Utt feeJèndal
Een sprookje
We laten onze vliegers op
TER NAVOLGING
door Gerrie Koenraads.
Er. leefden eens heel lang geleden een ko
ning en een koningin die een aardig zoon
tje hadden. Het ventje had donkere ogen,
zwart krullend haar en lachte tegen ieder
een die hij tegenkwam.
Alle mensen waren dol op hem en hij
werd dan ook vreeselijk verwend. Maar
ondanks dat bleef George, zo heette het
prinsje", een lief, bescheiden kind.
Dicht bij het paleis lag een dal, het
Feeëndal geheten. Daar was zoveel moois
te zien! In het midden van het dal stond
een fontein die zilveren stralen spoot en
overal groeiden en bloeiden de prachtig
ste en wonderlijkste bloemen. Hier woon
de de koningin der feeën, Tamara. Haar
paleis stond een eindje verder in het dal.
Haar kamer was de mooiste die er ooit be
staan had. Haast alles was van goud en
kristal. Ze had een stoel die met edelste
nen bezet was en als ze er op ging zitten,
speelde een instrument dat in de stoel
poot verborgen was, muziek.
Tamara had de kleine George bij zijn
geboorte een gouden kettinkje met een
hartje eraan gegeven. Met dit kettinkje
zou hij als hij twintig jaar was, zichzelf en
andere mensen grote diensten kunnen be
wijzen, op één voorwaarde: hij moest bij
de fee komen wonen. Dat wilde niet zeg
gen dat hij nooit naar huis mocht. Iedere
Zondag mocht hij zijn vader en moeder op
zoeken.
De koning en de koningin vonden het
wel vervelend dat ze hun zoontje zo veel
moesten missen, maar de koningin wilde
alleen het geluk van haar kind en zo kwam
de kleine George bij de fee wonen.
Op enige afstand van het Feeëndal stond
een rots. Deze rots werd de Duivelrots ge
noemd. Daar woonde de boze tovenaar
Drakenhart. Drakenhart was een lange,
magere man, had handen als klauwen, een
lange, kromme neus en kwaadaardige ogen.
Iedereen probeerde hij in zijn tovermacht
te krijgen en het meest van al haatte hij
Tamara.
Zijn kamer was het tegenovergestelde
van die van de feeënkoningin. Zijn stoel
was van koude schubben gemaakt en om
hem heen krioelden de akeligste beesten.
Licht kwam er haast niet, hij zat altijd in
't halfdonker. Zijn hofhouding bestond uit
kerels met gemene gezichten.
Omdat het kettinkje van George hem wel
eens veel kwaad kon doen, zon hij op aller
lei listen om het jongetje in zijn macht te
krijgen. Maar tot nu toe was hem dat niet
gelukt.
George was nu acht jaar oud. Hij was
nog altijd een lieve jongen, maar had een
beetje vreemd karakter. Hij zei nooit veel
en ging het liefst alleen wandelen. Dat
vond Tamara niet prettig, want ze wist dat
Drakenhart op hem loerde en dus was ze
bang dat de kleine George in zijn handen
zou vallen.
Op zekere dag was George al meer en
meer van de plaats gewandeld, waarvan
Tamar gezegd had, dat hij die niet mocht
verlaten. Zo was hij niet op de gewone
tijd thuis gekomen.
Tamara was verschrikkelijk ongerust.
Ze ging voor het raam staan en tuurde on
afgebroken naar buiten of ze haar lieve
ling ook zag.
George was intussen in de buurt van
Drakenhart gekomen. Drakenhart was juist
uitgegaan om kruiden te zoeken. Het duur
de niet lang of hij kreeg George in de ga
ten. Met een geweldige sprong kwam hij
op het jongetje toe., op hetzelfde ogen
blik voelde George twee armen om zich
heen; voor hem zag hij 't vreselijk ge
zicht van Drakenhart.. hij gaf een gil,
maar toen zag hij het lieve gezicht van
Tamara die hem stevig in haar armen
hield.
Drakenhart was woedend. Hij zag dat
zijn prooi hem juist ontglipt was. George
was hierdoor echter nog meer van Tamara
gaan houden.
Zo gingen jaren voorbij. Naarmate Geor
ge ouder werd, verdubbelde de slechte to
venaar zijn pogingen om den jongen prins
gevangen te nemen. Die zou nu gauw twin
tig worden en dan meteen weten wat hij
met het kettinkje doen moest.
