Hoe eenmaal Nederland uit de wateren herrees Hoe werd Klink geklopt veilingen Wieèunmui GROENTEN Langen dijker De droomende West-Friesche zeedijk was eens de machtige waker TEVOREN WAREN REEDS TWEE ZEEDIJKEN ONDERGEGAAN. Toen de hier wonende bevolking omstreeks het jaar 900 begon te beseffen, dat terpen toch eigenlijk niet een afdoende beveiliging vormden tegen het geweld van de zee, betee- kende -dit, dat diende te worden overgegaan tot het aanleggen van dijken. We wezen reeds op de grootheid dezer opgave voor een bevolking, die eenerzijds gering in aantal was, en anderzijds slechts de beschikking had over primitieve hulpmiddelen. De wijze waarop deze enorme taak werd volbracht, laat zich slechts gissen. Beschrijvingen daar omtrent zijn uit deze allerprilste tijden niet tot ons gekomen. Ze moet echter zijn uitge voerd met een offervaardigheid, die grenst aan het ongelooflijke, met een krachtsin spanning, waarvan we ons ternauwernood een beeld kunnen vormen. Dat deze voorvaderen hun schier boven- menschelijke taak tot een bevredigend einde •wisten te brengen, mag een wonder worden gelieeten en gezien dit voorbeeld, zal het niemand'mogen bevreemden, dat het nage slacht dat zich door alle eeuwen heen tegen den waterwolf moest blijven verdedi gen is geworden tot een volk van water bouwkundigen bij uitnemendheid, welks roem zich heeft verbreid tot over de geheele aarde. Wat hier alles precies is geschied, is ten dcele prijsgegeven aan de vergetelheid. Af en toe kon echter een tipje van de sluier, die de gewrochten onzer voorouders voor ons oog verborg, worden opgelicht en het is merk waardig, dat enkele jaren geleden, toen de rnensch van heden een nieuwe verovering boekte door dé ten uitvoer legging van een der wonderwerken van onze eeuw, de droog legging van de Wieringermeer, tevens de sporen werden teruggevonden van iets, wat vermoedelijk de eerste dijk is geweest, wel ke in onze gewesten heeft bestaan. Interessante bijzonderheden vindt men hieromtrent in liet reeds genoemde werk: „De Archaelogie van de Wieringermeer" van W. C. Bi-aat. Hij beschrijft daarin, hoe hij on middellijk na de drooglegging plaatsen heeft aangetroffen, waarvan met zekerheid mag worden aangenomen, dat het de grondvesten waren van vroegere huizen. Men vond er waterputten en vooral uit deze putten kwa men scherven van oud aardewerk en over blijfselen van gebruiksvoorwerpen naar bo- iven. Door vergelijking met- andere scherven en Voorwerpen kan dan worden nagegaan, dat ze vermoedelijk dateeren van na 900, doch niet later dan 950. We willen den schrijver niet op den voet volgen. Afgaande echter op de ligging der verschillende vindplaatsen, die natuur lijk binnendijks moeten hebben gelegen, komt hij tot de slotsom, dat er een dijk moet zijn geweest, ongeveer ter hoogte van het tegenwoordige Tweewegen, even ten Zuiden van Anna Paulowna en Oostwaarts gaande de Wieringermeer in. Een deel van dezen dijk schijnt te zijn teruggevonden, althans op een bijgevoegde kaart wordt dit aange geven. Deze dijk, die uit den aard der zaak be trekkelijk primitief moet zijn geweest, zou omstreeks 't jaar 1000 verloren zijn gegaan, waarna enkele K.M. zuidelijker een nieuwe .werd aangelegd. Ook deze heeft het niet gehouden. Merkwaardig is, hoe omtrent dezen 'dijk allerinteressantste mededeelingen worden gedaan in een werk, verschenen in 1776 en geschreven door een zekeren heer Paluda- nus. Het deel. dat over dezen dijk handelt, noemt hij: „Bericht omtrent eenen Ouden „Muur, of weg van Duifsteen, in en buiten „de Wieringerwaard, ter langte van meer „dan 1300 Roeden ontdekt in ecnig ander „M u u r werkdaaromtrent." De heeren hoofdingelanden van de Wierin gerwaard hadden op 12 Mei 1772 de heeren dijkgraaf en