JOELOE MET DE BEL De kersen van meneer Jansen Om zelf te maken - DE DRAAK /Jeide jonqmi en meiijei.! Dc laatste maalbeste vrienden en Vriendinnen, dat we aan elkaar schrijven. De laatste maal, dat ik achter m'n tik- machicn ga zitten om dat gezellige weke lijkse babbeltje met jullie te maken. De laatste maaldat wil zeggen, tot de eerste week van September, want dan gaan we weer gewoon door en hoop ik dat we weer, net als het vorige jaar, hele zware stapels brieven te beantwoorden krijgen. Voor 2 maanden zeggen wij elkaar dus vaarwel. Nu, de twee vervelendste maanden van het jaar zyn het zeker niet. Want jullie kragen spoedig vacantie en'wat is er fijner in het leven van een jongen en meisje, dan juist die zalige vacantie. Als ik me niet vergis had ik jullie de vorige week beloofd een taart uit te loten. Nu, dat zal een feest worden, by hem of haar die die smul-taart krügt. Ik zal jullie maar niet te lang in spanning houden. De gelukkige is: BEP TIJSEN, Oosterterpweg L 36, Wieringerwerf, Wieringermcer. En nu de briefjes: Diet en Trijnie de Boer, St. Maartensbrug. Kijk... kyk... daar hebben we Trijnie en Diet de Boer. Nu, jullie heb ik een reuze tyd ge mist hoor. Jullie dachten zeker, we zullen nog eens proberen of we een kansje hebben. Komen jullie met September ook weer terug? Ja?? Trien Tysen, Wieringerwerf. Dat is jammer, Trien, dat jullie schoolreisje niet door kan gaan. Heel jammer is dat, want ik weet dat jullie er altijd veel plezier op had den. Maar... volgend jaar maar dubbel op Trien. Daarom niet getreurd. Dag. Bep TUsen, Wleringermeer. Ja. dat is een zwaar onweder geweest Bep, ik heb het ook gehoord, want het was door de gehele provincie heen. En het water viel bij bakken uit de hemel. En waar ik was, daar viel het in rivieren neer... en... ik had geen jas by me. Dat gebeurt me ook nooit weer. Dag. Cornelia Zwaan, Schoorldam. Dank je voor je aardige „afscheidsbrief" Cornelia, dat was een gezellige. Ja, het is jammer, dat we moeten eindigen voor twee maanden, maar... die zyn spoedig genoeg om. En hoe maak je het op de Huishoudschool? Hoor ik daar over 2 maanden eens iets van Cornelia? Afgesproken. Pietertje Klelmecr, Heerluigowaanl. De volgende maal schrijf ju dus een grote brief Pietertje? Ik houd je aan je woord, dat begrijp je zeker wel, he? Nu be9te kerel, een fijne vacantie gewenst. Ik hoop dat de taart deze week niet helemaal naar Veen- huizen in Drenthe gaat... zoals dat met jouw taart het geval was. Jacoba Laagwater, St. Maartensbrug. Ja. de raadsels waren makkeiyk Jacoba. Nu zie je maar eens hoe goed ik op jullie ben. Altijd maar van die gemakkeiyke raadsels... cn nog zijn er, die soms op me zitten te mopperen... Tot de eerste week in Septem ber, Jacoba! Jongens en meisjes, dat was het laatste briefje. Misschien komen er nog een paar na, maar die kan ik tot myn spyt dan niet meer behandelen! Vrienden, allemaal een heeriyke vacantie toegewenst en... tot September. Goede oplossingen ontvangen van» Piet de Vet, Schagen; Corrie en Jan Muntjewerf, Schagen (bedankt voor de mooie kaart); Freek v. d. Klooster, Kolhorn; Jack v. d. Cappelle, Schagen; Tiets van de Cappelle, Schagen; Marietje Eriks, St. Maartensvlotbrug; Ccrrit v. d. Sluys, St. Maartensvlotbrug; Miekje Mink, Warmen- huizen; G. Maigret. Schagen; Rietje v. Halm. Schagen; Bets van Halm, Schagen; Jacoba Leegwater. St. Maartensbrug; Pie tertje Kleimeer, Hcerhugowaard, Bregtje en Jacob de Vries; Cornelia