De langverwachte dag braak aan. Geor
ge sprong zijn bed uit en liep naar de tafel
waar hij de vorige avond zijn kettinkje
had neergelegd. Tot zijn grote verbazing
zag hij dat het kettinkje bezig was groter
te worden en dat het hartje de vorm van
een schild had gekregen. Nog grooter werd
zijn verbazing, toen hij na een poosje zag
dat er inplaats van een kettinkje met een
hartje, een gouden zwaard, gordel en
schild op tafel lagen.
Toen hij beneden kwam stond Tamara
al klaar om hem te feliciteren en zei het
volgende: „Je hebt gezien wat er van het
kettinkje geworden is en je weet dat je
met een zwaard moet vechten. Maar nu
zal ik je zeggen wie je met dat zwaard
overwinnen moet. Je weet de Duivelrots
waar Drakenhart woont. Nu, dien tove
naar moet je met het zwaard onschadelijk
maken. Ik zal je zeggen hoe. Als je bij
zijn huis komt, zal er een afschuwelijke
draak op je af komen. Die draak moet je
meteen zijn kop afslaan. Als dat gebeurd
is, loop je door totdat je aan de deur van
Drakenhart's kamer komt. Die ga je bin
nen, waarna je zwaard vuur zal spuwen
en geen enkele man van de hofhouding ge
spaard zal blijven. Dan zul je het gebrul
van een leeuw horen en als je voor het
gevaarlyke beest staat, zal je zwaard weer
vuur spuwen en de leeuw zal dood ter aar
de storten. Luister nu .goed, George. Dan
rrfoet je de deur waarvoor de leeuw lag
open doen en de kamer die voor je ligt.
binnengaan. Daar zul je een prinses vinden,
die al jaren lang door Drakenhart gevan
gen wordt gehouden. Ze heeft een medail
lon om haar hals waarmee ze den tove
naar kan overwinnen. Neem dit medaillon-
ga errnee naar Drakenhart en zwaai het
driemaal voor zijn gezicht. Dit moet ie
echter ooen vóórdat hij de drempel over
is. want anders is het te laat en heb je
alles wèer verloren. Blijf ook niet te lang
bij de prinses. Ik weet niet of zij mooi of
leelijk is, want ze werd gestolen toen ze
nog een heel klein meisje was."
George had aandachtig geluisterd. Toen
Tamara uitgesproken was, zwaaide-hij zijn
zwaard door de lucht en riep: „Ik zal gaahl
Ik zal die arme prinses verlossen en dien
bozen tovenaar voorgoed uit de weg rui
men i"
Niet veel later reed hij op e?n vurig
paard naad de Duivelsrots. Voor het huis
aangekomen, zag hij de draak al op zich
afkomen. Een goedgemikte slag en de
draak was dood. Toen liep hij de gang
door naar de kamer van den tovenaar,
deed de deur open en hief zijn zwaard in
de lucht. Meteen spatte het vuur naar alle
kanten Geen dienaar bleef gespaard. Even
later hoorde hij het oorverdovend gebrul
van de woedende leeuw. Weer spuwde het
zwaard vuur en zo stond George voor de
deur van de kamer waar de prinses gevan
gen moest zitten. Voorzichtig deed hij de
deur open. Op een rustbank lag een beeld
schoon meisje te lezen. Ze was zo mooi
dat de prins eerst niets kon zeggen. Toen
liep hij vlug naar haar toe en vertelde haar
wat Tamara gezegd had. Het meisje keek
hem blij aan, bedankte hem dat hij haar
kwam verlossen en gaf hem het medaillon.
Van dit praatje kwam het volgende en op
't laatst waren ze zo in hun gesprek ver
diept, dat George opschrok toen hij plotse
ling eéri zWare, dreunende stap in de ka
mer ernaast hoorde. Bliksemsnel sprong
hij op. Hij had helemaal niet meer aan
Drakenhart gedacht. Hij rende naar de
deur en kwam nog juist op tijd, om den
tovenaar vóór hij de drempel overschreed
het medaillon drie keer voor z'n gezicht te
waai en. Drakenhart viel op de grond: hij
was voorgoed overwonnen.
Dolgelukkig nam George de prinses bij
de hand, vluchtte met haar uit het donkere
huis, zette haar voor op zijn paard en zo
reden ze naar Tamara toe.