heemraden verzocht en gevol machtigd, het buitenveld aan de Oostzijde te peilen en de aard der gronden te onderzoe ken. Laatstgenoemde heeren voldeden aan dit verzoek op 25 Augustus 1772 en ze gingen er te dien einde op uit in drie bootjes. Het ibootje, waarin, behalve de hemanning, geze ten waren de heer Heemraad B. G. Kloek en de geheimschrijver jonkheer Hendrik van Yladderacken, stiet tegen een hardigheid. Een weinig verder varende, zag men door het heldere zeewater heen, ter diepte van ruim een voet, een muur. Ja men zag duidelijk de wegen, waarin voorheen, zoo men meende, kalk of cement gestreken was. Dit was de aanleiding, die tengevolge had de ontmoeting van .de resten van den twee den dijk over een betrekkelijk grooten af stand. Op een bijgevoegde kaart laat Poluda- nus hem beginnen een eindweegs zee in (in de tegenwoordige Wieringermeerpolder dus), hij kruist scheef de Oosterdijk, de Barsinger- hornerweg, de Dubbele weg, de Molenweg en zet. zich voort tot even buiten den Noord- oosterdijk van de Wieringerwaard. Ook deze dijk echter bleek te zwak en tenslotte kreeg de zee wederom, maar voor de laatste maal, vrij spel. Toen werd de West-Friesche Zeedijk, bij stukjes en beetjes opgeworpen om de gol ven een halt toe te roepen. Eigenlijk was hij niet. liet begin van den aanval van den West- fries tegen het natte element. In zekeren zin beteekende deze dijk reeds een groote overwinning, want men moet hem vermoe delijk beschouwen als een aaneenschakeling ivan buitendijken van verschillende kleinere of grootere polders, die stuk voor stuk wer den terug gewonnen. Hierdoor zou tevens de grillige vorm van den West-Frieschen dijk zijn verklaard. Rondom Schageri was het de buitendijk van o.a. de Neskaag, de Neerkaag en de Oosterkaag, die zelf westelijk aansloot op de Schagerdam. Aan de bedijking dezer polders was ech ter reeds voorafgegaan de inpoldering van b.v. Nes en Oude Kaag. Overigens werden niet zelden de bestaan de terpen in den dijk opgenomen, wat arbeid bespaarde, doch wat wederom de grilligheid van vorm in de hand werkte. De totstandkoming van den Westfrieschen Zeedijk, die thans ligt te droomen te midden der landouwen van het? West-Friesche land, maar die omstreeks 1300 de waker was, die de stoot der aanstormende wateren had op le vangen en te weerstaan, was dus reeds een vooruitgang, een overwinning. De beteckenis er van was, dat reeds groote deelen van dooi de zee veroverd gebied waren teruggewon nen. Hoe het er in de daaraan voorafgaande jaren hier moet hebben uitgezien, meenen we te kunnen aantoon-en door een zinsnede uit het reeds meer genoemde werk van Braat: De zee moet, vooral in de twaalfde eeuw naar het schijnt, geweldig hebben huisge houden. Welke stukken land in dit tijdperk overstroomd zijn geweest en later weer te ruggewonnen, kunnen wij slechts uit den loop der dijken met meerdere of mindere waarschijnlijkheid opmaken. Slechts over de bedijking van een enkel stuk land zijn wij door een oorkonde nader ingelicht. Ik bedoel het gebied dat ligt tusschen Geestmeram- bacht en de Schager en Niedorper Koggen. De talrijke meren en plassen, die wij nog op Beekman's kaart zien, getuigen er van dat deze streek een tijdlang met de zee gemeen heeft gelegen en dat lezen wij dan ook in een oorkonde van Abt Lubbert II van Egmond van 1250, waarin deze spreekt van een her- dijking van dit land, dat beschreven wordt als zich uitstrekkende van Bergheswcrc tot in de zoute zep, aan weerszijden begrensd door twee vroonslooten, waarvan de eene, naar men met de Vries wel als zeker aan kan nemen, de Harkenslool geweest moet zijn en de andere, de westelijke, niet meer is aan te wijzen. Deze strook land dan, was een tijdlang 'geheel verloren geweest, hier