Hoe eenmaal Nederland
uit de wateren herrees
Hoe
werd
Klink
geklopt
veilingen
Wieèunmui
GROENTEN
Langen dijker
De droomende West-Friesche
zeedijk was eens de
machtige waker
TEVOREN WAREN REEDS TWEE
ZEEDIJKEN ONDERGEGAAN.
Toen de hier wonende bevolking omstreeks
het jaar 900 begon te beseffen, dat terpen
toch eigenlijk niet een afdoende beveiliging
vormden tegen het geweld van de zee, betee-
kende -dit, dat diende te worden overgegaan
tot het aanleggen van dijken. We wezen
reeds op de grootheid dezer opgave voor een
bevolking, die eenerzijds gering in aantal
was, en anderzijds slechts de beschikking
had over primitieve hulpmiddelen. De wijze
waarop deze enorme taak werd volbracht,
laat zich slechts gissen. Beschrijvingen daar
omtrent zijn uit deze allerprilste tijden niet
tot ons gekomen. Ze moet echter zijn uitge
voerd met een offervaardigheid, die grenst
aan het ongelooflijke, met een krachtsin
spanning, waarvan we ons ternauwernood
een beeld kunnen vormen.
Dat deze voorvaderen hun schier boven-
menschelijke taak tot een bevredigend einde
•wisten te brengen, mag een wonder worden
gelieeten en gezien dit voorbeeld, zal het
niemand'mogen bevreemden, dat het nage
slacht dat zich door alle eeuwen heen
tegen den waterwolf moest blijven verdedi
gen is geworden tot een volk van water
bouwkundigen bij uitnemendheid, welks
roem zich heeft verbreid tot over de geheele
aarde.
Wat hier alles precies is geschied, is ten
dcele prijsgegeven aan de vergetelheid. Af en
toe kon echter een tipje van de sluier, die de
gewrochten onzer voorouders voor ons oog
verborg, worden opgelicht en het is merk
waardig, dat enkele jaren geleden, toen de
rnensch van heden een nieuwe verovering
boekte door dé ten uitvoer legging van een
der wonderwerken van onze eeuw, de droog
legging van de Wieringermeer, tevens de
sporen werden teruggevonden van iets, wat
vermoedelijk de eerste dijk is geweest, wel
ke in onze gewesten heeft bestaan.
Interessante bijzonderheden vindt men
hieromtrent in liet reeds genoemde werk: „De
Archaelogie van de Wieringermeer" van W.
C. Bi-aat. Hij beschrijft daarin, hoe hij on
middellijk na de drooglegging plaatsen heeft
aangetroffen, waarvan met zekerheid mag
worden aangenomen, dat het de grondvesten
waren van vroegere huizen. Men vond er
waterputten en vooral uit deze putten kwa
men scherven van oud aardewerk en over
blijfselen van gebruiksvoorwerpen naar bo-
iven.
Door vergelijking met- andere scherven en
Voorwerpen kan dan worden nagegaan, dat
ze vermoedelijk dateeren van na 900, doch
niet later dan 950.
We willen den schrijver niet op den voet
volgen. Afgaande echter op de ligging der
verschillende vindplaatsen, die natuur
lijk binnendijks moeten hebben gelegen,
komt hij tot de slotsom, dat er een dijk moet
zijn geweest, ongeveer ter hoogte van het
tegenwoordige Tweewegen, even ten Zuiden
van Anna Paulowna en Oostwaarts gaande
de Wieringermeer in. Een deel van dezen
dijk schijnt te zijn teruggevonden, althans
op een bijgevoegde kaart wordt dit aange
geven.
Deze dijk, die uit den aard der zaak be
trekkelijk primitief moet zijn geweest, zou
omstreeks 't jaar 1000 verloren zijn gegaan,
waarna enkele K.M. zuidelijker een nieuwe
.werd aangelegd.
Ook deze heeft het niet gehouden.
