland op eco nomisch terrein, dat minder inspanning eischt en meer voordeel oplevert Hierin komt het Amcrikaansch-Canadeesche stand punt tot uiting, dat ook gedeeld wordt door dc tegenwoordige regeering van Mackenzie King. Deze is volkomen bereid, om het uiter ste te vergen van de krachten des lands, om het moederland bij te Staan op economisch gebied. Hiervoor wil zij wel den Canadee- schen arbeid, doch niet het Canadcesche bloed offeren. Naar de meening van deze zijde is het voldoende, een expeditiecorps van 20.000 man naar Europa te zenden. Zaken gaan vóór gevoelskwesties. In deze kringen wordt dan ook sterk ge ijverd voor en hard gewerkt aan de ontwik- ling der economische hulpbronnen en aan de versnelling en opvoering der productie Men is bereid, aan Engeland alles te leveren wat Canada maar kan voortbrengen, van broodgraan af tot vliegtuigen. Met koorts achtige haast worden nieuwe fabrieken en werven gebouwd en organisaties in het le ven geroepen, om dc leveringen zoo snel mo gelijk te doen vlotten. Doch hierbij speelt de liefde voor het moederland slechts een zeer onderge schikte rol, naar het den buiten staander voorkomt. Het is weinig meer dan een uitvloeisel van het Amerikaansche principe: geld ver dienen, Canada wil geld verdienen, Canadeesche troepen op weg naar het schip, dat hen over de wereld zeeën naar het Europeesche strijd terrein zal brengen. zooveel en zoo snel mogelijk, mits het niet aan den vijand ten goede komt. Op deze wijze krijgt de oorlog hier den schijn van een reusachtige speculatie, van een zaken doen op ongekend groote schaal. Deze politiek legt den Canadeezen geen windeieren. Het is de nuchtere Amerikaan sche opvatting, die hier om den hoek komt gluren. Door deze activiteit en den steeds stijgenden uitvoer naar Engeland slaagt Ca nada er in, zijn schulden van dag tot dag meer af te schuiven op het moederland. Ca nadeesche acties en obligaties in Engelsch bezit worden verrekend door middel van le veranties. Op die wijze slaagt het land er in, in veel kortoren tijd dan anders mogelijk zou zijn geweest, een sterker financiccle en politieke onafhankelijkheid te veroveren, dan het ooit heeft bezeten. Van debiteurland wordt het crediteurland. Belangenstrijd tusschen moeder land en Dominion. Hoezeer de Canadeesche handel geld- en gevoelskwesties gescheiden weet te houden, bewijst het feit, dat men het moeilijk eens kan worden over den prijs, dien Engeland moet betalen voor het Canadeesche graan. De prijs, dien Engeland biedt, ligt beneden de noteering op de vrije markt, hoewel deze op het oogenblik stagneert Het gevolg is, dat de Canadeesche graanhandel er de voor keur aan geeft, de voorraden te bewaren voor beter tijden. Schuren en zolders zijn overvol, zoodat de Canadeesche producenten thans door de regeering te Ottawa moeten worden gesteund, in het belang dus niet van Engeland, doch van het Dominion. Dit is een van de voorbeelden, waaruit duidelijk blijkt, dat de belangen van moederland en Domi nion lang niet altijd samengaan, dikwijls zelfs lijnrecht met elkaar in strijd zijn. En verder blijkt daaruit ook, dat het zaken- instinct van een deel van het Canadcesche volk zwaarder weegt, dan de liefde voor En geland. Oni, tuxüi wiKaal: Dat kan reusachtig aardig >ijw op Schiphol of zoo. Maar als u op straat loopt of rijdt en ze din ziet vliegen.... dan ziet u direct daarna dikwijls sterre tjes. En morgen zeggen ze van u..M „hij zig ze vliegen!'" Door J. LIMAX. Traag zette *t lokaaltje zich in beweging. 