stroomde de zee vrij door heen. Gelijk men op de kaart van Beekman zien kan, verdedig de Geestmerarn'baclit zich tegen dezen zee boezem aanvankelijk door den Oesterdijc, Langendijc, wederom Oesterdijc, Calvcrdijc en Selsehardijc. Oorspronkelijk blijkbaar af zonderlijke dijken, die op den duur met el kaar tot een geheel verbonden zijn. In een volgende periode werd het Nieuwland van Sint Maarten daar tegenaan gedijkt, van den bovenbeschreven zeeboezem afgesloten dooi den Groenendijk cn van de eigenlijke Zijpe door dit gedeelte van den Rederdijk, dat zich uitstrekte van Eenigenburg tot Hemelrijks- horn. Aan de Oostzijde van de zeeboezem lagen de Schager en Niedorper Koggen, ver dedigd door den Boekelaarsdijk, den Prig- dijk en den Schager Zijdewind. De oude West-Friesche Zeedijk is reeds lang onttroond. De nakomelingschap van hen, die begonnen met terpen op te wer pen, die de eerste gebrekkige dijken aanleg den, welke reeds spoedig verloren ging, heeft voortgebouwd op de opgedane ervaring. De weerkracht tegen het water is toegenomen. Wij vreezen de zee niet meer. We hebben haar teruggedrongen en dringen haar steeds verder terug tot in haar oorspronkelijke domeineh. De zee is gekomen, heeft beroering en el lende verwekt cn ze heeft het drassige veen meegenomen. Wat we terugveroverden was vruchtbare klei. Op een nederlaag volgde een overwinning, IN DE KWARTFINALE VAN HET ACHTER VOLGINGSKAMPIOENSCHAP. De Nederlandsche wielerkampioenschap pen hebben hun sensatie gehad. De nationale titelhouder in de achtervolging, Dethmer Klink, is voor den eindstrijd door zijn >ex- koppelgenoot Ben van der Voort verslagen met liefst 125 Meter verschil. Dat was de allergrootste gebeurtenis van de Nederland sche wielerkampioenschappen 1940. De eerste treinen met Nederlandsche kinderen naar de Oostmark zijn Zater dag en Zondag vertrokken, waarbij te Rotterdam dr. Seys-Inquart, de Rijks commissaris de vertrekkenden persoonlijk uitgeleide deed. De Rijkscommissaris, dr. Seyss-Inquart drukt de kleinen vriendelijk de hand. KLINK. Een gebeurtenis, waarop wel niemand had gerekend en Van der Voort zelf in het allerminst. Want hij achtte het zelf niet mo gelijk om een achtervolgingsspecialist als Klink is, te verslaan. Een renner, die zijn voet kan plaatsen naast de allerbestcn op de vijf kilometer, heeft zich niet tusschen de vier laatst overblijvendcn, Schulte, Van Eg- mond, Groenewegen en Van der Voort kun nen werken. Voor sportief Noordholland is het een geweldige teleurstelling geweest dat hun favoriet Klink zich niet opnieuw in staat heeft kunnen toonen zijn driekleurige kampioenstrui te verdedigen. Maar laten wij eerlijk wezen, nadat Klink de Amsterdammer Textor in de eerste serie had ingeloopen, werd hij in de daarop vol gende race volkomen- regelmatig ver slagen door Van der Voort. Daar was abso luut geen speld tusschen (e steken. Reeds na het vertrek zagen wij, die Klink al tientallen keeren in een dergelijk nummer hebben zien rijden, dat het niet goed ging. De lichte ca dans van anders had de Wieringer verloren. Hij moest wroeten en stampen om zijn nor male versnelling van 27 x 8 rond te krijgen. Iedere ronde verloor hij meer terrein aan Van der Voort, die werkelijk een prima ach tervolging reed én verloor tenslotte met 125 Meter. Ziedaar de nuchtere feiten, zooals ze die niet alleen schoon was door de overwin ning zelf, maar ook omdat we groóter goed terug ontvingen dan we hadden verloren. Vruchtbare zeeklei, de basis waarop voor een goed deel Noordhollands' welvaart is ge grondvest waren. Allicht zijn wij geneigd verontschul digingen te zoeken voor deze onverwachte nederlaag. Het was zwaar weer, inderdaad. Doch Klink heeft meer knappe prestaties ge leverd met moeilijk weer. De