GIBRALTAR de poort van de Middellandsche Zee Zal Engeland in staat zijn dit belangrijke steun-* punt te behouden Zeeën en zeeëngten hebben door alle eeuwen heen, ook toen de mensch über haupt nog niet de kunst verstond om per schip te varen, de fantasie van de menschen geprikkeld. Maar wat van nog veel meer beteekenis is, de groote wereldzeeën zijn altijd, ook wanneer zij niet direct het schouwtooneel waren en het strijdobject van de volkerengeschiedenis, de spiegel, waarin men zeer duidelijk de politieke verhoudingen, de onderlingen betrekkingen en de wijzigingen-in de verhoudingen kon waarnemen. Voor de geographische voor stelling en vooral voor de ontwikkeling van de machtsverhoudingen in de Oude We reld heeft er altijd een groote kracht uit gestraald van het Middellandsche Zeebek ken. Voor de wereld der Klassieken was de Middellandsche Zee de zee zonder meer; haar golven bespoelden naar Oost, West en Noord en Zuid de kusten van de be woonde wereld. Er rondom heen lag de gordel van het vasteland en slechts op één plaats bevond zich in deze natuurlijke wal een opening, waardoor de wateren van de Middellandsche Zee zich konden mengen met die van Okeanos. Slechts zelden waag de een koene zeevaarder het om door de Zuilen van Hercules", de tegenwoordige Straat van Gibraltar de onbekende en gevaarvolle dreven van den Atlantischen Oceaan tegemoet te zeilen. Hier eindigde de wereld der Klassieken en het gold als een Vermetele daad om door deze door de Goden zelf opgerichte poort te varen. Daar verhieven zich de beide rotsen, die er als teeken van een goddelijken wil gezet wa ren: Calpe, de legenwoordige rots van Gi braltar in het Noorden en in het Zuiden de rots van Ceuta, destijds Abila genoemd. Met recht, hier lag het „non plus ultra" van de wereld! De Poeniciërs waren de eersten, die in zagen van welk een waarde het bezit van deze doorvaartopening was voor het in standhouden van hun handelsmonopolie op de Middellandsche Zee. En de zesde efeuw voor Christus versperden zij reeds den doorgang voor alle schepen van vreemde, dus niet Carthaagsche nationalitiet, en oefenden dus om een moderne uitdrukking te gebruiken een regelrechte blokkade uit, welke slechts weinige schepen van andere herkomst waagden te doorbreken. Behal ve de Grieken hebben ook de Romeinen lang gepoogd om deze Phoenicische heer schappij te breken. Niettemin hebben de laatsten deze positie drie eeuwen lang kun nen handhaven, totdat omstreeks 200 voor Christus Carthago, het laatste bolwerk van de Phoeniciërs ten offer viel aan 't steeds machtiger wordende imperiale Rome. Het verval van het Romeinsche Rijk ver schuift ook voor den eersten maal in de geschiedenis de beteekenis van de Straat van Gibraltar. Meer en meer verandert nu de functie, een poort tusschen het Oosten en Westen te zijn in een brug tusschen -Noord en Zuid, tusschen Europa en Afrika derhalve. De „zuilen van Hercules", eens de symbolen van een rotsvast heidensch geloof worden ontwijd eerst doordat een> Romeinsche expeditie oversteekt van Euro pa naar Afrika, later doordat een invasie uit Afrika in Spanje binnendringt. Sedert dien was de straat van Gibraltar bij voort during het schouwspel van menschenlij- ken strijd, wisselde het'van bezitter, totdat als laatsten de Engelschen er hun basis vestigden om het Middellandsche Zeebek ken te controleeren. Onze blik, die van den „windmolenheu vel" aan de zuidflank van den kalkrots van Gibraltar in de verte zwerft, wordt als betooverd. Naar het Oosten strekt zich on afzienbaar de glinsterende oppervlakte van de Middellandsche Zee uit. In het Zuiden verheft zich fijn en teer, alsof een teeke naar dit tafereel1 schetste met zijn pastel, de Afrikaansche kust. Wanneer men zich naar het Westen keert, wordt het oog ge boeid door de fonkelende schoonheid van de baai van Algeciras, die in den vorm van een hoefijzer binnendringt in het Spaan- sche land. Aan de Oostelijke zijde van de baai klautert als het ware de stad Gibral tar over de steile rotsen omhoog. Naar het Noorden wordt het uitzicht vrijwel geheel belemmerd door een scherp gevormde berg kegel. De „Suikerhoed" zoo heet de berg in den volksmond verrijst uit de blikkerende golven, 420 meter hoog in een stralenden hemel. Twee landen, twee werelddeelen reiken elkaar hier over het water de hand. Behoed zaam tast Europa met de uitgestrekte smal le wijsvinger van het voorgebergte, waarop de rots ligt als een leeuw, die gereed staat om te springen naar het Zwarte Wereld deel. En van de Afrikaansche zijde wordt deze vriendelijken