Die stond hen al op te wachten: ze wist
dat George zijn taak goed zou volbrengen,
Ook had ze wel geweten dat de prinses zo
mooi faas, maar dat had ze expres niet
gezegd, want ze was bang dat George an
ders alles zou vergeten, wat hij trouwens
al een beetje gedaan had.
Dat was een vrolyk weerzien. De koning
en de koningin waren ook gekomen en
kusten hun zoon die ze van nu af aan weer
thuis mochten hebben.
Korte tijd daarna trouwde George met
de mooie prinses, die niet alleen mooi,
maar ook goed was. George bleef een dao-
per man en leefde nog lang en gelukkig
met zijn vrouw en zijn ouders op het kas
teel van zijn vader.
Ik heb altijd dorst
Ik heb altijd dorst
Daarom drink ik zo graag
Al zeggen de mensen
Te veel is slecht voor je maag.
Ik heb altijd dorst
•Ik kan niet zonder drinken
Het liefst zou ik wel helemaal
In 't water willen zinken.
Ik heb altijd dorst
Daarom ga ik nooit uit
Zonder een beker of potje
Dat zich van boven sluit.
Ik heb altijd dorst
Je ziet m'n potie hier
Maar maak je maar niet ongerust
Het is geen potje bier!
Hoe maken we een vlieger?
Voor het maken van een vlieger hebben
we allereerst een paar zorgvuldig gemaakte
houten latjes nodig: hoogstens één c.m.
breed, 34 m.m. dik en hoogstens 7080
c.m. lang. Die latjes zagen we zelf en de
maten nemen we zo, als ze gebruikt wor
den voor een vlieger als afbeelding I (drie
even grote laten), als afbeelding 2 (twee
evengrote latten), of als afbeelding 3 (twee
latten die in een verhouding van 1:1%
staan. Kijk goed nair de teekeningen!
In de middelpunten Q worden deze lat
ten op elkaar gelegd. Hiertoe maken we
een insnijding, zoals je kunt zien bij II van
fig. 3. Een klein spijkertje kan de latten
hier bij elkaar houden, maar als je bang
bent dat het hout daarvan breekt, bind je
ze met sterk garen aan elkaar, zoals te zien
is bij I van fig. 2. Je moet hierbij wel zor
gen dat je de draden stevig aantrekt, zo
dat de latjes niet kunnen verschuiven, van
uit het middelpunt Q.
De einden van deze latten zijn van te
voren een beetje spits gemaakt en direct on
der het spitse gedeelte een eindje inge-
kerfd.
Door deze kerven doen we nu een dun
touwtjg: van punt tot punt, van eind tot
eind draaien we het touwtje en maken het
vast met een schippersknoop. Het touwtje
moet steeas stevig aangetrokken worden,
want het geraamte van onze vlieger moet
in orde zijn, als dat niet goed is, hebben
we er niets aan. Je kunt de proef op de
som nemen door de latten heen en weer
te schuiven, waardoor je kunt zien waar
je de fout gemaakt hebt.
De vorm van het geraamte hangt natuur
lijk af van het soort vlieger dat je ma
ken wilt. Kijk daarbij goed naar de afbeel
dingen.
Als je geraamte klaar is en heel stevig in
elkaar zit, dan gaan we over tot het beplak
ken van de vlieger.
Hiervoor hebben we papier en vooral
een goed soort lijm nodig. Die maken we
zelf! We vragen moeder om een handvol
styfsel, zoals ze die voor de was gebruikt
koken die in iets meer dan een vierde li
ter water goed door, laten hem afkoelen en
hebben een lijm die aan al onze eisen vol
doet.
Voor het papier nemen we liefst een niet
te dun soort perkamentpapier. Dit papier
biedt de grootste weerstand en houdt ge
noeg elasticiteit om niet gauw te scheuren.
Zo'n vel leggen we onder ons vliegerge
raamte, Dan knippen we het papier in
dezelfde vorm als het geraamte, maar zor
gen ervoor )C c.M. van het geraamte
te blijven. Er steekt dus overal een rand
van 10 c.m. uit, zoals je kunt zien bij de
vlieger van figuur 1. Voorts knippen we
het papier in op de plaatsen a, b, c, d, e, f,
van figuur 1 en smeren dan de hele rand
met stijfsel in. Niet te dik en vooral ge
lijkmatig. Daarna vouwen we die rand
naar binnen om, leggen er een paar zware
boeken op en laten het geheel een paar
uur drogen.
