FLORENCE De ruige vredestichter Wat je zelf kunt maken en waar je veel plezier van zult hebben door Wil Bokhorst. De jongens en meisjes hadden ruzie ge had en keken elkaar niet meer aan. Met hun hoofd in de nek liepen de jongens de meisjes voorbij. En de meisjes staken hun tong tegen hen uit. Dat kunnen meisjes uitstekend. Maar de jongens ergerden zich dood. Zo ging het een paar dagen lang. Toen hadden ze er genoeg van., de jon gens zowel als de meisjes. Dat is met alle ruzies het geval; als ze te lang duren wor den ze vervelend. „We moeten weer goe de vrienden worden, zei een troepje jon gens en een troepje meisjes onder elkaar maar ze wisten het niet van elkaar. De meisjes wisten maar niet hoe ze 't aan zouden leggen, tot Kiki zei: „Laat mij 't doen. Blecki zal me wel helpen. Blijf jullie maar hier en blijf op me wachten!" Meteen vloog ze weg om de jongens te zoeken. De jongens zaten in het bos en hielden onder leiding van Kees. een belangrijke vergadering. Hoofdschuddend luisterden ze naar de woorden van Fred. „Ja, we moe ten weer goede vrienden met de meisjes worden! We hebben nu lang genoeg ruzie gehad!" zei hij. De jongens knikten in stemmend. Plotseling kwam hun ..wacht", aangerend, die luidkeels schreeuwde: „,De houtvester komt!" Ze sprongen allemaal van hun zitplaats op, behalve Kees, die vroeg: „Heb je hem dan gezien?" „Ja!" antwoordde Nico, die de wacht had gehouden. Hij had zijn groene pak aan en een hond bij zich." „Heeft hij ons ook gezien?" vrooeg Kees verder. „Nee," zei Nico aarzelend, „hij was nog ver. „Maar jó, dan hoef je toch niet weg te lopen! Hij loopt wel voorbij", zei Kees en riep de anderen terug. Pas zaten ze weer, of ze hoorden het woedend geblaf van een hond. Opgewonden sprongen ze door el kaar. „De bomen in!" riep Kees. Even la ter zat het hele stel veilig in het gebla derte. Van onderen kwam hondengeblaf. Maar hoe de jongens ook draaiden,, ze za gen niets; ze zagen niet eens wat bewegen. „Zou de houtvester ons gezien hebben?" vroeg Fred nieuwsgierig uit de top van de boom, waarin hij geklommen was. De an deren sisten, ten teken dat hij stil moest zijn. Maar toen ze na een paar minuten nog niets zagen, klom Kees naar beneden; juist toen hij op de grond stond, hoorde hij vlak bij zich het geblaf van een hond en even later sprong het beest op hem toe. Gelukkig had Kees met èèn sprong de onderste tak bereikt en klom hij weer vlug naar boven, terwijl hij met een ang stig gezicht naar zijn vervolger keek, die tegen de boom sprong en zijn tanden liet zien. Toch zag hij er niet kwaadaardig uit. Hij kwispelde vergenoegd met zijn staart en keek, Kees, met een paar goedige oogjes, vrolijk aan. Ineens moest Kees vreselijk lachen; „Blecki"! riep hij uit en sprong weer naar beneden. De hond sprong blaffend tegen hem aan, maar likte Kees z'n hand en kwispelde zo mogelijk meer met z'n staart. Blecki was hun vriend. Het hoorde erbij dat hij zijn vrienden kameraadschappelijk begroette. Toen de jongens nu een voor een uit de boom kwam, had de hond geen staarten en geen tongen genoeg. Een hij had zich al gauw zo hees geblaft, dat hij alleen nog maar goedaardig kon brommen. Plotseling ontdekte Fred aan Blecki's halsband een dichtgevouwen briefje. Hij haalde het er af en begon te lezen. „Wat staat er in? vroegen de anderen nieuws gierig. Fred had 't al gelezen, vouwde het briefje weer dicht en deelde opgewonden mede, dat de meisjes door vreemde jon gens werden aangevallen. „Wat?" schreeuw den ze allemaal. „We moeten de meisjes helpen!" „Dat laten we zo niet gaan!" schreeuwden ze door elkaar. Ze hadden opeens vuurrode