Zwaan, Schoorl dam; Bep Tysen, Wieringerwerf: Diet cn Trijnie de Boer. St. Maartensvlotbrug; Trien Tijsen, Wieringerwerf. Oplossing raadsel vorige week I. Niet een. II. Anna. De handige knecht Er was eens een Rus die een knecht aan nam en tot hem zei: „je loon zal dertig roebels zijn en als je flink werk krijg je elk jaar een cadeau; kleden zal ik je ook." Vrolijk trok de knecht daarop zijn livrei aan. Maar de volgende morgen verscheen de knecht niet. Dat begon zijn baas te vervelen. Op 't laatst riep hij zijn bediende. „Hier ben ik", riep deze uit zijn bed. Toen verloor de heer helemaal zijn geduld, hij liep naar de kamer van zijn knecht en vond hom doodbedaard in bed liggen. Je begrijpt dat de heer woest was en hij nam zijn stok al op om zijn luien knecht een flink pak slaag te geven. „Maar mijnheer!" riep deze uit", heeft u niet gezegd dat u mij zou kleden? En nu lig ik al een hele tijd op u te wachter!!" door Gerrie Koenraads. Joeloe heette hij en was het mooiste reet je wat je je voorstellen kunt. Om zijn hals droeg hij een leren riempje en daaraan hing een zilveren belletje. De hQutvester had het beestje in het bos gevonden en het voor zijn kinderen meegebracht. Dat was een feest geweest! Joeloe hadden ze het beestje gedoopt en hem tegelijk met Bruno, de jachthond met de fles opgevoed. Die twee werden dikke vrienden. Ze stoeiden samen in de tuin en sliepen samen in een hok dat de houtves ter voor hen gemaakt had. Toen het voorjaar kwam, werd Joeloe met de dag stiller en treuriger. Urenlang stond hij bij de schutting en staarde in de verte. „Denk er aan kinderen dat jullie de deur goed dichthoudt!" zei de houtvester. „Joeloe heeft het voorjaar in z'n hoofd." Het leek wel alsof Joeloe zijn nood bij Bruno klaagde en zei: „Och Bruno, ik houd 't niet meer uit. Ik verlang zo naar mijn bos en mijn broertjes! Als je me aardig vind. help je me en maakt 't hek voor me open!" Drie dagen lang weigerde Bruno. maar toen kon hij dat geklaag niet langer aan horen. Met één poot duwde hij de deur in de schutting open en weg sprong Joeloe, met grote sprongen het bos tegemoet. Hè, wat heerlijk was dat! Hier was zijn geboorteland, hier voelde hij zich geluk kig. Nu zou hij direct naar zijn broertjes gaan om eens fijn plezier te gaan maken. Eerst kwam hij een haasje tegen, toen een vos. Gek, het leek wel of ze voor hem op de vlucht gingen! Wat waren de dieren van het bos toch schuw! Nu, hij was an ders, hij zou z'n broertjes wel eens harte lijk begroeten. Met grote sprongen ging hij door het bos om ze te zoeken. Tegen de avond vond hij ze eindelijk op een. open plek in 't bos. Maar och, ook zij stoven voor voor hem weg. Alleen een bok bleef staan en begroette hem met een flinke stoot, zo dat Joeloe kermend weg liep. En zo ging het elke dag. Waar hij zich liet zien, vlogen de dieren voor hem weg. Op zekere avond lag Joeloe treurig en moedeloos in de wei. toen er plotseling een rank reetje op hem toe kwam. Joeloe riep het zachtjes toe en het reetje antwoordde nog zachter. Dolblij sprong Joeloe op en holde naar hem toe. Maar wat was dat? Met grote sprongen rende het reetje van hem weg en Joeloe bleef ontzet stil staan. Toen gooide hij zich helemaal ontmoedigd op de grond. „Och wat moet ik toch vreselijk lelijk zijn, dat ze allemaal voor me op de vlucht gaan," dacht het reetje. „Wat ben jij een domoor, die bel van je is de schuld van allés", hoorde hij opeens een vogel zingen. Toen begreep Joeloe meteen