tijd van 6 mi nuten 35 seconden, was de beste van den dag overd ien afstand. Klink was nelste tweede Maar het zat tegen. Want dit jaar voor het eerst werd de snelste tweede niet geplaatst. Zoo kon Klink zijn spullen pakken. Na den rit hebben wij eenigen tijd gepraat met den kampioen 1939. Aanvankelijk was Deth zooals te begrijpen, onder den indruk. Veel woorden hadden we tegen elkaar niet te zeggen. Beiden voelden wij: het ging niet. De vorm, die zoo goed aan het kamén was, had hem in den steek gelaten. Dat en geen andér excuus voerde Klink aan. En zoo was het ook. Vorige Zondag en Donderdag, had Klink Groenewegen en Schulte verslagen in tijden, die het beste deden verwachten. Dit maal ging het niet, ondanks de forcing die hij deed. gen schoone illusie vervloog in rook. Toch was hij niet wanhopig. Want Klink voelt zijn goede conditie, die hem door den militairen dienst in den steek liet, weer naderen. Hij zei: „Het gaat niet op om er de schuld aan te geven dat ik Vrijdag vanuit Nijmegen een uur heb loopen sjouwen met mijn koffer'Mk ben niet in vorm en het zon onsportief zijn indien ik op eenigerlei wijze trachtte mijn nederlaag goed tè praten. „Ben heeft overtuigend gewonnen, hoe gaarne ik liet anders had gezien". Dat was kloeke taal. En thans is de eenige wensch van den Wie ringer knaap om zoo spoedig mogelijk een revanche te rijden. Tegen Van der Voort in de eerste plaats, die zelf Klink kwam troos ten. Maar per saldo was het toch zóó be ter dan dat een minder goede Klink zou hebben gewonnen van dezen Van der Voort. Hier werd geen combine gemaakt om Klink in den eindstrijd te helpen. Hier is gereden en niet anders en dat valt te waardeeren. De revanche. Zeer waarschijnlijk rijdt Klink Zondag 28 Juli een omnium tegen Van der Vijver, Boeyen en Van Egmond in het Goffert-Sta- dion te Nijmegen. 'Indien deze course niet door gaat en inplaats daarvan een stayers- wedstrijd wordt gegeven, waaraan de Noord hollander Bakker meedoet, dan zal Klink diens plaats op de Zaansche wielerbaan in nemen en daar een revanche-achtervolging rijden tegen Van der Voort en tevens met Derksen 'den strijd aanbinden in den koppel- wedtrijd tegen Van VlietVan der Voort. Er zal nieuwe werkgelegenheid voor Klink komen. Als nationale titelhouder werd van hem verwacht dat hij winnen zou. Thans it dat anders. Nu heeft hij niets meer te ver liezen. Enkel te winnen. En Klink zal er alle» opzetten om ieder achtervolging, die hij rijdt, tot een goed einde te brengen. Opdat hij weer met eere onze beste poursuite-rij der genoemd kan worden. D. ZIJP. RIJWIELPLAATJE Onzen groet, o rij wiel plaat je, Gij slaat weer opnieuw een slaatje Uit de beurs van iedereen, 't Wordt weer druk aan het loketje Rond Uw koperen portretje, In 't belang van 't algemeen. Bijna waren w' U vergeten, Maar ge laat het ons best weten, Dat g' ons niet vergeten zijt! Plots'ling duikt ge uit bet leven Weer omhoog, al wacht ge even En al geeft ge even tijd. Dat is niet zoo slecht bekeken, Uw bezit brengt veel gereken, Wlant de plaatjes kosten geld, En soms per gezin een tientje, Op de tafel neergeteld! Straks gaan weer de jas-labellen Van de werkers ons vertellen, Hoe men op de kosten spaart, Als Uw vlotte decoratie, Aan een speld vol stille gratie, Hoopvol in de toekomst staart! De historie keert en kentert, Veel, wat door-de tijden slentert, Heeft voorgoed reeds afgedaan. Alleen, gij, o rijwielplaatje, Blinkend, zwierig Jan Kordaatje, Bleef naar d' ouden vorm bestaan! En al moeten we betalen, En U weer op tijd gaan halen. Alk onnoozel koop'ren ding, Toch schuilt in Uw heele wezen, Voor wie zuiver weet te lezen, O zooveel herinnering! Juli 1940. KROËS. (Nadruk verboden.)' Moeilijkheden zijn er om te overwin nen allerlei