gezichten en hun ogen glommen van strijdlust en vreugde. Even later vlogen ze als een troep opgejaagde vogels door het bos. Blecki kefte harder Susy n«emt een zonnebad dan ooit. „De meisjes hebben ons nodig!" zei Kees trots en de anderen dachten: „Nu zullen we de meisjes eens laten zien, wat we kunnen en dan zullen we weer goede vrienden met elkaar zijn!" Hijgend kwamen ze bij de tuin, waar de meisjes waren Toen ze de jongens zagen, lachten ze hen vrolijk toe. „Waar zijn de jongens?" brulde Kees. Welke jongens?" vroeg Nelleke verbaasd. „Nu, die jullie wilden slaan!" zei Fred. „Niemand wilde ons slaan", zei Nelleke schouderophalend. „Wat?" zei Kees. „Het is dus bedrog?" Hij haalde het briefje uit zijn zak en hield het de meisjes voor. „Wie heeft dat ge schreven?" zei hij. „Ik niet", zei Nelleke. „Kiki heeft toch.." zei Bella, toen Kiki met een rood hoofd te voorschijn. „Heb jij dat geschreven?" vroeg Kees. „Ja", zei ze. „Warom heb je gelo gen?" vroeg Kees. „Ik heb helemaal niet gelogen. Het had toch kunnen zijn, dat iemand ons wilde slaan. En toen wilden we weten of jullie nog kwaad waren.Of je ons zou helpen. nu jullie je niet meer met ons bemoei den.." stotterde Kiki. Kees wist niet wat hij zeggen moest. Toen kwam Fred naar voren en zei: „Jullie kunt altijd op ons rekenen. We laten jul lie toch niet in de steek." „Ja", zeiden de meisjes, „en het is zo saai om altijd alleen te spelen en trouwens, Blecki wilde steeds naar jullie toe lopen", bekende Kiki. „En toen hebben we besloten om maar weer goede vrienden te worden", zei Bel la. „Wij ook! Wij ook!" riepen de jongens. „En Kiki zou het voor ons in orde maken", zei Nelleke. „En toen durfde ik niet en heb ik Blecki gestuurd", bekende Kiki. ,Maar je hoeft toch niet bang voor ons te zijn" zei Kees. JDat waren we ook niet!" lachten de meisjes. Toen lachten ze allemaal. „Eigen lijk heeft Blekci de vrede gebracht" zei Nelleke. Dat was zo en Blecki kreeg daar om als belooning een groot stuk worst. Dat had hij wel verdiend, want dat is het mooi ste van een ruzie., de verzoening daar na. Het verjaardagsvliegje Hier zien jullie het cadeau dat ik van vader en moeder op m'n verjaardag gekre gen heb. Het is een zilveren halskettinkje met een barnstenen aanhangertje. Zoals je ziet, zit er in het barnsteen een vlieg. Weet je dat er in barnsteen vaak diertjes zitten? Niet alleen vliegen, maar ook muggen en zelfs slakken en krabben. Soms dierenha- ren. Er zijn een keer twee stukken barn steen gevonden, die een hagedis en een vlo in zich hadden! Die dieren leefden toen het barnsteen ontstond. Dit is nu mijn verjaardagsvliegje. Vader zegt, dat het vliegje honderdduizend jaar geleden op een boom vloog en aan het hars bleef vast kleven. Toen kwam de zee, die bos en duin verslond. Het hars werd harder en harder. Het vliegje bleef er in zitten. En nu draag ik het vliegje om m'n hals en draag het honderdduizend jaar lang! EEN PAAR MERKWAARDIGE STEEN SOORTEN. Op onze aarde vind je allerlei merkwaar dige steensoorten. Zo vind je b.v. in som mige streken van Wurttemberg een steen soort, dat zo'n hoog oliegehalte heeft dat het net zo zacht is als hout en ook als hout bewerkt kan worden. Je weet dat kwarts een hard mineraal is. Nu wordt er >1 Brazilië lichtgekleurd zandsteen gevonden, dat, in dunne platen, net zo buigzaam is als gummi. Zelfs in dik kere lagen is dit kwarts nog zo buigzaam, dat overeind gezette platen onder hun eigen gewicht buigen en op de grond val len. DE BEROEMDE DOM VAN FLORENCE. Zomer! Kun je je iets heerlijkers voor stellen! Zomer betekent veelal: vacantie! En wat kun je al niet in de