Palingkuilen Or. E. Hoekstra's in den nacht Voedt Uw huid 's nachts met Purol Op t ellendige water' van het IJsselmeer Bloedzuiverende Gezondheidspillen Zaterdag 27 Juli 1940 Derde blad om hem in 't model te houden en wij gelegenheidsvisscherman, hij is U.L.O.- scholier in Den Helder, nu voorioopig uit gestudeerd door de bekende omstandighe den hij neemt voor dezen nacht wat klein werk en een groot deel van 't broodrantsoen voor z'n rekening. De kuil gaat uit, de groote zak, waar een kogel aan wordt gebon den, om hem tot den bodem te la ten zinken, een lange balk aanzit, een boei, die mee onder water ver dwijnt. Breekt de lijn-van-boord- tot-net, dan komt de boei boven en kan 't net weer worden terugge vonden. We gaan in een wandel gangetje verder, in de richting van de Kreupel. M©t z'n tweehonderden. Links: Bij Den Oever*wordt de W.R. 164 het Meer op getransporteerd, waarna we koersen in de richting AndijkEnkhiuzen want zij wordt er zoo zacht en mooi, zuiver en gezond door. Doe dit 1 of 2 x per week. Ook vetwormpjes, vlekjes, pukkels en uitslag verdwijnen er door. Tube 45, Doos 60-30 ct. Nan Tijssen telt er zóó al vijftig in de naaste omgeving, allemaal kuilders, en verderop zijn er nog zooveel aan den gang. dat we wel kunnen aannemen, dezen nacht met z'n tweehonderden te zijn. Bijna alle- I maal hebben we stoomvermogen en de meesten doen er een klein zeiltje bij. 't Mag i wel, want de 20 P-K. motoren zijn amper sterk genoeg met dezen slappen wind de kuil in 't vereischte tempo door 't water te trekken. 20 P.K. is 't wettelijk maxi- In de dikke vacht der schapen huist steeds veel ongedierte, waar de beesten veel last van hebben. Daartoe, worden ze in een bad, waarin een gifstof is opgelost, goed doorgespoeld. Hierboven een schapenwasscher bezig op „de Gouw" gem. Hoogwoud bij den heer G. Silver. Men laat het schaap uitdruipen, nadat het in het gifbad goed is ingewreven. MET DE W.R. 164 OP HOOP VAN ZEGEN NAAR DE KREUPEL. Wieringers, Enkhuizers, Urkers, Volendammers, Lemsters, sleepen de zee leeg, maar niet altijd lukt datl (Van onzen eigen verslaggever). „As Je nou de vierde streek nog wil zien ophale, dan imo' je deruit komime, noodigt een stem ons van 't nérgens weer in 't èrgens terecht te komen, ,,'t Is hallef zeuven..." Er uit komen, de vierde streek... maar dan weten we 't weer, wé zijn op de W.R. 164 en mee te paling- kuilen op het IJsselmeer. De vori ge dag om vijf uur zijn we bij de gebroeders Nan en Simon Tijssen van Den Oever aan boord gestapt en den heel en lieven nacht hebben we meegezwalkt tusschen andere Wieringers, Volendammers, Urkers, Enkhuizers en Lemsters. Tot we, toen de derde oogst van aal en snoekbaars en postjes en spieringen binnenboord geheschen was, en dat was om half vijf in den morgen, in 't vooronder zijn gedoken en in de nog lauwe koói van Oom Simon een paar uur 'op tuk zijn gegaan. Ha, dat vooronder! Wat een echt mannen verblijf! Twee kooien in de boeg gebouwd en één op zij en daar kruipen we om beurten met kleeren en al in. Met een enkele handbeweging heb je de holle 40 plus Edammer te pakken, die Nan Tijssen den vorigen dag in Enkhuizen heeft gekocht, om een plak vanaf te hom pen en op je brood te leggen, zooals je 't thuis onder 't alziend oog van je 90 procent niet zou wagen... Vlak voor je op den grond, heeft Jaap I, de zoon van Nan Tijssen een overschotje eigen gerookte palinkjes gedeponeerd. Vraagteekens en veel te zwart, zei z'n vader, maar hij heeft ze toch maar mee opgekluifd... Een half pondje wit rogge brood, een schaaltje vette kaantjes, een potje chocolapasta, een potje jam, een malseh krentenbrood zijn verder nog be schikbaar voor hen die hier a la carte ko men dineeren. Jaap II, de zoon van Simon Tijssen. grijpt, alweer de koffieketel van het zwe vende petroleumstel ('t hangt vrij aan een soort rekstok, want als 't gewoon was neergezet en er kwam een briesje, dan zou 't omkieperen) om een eenpersoons- kom-voor-drie-in-te-schenken en gelijk als de