De LEVENDE MUUR
Nieuw Raadsel
Hoe maak ik zelf een poppenkast?
Wat we moeten
weten
DE STRAF
ïi&ite joncpni en meiij&i,!
O. o, o... ik geloof dat ik het raadsel
de laatste maal te moeilijk heb gemaakt.
Dat spijt me verschrikkelijk, want het
gevolg is, dat er nu maar heel weinig
vrienden en vriendinnen geweest zijn, die
me een brief gestuurd hebben. En je
weet, hoe meer brieven (en hoe groter!)
ik van jullie ontvang des te fijner vind
ik dat. Maar nu komt er een extra ge
makkelijk raadsel, zodat ik voigende
week minstens 100 brieven verwacht.
En dan is er nog wat beste vrienden.
Van nu af aan moeten de briefjes uiter
lijk Dinsdag 5 uur in de bus zyn. Letten
jullie hierop vooral. De brieven die later
komen worden eerst een week later .be
handeld. Dus... dat weten jullie. Leg een
aparte knoop in je zakdoek!!!!
De winnaar van het boek werd deze
week BEB TIJSEN, Oosterweg L 36,
Wieringerwerf, Wieringermeer.
En nu de briefjes:
Trien Tysen, Wieringerwerf. Hou, jij
vraagt me nog al wat Trien: of ik je een
grote brief terug wil schrijven! Nu, dat wil
ik wel hoor. Ten eerste ben ik blij dat je ook
van de week geschreven hebt. Ondanks het
feit dat het raadsel moeilijk bleek te zijn en
dat je er dus wel lang op hebt zitten „broei
en". Of was je er nog al spoedig achter? Ik
lees dat de biggen voorspoedig opgroeien.
Dat doet me genoegen van die jeugdige knor
repotten. Ja, er waren de vorige week heel
wat van onze vrienden en vriendinnen jarig!
Het leek wel of ze allen op elkaar gewacht
hadden.
Nu Trien, is dit antwoord groot genoeg...?
Ben je tevreden?
Beb TJjsen, Wieringerwerf. Ik was best
tevreden met jouw epistel, beste Beb. En ik
vond dit even gezellig als „vroeger". Ik lees
dat je op de voorste bank zit. Hoe vindt je
dat? Ik heb ook eens een jaar lang vlak
vooraan moeten zitten. Dat beviel me maar
half, omdat je er niet goed „spieken" kon.
Ja, ja, zo slecht was de Kindervriend'vroeger
ook al. Ik denk dat jullie zoiets tegenwoor
dig niet meer doet... Spieken is nooit goed
te praten. Het is pronken met andermans
veren! Ik hoop dat er van de winter heel
weinig wind is, Beb, omdat jij iedere dag
dwars tegen die wind op moet fietsen. Heel
naar Medemblik. Dat valt niet mee, hè? Tot
volgende wetek!
Lïenke en Griet Ferwerda, Kolhorn.
Gaan jullie iedere dag met paard en wagen
naar school? Fijn zeg! Ik denk dat Beb Tij-
sen dat ook wel zou willen. Die moet iedere
dag op de fiets van Wieringerwerf naar Me
demblik. Dat is een reuze eind hoor. Moeder
is weer beter, lees ik Dat is fijn Lienke en
Griet. Ja, mijn vrouw is weer thuis. Ik zal
jullie groeten overbrengen hoor. Tot volgen
de week.
Coba Blom, Petten. Dat was een klein
briefje Coba, maar dat is niet zo erg. Ik ben
blij als ik een levensteken van jullie krijg,
vooral als het raadsel zo moeilijk geweest is.
Jammer dat die boterbabbéls öp zijn, Coba.
Ik had er al zo op gevlast een ervap te krij
gen, maar als je weer eens krijgt... dan houd
ik me aanbevolen.
Mientje Vriendjes, Petten. Dat was een
hele opsluiterij met jou Mientje. Ben je van
plan ook iedere week te gaan schrijven? Zo
ja, dan ontvang ik graag een apart briefje.
Je behoeft dat niet apart in een envelop te
doen, want de postzegels zijn tegenwoordig
duur. Je sluit het maar gewoon bij elkaar in.
Afgesproken
Nellie Jansen, Petten. En hier is num
mer drie, die me ook schrijft. Ook een vriend
van Coba. Voor jou geldt hetzelfde als voor
Mientje. Doen we dat??? Dag!
