Juan mist den trein Buckingham Palace en Westminster House De symbolische tafel, de partijen scheidt Parmigianino, Roode Kruis- vliegtuigen dag en oacht paraat Een Koninklijk paleis, dat voor een hertog was bestemd. (Van onzen \LP.B.-correspondent) Nu in de oorlogsberichten telkens den naam van het Buckinghampa- leis wordt genoemd, lijkt het ons goed onze V. P. B.-corrcspondent iets te laten vertellen over dit merk waardige bouwwerk. Het Buckingham Palace neemt in Londen nog steeds dezelfde plaats in, als het vroe gere koninklijke slot in Berlijn of de Tuile- riën in Parijs. Het is alleen kleiner en minder majestueus. Oorspronkelijk was het geen koninklijk slot, doch bestemd voor de hertogen van Buckingham, die in de Engel- sche geschiedenis een groote rol hebben ge speeld. De Engelsche koninklijke familie heeft het eerst in bezit genomen, toen het James Palace, het vroegere, koninklijke slot, een prooi der vlammen was geworden. Een bijzondere bezienswaardigheid is het niet; doch voor elke welgeaarde Engelsch- man is het „Het hart van Londen". Dat is ten deele ook toe te schrijven aan het feit, dat het park van het slot onmiddellijk aan Hyde Park grenst, dat in het centrum van van de stad ligt.Voor vele Londenaars en de talrijke vreemdelingen, die vroeger Lon den bezochten, was het derhalve een soort pelgrimsoord. Het dagelijks aflossen van de wacht, dat met zekere plechtigheid plaats Lvindt, trekt tal van nieuwsgierigen. Inwendig is het slot prachtig ingericht. Uit de groote, door marmerzuilen gedragen ingang leidt een in rood en wit gehouden trap, belegd met een rooden looper, naar de bovenverdiepingen. Hier is de ge- hcele ruimte verdeeld in tal van zalen, waarvan de troonzaal, de met prachtige vazen versierde groene zaal en de muziek salon de kostbaarste zijn. Dit is evenwel niet het eenige koninklijke paleis. Op 30 km. afstand van Londen ligt het bekende slot Windsor in het Graafschap Berkshire, op de rechteroever van de Theems Verder bezit de koninklijke familie het slot Sandringliam, en als nummer vier het slot Balmoal bij Aberdeen. Waar de zittingen van het Par lement gehouden worden. In de wijk, die bekend staat als Westmin ster, in de nabijheid van de Theems, werd ja het jaar 1299 de eerste steen gelegd voor m gebouw, waarin zich drie eeuwen later bet Engelsche Parlement vestigde. Daartoe moest echter eerst het gebouw grondig wor den hervormd; en daarbij ontstond een mengelmoes van Gotiek en Renaissance. In het jaar 1SS4 vernietigde een hevige brand dit bizarre mengsel en moest het worden herbouwd. In de daaropvolgende tien jaar zagen de Londenaars een nieuw gebouw verrijzen, liet „House of Westminster". In welken stijl? Empire? Klassiek? Georgiaansch? Louis Philippe? Neen natuurlijk Gotiek. Zoo als het Engelsche menu ondenkbaar is zon der pudding, zoo past alleen de Gotiek bij de Engelsche pruik. Ten koste van twee en 'n half millioen pond sterling werd hier een Gotisch paleis geschapen, in vergelijking waarmede de Parlementsgebouwen op het vasteland van Europa er uit zien als ge wone villa's, 'zoo enorm is het. De Engel- schen bezaten wel is waar geld genoeg, om een dergelijk paleis te laten neerzetten, doch zij kwamen niet op het origineele denkbeeld daarvan iets oorspronkelijks te maken. De rijkdom van het Engelsche volk kwam alleen tot uiting in het prestige, de afme tingen, do pracht. Het gebouw werd ver sierd met drie reusachtige torens, elk meer dan 100 meter hoog; en langs de Theems werd een steenen terras aangelegd van bij na een vierde kilometer lang, waarop de eerwaardige heeren van het Parlement yrocger de thee plachten te gebruiken. Hoogerhuis en Lagerhuis onder één dak. Het Engelsche Parlement herbergt zoo wel het. Hoogerhuis