Merkwaardig is, hoe omtrent dezen 'dijk
allerinteressantste mededeelingen worden
gedaan in een werk, verschenen in 1776 en
geschreven door een zekeren heer Paluda-
nus. Het deel. dat over dezen dijk handelt,
noemt hij: „Bericht omtrent eenen Ouden
„Muur, of weg van Duifsteen, in en buiten
„de Wieringerwaard, ter langte van meer
„dan 1300 Roeden ontdekt in ecnig ander
„M u u r werkdaaromtrent."
De heeren hoofdingelanden van de Wierin
gerwaard hadden op 12 Mei 1772 de heeren
dijkgraaf en heemraden verzocht en gevol
machtigd, het buitenveld aan de Oostzijde te
peilen en de aard der gronden te onderzoe
ken.
Laatstgenoemde heeren voldeden aan dit
verzoek op 25 Augustus 1772 en ze gingen er
te dien einde op uit in drie bootjes. Het
ibootje, waarin, behalve de hemanning, geze
ten waren de heer Heemraad B. G. Kloek
en de geheimschrijver jonkheer Hendrik van
Yladderacken, stiet tegen een hardigheid.
Een weinig verder varende, zag men door het
heldere zeewater heen, ter diepte van ruim
een voet, een muur. Ja men zag duidelijk de
wegen, waarin voorheen, zoo men meende,
kalk of cement gestreken was.
Dit was de aanleiding, die tengevolge had
de ontmoeting van .de resten van den twee
den dijk over een betrekkelijk grooten af
stand. Op een bijgevoegde kaart laat Poluda-
nus hem beginnen een eindweegs zee in (in
de tegenwoordige Wieringermeerpolder dus),
hij kruist scheef de Oosterdijk, de Barsinger-
hornerweg, de Dubbele weg, de Molenweg en
zet. zich voort tot even buiten den Noord-
oosterdijk van de Wieringerwaard.
Ook deze dijk echter bleek te zwak en
tenslotte kreeg de zee wederom, maar voor
de laatste maal, vrij spel.
Toen werd de West-Friesche Zeedijk, bij
stukjes en beetjes opgeworpen om de gol
ven een halt toe te roepen. Eigenlijk was hij
niet. liet begin van den aanval van den West-
fries tegen het natte element. In zekeren
zin beteekende deze dijk reeds een groote
overwinning, want men moet hem vermoe
delijk beschouwen als een aaneenschakeling
ivan buitendijken van verschillende kleinere
of grootere polders, die stuk voor stuk wer
den terug gewonnen. Hierdoor zou tevens de
grillige vorm van den West-Frieschen dijk
zijn verklaard.
Rondom Schageri was het de buitendijk
van o.a. de Neskaag, de Neerkaag en de
Oosterkaag, die zelf westelijk aansloot op de
Schagerdam.
Aan de bedijking dezer polders was ech
ter reeds voorafgegaan de inpoldering van
b.v. Nes en Oude Kaag.
Overigens werden niet zelden de bestaan
de terpen in den dijk opgenomen, wat arbeid
bespaarde, doch wat wederom de grilligheid
van vorm in de hand werkte.
De totstandkoming van den Westfrieschen
Zeedijk, die thans ligt te droomen te midden
der landouwen van het? West-Friesche land,
maar die omstreeks 1300 de waker was, die
de stoot der aanstormende wateren had op
le vangen en te weerstaan, was dus reeds een
vooruitgang, een overwinning. De beteckenis
er van was, dat reeds groote deelen van dooi
de zee veroverd gebied waren teruggewon
nen.