vacantie doen. Sommigen gaan de stad uit. Die worden meestal benijd. Fijn, om in de trein te gaan zitten, weg rijden, de school, het huiswerk, het schoolblijven vergeten! Dan aankomen op een onbekende plaats. De eerste dagen wordt de omgeving verkend. Steeds ontdek je weer iets nieuws. Na een paar dagen voel je je al helemaal thuis en als de dag van scheiden aanbreekt. Het huilen staat je nader dan 't lachen. Het is altijd akelig als je ergens vandaan moet, waar je het prettig gehad hebt. Maar vergeet niet, dat het ook weer leuk is om naar huis te gaan. En je zult zoveel vro lijker zijn. Je kunt je vrienden zoveel nieuws en moois vertellen. En je laat kiek jes zien! Het hele jaar door zul je nog ple zier hebben van je vacantiereis. Nu, zij die niet uit de stad gaan. Denk niet dat hun vacantie ook maar een haartje minder leuk hoeft te zijn, dan van die reis- enthousiasten. Ten eerste is er in je eigen omgeving altijd nog een hele hoop dat je nooit gezien hebt. En je kunt wandelingen maken, spelletjes doen, zwemmen, tennis sen, in de zon liggen braden. Zij die aan zee wonen, of hun vacantie aan zee doorbrengen, boffen wel heel erg. Wat een genot elke dag op 't strand te zijn en de zee in te springen, wanneer je maar zin hebt. En als je dan bruin terug komt, hoe trots voel je je danl De figuurzaag moet er aan te pas ko men. Je hebt er een vrij dikke soort hout voor nodig. Op het hout trek je een cirkel. De straal van de cirkel moet gelijk zjjn aan de lengte (een heel klein beetje langer is aan te bevelen) van je voet. Dan verdeel je de cirkel in zessen, en ieder stuk weer in tweeën. Nu teken je de vorm van de Jullie hebben allemaal al aardrijkskun de van Europa gehad. Dus ook van Italië. Dan zul je precies weten waar de stad Flo rence ligt. In het Noorden van het land, v/aar de rivier de Arno stroomt. Italië heeft veel mooie en interessante steden, maar Florence is de stad van de kunst. Florence is rijk aan mooie gebouwen, zoals kerken, paleizen. Verder zijn er typisch nauwe stra ten en schitterende pleinen. Florence wordt wel genoemd: de bloemenstad. Het belang rijkste plein is de Piazzo della Signoria, met als voornaamste gebouw het Palazzo Vecchio, dat geheel in Gotische stijl is ge bouwd. En het bekenste en allerbelang rijkste gebouw voor de bouwkunst, is de Dom van Florence. De koepel van deze dom is gebouwd door Brunelleschi. In het jaar 1935 was deze koepel 500 jaar oud. Dit feit werd toen plechtig herdacht. Toen Brunelleschi zijn ontwerp voor deze koe pel, voor het eerst liet zien, dachten de men sen dat de grote bouwmeester gek gewor den was, en hij werd voorzichtig, maar be slist voor zijn diensten bedankt. Maar het duurde niet lang of de kunstenaar kreeg gelegenheid om zijn meesterwerk te doen uitvoeren. Tegenover de dom ligt het merkwaardi ge achthoekige Baptisterium, waaraan in de zevende of achtste eeuw begonnen werd. Er zijn nog 14 antieke zuilen uit die tijd over. De bronzen deuren horen tot de mooiste deuren van de wereld. Het Palazzo Pandolfini is nooit helemaal afgemaakt. Men denkt, dat Rafael het ont werp voor dit gebouw gemaakt heeft. De beroemde beeldhouwer, bouwmees ter, schilder en dichter Michelangelo heeft alleen een paar interieurs gemaakt, b.v. de trap van de bibliotheek. Er wordt heel veel kunsthandwerk in Florence bedreven, zoals: albast-, mo- zaiëk-, goud-, hout- en marmerbewerking. De voornaamste bron van inkomsten is de handel in kunstvoorwerpen. De rivier de Arno is alleen in de win ter en in regentijden te bevaren. Ten N.W. van de stad ligt het grote stads park, de Cascinen. MEIFEESTEN. Florence is