als he Lagerhuis („Hou se of Lords" en „House of Gommons".) De twee zalen, in welke deze beide lichamen hun zittingen houden, vormen slechts twee droppels in de zee van steenen, die het Westminster-House vormt. Het Hoogerhuis is een zuiver vertegen woordigend lichaam; wel is waar telt het 700 leden, doch nauwelijks een derde van 'de Lords houdt zich met politiek bezig. De De zittingszaal van het Lagerhuis beslaat nauwelijks een derde van den Rijksdag te Berlijn. De perstribune biedt ternauwernood plaats aan 40 menschen, de tribune voor het publiek is ongeveer twee maal zoo groot en in de diplomatenloge kunen nauwelijks 6 man zitten! De zaal is smal en hoog. Zij maakt niet den indruk van een parlement, doch van een gezelschapszaal van een groote club. Men vindt er tri bunes noch redenaarslessenaars, mi nistertafels noch bijzondere verhoo gingen. Er staan dozijnen groen lederen sofa's, waarop de afgevaar digden plaats nemen. In het midden staat een eenzame, donker gekleurde tafel. Doch ook deze tafel vormt geen bepaald Par- lementsrecfuiziet. Wel is waar lig gen er twee prachtige, in leder ge bonden boeken op, de grondwet en de andere wetten van Engeland, doch in werkelijkheid is deze tafel slechts een symbool. De tafel, die de grenslijn vormt. Deze tafel vervulde in oude tijden de qrenslijn, die twee geloofsbelijdenissen elkaar scheidde. Het smalle tafelblad vorm de vroeger de eenige scheidsmuur, die de regeering beschermde voor eventueele aan vallen vaij, de oppositie. Rechts van de tafel stond namelijk de canapé van de regeering, terwijl zich ter linkerzijde de zes of zeven rijen zetels van de oppositie verhieven. Niet meer dan enkele meters afstand scheidden destijds de partijen. Conservatief en gehecht aan de traditie, zooals de Engelschcn nu eenmaal zijn, heb ben zij deze ouderwetsche indeeling ook in het nieuwe gebouw in stand gehouden. Dit is nu de zittingszaal, zooals de Engelschen die jaren lang gekend hebben en waarin Churcliill zijn redenen de wereld in slingert. de schilder van Parma Francesco Maria Mazzola, meer bekend als Parmigianino, is in 1503 in Parma ge boren en daar in 1540 gestorven. Vier eeu wen zijn vergleden sedert zijn heengaan en Parma herdenkt nu naast Bodoni, den koning der drukkers en Paganini, den on- sterfelijken violist, dezen genialen schil der en heeft te zijner eere een uitgebreide expositie ingericht. Op deze tentoonstel ling kan men eerst recht een indruk krij gen van de veelzijdigheid van den schilder Teekeningen en schilderijen zijn uit alle Italiaansche musea en particuliere collec ties hier bijeengebracht om ons een over zicht te geven van het geheele oeuvre, dat gezien den betrekkelijk jongen leeftijd, waarop Mazzola stierf, vrij omvangrijk is. Uit de wereldberoemde zelfportretten- verzameling van het Palazzo Pitti in Flo rence herinneren wij ons een van zijn be kendste zelfportretten, met een grooten hoed en een lange baard,'terwijl het gelaat daarentegen een zeer jeugdige expressie had. Lijnrecht tegenover dit portret staat een ander, dat de jonge schilder voor een convexen spiegel heeft gemaakt, voor hij naar Rome ging. Hij had toen nog geen baard en volgens zijn tijdgenooten geleek hij meer „op een engel dan op een man". Dit portret heeft Mazzola destijds met nog twee schilderstukken cadeau gedaan aan Paus Clemens VII tegenwoordig kan men het bewonderen in het Weensche Kunsthistorische Museum. Weinige jaren later schilderde hij opnieuw een zelfpor tret,„De Jongeling" geheeten, waar hij reeds een baard heeft, maar met een bui tengewoon woest en verwaarloosd uiter lijk. Waarom? Parmigiannino zou de schoonste Renais- sance-kerk van Parma, waarvan de bouw in 1521 door Zaccagni begonnen werd. van wandschilderingen