Hoe het er in de daaraan voorafgaande
jaren hier moet hebben uitgezien, meenen
we te kunnen aantoon-en door een zinsnede
uit het reeds meer genoemde werk van
Braat:
De zee moet, vooral in de twaalfde eeuw
naar het schijnt, geweldig hebben huisge
houden. Welke stukken land in dit tijdperk
overstroomd zijn geweest en later weer te
ruggewonnen, kunnen wij slechts uit den
loop der dijken met meerdere of mindere
waarschijnlijkheid opmaken. Slechts over
de bedijking van een enkel stuk land zijn wij
door een oorkonde nader ingelicht. Ik bedoel
het gebied dat ligt tusschen Geestmeram-
bacht en de Schager en Niedorper Koggen.
De talrijke meren en plassen, die wij nog op
Beekman's kaart zien, getuigen er van dat
deze streek een tijdlang met de zee gemeen
heeft gelegen en dat lezen wij dan ook in een
oorkonde van Abt Lubbert II van Egmond
van 1250, waarin deze spreekt van een her-
dijking van dit land, dat beschreven wordt
als zich uitstrekkende van Bergheswcrc tot
in de zoute zep, aan weerszijden begrensd
door twee vroonslooten, waarvan de eene,
naar men met de Vries wel als zeker aan
kan nemen, de Harkenslool geweest moet
zijn en de andere, de westelijke, niet meer
is aan te wijzen. Deze strook land dan, was
een tijdlang 'geheel verloren geweest, hier
stroomde de zee vrij door heen. Gelijk men
op de kaart van Beekman zien kan, verdedig
de Geestmerarn'baclit zich tegen dezen zee
boezem aanvankelijk door den Oesterdijc,
Langendijc, wederom Oesterdijc, Calvcrdijc
en Selsehardijc. Oorspronkelijk blijkbaar af
zonderlijke dijken, die op den duur met el
kaar tot een geheel verbonden zijn. In een
volgende periode werd het Nieuwland van
Sint Maarten daar tegenaan gedijkt, van den
bovenbeschreven zeeboezem afgesloten dooi
den Groenendijk cn van de eigenlijke Zijpe
door dit gedeelte van den Rederdijk, dat zich
uitstrekte van Eenigenburg tot Hemelrijks-
horn. Aan de Oostzijde van de zeeboezem
lagen de Schager en Niedorper Koggen, ver
dedigd door den Boekelaarsdijk, den Prig-
dijk en den Schager Zijdewind.
De oude West-Friesche Zeedijk is reeds
lang onttroond. De nakomelingschap van
hen, die begonnen met terpen op te wer
pen, die de eerste gebrekkige dijken aanleg
den, welke reeds spoedig verloren ging, heeft
voortgebouwd op de opgedane ervaring. De
weerkracht tegen het water is toegenomen.
Wij vreezen de zee niet meer. We hebben
haar teruggedrongen en dringen haar steeds
verder terug tot in haar oorspronkelijke
domeineh.
De zee is gekomen, heeft beroering en el
lende verwekt cn ze heeft het drassige veen
meegenomen. Wat we terugveroverden was
vruchtbare klei.
Op een nederlaag volgde een overwinning,
IN DE KWARTFINALE VAN HET ACHTER
VOLGINGSKAMPIOENSCHAP.
De Nederlandsche wielerkampioenschap
pen hebben hun sensatie gehad. De nationale
titelhouder in de achtervolging, Dethmer
Klink, is voor den eindstrijd door zijn >ex-
koppelgenoot Ben van der Voort verslagen
met liefst 125 Meter verschil. Dat was de
allergrootste gebeurtenis van de Nederland
sche wielerkampioenschappen 1940.
De eerste treinen met Nederlandsche kinderen naar de Oostmark zijn Zater
dag en Zondag vertrokken, waarbij te Rotterdam dr. Seys-Inquart, de Rijks
commissaris de vertrekkenden persoonlijk uitgeleide deed.
De Rijkscommissaris, dr. Seyss-Inquart drukt de kleinen vriendelijk de hand.
KLINK.