de stad van de muziek! Van hieruit vond de Italiaanse opera haar weg. En aan de stad Florence zijn de namen van zoveel kunstenaars verbonden, denk eens aan: Michelangelo, Brunelleschi, Rafael, Leonardo en Donalello, dat het ons niet verbaast, dat Mussolini deze stad aanwees als centrum van de Italiaanse muziekfees ten in de lente. Deze feesten worden in Mei gehouden. Er komen dan kunstenaars uit alle landen. Vaak worden er opera's uit gevoerd en er zijn ook wel openluchtspe len gehouden. De Meifeesten worden niet elk jaar gehouden. MICHELANGELO. Jullie hebt in dit stukje een paar keer de naam Michelangelo gezien, en de mees ten zullen wel eens iets over hem gehoord of gelezen hebben, in elk geval weten wie en wat hij is. We zullen eens kijken wat hij alzo gedaan heeft. Michelangelo was, zoals hierboven ge zegd, een beeldhouwer, bouwmeester, schil der en dichter. Hij werd geboren in Capre- se, 6 Mei 1475 en stierf in Rome, 18 Febru ari 1564. Op 1 April 1488 kwam hij in Flo rence in de leer bij den schilder Domeni- co Ghirlandaio. Later werkte hij in de tuinen van St. Marco, onder toezicht van den beeldhodwer Bertoldo. Toen hij zes tien jaar was, maakte hij al de „Madonna aan de trap", van marmer. Waarschijnlijk EEN MERKWAARDIGE WATERSPUWER IN DE BEROEMDE TUIN GIARDINO Dl BABOLL heeft hij ook een Hercules gemaakt, maar dit werk is verloren gegaan. In 1496 ging h naar Rome, waar hij o.a. een marmeren Bacchus maakte, die nu in Florence wordt bewaard. Maar over 't geheel kreeg Mi chelangelo niet veel bestellingen in Ro me; dus ging hij in 1501 naar Florence te rug. Daar kreeg hij van de stad opdracht in het palazzo Vecchio een muur te be schilderen, met een voorstelling uit de strijd tegen Pisa. Nog een keer ging Mi chelangelo naar Rome terug, om daarna weer naar Florence terug te keeren. Daarna kwam hij weer in Rome, bleef daar enige tijd, keerde naar Florence terug. Maar in 1534 kwam hij voorgoed in Rome. Hij kreeg daar heel veel vrienden. De laatste twee jaar van zijn leven was Michelange lo meest als bouwmeester werkzaam. Hij heeft o.a. de koepel voor de St. Pieter ontworpen, die pas na zijn dood werd uit gevoerd. Zijn allerlaatste werk was de Piëta van het Palazzo Rondanini in Ro me, waar hij tot de laatste dag van zijn le ven aan gewerkt heeft, maar niet is klaarge komen. Verschillende leerlingen van hem heb ben gebrobeerd om zijn kunst voort te zetten, maar ze zijn daarin niet bijzonder geslaagd. Nu hier vind je een paar „schoentjes", die bij uitstek geschikt zijn voor de va cantie, voor het strand en de bossen, waar je heen mocht gaan, of tfaar je al woont. Het zijn een paar houten kleppertjes, die heel eenvoudig zelf te maken zijn. sandaal; kijk maar naar figuur 1. Vervol gens zaag je ieder stuk netjes uit, en schuurt het met schuurpapier mooi glad. Daarna zet je ze in een klem, zoveel mo gelijk, en boort ze twee keer dwars door. Dit is het moeilijkste werk. Nu moeten er alleen nog bandjes of elastiek door, om de sandalen aan je voe ten te houden. Als je bandjes neem (ster ke, hoor!), trek je ze door de geboorde openingen, bevestigt aan beide einden een stukje hout tussen twee kralen, of alleen één dikke kraal en maakt de afhangende einden gelijk. Je kunt ze nu boven op je voet dichtstrikken. Inplaats van bandjes kun je echter ook breed elastiek nemen. Die moeten dan op maat gemaakt worden en dichtgenaaid worden. Je hebt dan niets anders te doen, dan je voet onder die elastiekjes te schui ven en.je sandalen zullen stevig blijven zitten. GEZICHT OP DE STAD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1940 | | pagina 12