't Had dan ook geen haast. Daar was 't een lokaaltje voor. Miezerig kledderde de regen. Het was troosteloos weertje. Dc coupéraampjes wa ren beslagen van wazigheid. Je kon er niet doorheen kijken. Gelukkig ging nu dadelijk het licht op. Anders zat je in 'n treurigheid! In 't half duister van de derde klasse za ten twee mannen dicht bij elkaar over een krant gebogen. Ze lazen, gespannen, gaven dan hun opmerkingen ten boste. Het ging over een misdaad, te Koevordcn gepleegd. De bijzonderheden waren ontzettend. Er was nu tweeduizend gulden uitgeloofd voor het vinden van den dader. Wat z'n signalement betrof, kon men alleen medcdeclcn, dat hij waarschijnlijk klein van gestalte was, een donker uiterlijk had met een scherpen neus, 'n slappen hoed droeg en omstreeks vijftig jaar kon zijn. Dat was alles, niet veel, maar in elk geval wat. „Sjonge, sjonge, sjonge!" deed de eene man, die gelezen had, gewich tig. „Dat er zulke dingen nog gebeuren, hè? Die tweeduizend gulden zijn anders niet mis." „Had ik ze maar!" zei de ander. „En niet alleen om het geld! Want dan was er meteen gerechtigheid geschied. Wat jij?" „En of!" was de eerste 't met hem eens. „Maar tweeduizend popjes zijn toch ook niet uit te vlakken, hè?" „Nou"! viel de ander bij, „dat zèg ik toch?" Het licht floepte op. Mooi, nu konden ze weer zien. Even keken ze rond. Wat was dat voor een mannetje, dat zooeven in Assen was ingestapt en een paar banken verder bad plaats genomen? Ze hadden hem nauwelijks opgemerkt. Maar nu wilden ze toch wel we ten, met wien ze reisden. Plots staarden ze elkaar aan en hun blik ken zeiden: „klein van gestalte, donker ui terlijk, scherpe neus, slappe hoed, omstreeks 50 jaar". Alles klopte. En wat deed dat mannetje vreemd, teruggetrokken, haast angstig! Zou 't waarachtig Je had van die toevallen. Koevordcn. Assen, 't was toch eenigszins in dezelfde buurt. Tweedui zend popjes! Samen deelen, natuurlijk! 't Was dan toch nog duizend per man. „Hm" kuchte de een. Wat moesten ze eigenlijk doen? „Ilm" kuchte ook de ander. Hij wist het evenmin. Daar stond het mannetje schielijk, je zou bijna zeggen een beetje schichtig op en zocht 'n plaatsje op achter in den verder leegen wagen, waar hij geheel onbespied was. Dat was verdacht! Waarom ging die man als het ware voor z'n twee reisgenooten op de vlucht? Wat had hij izch te verbergen? Z'n geweten was dus niet zuiver! Had hij de misdaad begöan? Verschrikkelijk! Maar toch; de tweeduizend popjes! „Ga jij eens kijken, wat hij doet", ze! de een. „Nee, ik hou hier de wacht", besloot de ander. „Als hij er uit wil, moet hij mij voor bij. En dan is hij nog niet gelukkig!" „Ja, maar wat moet ik zeggen, als ik naar hem kijk?" maakte de eerste bezwaar. „Zoo lang er nog niets bewezen is, is hij vrij man", „Je zegt niks. Je loèrt maar eens", instru eerde de ander, die bepaald aanleg voor de recherche had. Behoedzaam op z'n teenen, sloop de eer ste den langen doorloopwagen af. Het rom- mel-stommelen van den trein kwam hem te hulp. Na nog geen minuut was hij tenmin ste weer bij den ander en luisterde, bleek en geënerveerd: „Hij heeft me niet gehoord.** „En?" informeerde de ander verder. „Wat ik heb gezien?" bracht z'n makker met moei te uit „Vreeselijk!" De ander staarde hem aan, ontsteld. Z'n oogen puilden, z'n adem ging gehaast Dan vroeg hij met gesmoorde stem: „Bloed? 