Mode-revue Kronkelgang Doelmatige voeding N1PPER EN PELLE der mode in dezen tijd Vergankelijkheid Zaterdag 9 November 1940 Vierde blad LINKS. EEN HOED DIE IEDERE OOK DE VERWENDE DAME, GOED STAAT Zoo midden tnsschen alle excentrieke hoedjes, die de mode ons op het hoofd heeft gezet, doet het weldadig aan weer eens een vlot sporthoedje onder de oogen te krijgen. Het heeft een aardige en ook prac- tlsche vorm, zooals de afbeelding duidelijk doet zien. Het zal zeker vele vriendinnen vinden. HECHTS. DE BONTMODE. Vele mantels zijn dit seizoen nit twee verschillende bontsoorten gemaakt. Ons model bestaat in hoofdzaak uit veulen en en engsluitend gemaakt, terwijl de prach tige mouwen en de kraag, die hooggesloten gedragen kan worden uit het heerlijk-weeke z.g. „nutria" bestaat. De tegenstelling tns schen het gladde strakke veulen en dit Nu tria schept juist zoo'n fraai geheeL Ja, dit word een ecnigszins wonderlijke notitie. Over een eigenaardig onderwerp. Maar... het'veld voor deze rubriek is dan ook onbegrensd. Waarom zouden wij dan ditmaal niet eens schrijven over... knie- warmers? U zegt? Knipwarmers! Wij- zagen de aankondiging er van in een ad- door. MARTINE WITTOP KONING. de natuur helpt ons aan nuttige! voedingsstoffen' laten we trachten die bij het Bereiden van onze spij zen zoo goed mogelijk te bewaren. Langzamerhand worden in het netwerk van de hedendaagsche vocdingslécrbegrip- pen duidelijke lijnen waarneembaar, die richting geven aan de voedingsgewoonten in het gezin. Ze onderstreepen enkele van onze dage lijks gebruikte voedingsmiddelen en doen die kennen als onmisbaar; ze wijzen ons andore aan als, zoo niet dagelijks, dan toch één of meermalen per week gewcnscht. Ze trekken daarbij de aandacht van de huis vrouw naar de vereischte hoeveelheden voedsel, maar ze dwingen haar óók tot een herziening van de spijsbereiding. Die werd -tot dusverre vrijwel onveran derd van moedor op dochter overgedragen en de verschillende handgepcn en gebrui ken in de keuken van thans dateeren dus uit een tijd, toen van voedingsleer als vak nog geen sprake was. Nu kan voedingsleer op .zichzelf heel in teressant zijn en de laboratoriumuitkomstcn die door de wetenschap worden gepubli ceerd mogen ons respect afdwingen; maar^. als de bedoeling is en dat staat toch wel vast! dat die onderzoekingen zullen lei den tot algemeene verbeteringen in de voeding, dan dienen de wetenschapsre- sultatcn te worden doorgegeven tot in de keuken toe, want slechts daar bestaat de mogelijkheid om er het gezin van te laten profiteeren. De manier, waarop in de keuken de spij zen bereid worden, moet gegrond zijn op de feiten, die door de hedendaagsche voedings leer zijn vastgesteld; het spreekt daarom vanzelf, dat bereidingswijzen van jaren her dikwijls een grondige herziening eischen en dat dc huisvrouw zich aan dien eisch niet mag onttrekken. Op welke punten zal zij haar gewoonten moeten wijzigen? De voedingsleer kent aan de vitamines en aan de mineralen in de voeding een belangrijke plaats toe. Deze stoffen bevinden zich voor een groot deel opgelost in hel vocht, dat in verschillende voedingsmidde len voorkomt: gie.ten we dit vocht, dat tij dens de verhitting vrij komt. weg, dan ver liezen we verschillende voor ons lichaam uiterst belangrijke stoffen. En let U nu eens op de inconsequentie! Gieten we het vleeschnat in den goot steen nadat het vleesch erin is gaar gewor den? Dat bewaken we zorgvuldig om het als „bouillon" te gebruiken; maar groente- water is in letterlijken zin óók „bouillon" („kooknat") en het bevat óók waardevolle stoffen; bijgevolg mag het óók niet langer door den gootsteen worden weggevoerd, maar moet het óf bij de groen te-ze'If wor den gebruikt (gebonden met b.v. wat aard appelmeel of wat bloem) óf wel bij voor dat doel te groote hoeveelheden we ge bruiken het als grondstof voor een soep (postelein-, spinazie-, aspergesoep, enz. enz.) of we geven het eenvoudig te drinken als een kopje bouillon. Dat deze laatste raad in het dagclijksch leven inderdaad met succes kan worden „Mijn man wil, dat ik met de kindertjes naar mijn ouders in de provincie ga, maar dat doe ik niet. Ik