waarom al le dieren voor hem op dè loop gingen. Treurig zette hij zijn zwerftocht door het bos voort, zonder doel en toen de winter kwam, had hij genoeg van het bos. En op een goede dag stond hij weer voor de bos wachterswoning. Dat was een gejuich toen de kinderen het bekende belletje hoorden! Hun Joeloe was terug! Ze hadden hem zo lang gemist. De winter ging voorbij, weer kwam het voorjaar. En meteen kreeg Joeloe weer heimwee naar het bos. Vergeten was al het leed dat hij daar ondervonden had.hij moest de vrijheid weer tegemcet. Hij was nu zo groot en sterk geworden dat hij Bruno's hulp niet meer noodig had. Een grote sprong over de schutting en hij stond in 't bos Toen de kinderen van den houtvester merkten dat hun reetje er van door was, waren ze ontroostbaar. „Wees maar stil", zei moeder, „in de winter komt hij "vast weer terug!" En Joeloe kwam terug, maar och, heel anders dan hij geweest was. De jacht was voorbij en de jagers had den al het neergeschoten wild voor de houtvesterswoning gelegd. Bruno sprong er opgewonden oriiheen. Plotseling bleef hen staan voor een mooi hert en hief een klagend gehuil aan. Verschrikt kwamen ze allemaal naar buiten, vader, moeder en de kinderen het hert dat voor hen lag.droeg een zil veren bel., het was Joeloe. „Hadden we hem maar nooit een bel om gedaan", zuchtte de houtvester, ,dan had den we het nooit geweten!" Ja, zonder die bel zou Joeloe een geluk kig dier geweest zijn! De kinderen huil den verschrikkelijk en waren een hele tijd ontroostbaar. Maar de tijd heelt de groot ste droefheid. Toen Sinterklaas kwam, werd Joeloe opgezet en aan het gejuich van de kinderen kwam geen eind. 's Winters slaat Joeloe nu in de kinderka mer, maar zomers moet je eens langs de houtvesterswoning gaan lopen, dan zul je Joeloe voor het hek zien staan.Joeloe met de bel. Meneer Jansen was geweldig trots op zijn boomgaard. Waarom zou hij 't niet zijn? Iedereen die zijn kersebomen zag vroeg verrukt hoe het kwam dat de kersen zo groot waren. Nu gebeurde het dat de tuin naast die van meneer Jansen verkocht werd. Toen meneer Jansen op een Zondag, 's morgens vroeg, het hek van zijn tuin opendeed, zag hij tot zijn grote ontsteltenis, voetstappen, nietalleen op de weg, maar ook daar, waar de kerseboomen stonden. Twee van zijn kersebomen waren volkomen geplun derd. Meneer Jansen wilde geen lelijke woorden gebruiken. Hij was een fatsoen lijk mens. Maar wat hem het meeSt uit zijn evenwicht sloeg, was dat de kersepit- ten nog aan de boom hingen, en wel aan de stengel. Klaarblijkelijk was alleen het vlees gestolen. Tot boven aan de top had Meneer Jansen draaide zich om en zei op minder vriendelijke toon: „Ik vang vlie gen! en overigens is mijn naam Jansen!" „En ik heet Pietersen en ben Uw nieuwe buurman!" Mijnheer Pietersen moest vre selijk lachen om deze manier van voorstel len. „Alle gekheid op een stokje, meneer Jansen, wat doet U toch met Uw kersebo men? Ik veronderstel toch niet, dat U Uw kersebomen harken wilt! Dat zou iets nieuws onder de zon zijn," zei meneer Pietersen. Om niet de indruk te maken van onvriendelijke, stugge buurman, verklaar de meneer Jansen, meneer Pietersen al les. ,Die kersen zijn vast en zeker door kwajongens opgegeten", dacht meneer Pietersen. „Maar dat maakt voor U toch niets uit, met zo'n grote tuin!" „Hoort U eens- De kersen die mijn vrouw, mijn drie jongens en ikzelf niet eten, wor- het ,kale proces" zich voltrokken. Meneer Jansen kon in 