groet beantwoord. Ook het 22.8 kilometer verwijderde Ceuta houdt Europa de vlakke hand van een voorge bergte toegestoken. Toch komen op deze plaats de continenten niet het dichtste bij elkaar. De nauwste plek moet men verder naar het Oosten zoeken, op het „Duiven- eiland" voor de Spaansche plaats Tarifa. Hier naderen de kusten van Europa en Afrika elkaar tot op een afstand van 14 ki lometer. Niettemin gold reeds duizenden jaren geleden de rots Calpe, het tegenwoor dige Gibraltar, als het beheerschende punt aan de zeeëngte. Wie dit punt bezat, zoo zei de men, had te beslissen over het wel en wee van de zeestraat enover het lot van hen die er door wenschten te varen. De „rock", de rots, is Britsch sedert 1704. Admiraal Rooke heeft er toen door een sluwen zet beslag op weten te leggen. Slechts weinigen konden toen inzien van welk een beteekenis in de komende twee eeuwen dit steunpunt voor de Engelsche Waar twee wereld deelen elkaar de hand reiken. De Rots van Gibraltar met op den achtergrond de kust van Afrika. Gibraltar staat de laatste weken weer in ht brandpunt der politieke belangstelling, nu Italië dag aan dag deze krachtige ves ting bombardeert. Uit de tot dusverre ge geven berichten zou blijken dat de vesting van Gibraltar voor de modernste aller wa pens niet meer onneembaar is. Zij vormt op het oogenblik het groote vraagteeken van Europa. Zal er aan de meer dan twee eeuwen lange heerschappij van de Engel schen op dit uiterst gewichtige punt, zoowel in tijd van vrede als van oorlog, abrupt een einde komen? Waarschijnlijk zal de loop der gebeurtenissen in den naasten tijd hieromtrent meer helderheid verschaf fen. Zeker is dat hier een van de belang rijkste marinebasis der Britten onder ster ken druk staat. Zal Gibraltar, de natuur lijke vesting, aan dien druk weerstand kun nen bieden? De Spaansche spoorlijn brengt den reizi ger tot op een afstand van iy2 kilometer van den rots. „La Linea", dat wil zeggen: de grenslijn, is het Spaansche station, een industriestad met een bevolking van 30.000 zielen, dichter bevolkt derhalve dan de momenteel grootendeels geëvacueerde En gelsche zone. Van La Linea uit bereikt men per wagen de grenszone. Dat is overigens gemakkelijker gezegd dan gedaan. De laat ste huizen van de Spaansche grensstad zijn nauwelijks achter ons verdwenen, of wij bevinden ons met een van verwachting po pelend hart midden in een kale, zanderige en bijna boomlooze woestenij, waarvan de Rechts boven: In deze dagen worden regelmatig in Span je betoogingen gehouden, waarin de wensch tot uitdrukking komt dat Gibraltar terug keerd tot het Spaansche grondgebied. R e c th t s: De rotsen bieden een natuurlijke verster king. In de vele holen en kloven staan kanonnen opgesteld. De geasfalteerde „watervangvlakten". Hierop vangt men het schaarsche regenwater op, om in tijden dat de vesting geïsoleerd is, gelijk thans het geval is, de drinkwater voorziening op peil te kunnen houden. wereldheerschappij zou worden. De „Sleu tel tot de Middellandsche Zee" noemde men den haven algemeen in militaire ver handelingen van de achttiende en negen tiende eeuw. De Engelschen hebben alles wat in hun vermogen lag, gedaan om den stralenkrans rond Gibraltar schooner te maken. Eenig idee van hetgeen de Britten al niet gedaan hebben terwille van deze au reool konden wij bij ons laatste bezoek, kort voordat de tegenwoordige oorlog uit brak, aan de vesting van de landzijde uit, constateeren. DE DOKWERKEN IN DE HAVEN VAN GIBRALTAR. eenige bekoring is, dat de zeewind er door loopend verkoeling brengt. De woestijn vormt slechts een klein gebied: 600 tot 700 meter lang en rond een kilometer breed. Het is een landtong, die La Linea met den Rots verbindt. Sportvelden, barakken en Britsche officieren bevolken dit gebied, de zoogenaamde „Neutraal Ground", Hier vindt men allerlei instellingen, die er op gericht zijn de bezettingstroepen ontspan ning te brengen. Wanneer men eenmaal deze troostelooze verlaten vlakte doorkruist heeft, ademt men op. Maar dat is tevergeefs, alvorens men de vesting kan bereiken staat daar een zware betonnen muur, met een nog zwaardere smeedijzeren poort. Eiken avond wordt deze poort voor het nachtelijk ver keer gesloten en dan is Gibraltar als een eiland afgesloten van het overige vaste land. Ook in vredestijd kwam niemand er binnen, zonder dat hij den vriendelijken, maar den bezoeker doordringend aanzien- den politieman, uitvoerig had ingelicht omtrent de bedoeling van zijn komst, waar hij van plan was zich den eerstvolgenden tijd op te houden en