Trientje Jonker, Petten. Ja, die kabel
ballon heb ik gezien, die over Petten is ko
men drijven. Wat een kolossaal gevaarte. Je
werd er bang van als je het zag. En Trientje
idem idem met jou als met Nellie én
Mientje.
Gerrit Blom, Petten. Hier hebben we
Genit, die me een aparte brief, schrijft.
Gerrit dacht zeker: ik hoor niet bij dat meis
jesgezelschap. Nu, daar is wel iets van aan.
Mannen horen bij mannen en dames bij da
mes, wat jij. Je schrijft me dat je niet van
lezen houdt, maar daar geloof ik nu precies
niets van. Dat bestaat niet. Begin maar eens
een spannend boek te lezen, dan kun je er
niet meer van ophouden ook. Probeer het
maar eens!
Zo jongens, ik ga eindigen. De briefjes, die
nog nakomen zal ik volgende week behan
delen. Krijg ik er dan weer „ouderwets"
veel
Tot wederschrijvens!
Oplossing raadsel vorige week
BeeR, AriE, koeK, mad E, peeN, meeS,
OttO, rooM.
Goede oplossingen ontvangen ,vam
Trien T.,
Wieringerwerf, Beb T., Wieringerwerf, Nel
lie P., Kolhorn; Lienke en Griet F., Kolhorn.
Beste jongens en meisjes!
Het geheel bestaat uit 28 letters (8 woor
den) en is een spreekwoord.
26, 14, 13 aanw. voorn, woord.
9, 10, 16, 17 vogel.
6, 22, 20, 15 vogel.
24, 7, 18, 11 kleur.
28, 27, 3 keuken-geröi.
1, 19, 23, 8 lich. deel.
12, 4, 25 sprookjes-figuur.
2, 21, 12 telwoord.
Eddy en Eddeke, broer en zus, kwamen
opgetogen thuis. Ze waren op het kinder
feest bij Christientje van Waal geweest.
„En moeder!" begon Eddy, „we kregen
echte wijn!'" „Nu, dat geloof ik niet", zei
moeder. „Heus waar, het prikkelde ver
schrikkelijk", zei Eddy weer. „O, spuit
water!" lachte moeder. „En ik heb vijf
gebakjes gegeten!" riep Eddeke met stra
lende ogen, „vijf gebakjes en nog veel
meer bonbons!" Moeder's gezicht nam een
strengere uitdrukking aan, zodat Eddeke
pier, ter versiering. Voor de onderste helft
hingen ze een beddelaken, dat tot op de
grond reikte. Al deze dingen maakten ze
met punaises aan de achterkant van de
deuropening, ik bedoel, aan de kant van
de gang, met punaises vast. Als je het voor
zichtig doet, zul je later niet van die punai
segaatjes te zien krijgen.
Dit is nu eigenlijk de hele poppekast. Nu
de poppen. De poppen die je hier ziet, dat
zijn de poppen die de neven maakten, zijn
van wit karton gemaakt en 25 c.m. groot.
\iT
maar gauw doorging: „En er werd prach
tig poppenkast gespeeld door Christientje's
grote neven! Zo leuk!'! Eddeke's ogen glans
den weer bij de herinnering. „Ja, zo'n
leuke poppenkast heb ik nog nooit ge
zien, zei Eddy nu ook. „En behalve Jan
Klaassen hebben we „Sneeuwwitje" ge
zien!" „Nu, zei moeder, ik ben blij dat
jullie genoten* hebt, we zullen Christien-
tjes moeder morgen nog eens hartelijk be
danken.
Weten jullie hoe Christientje's neven die
poppenkast gemaakt hadden? Nu, ik zal
't jullie eens vertellen. Het is zo makke
lijk, dat je dat ook best kunt, al zijn Chris
tien's neven veel ouder dan jullie.
Ze deden gewoon de deur van de huis
kamer wijd open. Voor de bovenste helft
hingen ze een donkerblauwe doek. Onge
veer op 't midden van die doek plakten
zr een papieren randje van rood crèpepa-
Je tekent dé poppen op het karton, verft
ze en knipt ze uit. Achter elke pop plak
je een reep karton die ongeveer 30 c.m.
onder de pop uitsteekt. Dat is om vast te
houden. Bij het poppenspel moet je zor
gen dat je niet boven de rand van het la
ken te zien komt. Voor het laken zitten de
toeschouwers; achter het laken de spelers.