Een gebeurtenis, waarop wel niemand had
gerekend en Van der Voort zelf in het
allerminst. Want hij achtte het zelf niet mo
gelijk om een achtervolgingsspecialist als
Klink is, te verslaan. Een renner, die zijn
voet kan plaatsen naast de allerbestcn op de
vijf kilometer, heeft zich niet tusschen de
vier laatst overblijvendcn, Schulte, Van Eg-
mond, Groenewegen en Van der Voort kun
nen werken. Voor sportief Noordholland is
het een geweldige teleurstelling geweest dat
hun favoriet Klink zich niet opnieuw in
staat heeft kunnen toonen zijn driekleurige
kampioenstrui te verdedigen.
Maar laten wij eerlijk wezen, nadat Klink
de Amsterdammer Textor in de eerste serie
had ingeloopen, werd hij in de daarop vol
gende race volkomen- regelmatig ver
slagen door Van der Voort. Daar was abso
luut geen speld tusschen (e steken. Reeds na
het vertrek zagen wij, die Klink al tientallen
keeren in een dergelijk nummer hebben zien
rijden, dat het niet goed ging. De lichte ca
dans van anders had de Wieringer verloren.
Hij moest wroeten en stampen om zijn nor
male versnelling van 27 x 8 rond te krijgen.
Iedere ronde verloor hij meer terrein aan
Van der Voort, die werkelijk een prima ach
tervolging reed én verloor tenslotte met 125
Meter. Ziedaar de nuchtere feiten, zooals ze
die niet alleen schoon was door de overwin
ning zelf, maar ook omdat we groóter goed
terug ontvingen dan we hadden verloren.
Vruchtbare zeeklei, de basis waarop voor
een goed deel Noordhollands' welvaart is ge
grondvest
waren. Allicht zijn wij geneigd verontschul
digingen te zoeken voor deze onverwachte
nederlaag. Het was zwaar weer, inderdaad.
Doch Klink heeft meer knappe prestaties ge
leverd met moeilijk weer. De tijd van 6 mi
nuten 35 seconden, was de beste van den dag
overd ien afstand. Klink was nelste tweede
Maar het zat tegen. Want dit jaar voor het
eerst werd de snelste tweede niet geplaatst.
Zoo kon Klink zijn spullen pakken.
Na den rit hebben wij eenigen tijd gepraat
met den kampioen 1939. Aanvankelijk was
Deth zooals te begrijpen, onder den indruk.
Veel woorden hadden we tegen elkaar niet
te zeggen. Beiden voelden wij: het ging niet.
De vorm, die zoo goed aan het kamén was,
had hem in den steek gelaten. Dat en geen
andér excuus voerde Klink aan. En zoo was
het ook. Vorige Zondag en Donderdag, had
Klink Groenewegen en Schulte verslagen in
tijden, die het beste deden verwachten. Dit
maal ging het niet, ondanks de forcing die
hij deed. gen schoone illusie vervloog in
rook. Toch was hij niet wanhopig. Want
Klink voelt zijn goede conditie, die hem door
den militairen dienst in den steek liet, weer
naderen. Hij zei: „Het gaat niet op om er
de schuld aan te geven dat ik Vrijdag vanuit
Nijmegen een uur heb loopen sjouwen met
mijn koffer'Mk ben niet in vorm en het zon
onsportief zijn indien ik op eenigerlei wijze
trachtte mijn nederlaag goed tè praten. „Ben
heeft overtuigend gewonnen, hoe gaarne ik
liet anders had gezien". Dat was kloeke taal.
En thans is de eenige wensch van den Wie
ringer knaap om zoo spoedig mogelijk een
revanche te rijden. Tegen Van der Voort in
de eerste plaats, die zelf Klink kwam troos
ten. Maar per saldo was het toch zóó be
ter dan dat een minder goede Klink zou
hebben gewonnen van dezen Van der Voort.
Hier werd geen combine gemaakt om Klink
in den eindstrijd te helpen. Hier is gereden
en niet anders en dat valt te waardeeren.
De revanche.