'n Mes? Touw?" De eerste schudde ontkennend het hoofd. „Wat dan?" drong de ander, die de „wacht" zou houden, aan en hij trilde over heel z'n wezen. Toen kreeg hij snel het volgende te hooren: „Hij hoorde of zag me niet. Ik keek om 't hoekje. Waar was hij mee bezig? Luister! Hij zette 'n pruik op! En uit z'n valies kwam 'n baard. Een pruik en een baard! Nu hoef ik je verder niets tc vragen! Beiden zwegen, staarden elkander aan, één spanning. „Dus hij vermómt zich!" concludeerde ein delijk de reiziger, die was blijven zitten. „Dan is hij de man die 't gedaan heeft"! Do ander was 't volkomen met 'm eens. ITALIAANSCHE LOF VOOR ONZE DEFENSIE. De Romcinsche correspon dent van de Telegraaf schrijft: Verschillende Italiaansche bladen, o.a. de „Messagero" en dc „Popoio di Roma" publi cceren van correspondenten uit Nederland uitvoerige ver slagen over een excursie on der leiding van de militaire overheid naar de Nederland- sche verdedigingswerken. De eenparige conclusie, waartoe deze correspondenties ko men. luidt, dat dc staat van verdediging waarin Neder land thans verkeert, aan de hoogste eischen beantwoordt. De geest onder de soldaten, zoowel als hun geoefendheid wordt uitstekend genoemd. „Een wclverdedigde neutra liteit," zoo schrijft de „Mcs- sagero" in het opvallende opschrift dat zij haar verslag meegeeft. „Nederland staat aan zijn versterkte grenzen op wacht", aldus de „Popoio dl Roma". Wanneer men bedenkt, dat nog niet zoo heel lang gele den bij tijd en wijle slecht ge ïnformeerde artikelen in de Italiaansche pers verschenen, niet bepaald geschikt om een hoogen dunk van den Neder- landschen staat van verdedi ging te vestigen, dan kan men niet anders dan het ini tiatief, dat tot bovenvermelde verslagen leida, zeer geluk kig noemen. Het kan geens zins kwaad, wanneer men in het buitenland weet, dat Ne derland terdege op alle eventualiteiten voorbereid is. Zooals wij reeds bij vroegere gelegenheden meldden, heerscht hier in Italië de overtuiging, dat een sterke verdediging van Nederland voor beide oorlogspartijen niet anders dan welkom kan zijn. WILLEM DE ZWIJGER BEKLAD. Scherp hekelt de bekende criticus Dirk Coster in „De Stem" de wijze, waarop de Duitsche geschiedschrijver Ludwig Pfandl. in zijn boek over Philips den Tweeden, Willem den Zwijger schetst. In dit boek komen de volgen de passages voor: „Van scherpe intelligente en taaie wilskracht, sugges tief in woorden en gebaren, juist het tegendeel van dc hem later toegevoegde eere naam „De Zwijger", voelt hij zich als geschapen tot leider van de adel en de na tionale oppositie. Van zijn ondeugden zijn er twee vóór alle verachtelijk: zijn ver spilzucht en zijn drankzucht en daarbij de omstandigheid dat hij geen middel schuwt om deze te bevredigen. Trots zijn hooge inkomsten steekt hij levenslang diep in de schulden en leent voortdu rend hooge sommen tegen woekerrente. In zijn Brussels paleis, dat thans nog bestaat en dat sedert do 18c eeuw de naam „1'Ancienne Cour" draagt, houdt hij met zijn adellijke companen de be ruchte eet- en drinkgelagen, die, na pantagruelische tafel genietingen, steeds eindigen in orgieën van zuipen. Hier staat ook het beroemdo bed voor vijftien personen, waar in zijn gasten, niet meer in staat den weg naar huis te gaan, in eendrachtige suurk- gemeemschap hun roes ple gen uit te slapen." „Fantasieloos en gevoels arm als hij is, vermag