De gang, of de kamer, waar de spelers
spelen moet donker zijn, zodat je hun scha
duwen niet op het laken ziet. Ieder kan
twee poppen „bedienen". Als je leuk
kunt tekenen en veel fantasie hebt, kun je
de leukste poppen maken. Hier zie je b.v.:
koning, koningin, Jan Klaassen, zon, maan,
bron kater, waarmee je een leuk stuk kunt
spelen. Misschien helpt vader of grote
broer wel mee met het tekenen van een
pop. Hoe meer je speelt, hoe meer fantasie
je krijgt. Veel succes!
Joor Wil Bokhorst.
De knikkertijd was aangebroken. Weer
stonden de speelgoedwinkels vol met jon
gens en meisjes die in de grote knikker
zakken graaiden om de mooiste knikkers
er uit te halen. Glazen knikkers waren het
meest geliefd.. Iedere kind dat in die tijd
jarig was, vroeg eer zak „glazen knik
kers". De „gewoontjes" waren voor de
kleine kinderen. Natuurlijk begonnen ook
de groteren met „gewone", als ze hun gla
zen' schatten verloren hadden.
Het allermooist waren de „onijxe". Eigen
lijk te zonde om mee te spelen. Het was al
les best als je won, maar als je verloor.
Elk jaar werd er een „knikkerkoning"
gekozen. „Gekozen" is eigenlijk het woord
.niet; de jongen die de meeste knikkers won,
werd tot koning uitgeroepen. Een voor
waarde was dat die jongen niet jonger
dan acht en niet ouder dan elf jaar mocht
zijn. Vorig jaar was Lex Prins knikkerko
ning geweest. Dit jaar echter, was hij te
„oud."
De Prinsen waren een echte knikker
familie. Vier oudere broers waren al knik
kerkoning geweest. Nu was de jongste aan
de beurt, de achtjarige Wim. Die droomde
van toekomstige successen.
Nu, in de -nieuw aangebroken knikker
tijd liep hij rond met twee grote zakken.
In de ene zak zaten glazen knikkers, in de
andere gewone. Zo ging hij de straat op
waar zijn vrienden al op hem wachtten.
Daar stonden Nico, Ernst en Johan. Veel
zeiden ze niet, ze waren te veel onder de
indruk van de grote knikkerslag die nog
komen moest.
„Komt Lex niet?" vroeg Nico aan Wim.
Deze schudde zijn hoofd. Lex! Hij, Wim,
had nu al de knikkers van zijn broer in
z'n zak. Hij zou 't best met de andere jon
gens kunnen proberen. Hij kende de knik-
kerfoefjes even goed als zijn oudere broer.
Trots liet Wim z'n knikkerzakken zien.
De andere jongens hadden plotseling
grote eerbied voor hem. De Prinsen, de
knikkerfamilie! Waarom zou Wim ook geen
knikkerkoning worden? Waarom zou hij
de enige van de familie zijn, die het niet
werd? Het kleine joch was een held gewor
den.
Ernst draaide vlug een knikkerhol in de
losse aarde. Met hun petten maakten de
jongens de ruimte er omheen, glad. Geluk
kig dat hun moeders hen niet konden zien,
anders hadden ze hun zonen nooit meer
een pet op 't hoofd gezet.
„Vier!" riep de oudste van de jongens.
„Ik ook!" klonk het uit Nico's mond. Nu
ging het er om wie het beste kon gooien.
Nico begon. Hij gooide. Vijf knikkers la
gen in de kuil, drie rolden over de vlakke
grond. De andere had gewonnen! Met z'n
vingers griste hij- de knikkers weg. Trots
door de overwinning stootte nij Wim aan.
Die kon van opwinding haast geen adem
halen. „Vier!" fluisterde hij en legde viv
glazen' knikkers neer. Johan werd z'n te
genspeler en won. Wim zag z'n mooie pik
kers afmarcheren. Hy had ook met z'n ge
wone moeten beginnen. Wim stortte zich
in het spel, als iemand die een tactische
fout verbeteren wil.
„Vier!" riep hij uitdagend.
Ernst nam 't aan. Weer verloor Wim. Z'n
twede knikkerzak kwam aan de beurt. Hij
had pech in deze eerste grote knikkerslag.