Zeer waarschijnlijk rijdt Klink Zondag 28
Juli een omnium tegen Van der Vijver,
Boeyen en Van Egmond in het Goffert-Sta-
dion te Nijmegen. 'Indien deze course niet
door gaat en inplaats daarvan een stayers-
wedstrijd wordt gegeven, waaraan de Noord
hollander Bakker meedoet, dan zal Klink
diens plaats op de Zaansche wielerbaan in
nemen en daar een revanche-achtervolging
rijden tegen Van der Voort en tevens met
Derksen 'den strijd aanbinden in den koppel-
wedtrijd tegen Van VlietVan der Voort.
Er zal nieuwe werkgelegenheid voor Klink
komen. Als nationale titelhouder werd van
hem verwacht dat hij winnen zou. Thans it
dat anders. Nu heeft hij niets meer te ver
liezen. Enkel te winnen. En Klink zal er alle»
opzetten om ieder achtervolging, die hij rijdt,
tot een goed einde te brengen. Opdat hij weer
met eere onze beste poursuite-rij der genoemd
kan worden.
D. ZIJP.
RIJWIELPLAATJE
Onzen groet, o rij wiel plaat je,
Gij slaat weer opnieuw een slaatje
Uit de beurs van iedereen,
't Wordt weer druk aan het loketje
Rond Uw koperen portretje,
In 't belang van 't algemeen.
Bijna waren w' U vergeten,
Maar ge laat het ons best weten,
Dat g' ons niet vergeten zijt!
Plots'ling duikt ge uit bet leven
Weer omhoog, al wacht ge even
En al geeft ge even tijd.
Dat is niet zoo slecht bekeken,
Uw bezit brengt veel gereken,
Wlant de plaatjes kosten geld,
En soms per gezin een tientje,
Op de tafel neergeteld!
Straks gaan weer de jas-labellen
Van de werkers ons vertellen,
Hoe men op de kosten spaart,
Als Uw vlotte decoratie,
Aan een speld vol stille gratie,
Hoopvol in de toekomst staart!
De historie keert en kentert,
Veel, wat door-de tijden slentert,
Heeft voorgoed reeds afgedaan.
Alleen, gij, o rijwielplaatje,
Blinkend, zwierig Jan Kordaatje,
Bleef naar d' ouden vorm bestaan!
En al moeten we betalen,
En U weer op tijd gaan halen.
Alk onnoozel koop'ren ding,
Toch schuilt in Uw heele wezen,
Voor wie zuiver weet te lezen,
O zooveel herinnering!
Juli 1940.
KROËS.
(Nadruk verboden.)'
Moeilijkheden zijn er om te overwin
nen allerlei onaangenaamheden
riepen om oplossing transport
en exportmoeilijkheden beper
king voor het rooien noodzakelijk
daarbij is het optreden der aardap
pelziekte gekomen drastische
maatregelen boete op aanvoer
van zieke aardappelen goed re
sultaat leiders in deze moeilijke
tijden verdienen hulde 330 spoor
wagens aardappels aangevoerd
bevredigende prijzen ook heel
wat Eigenheimers goede prijs
voor tomaten meer dan tweemaal
zoo duur als verleden jaar mini
mumprijs of iets meer voor wortelen
flinke aanvoer roode kool mini
mnmprijs en daarboven weinig
bloemkool ook weinig snijboonen
flinke aanvoer slaboonen aan
vankelijk nog beste prijzen iater
minimumprijs of enkele dubbeltjes
hooger dure druiven, maar wei
nig aanvoer gele kool aanvanke
lijk beste, later iets lagere prijs
weinig tuinboonen zilveruien,
drielingen en nep afwisselende prij
zen eerste aanvoer witte kool
ruim f 3.