Ondertussen maken wij de staart klaar.
Hiervoor gebruiken we geen perkament-
papier. Het beste zou krantenpapier zijn,
maar als je dat niet mooit vindt, kun je
gekleurd zacht papier nemen. Hiervan
knippen we repen van 2 c.m. breedte en
1012 cm. lengte. Dan nemen we een
touwtje en knopen die stukken tot een
staart aan elkaar. De lengte moet ongeveer
4 of zes maal de middellijn van de vlieger
zijn. Aan het eind maak je een kwast. Dan
knopen we de staart aan de vliegger: bij
de vlieger van figuur 1, op het midden
van de lijn f—a, bij de vlieger van figuur
2 by n (twee evenlange touwtjes vanuit A
en B., zie figuur) en bij de vlieger van fi
guur 3, bij D.
Dan is onze vlieger eigenlijk klaar, maar
nu moeten we nagaan of wel alles in orde
is, zwaartepuntverdeling enz.
Als Wim en Marian over de zomervacan-
tie van het vorig jaar spraken, begonnen
hun ogen te schitteren. Wat was dat heer
lijk geweest, die vier weken aan de zee! Ze
konden er niet genoeg over praten.
„Weet je moeder, de golven waren zoooo
hoog!" wees Wim met z'n hand uitgestrekt.
En Marian voegde er aan toe: „Het mooist
waren de duinen, waar je zo heerlijk ver
stoppertje kon spelen. En dan al die mooie
schelpen!"
„En de zandburcht, moeder!" riep Wim
weer, „die kon niemand veroveren, zo
goed hebben we hem verdedigd!"
„Maar op 't laatst heeft de zee hem toch
ingenomen", jubelde Marian, waarna ze
allebei zuchtten: „och ja.de zee!"
Zo hadden ze genoten. En gezond dat ze
waren geworden door de heilzame zeelucht!
En toen ze terug kwamen waren ze zo
bruin als een nikker geweest.
Nu was de wkiter weer voorby, de zomer
was gekomen. Hè, 't is toch heel wat an
ders buiten te stoeien en te-spelen, dan
thuis te zitten, terwijl de regen tegen de
ramen striemt of dat het vriest dat het
kraakt. Hun wangen werden nu weer zo
rood als appeltjes. Trouwens alle mensen
schenen zich beter te voelen. Er was maar
één persoon die er nog steeds bleek en
oververmoeid uitzag. Dat was moeder.
„Je bevalt me niet, moeder!" zei vader
op zekeren dag tegen haar. Dat hoorde
Marian toevallig. „Maar vader, wat vind
je aan moeder? Ze is toch de liefste en
mooiste moeder van de wereld!"
„Domoortje", lachte vader, natuurlijk is
moeder de liefste moeder van de wereld!
Maar wat me niet aan haar bevalt, is haar
Daartoe houden we de vlieger aan een
overgebleven eindje-touw en zien dan of
hij horizontaal ligt. Als dat niet het geval
is, hebben we een fout gemaakt. De lat
ten zjjn niet gelijk, de knopen niet alle
maal even dik of iets dergelijks. Maar dat
is gemakkelijk te verhelpen. We hangen
ei eenvoudig een paar kwasten aan. Bij de
vlieger van fig. 2 bij de punten A en B, bij
de vlieger van fig. 1 ook bij A en B en
bij de vlieger van fig. 3 aan de einden van
de as tussen d en b. Die kwasten knopen
we vast en maken ze zo groot, dat onze
vlieger het juiste evenwicht heeft. Door
het afscheuren van papier kun je dat be
reiken; maak de kwasten dus eerst te
groot. Dan kan hij naar buiten!
Het touw waaraan we onze vlieger vast
houden wordt bij de punten Q vastge
maakt, behalve bij de vlieger van fig. 2
waar het touw op punt m wordt vastge
maakt. Het punt m wordt verkregen door
B en C met een los touwtje te verbinden
en daaraan een verbindingstuk naar Q te
maken.
Nu zijn de vliegers klaar om opgelaten
te worden. Het touw laat je zo veel aflo
pen als de wind de vlieger hoog brengt.
Valt de vlieger direct neer, dan is dat een
teken dat hij te licht gebouwd is.