deze aan het materiëele gebonden droge verstandsmensch, zich ook tot gceh enkele religieu ze overtuiging te verheffen... „Wleinig vertrouwen wekt ook de gemakkelijkheid, waarmee hij liegt en hui chelt". Dirk Coster schrijft, hier wel degelijk een symptoom te hebben gevonden, dat waarschuwt. Hier tcekent zich aldus Coster reeds af in welke richting en op welke wijze straks, als de politieke nood zaak het eischt, Nederland, den Nederlander en zijn his torische tradities vertrapt, verachtelijk en bespottelijk gemaakt zullen worden. Men hoort hier reeds het hoog moedige holle lachje, dat ons uit enkele radio-lezingen tc- gcnklonk, al betrof het toen maals diepe verachtelijkheid van den Poolschen en Tjc- chischen mensch. Wij zijn tevens gewaar schuwd, hoe het. Nederland sche kind zijn Nederlandsche historie tc leeren zou krij gen, wanneer ooit het ergste gebeuren zou. Wat God, maar dan zeker ook met be hulp van eiken Nederlander die nog adem heeft, verba den moge," AFWEERGESCHUT BESCHERMD DOOR EEN WAL VAN SNEEUW. De wereld in letterlijken zin met planken toegespijkerd. (Van een specialen verslaggever.) Helsinki, Febr. '40. Deze stad, eenmaal vol licht en leven, de hoofdstad van Finland, die er van droomde, de Olympische Spelen binnen haar muren te zien is thans een doode stad, waarin de levenden zich bewegen als onwe zenlijke spoken. Wanneer in een stad, die in normale tij den 300.000 inwoners telde, nog slechts mis schien 20- tot 30.000 zijn overgebleven, kan men met het volste recht van een doode stad spreken. Die indruk wordt nog ver sterkt door den Finschen winter, met zijn onophoudelijke sneeuwjachten. Alles gaat schuil onder de eentonige, witte wade, die hier den indruk maakt van een lijkwade. Als een sluier trekt de sneeuw door dc ver laten straten, waardoor het troostelooze van deze stad zonder mertsehen nog ster ker tot den bezoeker doordringt. Grijswit is alles, wat men ziet; geen enkele andere kleur brengt afwisseling in deze tint. Men kan zich voorstellen, dat het leven onder den indruk komt van deze omgeving. Men zou kunnen meenen, dat de stad den win terslaap is ingegaan. Daaraan kunnen ook de enkele duizenden, die zijn teruggekeerd,, niets veranderen. Sneeuw in plaats van zand voor de luchtbescherming. Ja, er zijn menschen, die er de voorkeur aan hebben gegeven, naar de hoofdstad te rug te keeren, die zij hadden verlaten. Is het er onveiliger dan elders? Deze vraag wordt ontkennend beantwoord; want waar kan men op hét oogenblik zeggen, dat men veilig is in Finland? De vijandelijke vlieg tuigen doorkruisen dc lucht boven het ge- heele Finsche gebied; en zij zullen dit blij ven doen, zolang de Finsche luchtstrijd krachten niet de versterkingen hebben ont vangen, waaraan zoo dringend behoefte be staat. Hier in Helsinki hebben de luchtaan vallen zeer ongeregeld plaats, hetgeen nauw verband houdt met de weersgesteldheid. In dat opzicht vormt de sneeuwval een voor deel, want dan is het den vliegers door het slechte zicht niet mogelijk, zich nauwkeurig te oriënleeren. Overigens zou hot ook on dankbaar zijn, de rol van het afweergeschut te onderschatten, waarvan de bediening 'bij de Finnen in goede handen is. Wanneer wij vftn het luchtafweergeschut spreken, valt onmiddellijk het ontbreken van de gebrui kelijke zandzakken, waarmede wij de ka nonnen elders omringd hebben gezien, op Daarom laat het afweergeschut in Helsinki zich ook niet