Zijn zakken waren bijna leeg.
„Je bent zeker bang dat je verliest?",
vroeg Nico, die met z'n handen in z'n zak
ken en een verwaand gezicht het einde
van zijn tegenstander -afwachtte.
„Bang?" Wim lachte. „Ik ben toch zeker
een Prins!" Zijn laatste knikkers kwamen
te voorschijn. Z'n tegenspeler was Nico.
Wim verloor. Rustig nam Nico zijn buit
in z'n hand. Rode en groene knikkers wa
ren er bij. Middenin lagen de mooie glazen
van Wim.
Voor Wim 's ogen begon het te scheme
ren. Twee slappe zakken lagen naast hem
op de grond. Al de knikkers van Lex had
hij op éér middag verloren. v b"1de zijn
vuisten. Ineens sloegen die vuisten tegen
Nico's hand, waarop de knikkers lagen, zo
dat deze naar alle kanten op de straat
sprongen, zó ver, dat geen mens ze zou
kunnen vinden.
„Zeg!" schreeuwde Ernst dreigend. Hij
sprong als eerste op Wim toe, gooide hem
op de grond en sloeg er op los. De anderen
kwamen hem te hulp en Wim zag een
roemloos einde van de knikkerslag. Maar
hij huilde niet. Want ten slotte was hij
to.ch een Prins. Een ogenblik kreeg hij
z'n hoofd uit het kluwen van jongens vrij.
Zijn ogen zochten hulp.
Daar om de hoek kwamen ze aan: zijn
vier broers: Lex, Joop, Dorus en Edu. Nog
voordat hun broertje hen iets toege
schreeuwd had, hadden ze zijn toestand
begrepen. Vier paar sterke -armen grepen
in het kluwen van jongens. Rechts en links
een paar klappen en de jongens lieten hun
prooi los. Wim haalde verruimd adem. Lex
zette hem overeind, Dorus zette z'n pet op
z'n hoofd en Edu en Joop namen hem tus
sen zich in. Een levende muur was rond
om Wim gebouwd; een muur die alle vij
anden tegenhield. Dankbaar strompelde
Wim tussen zijn broers in.
„En wat was er eigenlijk aan de hand?"
Lex wist uit ervaring dat elke vechtpar
tij een ondergrond heeft. „Aan de hand?"
Wim's gezicht betrok. Voor hem dook het
veilige ouderhuis op. „Och, het ging om
die knikkers. Ik heb ze niet meer." De
hele geschiedenis dook weer op.
De andere jongens luisterden zwijgend
toe. Dreigend zwijgzaam. „Je hebt dus niet
als een flinke jongen gespeeld?" Lex stroop
te z'n mouwen op en liet zijn spieren zien.
Op dat ogenblik begreep Wim zelf, dat hij
zich niet flink gedragen had. Tijd om te
denken had hij niet, want weer trommelden
vier paar vuisten op hem neer. Hij werd
nu onder handen genomen door zijn broers
Zonder schreeuwen nam Wim z'n pak
slaag in ontvangst. Toen stormden vijf jon
gens de trap op, de huiskamer in, waar
moeder haar jongste medelijdend naar zich
toe wilde trekken. Maar Wim zei: „Laat
me, het is niets!" en zo stelde hij zich op
één lijn met z'n broers.
Vader die alles gezien had, knikte zijn
■jongste zoon ernstig toe. Hij wist nu dat
zijn jongens het met elkaar eens waren
en was blij dat ze elkaar zo uitstekend op
voedden.
Op je lei of in je schrift zijn een hele
hoop dingen makkelijk te tekenen of te
schrijven. Als je een cirkel moet maken,
pak je je passer en trekt er een; als je een
rechte hoek nodig hebt, heem je je drie
hoekje. Maar als we deze dingen in 't groot
moeten doen, hebben we deze hulpmidde
len niet bij de hand, of beter gezegd, kun
nen we met deze hulpmiddelen niets be
ginnen en dan is goede raad vaak duur.
Hier volgen een paar nuttige raadgevingen:
't midden van het te komen perk, een hou
ten of ijzeren pin, legt het touw er omheen
neemt het andere eind in een twede pin en
trekt met deze pin een cirkel in de grond.
Si**»*?