onaangenaamheden riepen om oplossing transport en exportmoeilijkheden beper king voor het rooien noodzakelijk daarbij is het optreden der aardap pelziekte gekomen drastische maatregelen boete op aanvoer van zieke aardappelen goed re sultaat leiders in deze moeilijke tijden verdienen hulde 330 spoor wagens aardappels aangevoerd bevredigende prijzen ook heel wat Eigenheimers goede prijs voor tomaten meer dan tweemaal zoo duur als verleden jaar mini mumprijs of iets meer voor wortelen flinke aanvoer roode kool mini mnmprijs en daarboven weinig bloemkool ook weinig snijboonen flinke aanvoer slaboonen aan vankelijk nog beste prijzen iater minimumprijs of enkele dubbeltjes hooger dure druiven, maar wei nig aanvoer gele kool aanvanke lijk beste, later iets lagere prijs weinig tuinboonen zilveruien, drielingen en nep afwisselende prij zen eerste aanvoer witte kool ruim f 3. De moeilijkheden zijn er om te overwin nen, wordt vaak tegengeworpen aan ben, die zich bevreesd maken voor den goeden af loop eener zaak, als zich vele moeilijkheden voordoen. Wie de steeds weer opdoemende onaangenaamheden heeft gevolgd, die gedu rende deze vroege-aardappelen-campagne zich voordeden zoowel wat den export, het. vervoer en in verband daarmee de vrijheid Moeilijkheden zijn er om overwonnen te worden om dc aardappels te rooien betreft, moet den leiders der organisaties op tuinbouwgebied wel toegewenscht hebben, dat zij zich die spreekwoordelijke uitdrukking tot lijfspreuk hadden gemaakt. Inderdaad zou men tot de conclusie komen, dat zij dit gedaan heb ben, want de moeilijkheden, die zich nu reeds geduren'de enkele weken dag aan dag hebben opgestapeld, zijn overwonnen op een wijze, die achting afdwingt. Bijna iederen dag moest worden gewikt en gewogen, welke hoeveelheid aardappelen mochten worden gerooid soms om 'te voor komen, dat de markt overvoerd werd, vaak om den aanvoer in verhouding te brengen tot de beschikbare middelen van vervoer Als dat dan geregeld wordt op een manier, die tot gevolg heeft, dat de zaak marcheert in een tijd, zooals we dien thans beleven, dan past daarvoor een woord van hulde en is het verkeerd in te stemmen met hen, die hier en daar nog een foutje hebben weten te vindon. Terwijl al die moeilijkheden zich nog el- ken dag voordeden kwam daar deze week een andere bij, een, die tot nu toe afzijdig was gebleven, maar die tuinders en hun or ganisatieleiders al met bange vrees in het hart hadden verwacht: de gevreesde aard appelziekte. Als die de knollen heeft aange tast, is het met een gercgelden handel, ge daan. Dan zou, als niet met groote omzich tigheid werd opgetreden, den handel in vroe ge aardappelen dermate kunnen worden be dorven, dat het gevolg was een ramp voor de bétrokken tuinders. Tal van partijen moes ten in het begin der week worden afgekeurd, omdat er zooveel zieke knollen in voorkwa men. Goede raad was nu weer duur, maar ge dachtig aan het spreekwoord „aux grands maux de grands remèdcs", werd dit gevaar met kracht, aangepakt doorteheanlen, datd e aanvoer van aardappelen vrij kon geschie den, dóch dat alleen gezonde aardappelen mochten, worden aangevoerd en wie daaraan niet voldeed kreeg een zware boete. Dit heeft geholpen; immers het aantal afkeuringen verminderde en de exporteurs durfden weer tot koo- pen en verzenden naar het buiten land over te gaan. Zoo nu en dan moest in de afgeloopen week geor dend worden voor wat de aan te voe- ren hoeveelheid betreft, doch de zaak marcheerde. En de tuinders zijn er niet slecht bij gevaren: het beschot is buitegewoon groot, de prijs bevredigend, wat wil men nog meer verlangen! Ongeveer 330 spoorwagens vroege aardap pelen werden in de afgeloopen week aange voerd. Ze werden ook alle verkocht, van doordraaien was geen sprake. Aan de vei ling te Noordscharwoude nam de aanvoer toe, aan die te Broek op Langendij'k nam hij af. In ieder geval moest een groote massa verhandeld worden. De minimum prijs voor groote en bonken was f 4. De noteeringen lagen bijna alle tusschen f 4 en f 4.50 voor groote, slechts enkele partijen gingen daar hoven uit. Bonken brachten f 4.