vergelijken met dat tijdens den burgeroorlog in Spanje, of raet den huidigen toestand in Parijs, Berlijn of Lon den. Zand is hier moeilijk en in dezen win ter onmogelijk te krijgen. Daartoe is de grond to hard bevroren en met een te dik ke laag sneeuw bedekt. Doch deze zelfde sneeuw verschaft den Fin ook het noodige „We laten 'm niet lo$!" zei die dan ook. „Nee, ik hou de wacht", bleef de ander op zich nemen. „Als hij voorbij komt Plots kwam de man, die 't gedaan had, voorbij geagiteerd, mopperig, ongeduldig. De twee anderen keken elkaar weer aan. Wat moesten ze doen? Aan de noodrem trekken? Daar liep 't mannetje weer terug. Hij wou er dus niet uit. Gelukkig maar! Anders kreeg hij met hèn tc doen! Hij kwam weer terug, ongedurig, geprik keld gehaast. „We komen te laat in Gronin gen" knorde hij tegen z'n reisgenooten. Die keken verbaasd. Dc man, die 't gedaan had (ze zagen in hun verbeelding de verschrik king te Koevorden!), dorst hen aan te spre ken! Wat 'n brutaliteit! Maar toch eigenlijk ook wel slim! Op die manier speelde hij de onschuldige. Wacht eens even, zij waren ook gladde jongens, als 't er op aan kwam! Ze lieten niets merken, alsjeblieft! „Is u gepresseerd?" vroeg de een met 'n opvallend onnoozel gezicht. .„Meer dan ik u zeggen kan", deelde 't mannetje met 't don kere uiterlijk, den scherpen neus, den slap pen hoed en van ongeveer vijftigjarigen leef tijd mee. „In Assen was dc trein al te laat. Ik heb staan trappelen. En in Groningen mis ik vast de aansluiting. Wat 'a tegenslag!" .,Moet u nog verder?" informeerde de vra ger met 't nu onaannemelijk onnoozele hoofd. „Of ik verder moet"? mopperde 't mannetje en hij maakte 'n wanhopig wijs-gebaar. ,Naar het andere eindje van de wereld!" Daarop begon hij weer heen en weer te loopen, rusteloos als door pijnigende gedach ten opgejaagd. Ongetwijfeld; hij was dc inan, die 't gedaan had! Toen hij eindelijk weer zat, verborgen in zijn hoekje, fluisterde'de reiziger, die „de wacht" hield: „In Groningen blijven we bij 'm. We zijn er zóó. We moeten weten waar hij naar toe gaat". „Net, wat ik zeggen wou" was de ander 't wederom met 'm eens en z'n oogen straal den van de twee duizend popjes! Groningen was bereikt, 't Mannetje, met 't donker uiterlijk, mèt den neus, niet den slappen hoed, 't valies met den verdachten inhoud torsend en diep in z'n kraag gedoken (haha hij wou niet herkend worden!) vlóóg den trein uit. De anderen renden hem ach terna. Op 't perron werden ze aangegaapt. In 'n vaartje ging 't mannetje naar den sta tionschef. Hè, dat was vreemd, vonden z'n achtervolgers. Eüfin, ze zouden wel zien! „Ik moet telcfoneeren!" blies de ongeveer-vijftig- jarige. „Wij ook!" hakkelden de twee anderen. „Ik was voor!" maakte 't mannetje zich druk. Het fraaie station te Helsinki. materiaal, om zijn stukken te beschermen; men gebruikt er met sneeuw gevulde kis ten voor, die 6poedig hard bevroren zijn op ongeveer denzelfden dienst bewijzen als zandzakken. De wereld met planken toego* spijkerd. Een nog merkwaardiger beeld leverëiï de uitstalkasten der winkels op, evenals de vensters van tal van huizen. Men kent hier namelijk niet het systeem van de rollui ken, welke des avonds worden neergelaten om de etalages af tc sluiten. Ten einde nu te kunnen voldoen aan de voorschriften betreffende de verduistering bij luchtaan vallen heeft men zijn toevlucht moeten ne men tot andere maatregelen, waarbij