De moeilijkheden zijn er om te overwin
nen, wordt vaak tegengeworpen aan ben, die
zich bevreesd maken voor den goeden af
loop eener zaak, als zich vele moeilijkheden
voordoen. Wie de steeds weer opdoemende
onaangenaamheden heeft gevolgd, die gedu
rende deze vroege-aardappelen-campagne
zich voordeden zoowel wat den export, het.
vervoer en in verband daarmee de vrijheid
Moeilijkheden zijn
er om overwonnen
te worden
om dc aardappels te rooien betreft, moet den
leiders der organisaties op tuinbouwgebied
wel toegewenscht hebben, dat zij zich die
spreekwoordelijke uitdrukking tot lijfspreuk
hadden gemaakt. Inderdaad zou men tot
de conclusie komen, dat zij dit gedaan heb
ben, want de moeilijkheden, die zich nu
reeds geduren'de enkele weken dag aan dag
hebben opgestapeld, zijn overwonnen op een
wijze, die achting afdwingt.
Bijna iederen dag moest worden gewikt
en gewogen, welke hoeveelheid aardappelen
mochten worden gerooid soms om 'te voor
komen, dat de markt overvoerd werd, vaak
om den aanvoer in verhouding te brengen
tot de beschikbare middelen van vervoer Als
dat dan geregeld wordt op een manier, die
tot gevolg heeft, dat de zaak marcheert in
een tijd, zooals we dien thans beleven, dan
past daarvoor een woord van hulde en is het
verkeerd in te stemmen met hen, die hier en
daar nog een foutje hebben weten te vindon.
Terwijl al die moeilijkheden zich nog el-
ken dag voordeden kwam daar deze week
een andere bij, een, die tot nu toe afzijdig
was gebleven, maar die tuinders en hun or
ganisatieleiders al met bange vrees in het
hart hadden verwacht: de gevreesde aard
appelziekte. Als die de knollen heeft aange
tast, is het met een gercgelden handel, ge
daan. Dan zou, als niet met groote omzich
tigheid werd opgetreden, den handel in vroe
ge aardappelen dermate kunnen worden be
dorven, dat het gevolg was een ramp voor
de bétrokken tuinders. Tal van partijen moes
ten in het begin der week worden afgekeurd,
omdat er zooveel zieke knollen in voorkwa
men. Goede raad was nu weer duur, maar ge
dachtig aan het spreekwoord „aux grands
maux de grands remèdcs", werd dit gevaar
met kracht, aangepakt doorteheanlen, datd e
aanvoer van aardappelen vrij kon geschie
den, dóch dat alleen gezonde aardappelen
mochten, worden aangevoerd en wie daaraan
niet voldeed kreeg een zware boete.
Dit heeft geholpen; immers het
aantal afkeuringen verminderde en
de exporteurs durfden weer tot koo-
pen en verzenden naar het buiten
land over te gaan. Zoo nu en dan
moest in de afgeloopen week geor
dend worden voor wat de aan te voe-
ren hoeveelheid betreft, doch de
zaak marcheerde. En de tuinders
zijn er niet slecht bij gevaren: het
beschot is buitegewoon groot, de prijs
bevredigend, wat wil men nog meer
verlangen!
Ongeveer 330 spoorwagens vroege aardap
pelen werden in de afgeloopen week aange
voerd. Ze werden ook alle verkocht, van
doordraaien was geen sprake. Aan de vei
ling te Noordscharwoude nam de aanvoer
toe, aan die te Broek op Langendij'k nam
hij af. In ieder geval moest een groote
massa verhandeld worden. De minimum
prijs voor groote en bonken was f 4. De
noteeringen lagen bijna alle tusschen f 4
en f 4.50 voor groote, slechts enkele partijen
gingen daar hoven uit. Bonken brachten
f 4.— op. Drielingen werden tegen aan
merkelijk lageren prijs verkocht. Al naar
den aard der partijen en naar het aanbod
in verhouding tot de vraag, werd er
f 2—f 3 voor betaald, voor sommige partij
tjes nog 10 tot 40 cent meer. Eigenheimers
brachten f4.20—5's oms iets meer. soms iets
minder op. Ook voor blauwe dito werden
ongeveer dezelfde prijzen besteed. De aan
voer van Eigenheimers is al van beteeke-
nis.