— op. Drielingen werden tegen aan merkelijk lageren prijs verkocht. Al naar den aard der partijen en naar het aanbod in verhouding tot de vraag, werd er f 2—f 3 voor betaald, voor sommige partij tjes nog 10 tot 40 cent meer. Eigenheimers brachten f4.20—5's oms iets meer. soms iets minder op. Ook voor blauwe dito werden ongeveer dezelfde prijzen besteed. De aan voer van Eigenheimers is al van beteeke- nis. Al was de minimumprijs der tomaten voor A, B cn C op f 16 gesteld, toch werd hiervoor, althans de laatste dagen voor A van f 18—19 betaald, voor B zelfs f 1919.40. terwijl C f 16—16.40 opbracht. CC. werd verkocht voor ongeveer f 13. Verleden jaar in de overeenkomstige week werd nog niet de helft van de nu bestede prijzen betaalld. De aanvoer van wortelen was weer niet groot. De prijzen waren iets lager dan de vorige week. Er werd voor besteed de mi ni mtumiprijs van f 4.50, voor sommige mooie partijtjes enkele dubbeltjes meer. De aanvoer van roode kool nam sterk toe. 't Was zoo goed als alles van de sorteering beneden 3 K.G., waarvoor een minimum prijs van f 4 was vastgesteld. Veel er van werd voor f 44.30 verkocht. Toch waren er nog venschillende partijen, wölke het tot f 4.50, soms tot f 4.90 brachten. De aanvoer beliep 22 spoorwagens. Bloemkool kwam er heel weinig. Voor tweede soort werd f 5.30 tot f 8.90 betaald, voor eerste f 13. Aan de Broeker veiling kwamen wat snij boonen, hoewel nog in matige hoeveelheid. Er was een minimumprijs van f 12 voor vastgesteld. Aanvankelijk werd nog ruim f 18 betaald, later lagen de noteeringen tus schen f 12 en f 16.80. Grooter was de aan voer van slaboonen. Aan de Broeker vei ling kwamen er al rond 7000 K.G., te Noord scharwoudc ongeveer 1200 Kg. Aanvankelijk kon nog f 17.30—19.30 worden bedongen, wleke prijzen successievelijk eiken dag iels achteruitliepen, zoodat op het laatst f 12.10 f 13 werd betaald. Druiven kwamen er nog weinig, uitsluitend de soort Frankenthaler, waarvoor van 71 tot 75 cent per kilo werd betaald-. Eiken dag kwamen er enkele partijtjes gele kool, die nog voor zeer bevredigende prijzen konden worden verhandeld. Tot Donderdag werd alles voor f 6.60—7.10 ver kocht, daarna kwam een terugloQpende markt tot f 4.70 a f 5.50. wat nog niet slecht kan worden genoemd. Aan beide veilingen werden wat tuin boonen aangevoerd. Van dit artikel is maar weinig uitgezaaid, zeker wel als gevolg van de slechte resultaten van de laatste jaren. Aan de Broeker veiling waren de noteerin gen gelegen tusschen f 3.50 en f 3.70, te Noordscharwoude f,3—3.30. Ook zijveruien kwamen aan beide mark ten. De prijzen liepen nog al uiteen. Uien brachten f 4.70 op. Drielingen, welke aan vankelijk f 5.60 deden, werden later voor f 5.20 verkocht, terwijl ze op het laatst der week f 77.20 te Noordscharwoude op brachten. Nep gold aanvankelijk f 8.70, al spoedig oploopend tot f 10.10 en f 11.40, terwijl ze op het eind der week aan de Broe ker veiling voor f 6—6.70 en aan die te Noordscharwoude voor f 8—9.30 werd ver handeld. Dan kregen we deze week weer een nieuw product aan de veilingen en wel de witte kool. De eerste bracht f 6 op, doch op vol gende dagen liep deze prijs aanmerkelijk terug en lagen de noteeringen tusschen f 3 en f 3.20. Resumeerend kan van een zeer bevredigend marktresultaat worden gesproken.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1940 | | pagina 8