voorzien: de Steccata- kerk. Hij aanvaardde in 1521 de opdracht. In den tijd van achttien maanden zou hij het omvangrijke werk voltooien en daar voor als belooning ontvangen een bedrag van vier honderd gouden skudo's Vol vuur begon Parmigianino aan zijn arbeid en de fresco's boven den triomfboog bewijzen zijn groote genialiteit. Evenwel de achttien de maand verstreek, er verliepen jaren, want in 1539 vinden wij een bericht, dat de werkzaamheden voortgezet werden, om dus maar te zwijgen van een voltooiing. De in toorn ontstoken opdrachtgevers verlang den terugbetaling van de reeds uitbetaal de 240 goud-skudo's, maar aangezien die niet meer beschikbaar waren, werd Par migianino in de gevangenis geworpen en een jaar later werd de schildering boven het hoogaltaar, voorstellende de „Kroning van Maria" volgens een teekening van Romano van Anselmi uitgevoerd. Steeds weer legde men zich de vraag voor waarom de begaafde kunstenaar zijn opdracht niet voltooid had en waartoe hij eigenlijk het geld verbruikt had en waarom hij überhaupt zoo aan lager wal geraakt scheen. Men vertelde elkaar, dat men in zijn aterlier tevergeefs zou zoeken naar palet, penseelen en ezel, maar er wel al- lerli vaten met zuren, retorten en oventjes aan zou trffen. Dat wilde niet meer of niet minder zeggen dan dat Parmigianino geen schilder maar een alchemist was in ieder geval in den volksmond en het had er veel van dat goud maken e loo- nender zaak was dan schilderen. Maar dat Parmigianino een van de be- gaafste kopergraveurs van zijn tijd en van geheel Italië was, daaraan dacht nie mand en men kon ook niet vermoeden dat wat hij zoo geheimzinnig brouwde, geen rood operment was om goud te maken, maar het resultaat van onvermoeide pogin gen om een goed bijtend zuur te bereiden welke hij bij zijn arbeid als graveur van noode had. Al deze proeven met de scherp ruikende en wasem verspreidende „sap pen". die hij gedeeltelijk in aarden vaten, anderdeels in flesschen bewaarde, hebben wellicht zijn gezondheid zoozeer onder mijnd,, dat zij hun tragische bijdrage heb ben geleverd voor zijn vroegtijdigen dood. Zooals men meende dat Pagianini zijn ziel aan den duivel verkocht had, zoo ge loofde de volksfantasie, dat Parmigianino aan de alchemistenwoede ten prooi geval len zou zijden eerst in 1879 plaatste men in xle onmiddellijke nabijheid van de Stec- cata-kerk, om daarmede gedeeltelijk de smaad van een onrechtvaarige gevangenis straf weer goed te maken, zijn standbeeld. Thans beschouwt men nog met bijzondere belangstelling zijn fresco's in den San Gio- vanni Dom: San Giorgio, twee diaconessen en de martelingen van de Heilige Agatha, Santa Lucia en Apollonia. evenals zijn „Hemelschen Vader". In de Gemalde Ga lerie van Dresden bevindt zich de Madon na van den Heiligen Stefanus en in het Na tionale Museum te Napels een van zijn laat ste werken „Luerezia". Op slechts 37 jarigen leftijd stierf deze jonge, buitengewoon begaafde kunstenaar over wiens te korte leven een geheimzin nige schaduw ligt gespreid. De stoomtram weer aan bod. In de werkplaatsen van de Geldersche Tramwegmaatschappij te Doetinchem wordt met spoed gewerkt aan de restauratie der oude stoomtrammen voor de lijnen in den Achterhoek (Foto Pax-Holland) Om (sotJt v&ihaal: door DOROTHY LANGLEY. Hijgend kwam Juan op het perron geloo- pen, om nog juist te zien dat zijn trein voor zijn neus wegreed „Hoe laat gaat de volgen de"? vroeg hij geagiteerd aan een stations chef. „Gaat er geen meer vandaag", luidde het antwoord. De jongeman vloekte, draaide zich om en ging naar den uitgang. Hij was een knappe verschijning. Een elegante jas he dekten zijnsmokingHij droeg lakschoenen en kwam waarschijnlijk van een fuif, of ging er juist naar