Al was de minimumprijs der tomaten
voor A, B cn C op f 16 gesteld, toch werd
hiervoor, althans de laatste dagen voor A
van f 18—19 betaald, voor B zelfs f 1919.40.
terwijl C f 16—16.40 opbracht. CC. werd
verkocht voor ongeveer f 13. Verleden jaar
in de overeenkomstige week werd nog niet
de helft van de nu bestede prijzen betaalld.
De aanvoer van wortelen was weer niet
groot. De prijzen waren iets lager dan de
vorige week. Er werd voor besteed de mi
ni mtumiprijs van f 4.50, voor sommige mooie
partijtjes enkele dubbeltjes meer.
De aanvoer van roode kool nam sterk toe.
't Was zoo goed als alles van de sorteering
beneden 3 K.G., waarvoor een minimum
prijs van f 4 was vastgesteld. Veel er van
werd voor f 44.30 verkocht. Toch waren
er nog venschillende partijen, wölke het tot
f 4.50, soms tot f 4.90 brachten. De aanvoer
beliep 22 spoorwagens.
Bloemkool kwam er heel weinig. Voor
tweede soort werd f 5.30 tot f 8.90 betaald,
voor eerste f 13.
Aan de Broeker veiling kwamen wat snij
boonen, hoewel nog in matige hoeveelheid.
Er was een minimumprijs van f 12 voor
vastgesteld. Aanvankelijk werd nog ruim
f 18 betaald, later lagen de noteeringen tus
schen f 12 en f 16.80. Grooter was de aan
voer van slaboonen. Aan de Broeker vei
ling kwamen er al rond 7000 K.G., te Noord
scharwoudc ongeveer 1200 Kg. Aanvankelijk
kon nog f 17.30—19.30 worden bedongen,
wleke prijzen successievelijk eiken dag iels
achteruitliepen, zoodat op het laatst f 12.10
f 13 werd betaald.
Druiven kwamen er nog weinig, uitsluitend
de soort Frankenthaler, waarvoor van 71
tot 75 cent per kilo werd betaald-.
Eiken dag kwamen er enkele partijtjes
gele kool, die nog voor zeer bevredigende
prijzen konden worden verhandeld. Tot
Donderdag werd alles voor f 6.60—7.10 ver
kocht, daarna kwam een terugloQpende
markt tot f 4.70 a f 5.50. wat nog niet
slecht kan worden genoemd.
Aan beide veilingen werden wat tuin
boonen aangevoerd. Van dit artikel is maar
weinig uitgezaaid, zeker wel als gevolg van
de slechte resultaten van de laatste jaren.
Aan de Broeker veiling waren de noteerin
gen gelegen tusschen f 3.50 en f 3.70, te
Noordscharwoude f,3—3.30.
Ook zijveruien kwamen aan beide mark
ten. De prijzen liepen nog al uiteen. Uien
brachten f 4.70 op. Drielingen, welke aan
vankelijk f 5.60 deden, werden later voor
f 5.20 verkocht, terwijl ze op het laatst der
week f 77.20 te Noordscharwoude op
brachten. Nep gold aanvankelijk f 8.70, al
spoedig oploopend tot f 10.10 en f 11.40,
terwijl ze op het eind der week aan de Broe
ker veiling voor f 6—6.70 en aan die te
Noordscharwoude voor f 8—9.30 werd ver
handeld.
Dan kregen we deze week weer een nieuw
product aan de veilingen en wel de witte
kool. De eerste bracht f 6 op, doch op vol
gende dagen liep deze prijs aanmerkelijk
terug en lagen de noteeringen tusschen
f 3 en f 3.20. Resumeerend kan van een
zeer bevredigend marktresultaat worden
gesproken.