't eerste ogepblik van schrik geen vin verroeren. Dat was te dol, iemand zo te bedotten. Eindelijk wist hij toch nog het prieel te bereiken, haalde de hark te %-oorschijn en sloeg daarmee voorzichtig de pitten van de boom. Bij zijn werk werd hij door een uitroep onderbroken. „Wat doet U, meneer buur man?" vroeg een stem over de heg. I den ingemaakt!" Meneer Jansen was het niet met meneer Pietersen eens. „Mijn kin- I deren kunnen in mijn tuin, zoveel eten als I ze maar willen. Eén keer zullen ze wel genoeg hebben!" vond meneer Pietersen. Meneer Jansen kreeg argwaan. De nieuwe buurman had kinderen! Dat was interes- sant! „Zijn het meisjes?" vroeg meneer Jansen sluw. i „Eén meisje en vier jongens", antwoord de meneer Pietersen trots. „En hoe oud zijn ze?" wilde meneer Jansen weten. „Het meisje is 10 jaar, Henk is twaalf, Lou dertien, Jan vijftien en Adriaan ze ventien", was het antwoord. „Aha", zei meneer Jansen. „Hoezo: aha?" „Zouden Uw kinderen niet in mijn tuin.." „Best, mogelijk", zei meneer Pietersen. „We hebben vroeger toch ook niet anders gedaan." „Ik niet!" ontkende meneer Jansen. Me neer Pietersen moest lach'en om de beken tenis van zijn buurman. „Maar ik zal mijn kinderen in Uw bijzijn vragen, of ze Uw boom geplunderd hebben", stelde meneer Pietersen voor. .Daar sta ik zelfs op", me neer Jansen was ervan overtuigd dat de zonen van zijn buurman de schuldigen wa ren. „Meneer Pietersen riep zijn kinderen en vroeg hen of ze de kersen van meneer Jansen gestolen hadden. „Nee", zeiden ze allemaal. „Zo, gaan jullie dan maar weer weg", zei meneer Pietersen. .Ziet U", wend de hij zich tot meneer Jansen, mijn kin deren hebben het niet gedaan!" Meneer Pietersen groette kortaf en ging naar binnen. Meneer Jansen bleef mistroostig naar zijn kale bomen kijken. De volgende Zondag zou hij op de loer gaan liggen. ■I" De volgende Zondag. Meneer Jansen zat al een uur in zijn prieel en keek naar zijn tuin. Hij wilde juist opstaan om een wandelingetje door de tuin te maken, toen hij twee jongens over de heg zag klimmen. Een derde stond op wacht. Dus toch, dacht meneer Jansen grimmig, en verheugde zich al de zonen van zijn buurman te ontvangen en zijn buurman van de waarheid te overtuigen. Toen de jongens in de kerseboom zaten, sloop hij voorzichtig uit het prieel en ging onder de boom staan. „Heb ik jullie eindelijk, kwajongens! riep hij met donderende stem. ,Kom er direct uit!" „Ja vader!" riepen de twee jongens uit de kerseboom naar beneden. „Nu, meneer Jansen, heeft U de rovers eindelijk te pakken" vroeg meneer Pieter sen lachend over de heg heen. .Och", was alles wat meneer Jansen zeg gen kon. In het prieeltje van meneer Jansen, hoor de meneer Pietersen kort daarna een er barmelijk gebrul. Palmbladeren en Papyrus In de oudheid werden palmbladeren al gebruikt als brief- en boekenpapier. In Indië en andere warme landen groeiden palmen, waarvan de bladeren bijna dade lijk als „briefpapier" kunnen worden ge bruikt. In sommige streken van Azië, voor al op Ceijlon, sneden ze uit de grote, leer achtige palmbladeren, de beste stukken, droogden ze in de schaduw en smeerden ze met olie in, waardoor ze voor het gebruik klaar waren. Dat blad leek helemaal niet op papier, het was een glad, bruin blad. Za schreven er meestal op met een scherp in strumentje. Wat er geschreven werd, was heel goed leesbaar, omdat de delen die opengesneden werden, door het sap een andere kleur kregen dan het bovenste van