toe. Bagage had hij niet, al leen een stok en een krant. Een oogenblik stond hij besluiteloos te kijken en dacht: „Hoe kom ik hier weg?" Toen frommelde hij zenuwachtig de krant in elkaar, haalde zijn portefeuille voor den dag en trok zich terug in een hoek van een muur. Hij zette de kraag van zijn jas op, zoodat men zijn gezicht haast niet kon zien en veriiet het station. „Taxi"! Een chauffeur kwam aan geloopen; Frari- cisco Parea kon goed rijden. „Los Puertos", zei Juan en deed het portier open. „Heb je genoeg benzine?" „Ja", zei (Ie chauffeur „dat zal wel gaan". Francisco Parea voerde een stom gesprek met den taximetcr. Vijftig, honderd, honderd twintig. Dat was Tieraro... Fuentcs... Char- berra... Los Puertos was maar tachtig mijl. maar Francisco was een uitstekende ehauf feur...! Toen hij zich omdraaide, zag hij aan de houding van Juan, dat hij sliep. „Best" dacht Francisco bij zich zelf, „dan kunnen we een slippertje naar Calonno maken. Of het nu tachtig of honderdvijftig mijl... dat schijnt hem niet te raken... en mij zeker niet." Hij had tijd om te denken, terwijl hij aan het stuur zat. Wie zou deze vent zijn? Waar om wilde hij zoo haastig die stad verlaten? Parea nam zich voor den volgenden mor gen goed de kranten te lezen, vooral de lijst van misdadigers. Verder besloot hij bij aan komst op iedere kleinigheid te letten. Om half elf 's avonds kwamen ze in Los Puertos aan. Parea was blij. Het was hem gelukt, van een rit van 400 peseten, een rit van 720 peseten te maken. Hij was met zich zelf tevreden Zijn passagier liet hem stop. pen voor een huis met een grooten oprit. Juan stapte uit. Ilij had zijn kraag weer op gezet, ofschoon hij in het donker niet te her kennen was. Plotseling zei hij gejaagd: „Wacht eens, ik had iets bij me..." Hij tast te in den wagen. „Waar is... in 's hemels naam'!' schreeuwde hij. Parea begreep di rect dat er iets aan de hand was en wat er aan de hand was. „Heeft senor iets verlo ren?" „Ja... dat wil zeggen, verloren kan ik het niet hebben, het moet ergens tusschen de kussens gekomen zijn... een pakje... een por tefeuille. Geeft u mij uw zaklantaarn even" Parea begreep iets .Daarmee kan ik u helaas niet van dienst zijn," antwoordde hij schijn heilig. Juan vloekte. „Tk moet die portefeuille hebben, begrijpt U? Heeft U geen lucifers?" Parea haalde vlug een doosje lucifers voor den dag. maar toen Juan het opendeed, ble ken de lucifers doornat te zijn. „Spijt me, senor, de flesch wijn is open gegaan en de wijn is overal ingeloopen; die ellendige kurken..." Juan luisterde niet meer. Hij liep naar huis. „Wacht even! Ik haal even een zaklan taara!" Nauwelijks was Juan in huis, of Barea gaf gas en reed in volle vaart weg. De gasten waren reeds allen aanwezig. Een meisje kwam op Juan toe en fluisterde: „Lieveling,, Ik dacht dat je niet meer kwam. Je was niet aan den trein, en ik had al alle hoop opgegeven." „Als ik beloof dat. ik kom, kom ik ook", zei Juan. „Ik heb den trein gemist. „Hoe ben je hier dan gekomen?" „Met een taxi", zei Juan schuldbewust. „Een taxi? Maar jongen, dat is toch veel te duur vor ons. Hoe kon je zoo lichtzinnig zijn?" „O, het was niet duur", zei Juan en legde een portcfeuillo op tafel die met kranten papier was opgevuld. ,Tk heb alleen maar een dief bestolen. Het is zijn schuld dat ik' niet eerder hier was. Maar nu zal hij wel geen omwegen naar huis maken..." HOE DE REDDING VAN AFGESCHOTEN VLIEGERS TE WERK GAAT. Daar drijft een rubberboot. Dat wil zeg gen: kameraden in nood. De harten van de kerels in het vliegtuig kloppen sneller. Het is hun beschoren hier redding te brengen. Nu kunnen zij ook reeds het wenken van de mannen in de boot onder scheiden. Onmiddellijk gaat hun de gedach te door het hoofd: „Wat