Dan maak je de staart langer en maakt
de kwasten zwaarder, totdat hij wel op
stijgt. Aan de andere kant kun je de vlieger
ook lichter maken. Als je handig bent,
kun je dat zelf beoordelen.
Veel succes!
bleek en moe gezicht. Er moet iets gebeu
ren. Misschien heeft ze verandering van
lucht nodig", voegde hij er bezorgd aan toe.
Maar moeder weerde lachend af: „Och
landeren laat toch. Ik zou toch geen rust
hebben, als ik hier weg moest, want jullie
kunt het toch niet alleen klaar spelen!"
„Ooo", riep Wim beledigd uit en Marian
verzekerde haar: „Maar moeder, wij zijn
toch allebei zooo verstandig en zooo zoet,
nietwaar, Wim?, waarna Wim ijverig met
z'n hoofd knikte.
De volgende dag staken Wim en Marian
hun hoofden te samen en fluisterden. Tot
dat Wim zei: „We jgjllen het vader vra
gen." Toen werd er met vader geheimzin
nig achter moeder's rug gefluisterd. Kort
daarna zei vader lachend, toen ze aan ta
fel zaten:.„Weet je al moeder, waar je reis
naar toe zal gaan?" Maar moeder schudde
haar hoofd. „Och, reizen., ja, als dat kon!"
en ze zuchtte eventjes.
Nu konden Wim en Marian zich niet lan
ger inhouden. „Je zult eens zien, moeder,
'dat jij reizen kunt! En raad eens waar je
naar toe gaat?" Moeder's oogen waren
groot geworden van verbazing. „Je houdt
me voor de gek!" zei ze. Maar Wim riep
uitgelaten: „Je gaat de bergen in!" en Ma
rian schreeuwde er tusschendoor: „Vader
heeft den dokter gevraagd en die vindt dat
het beste! Zie je wel, nu ben jij aan de
beurt!"
Vader legde zijn arm om zijn verbaasde
vrouw heen en legde uit: „Ja, moeder, jij
gaat op reis om nieuwe krachten te verza
melen. En daarom ga jij een tijdje naar
Zwitserland!"
„Maar al dat geld, kinderen, al dat geld"!
riep moeder uit. „Ten eerste kost dat niet
veel, maar weinig geld!" merkte vader op,
„en verder hebben we alle drie iets bij
elkaar gelegd"! voegde hij er met een trotse
blik op de kinderen aan toe.
„Waarom heeft men een spaarpot?" riep
Wim en Marian juichte: „In de mijne za
ten elf gulden!"
„En hebben jullie dat geld bij elkaar
gelegd voor mijn herstel?" vroeg moeder
met vochtige ogen. Toen dacht ze ineens
aan haar huishouden en de kinderen, als
zij weg zou zijn. Hoe moest dat gaan?
„Wie moet hier voor alles zorgen?"
vroeg ze bezorgd. „Wees maar gerust", zei
vader,"sik heb mevrouw van hiernaast ge
sproken, „die heeft beloofd zo nu en dan
eens te komen kijken en ook voor ons te
koken.
„En de bedden maak ik en stof afnemen
doe ik ook!" riep Marian, terwijl Wim
verkondigde dat hij boodschappen zou
doen en de grond zou vegen.
„Hopenlijk word je weer helemaal ge
zond, zodat je weer vrolijk en fris bent
als je terugkomt!" zei vader bezorgd. Moe
der wist nog niet goed hoe ze 't had en wist
niet of ze zich op de reis moest verheugen
of treurig moest zijn om het afscheid van
haar man en kinderen. Toen nam ze voor
de eerste keer een besluit en zei: „Ik had
nooit gedacht dat jullie drieën me nog eens
de wijde wereld in zouden sturen!"
ONS KLEIN BROERTJE
1. Hoe vinchje ons klein broertje, zeg
Is het geen lieve schat
Wie zou niet willen dat hy ook
Zo'n speelmakkertje thuis had!
2. Ons klein broertje heeft een wiegje
En daar slaapt hy altijd in
Te oordelen naar z'n tevreden snuit
Is hem dat best naar z'n zin.
3. Voor het raam staat onze bengel
Waar de zon z'n stralen strooit
Eekhoorn, pop en olifant
Genieten hier meer dan ooit.
4. Wat zou ons broertje dromen?
Hij vertelt er nooit iets van
Maar vast en zeker is het
Dat het alleen iets prettigs zijn kan.