zoo meer. Vooral de passen werden streng gecontroleerd. De gang door en over den Rots is een tocht vol van ontdekkingen. Ja, hier kan men zich gezien de natuurlijke gesteldheid van het land, naar menschelijke berekening af doende verschansen. Ten minste dat meent de leek. die er eens komt rondneuzen. De berichten van de laatste weken wijzen wel in een andere richting, zoodat men te recht moet betwijfelen of de Engelschen in staat zullen blijken deze machtige vesfing te behouden. Wij leven in een tijd. waarin zooveel, dat onwrikbaar vast scheen te staan, ontworteld wordt. Wellicht ook Gi braltar. kluister van de Italiaa^sche heer schappij in de Middellandsche Zee. - SIENA, schilderachtige droom van het verleden Wie in Italië komt voor een of twee we ken vergaat zich helaas maar al te veel aan de schoonheid van de overbekende plaatsen als Milaan, Rome, Napels en nog zoovele meer. Helaas, want er is in Italië nog zooveel en dikwijls zooveel kernachti ger schoonheid te zien, wanneer men sléchts oog heeft om die parels van land- schaps- en historische schoonheid te ont dekken. Italië heeft een groot aantal van die kleine steden, waarvan men hier dik wijls niet eens den naam kent, en die toch in het verleden zoo'n groote rol hebben gespeeld, zoo groot,, dat zij nu nog op die oude glorie teren. Dat is bijvoorbeeld het geval met het Toscaansche stadje Siena. Deze geheele landstreek is een bonte af wisseling van belangwekkende historische schoonheid en schilderachtige panorama's. Niet ten onrechte is deze streek wel eens betiteld als de Tuin van Italië, gelijk poë ten Italië wel den tuin van Europa noe men. De steden, groot en klein zijn er rij kelijk voorzien van kunstwerken, soms zoo dat ze een groot museum schijnen te zijn en dat alles tegen een achtergrond, ge vormd door de statige schoonheid van de Apennijnen ofwel in de lieflijke rustige bekoring van de heuvels, in het schitterend azuur van de kust, die zich uitstrekt van Carrara tot Orbetello. In dit afwisselend landschap liggen de steden van Toscane, de eene al belangwek kender dan de andere. Daar is Siena, boven op een hoogte, die een onvergetelijk uit zicht biedt over het heuvellandschap, een stad met een eeuwenoude geschiedenis, een stad, die meerdere heiligen heeft voortge bracht, maar ook een stad van dichters en kunstenaars ongetwijfeld een der mooi ste steden van Italië. Beroemd is de kathe draal om haar prachtigen gevel en niet minder vermaard het Gemeentehuis, be kend ls het mooiste Gothische gebouw van het geheêle district. Verder dienen genoemd te worden de Mangia-toren, de Fonte Gaia en de Loggia della Mercanzia. In de streek geniet het plaatsje een zeke re vermaardheid vanwege het tradioneele Palio-feest dat eiken zomer in Siena gehou den wordt, in de maanden Juli en Augus tus. Vooral de feesten in de maand Augus tus zijn belangrijk. In een luislerijke ommegang trekken in Siena, het beroem de stadhuis met de trotsche cam panile. Van het monopolie der Phoeniciërs tot dat der Britten Siena de personen, die de magistraten van de middeleeuwsche republiek van deze plaats voorstellen, in de traditioneele volg orde en allen gekleed in' de kleurige cos- tuums van dien tijd, rondom de „Piazza del Campo". Een heraut met de stedelijke banier opent de stoet, gevolgd door tam boers en hoornblazers met de origineele bazuinen, die slechts na jaren oefening be speeld kunnen worden. Dan volgen de aan de wedstrijd deelne mende groepen, elk met eigen vendel- zwaaiers die hun best doen, omdat op elke fout een oorverdoovend gefluit olgt. Daar na een lange stoet van autoriteiten, de gil den, de besturen der stadswijken en de stadswagen, een strijdkoets waarin de ste delijke overheid de middeleeuwsche ge vechten tegen de Florentijnen bijwoonde en waarin nu de „palio" een banier die aan den winnaar uitgereikt wordt medege voerd wordt. Er is ternauwernood een schouwspel denk baar, dat rijker zou zijn aan kleur en schit tering. De praalvolle stoet trekt langs het plein, waar van de vensters en balkons der huizen tapijten en vlaggen hangen. Na de rondgang volgt de opwindende „race", die met bijzondere belangstelling door het talrijke aanwezige publiek wordt gevolgd. Driemaal rennen de rijders op ongezadelde paarden het met zand bestrooi de plein rond, waarbij het geoorloofd is het paard van de tegenstanders met de zweep te hinderen. De overwinnaar wordt als een held beschouwd en geniet als zoodanig tot ver in de omtrek onbeperkt aanzien.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1940 | | pagina 8