koffiegeur in je neus komt, waait door 't deurtje van 't vooronder een lucht van oliegoed, van traan, van geteerd touw van rauwe visch, waait alzoo de niet te miskennen lucht van de Zee naar binnen... De vierde streek wordt opgehaald, waar schuwde Oom Simon... Uit je kooi rollen, in je laarzen stappen en naar boven stom meien, om den' nieuwen pasgeboren dag je opwachting te gaan maken, 't is zóó ge beurd... De groote loterij De groote loterij gaat weer begin nen en even benieuwd als wij, die 't voor de eerste keer van ons lo ven zien, zijn Nan Tijssen en Simon. Tijssen, die al bijna veertig jaar de netten trekken, hoe groot dit keer de prijs zal zijn... v Paling is raar goed. Als 't plezierig visch overdoe, bij mooi weer en een blau-1 we lucht, dan komen ze niet. Als 't on plezierig vischt, als een donkere lucht de heele dag bezig is geweest 't water zwart en zwarter te maken, als tegen de avond een bries op komt zetten, het buiswater al feller tegen en over den boeg slaat en de schuit als een ballet juffrouw over de zee huppelt, dan zal de familie Aal bij hon derden 't net van den visscherman zwaar komen maken. 't Is vandaag zoowat tusschcnbeiden broeiig is 't niet geweest, want dan had den we wel thuis kunnen blijven, maal ais de sluiswachter de W.R. 164 het Meer in beeft getransporteerd, ziet liet er buiten toch ook niet al te hoopgevend uit. Naar buiten! De 20 P.K. Kromhout Diesel stuwt ons met een 10 a 12 K.M. vaartje liet Meer op en we koersen in dé richting Andijk— Enkhuizen, waar we 't bij de Kreupel, een kilometer of wat uit de kust. zullen gaan probeeren. 't Is nevelig, maar met een kijker is de toren van Hindeloopen nog best te zien. Bij den Wieringermeerdijk, zeker een vijfhonderd meter van ons af, ligt een zelfde type schuit als de onze. Wie is dat Jaap, vraagt. Nan Tijssen. Jaap II weet dat meteen. De „zeven", ook een Jaap Tijsen. We zullen ons dezen nacht nog héél dik wijls verbazen.' Hoe zien de visscherlui op afstanden., waarop een gewoon ménsch een zwachtachtig vlekje méént te kunnen bespeuren, of 't de Enkhuizen 30, de W.R. 18, de U.K. 54 of Joost mag weten welk schip is? Nan Tijssen komt met het eerste feest maal hoven. Gekookte eieren, netjes in een netje in de koffiepot zoover gekregen. Twee die er een kwartier ingezeten en blauw zijn aangeloopen, voor de twee Ja pen, drie halfzachte voor de twee firmanten en de gast. Het eenige iepeitje aan boord wordt hem vereerd, de Keulsche pot met zout is gezamenlijk bezit. 't Wordt woeliger op 't water, 't lijkt in 't vooronder nu net of de platte bodem van onze aak geen Rijnaak, maar 12 Meter lang, maar zoo op z'n Wicringsch genoemd over den grond schuurt. Dat is niet zoo want we zijn al in water van een vadem of drie. Maar telkens dreunt het van je wel- ste. „De kuul uut". Een uur of anderhalf zullen we gevaren hebben, als het toerental van de motor plotseling vermindert. Meteen zijn Nan Tijssen en de twee Ja pen al boven. Jaap I is overigens net als mum maar... hier zet Nan Tijssen een vraagleeken. Er zijn Enkhuizers, die een 24/ 30 P.K. hebben, en de zware roffel van de 100 P.K. industrie-motoren van de Urkers is duidelijk te onderscheiden... Die hebben veel op ons en de anclere Wie ringers voor! „Maar ja, zegt Nan Tijssen, ,,'t is een rare tijd en die menschen moeten óók leven..." Een buurman draait wat in 't rond, schijnt veel modder in z'n kuil te hebben, weet niet wat hij moet. Zakken maar weer, omzwaaien en verder. 