moeten deze sol daten voelen op dit oogenblik, nadat zij wellicht dagen doelloos hebben rondge zworven over de golven?" Een van hen zwaait met zijn paddie in de lucht. Vijf minuten lang cirkelt het vliegtuig boven het bootje om aan te geven dat de bemanning de schipbreukelingen heeft ontdekt. Dan is het allereerst zaak om de positie te bepalen. De radiotelegrafist gaat als een razende te keer achter zijn appa raat. De aethergolven brengen zijn bood- Om op doeltreffende wijze hulp te kunnen bieden is het aan boord hebben van een radiotelegrafische installatie eerste vereischte. schap naar 't vaderland. Van daaruit moet men nu verder helpen. Ondanks tekort aan brandstof probeert de machine nog maals de rubberboot te vinden, om in een zwemvest het ijzeren boordproviand om laag te gooien. Maar de meter van het benzinereservoir maant om snel huistoe te keeren. Hoe hulp wordt geboden. AAN de kust in een barak waar de zeenoodhulpdienst van het leger is ondergebracht, zit dag en nacht een radiotelegrafist op zijn post. Het is een een tonige dienst, maar een dienst, waardoor de levens van velen gered worden. Plotse ling wordt hij er weer aan herinnerd hoe belangrijk zijn taak wel is: „Rubberboot gesignaleerd kwadraat X zendt on middellijk hulp!" Snel is het radiografi sche bericht opgenomen en even later wordt het al overhandigd aan den dienstdoen- den chef. Deze buigt zich over de kaart om de juistheid van het bericht te controlee ren. Het klopt. Enkele minuten daarna gaat een radiotelegrafische mededeeling van deze basis uit: „in kwadraat X een rubberboot gesignaleerd vragen drhm gend om hulp.." Terstond starten twee Roode Kruisvliegtuigen. Dit zijn volkomen onbewapende vliegtuigen; transporttoestel len van een groote capaciteit. Ze zijn ge makkelijk te onderscheiden door dat ze geheel wit geschilderd zijn en op romp en draagvlakken een groot rood kruis heb ben. Bovendien voeren zij nog de nationa le herkenningsteekens. Deze zeenoodvlieg- luigen staan altijd gereed voor den start en er is slechts een kleine wenk. een kort be vel voor noodig, of hun actie ontplooit zich. Natuurlijk zijn deze vliegtuigen over eenkomstig hun taak uitgerust. Behalve levensmiddelen, hebben zij verbandmidde len en reddingstuig als rubberbooten aan boord, die- indien noodig boven de plaats des onheils worden afgeworpen. Waar de toestand dat noodzakelijk maakt wordt bo vendien een soortgelijk schip uitgerust dat speciaal dan ingrijpt, wanneer storm achtig weer of zware zeegang het onmoge lijk maakt voor het Roode Kruis vliegtuig om te dalen. De zeenoodvlietuigen hebben inmiddels hun koers genomen op kwadraat X, om de drijvende rubberboot op te sporen. Ook een escadrille gevechtsvliegtuigen heeft het radiobericht vernomen. Daarvan is onmid dellijk een der vliegtuigen naar de plaats gezonden om er voedsel af te werpen. Wan neer het de plek bereikt, zijn de afgescho ten vliegers reeds aan de klauwen van de zee ontrukt. ï^en watervliegtuig is neerge streken en heeft de mannen opgenomen. Nog slechts enkele marinevaartuigen, die aan de actie hebben deelgenomen zijn nog ter plaatse. Gespannen wachten de basis ën de be manning, die de ronddobberende vliegers hebben ontdekt, op verder nieuws. En dat laat niet lang op zich wachten. Door luid sprekers wordt bekend gemaakt dat de be manning van een vliegtuig uit het gevechts escadrille B, een officier en vier manschep pen, die reeds opgegeven waren, zijn gevon den, nadat zij dertig uur rondgedreven hadden. Hun toestand is goed. Het Roode Kruis vliegtuig is op het kalme water neergestreken en brengt de beman ning van een gevechtsvliegtuig, gered door een nibberboot, aan boord.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1940 | | pagina 8