2. Wat moet je doen om een langwer
pig rond perk te krijgen? Hetzelfde als
bij no. 1, alleen moet je twee pinnen in de
grond slaan, inplaats van 1. Hoe verder
je deze pinnen van elkaar zet, hoe lang
werpiger het perk wordt en hoe dichter
je de pinnen bij elkaar zet, hoe ronder het
perk wordt.
3. Hoe zet je een rechte hoek af?
Sommigen van jullie die pas op de H.B.S.
zijn, zullen de driehoek van Pythagoras
kennen, dat is een driehoek van 3, 4, en 5
c.m. De zijden van de driehoek zijn 3, 4
en 5 cm. lang, wil dat zeggen.
Je neemt een touw van 3+4+5=12 m.
plus een paar extracentimeters lengte en
maakt aan de ene kant een knoop. Dan
meet je achtereenvolgens, 3, 4 en 5 m. af
en maakt op de grens van deze maten, een
knoop. De laatste knoop zal vlak voor de
eerste komen. Knoop je nu de beide einden
zo aan elkaar, dat de beginknoop met de
eindknoop samenvalt, dan kun je, de nu
ontstane lus zo aan de drie knopen rukken
en trekken, dat een grote, rechthoekige
driehoek ontstaat, waarvan je de rechte
hoek, met drie pinnen overal op de grond
kan uitzetten.
4. Hoe krijg je een hoek van 60 graden?
We gebruiken hiervoor de lus van no. 3
en sRannen die zo, alsof we, zoals bij no.
1, een grote cirkel met een straal van 6
1. Hoe maak je in je tuin een rond perk
van 2 meter doorsnee? Je meet een touw
van 4 plus een paar centimetersaf en
knoopt de einden aan elkaar. Nu sla je in
meter willen trekken. In de beide einden
zetten we een pin. Als je nu eerst de ene
er weer uithaalt en een stuk cirkel op de
grond trekt en dan hetzelfde met de an
dere pin doet, is het snijpunt van deze bei
de cirkelbogen, de top van een gelijkzijdige
driehoek. Als je er dan nog een derde pin
in slaat, heb je drie hoeken van 60 graden
want zoals je weet, heeft een gelijkzijdige
driehoek, drie hoeken van 60 graden.
Voor hen, die meetkunde hebbm, zal dit
ailès heel duidelijk en eenvoudig zijn en
de anderen zullen het ook begrijpen als ze
goed naar de plaatjes kijken.
Op zekeren dag reed een officier, verge
zeld van een soldaat, naar een herberg, om
caar de nacht door te brengen. De waard
van deze herberg stond in de omtrek niet
gunstig bekend; het heette dat hij zijn
gasten meer liet betalen, dan de prijs
eigenlijk was.
„Denk je dat we hier behoorlijk behan
deld zullen worden?" vroeg de soldaat
aan zijn vriend. „Afwachten", zei de of
ficier en liep naar de deur. Hoofdschud
dend ging de soldaat met de beide paar
den naar de stal.
„Meneer de waard", zei de soldaat die
avond fluisterend, mijn vriend de officier
is wel niet de duivel in eigen persoon,
maar ik zou je toch aanraden, om ons
niet meer te berekenen, dan de vastge
stelde prijs."
De waard grinnikte en verdween. De sol
daat twijfelde eraan, of zijn woorden een
goede invloed hadden gehad. De volgende
morgende paarden waren al gezadeld
vroeg de soldaat hoeveel ze hem schuldig
waren. „10 gulden", zei de waard.
Toen de officier dit hoorde, werd zijn
gezicht ontstemd. Hij raasde en tierde dat
het de waard horen en zien verging. Maar
deze liet zich niet van zijn -stuk brengen en
zei niets. Ook niet toen de soldaat even la
ter een paar gloeiende kolen uit het vuur
nam, en daarmee in de kamer van den
officier verdween.
Enige ogenblikken later, liet de officier
den waard roepen. „Hier heb je je geld",
zei hij en gaf den waard, met dikke hand
schoenen, 3 gulden.
Zo vlug als de waard de geldstukken
aangenomen had, zo vlug deed hij zijn
hand weer open. Hij gilde van de pijn,
want de guldens, die de officier, met be
hulp van de kolen, gloeiend had gemaakt,
hadden zijn hand verbrand.
Sedert die tijd, laat de waard zijn gasten
niet méér betalen, dan zij hoeven te beta
len.