't, Is tijd om de eerste streek op te halen. Motor af, omzwaaien, en als de schuit nog draait, ophalen. De zware kogel ploft op 't dek. en... gezichten betrekken. ,,'k Zie 't al, zegt Oom Simon, en' 'k weet 't ook al, dat wordt niks vannacht". Een honderd aaltjes, wat ondcrmaatsche snoekbaars en een emmer puf, die zoowat vijftig centen zal opbrengen. De ondcrmaatsche aal en de snoekbaars gaan nWeen weer zee in. Duizenden verloren. snoekbaarzen gaan Bij 't. kuilen gaan duizenden snoekbaar zen verloren. Elke visscherman heeft er bij elke trek zeker wel een stuk of tien, en vier trekken op een nacht is zoo het ge middelde. Tweehonderd visschers, dat loopt op, en... de snoekbaars die eenmaal in de kuil is geweest, overleeft 't zelden. De groote verduistering is inmiddels begonnen, en die werkt feilloos, zonder dat er hoeken en gaten overblijven, waar 't licht doorheen kan plu ren! De zon is een rood-gouden hal geworden, de verte vervaagt en scherp teekenen nog slechts de omtrekken van de visschers- boöten zich tegen den horizon af. De zon zinkt, steeds smaller wordt de streep rose in 't Westen. Nacht Wc vullen olie bij, 't grootzeil en 't fokke- zeil worden geheschen, de motor draait weer z'n zeshonderd toeren, voor den wind af gaan we terug, den nacht in. Strak staat de kabel van boord tot kuil. over twee uur hopen we blijder gezichten te trekken, dan we zooeven hebben gedaan, 't. Is nu tijd om een poosje te trezeisen bij 't roer... Oom Simon laat z'n Zuidwester zien, die al zes-en-derlig jaar dienst doet en voor de derde maal een nieuwe huid heeft gekregen, 't Eers'e baai zit er nog in! De eerste streek wordt opgehaald en de gezichten betrekken, 't Wordt vannacht niks. „Elf jaar was ik. zegt hij, toen ik met m'p vader naar zee ging. Op jodevisch (geep) en ansjope (ansjovis) ik trof het., 't was een vliegende storm en toen is de Servia vergaan op de Zuidergronden... Elf jaar, doodsgevaar in een klomp met een zeil erop hij vliegende storm, al was 't dan ook de grootste blazer van de Wierin- ger vloot... „En nou nóg varen?" „Nou nóg varen, maar daar is de Noord star en de Groote Beer, 't is mijn tijd voor een tukje. Wel te rusten." Oom Simon kruipt in z'n kooi, ook de twee Japen, die mekaar wat rond de mast gejaagd hebben, duiken 't vooronder in. We zitten dan een poosje met Tijs sen 't duister in te turen. Hier en daar een flikkerlichtje van een ver duisteringslamp, want ook de sche pen hebben hun navigatielichten en schijnwerpers moeten opbergen Vuur torenlichten en lichtbakens hebben hun, loodsdiensten eveneens ge staakt, 't is dubbel uitkijken nu en varen op 't compas, de sterren 't dieplood en... 't instinct. „Op gevoel af," zegt Nan Tijssen. De maan doet krampachtige pogingen ons pad te ko men verlichten, maar een leelijke donkei*e regenwolk kruipt er geregeld voor. Maar vrouwe Luna wint tenslotte den strijd, om een uur of een verdwijnt de kabel in een streep zilver en hier en daar dooven de verduisteringslampen, 't Is vannacht vrij rustig, maar zeker is zeker, vliegmachines hóóren kunnen we niet door 't geraas van onze eigen motor, maar ze zijn er voor je 't weet... De verlichtingsmisére, een enkele lichtkogel in de verte en wat bedrijvigheid van zoeklichten is vannacht 't eenige dat aan den oorlog herinnert. De natuur is er, wij zijn er, en niets staat tusschen ons... Een nacht om „bij" te ko men... En toch is 't hier „ellendig water" verklaart Tijssen. 't Vaart zwaar, nu het steeds meer verzoet, vroeger was de bodem hard, tegenwoordig alles slib. Er zijn er veel te veel die 't hier onder schatten en denken ,,'t is maar een meer". Jb Borende Kiespijn Veilig en vlug als geen ander helpt hierbij altijd een poeder of cachet van Mijnhardt. Mijnhardt Poeders per stuk 8 ct. Doos 45 ct. Cachets. genaamd „Mijn- hardtjes". Doos 10 en 50 ct. N.V. Pharma- ceutische Fabriek A. Mijnhardt, Zeist. Daarom gebeuren er ook veel meer ongeluk ken dan vroeger. Ellendig water en veel om slag. Kijk es! Een envelop van formidabele afmeting wordt ons in de handen geduwd, een enveloppe met paperassen. Bij 't maan licht lezen we: consent, gewone groote ac te, mosselen en wulkenvergunning, haring vergunning, vergunningen om palen te zet ten voor de fuiken bij de dijken, vergunning om pufgarnaal te visschen, certificaat voor de verduisteringslamp, vergunning voor mo tor brandstof, petroleumbonnen... Erg deftige laai allemaal, een hoop ze gels en een hoop kosten... Zaiderzeesteunwet voor de krukken. Door de paperassen komen we op de