de houtrijkdom van het land goed te stade is gekomen. Men heeft namelijk met hou ten latjes, niet broeder dan twee of drie i centimeter, de etalages toegespijkerd een voorbeeld, .dat voor talrijke particulie re woningen is nagevolgd. Men kan dus letterlijk zeggen, dat hier de wereld met planken is toegespijkerd. Voor den vreem deling levert dit eigenaardige moeilijkhe den op, want hij kan zich, wanneer hij het een of ander wil koopen. niet meer oriën- teeren naar de uitstalkasten. Het kan dus b.v. lang duren voordat hij een winkel heeft gevonden, waar hij sigaretten kan krijgen. Overigens behoeft het geen betoog, dat al- leen de winkels met de noodzakelijkste le- 1 vensbehoeften zijn geopend, zooals zaken waar levensmiddelen worden verkocht en eetgclege'nhedcn. Lang zijn zij overigens niet open, want in.den regel kan men niet terecht vóór negen uur 's morgens en wor den de winkels weder gesloten bij het val len van de duisternis. Van gebrek kan men hier nog niet spreken; daarentegen zijn de prijzen over liet algemeen den laatsten tijd iets hoogêr, wat dan ook zeer begrijpelijk is. Wat de verduistering aangaat gelooVen wij niet, dat er een enkele andere stad in Europa is, die daarin kan wedijveren met Helsinki, want zij is hier inderdaad volko men. Nergens is een sprankje licht te be kennen. Diepe duisternis omringt den een zamen nachtelijken wandelaar aan alle kanten. „U mag dan ook éérst", gaf de reiziger, die zoo'n oonnozel gezicht kon zetten, slim toe. Op die manier konden ze hooren, wat de persoon, die twee duizend gulden waard was (toch 'n aardig bedrag, spreek dat maar eens tegen!) te telcfoneeren had. De kleine gestalte met den scherpen neus vroeg Bollingwiercn aan. Ja, dat was inder daad 't einde der wereld! Wat 'n gat! Wat moest hij daar in 's hemelsnaam uitvoeren? Gespannen wachten allen af. Toen kwam Bollingwieren. En zenuwachtig, haast over z'n woorden vallend, sprak 't mannetje met 't aangevraagde nummer. „Met gebouw Coneordia? U spreekt met den tooneelkapper. Wilt u aan 't bestuur van „Oefening kweekt kunst" zeggen, dat ik 'n trein later kom? O, meneer Bakker, is u 't zelf? Ja, ik weet, u speelt de hoofdrol, 'k Heb alles bij me. Uw pruik is mooi klaar gekomen. Ik heb 'm net nog in den trein gepast; we hobben dezelfde maat. Tot strak- kies dan." Zuchtend legde Kij den hoorn neer. De an deren behoefden opeens niet meer te telefo- neeren, dropen, met 'n veclzeggenden blik, stilletjes af. Onrustig dribbelde op de per rons en door de wachtkamer de man die 't niet gedaan had. Zijn horloge gestolen. Dief stallen te Amsterdam, De Amsterdamsche rechtbank veroordeelde een jongeman, die in den loop van eenige maanden acht regenjassen had gestolen, tot negen maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest. Een man, die het horloge van een gooche laar had" gerold, werd veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf, waarvan drie maanden voorwaardelijk werd opgelegd, terwijl de voorloopigc hechtenis in mindering werd ge bracht. Een jeugdige verdachte, die in de JacoS Obrechtstraat te Amsterdam een dame een handtaschje had ontrukt, doch die door eeni ge voorbijgangers werd gegrepen, hoorde zich gisteren veroordeelen tot negen maan den gevangenisstraf, met aftrek van de preventieve hechtenis. Drie maanden van de straf werden voorwaardelijk opgelegd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1940 | | pagina 8