het blad. Ze hebben ook bladeren gevonden, waar ze met een penseel sierlijke letters of fi guurtjes op hebben geschilderd met een glanzende, zwarte stof. De bladeren werden met touwen aan elkaar gemaakt en werden gebonden in hout of kostbare stoffen, die met goud en edelstenen versierd waren. Ze hebben ,boe ken" gevonden die honderden jaren oud zijn. Ook werden de bladeren, nadat ze be schreven waren, opgerold en met een touw omwonden. Maar deze palmbladeren konden niet makkelijk gevouwen worden, daarom wa ren ze nogal lastig als er hele werken ge schreven moesten worden. Inderdaad had den ze in de oudheid, lang voor onze tijd rekening, iets anders, namelijk het perka ment en het papier uit de Egijptische pa- pyrusplant. Huiden van dieren zijn waar schijnlijk ook gebruikt. Veel gegevens hebben we hierover niet. Ook weten we niet wanneer de Egyptische papierindustrie precies begonnen is. Wel weten we dat ze in Egypte al onge veer 4000 jaar voor Christus papier maak ten uit een waterplant. Later werden deze waterplanten op verschillende plaatsen aan de Nyl geplant.' Het was helemaal niet moeilijk om uit deze plant papier te maken. We mogen aannemen dat ze in Egypte ook op linnen en zijde geschreven hebben. Je begrijpt dat het schrijven in vroegere tijden heel wat meer tijd in beslag nam, dan nu. We zijn ook maar wat blij dat we Otize gewone velletjes papier hebben. Beschreven bladeren van de Taliputpalm. Op feestjes en verjaardagen is het altijd leuk een of ander grapje uit te halen. Iets heel bijzonders is de draak. Een van jullie komt naar voren en ver kondigt op gewichtige toon: „Geacht publiek! Het is ons gelukt, de draak die de omgeving onveilig maakte, levend te vangen! We zijn er zelfs in ge slaagd het monster te., temmen. We heb ben er heel wat moeite mee gehad, maar tenslotte is het ons toch gelukt!" Zo ga je nog een tijdje verder en dan eindig je met de woorden: „Nog een paar seconden alstublieft, dan zal het verschrik kelijke ondier voor uw verbaasde ogen v rschijnen en U zijn kunststukken laten zien." En dan, dan komt het monster, het kruipt en sluipt, het buigt en springt., ja, je staat er zelf verstomd van wat het beest alle maal doet. Nu wil je natuurlijk weten hoe ons mon ster in elkaar zit. Nu, in het lichaam van het ondier zitten twee jongens, die al die bokkesprongen maken. De ene zit in de kop en het boven lichaam, de ander zit in het achterdeel van het dier. Je weet niet wat een grappig gezicht het is, als die twee eerst heel langzaam komen aankruipen en dan steeds wildere spron gen maken. En heel op 't laatst ir.aken ze kunstjes die een beest nooit zou kunnen. Hoe meer fantasie je hebt, hoe leuker je de voorstelling kunt maken. En nu zullen we eens kijken, hoe je zo'n monster kunt maken. De kop maak je van sterk karton. De kaken zyn beweeglijk en verstelbaar. Je maakt hem natuurlijk grie zelig door er gekleurd papier over te ken of te verven. De kam op z'n kop kan vuurrood worden en de lange tong ook. Geel doet het ook goed. Als de kop klaar is, (hoe groter hoe beter), dan wikkelt de eerste jongen zich in oude, lange dekens, zet de kop en klapt de kaken open en dicht. Dan komt de twede jongen, houdt zich aan den eersten vast of gaat er gewoon achter en laat zich ook in dekens rollen. Hij stelt de staart van het ondier voor. Je zult eens zien wat een plezier je van je monster zult beleven.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1940 | | pagina 11