Zui- derzeesteunwet. Nan Tijssen loopt er niet hoog mee. Als die er niet geweest was, wa ren er een heeleboel krukken uit 't vak ver dwenen en de goeie kern was gebleven. Over de Zuiderzeesteunwet wordt de volgende mop voor waar verteld. Een „visscherman" die amper een rijksdaalder besomde er> al leen voor z'n fatsoen af en toe op de afslag kwam, had z'n vrouw gemachtigd de steun te halen. Op een goeie dag kwam hij zelf weer bij de ambtenaar van de Zuiderzee steunwet. „Morge, ik wou voortaan zelf m'n steun weer halen. Kan dat?" Dat kón, de machtiging voor moeder de vrouw werd van onwaarde verklaard. Maar waarom die verandering? Kijk es, m'n wief klaagt dat 'k zoo weinig geld thuis breng, en dat geklaag moet uut weze, zie je, nou kom ik toch weer met geld thuis? Even flitst voor ons een licht aan... een Volendammer die terrein verkent. Zoo een, die geholpen is aan een schuit door de re geering. Den Haag regeerde vooruit. Niet slecht, zegt Nan Tijssen, die kregen wél een schuit, maar er moest een benzine motor in, zoo een is echter een zuiper. Ze zullen in Den Haag gedacht hebben, van elke liter benzine iunen we meteen idem zooveel belasting, dat wint alvast. Niet slecht bekeken... Muggen en meeuwen. Onze metgezellen van den nacht zijn de muggen en de meeuwen. De muggen zitten op je handen op je bril, op je brood en je hapt erin als je eens gaapt. De meeuwen zwieren om boord als de kuil wordt opge haald, gappen de snoekbaars uit 't kistje en duiken de onderniaatsche paling na, die weer in zee gegooid wordt, 't Kan gebeuren dat een meeuw vlak boven je doet waarvoor de mensch zich afzondert en zoo'n meeuwen voltreffer geeft een fraaie wi.tte decoratie op je pot. Plezierige gasten! 't Bleef misère. Neen, ook de tweede en de derde streek vallen niet mee, de vierde, na ons dutje is iets beter, maar al met al heeft de gast geen zegen aangebracht! Onfeilbaar zeker worden de aal- vlugge alen achter de kop gepakt en gesorteerd, de puf opgeschept, het dek gezwabberd, en dan... gaan we huistoe. 't Is half negen, bijna zestien uur draait de motor nu al. Jaap I de ULO-scholier laat z'n zwarte kuif aan 't roer eens uitwaaien. „Daar hè je de ton al, zorg dat de wind een bietje in 't zeil blieft, snap je dat", heeft z'n vader gecommandeerd. Jaap snapt het en brengt ons heel huids voor de sluizen. Daar staan de beste stuurlui aan den wal een paar amateur-loodsen, die tusschen twee lurkies aan 't pijpie in, quasie-bewonderend naar de pufkisten kijkend zeggen „wat een visch" en zorgzaam vermanen den motor stil te zetten, om olie te sparen... Achter ons komt de 18 aan tuffen en Ger- r'itbuur met z'n tot visschersschuit omge bouwde zware sleepboot ook. Die heeft niet slecht gevischt, 2750 stuks, de. 18 heeft er 900, gehad, want allemaal on- dermaatsch, wij op de 164 hebben bijna 700 alen. Allemaal oingerait goed, de zwaarde den komen in de fuiken. XXX De vrouw van Nan Tijssen wacht in 't ge zellige huis in de Hofstraat (wie meent dat de Oeversche visschers in de klassieke „er barmelijke hutten" wonen, vergist zich, want niet altijd zijn kuil en fuik halfleeg?) alweer met de koffie. En de hand die vannacht vast en zeker het kleine scheepje over 't wijde water stuur de, langs wrakken en tusschen de zandpla ten doorstreelt het blonde hoofdje van z'n jongste. Kleine Annie van negentien maan den, temt den waterleeuw, er moet speelgoed worden gemaakt, er moet verteld, er moet gezongen worden... Maar 't zal kort duren, haar koninkrijk van vader thuis. Om vijf uur draait de motor weer en vaart de Wr. 164 weer uit. Op hoop van zegen, opnieuw den nacht in. KENT U Deze pillen bestrijden de ongemakken ont staan door onzuiver Dloed, herstellen on voldoende spijsvertering en bevorderen dr natuurlijke verrichtingen des lichaams. 55 ct, 90 ct. of fl.56 per doos met gebruiks aanwijzing. Verkrijgbaar bij alle Drogisten en Winke liers, welke drogist-artikelen verkoopau-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1940 | | pagina 9