laat hem niet alleen. "En ik ben iederen dag weer dankbaar, als we met z'n allen aan tafel zitten". Wij schrijven dit over uit een brief van een jonge vrouw, die in een gemeente woont, welke in den laatsten tijd door de Engcl- schcn dikwijls gebombardeerd werd; en kele malen vielen de bommen lieel dicht bij haar huis. Nu zullen wij de laatsten zijn, die aanmerking zouden durven maken op vrouwen, die wèl weggaan, maar toch ligt er in de eenvoudige woorden van'die jonge wouw iets heel moois. Er ligt trouw in, en een gezamenlijk willen deelen en dragen van het lot. Doen we overigens niet ver keerd wanneer we precies gaan uitrekenen: daar en daar is het veilig? Zijn er geen burgers gedood in plaatsen, waar ze heen waren'gevlücht? Tijden als deze zijn veel meer dan andere geschikt om ons te door dringen van het besef oirter vergankelijk heid. Kleine geschiedenissen van groote mannen FRANZ KAREI.. Een zekere Richard Lewy begeleidde bij een hofconcert de leden der hofopera aan het klavier. Keizer Franz Joseph had den grijzen aartshertog Franz Karei als zijn re- presentent het concert laten bijwonen. Na afloop moest Franz Karei, die bekend stond om zijn eenvoud, „eerde" houden.een taak die hem zwaar viel, want hij moest allen, die optraden, iets vriendelijks zeggen. Zijn complimenten waren ongeveer uitgeput toen Lewy aan de beurt kwam. Er wou hem maar niets invallen. Eindelijk kwam het' van zijn lippen„Zoo, dus u hebt de heeren op de piano begeleid?" „Jawel, keizerlijke hoogheid." „Zoo, zoo,.dus u hebt op de piano bege leid?" Lewy boog nog dieper: „Jawel, keizerlijke hoogheid". De aartshertog, wien nu het angstzweet óp het voorhoofd stond, sprak met wanho pig luide stem: „Ja, dat moet ook- gebeu ren." byron. Lord Byron trof in een groot gezelschap eens een jongeman aan, die de gasten op vlotte wijze bezighield, door hen griezelige verhalen te vertellen, die de haren te ber ge deden rijzen. Daarbij kwam nog, dat hij vreeselijk aan het onsnijden was. „Onlangs", zoo vertelde hij o.a., „liep ik door een don kere straat. Plotseling vielen er vijf gemas kerde bandieten op mij aan en dreigden mij met een dolk te vermoorden. Maar dat zou ze niet glad zitten, want door evenzoo veel goedgeplaatste stompen sloeg ik hen neer... Kunt u dat ook?" vroeg hij daarna aan By ron. Deze glimlachte toegevend en ant woordde: „Zoo er op los slaan kan ik niet... maar net zoo liegen wel!" mark twain. Mark Twain en zijn vrouw werd uitgenoo- digd op een diner. Kort voor het aan tafel gaan kwam er bericht van een der gasten, die mededeelde, tot zijn spijt verhinderd te zijn. „O, lieve help", riep de gastvrouw uit, „nu moeten we met z'n dertienen aan tafel zitten." „Kom, mevrouwtje, dat is toch zoo erg niet," troostte Twain haar, „dan zal ik wel eten voor twee." frederik. Frederik, indertijd een bekend Fransch acteur, kreeg het tijdens een tournee aan den stok met een burgemeester, die zich erg verwaand aanstelde, 's Avonds en in het bijzijn van een paar gemeenteraadsleden, noemde Frederik hem een „gouden kalf". Den volgenden dag werd hij door den bur gemeester ontboden. „Man", bulderde deze, „is het waar wat je gisteren in een kroeg van mij hebt ge zegd? Hoe heb je het aangedurfd mij een gouden kalf-te noemen? Als je niet terug trekt wat je hebt gezegd, laat ik je het dorp uitzetten." „Burgemeester", antwoordde de acteur, „ik ben genegen de helft van mijn woorden terug te trekken." 's Avonds in zijn stamkroeg, waar hij zich over zijn overwinning op den tooneelspeler beroemde, werd hem duidelijk gemaakt, wat Frederik bedoelde: de burgemeester bleef een kalf! kreisler. Een aankomend componist wilde Kreis- ler enkele zijner stukken voorspelen. Hij trachtte Kreisler over te halen door te zeg gen: „Molière las zijn nieuwe stukken voor aan een oude" vrouw; hij dacht, dat de fa- fereelen, die de oude' vrouw bevielen, het op het tooneel ook wel zouden doen. Daar om wil ik u mijn stukken voorspelen, want ik weet dat alles wat u bevalt, ook bij het publiek succes zal hebben." „Tk vindt het heel vereerend", antwoord de Kreisler glimlachend, „maar zoolang u Molière niet bent, zult u wel goedvinden, dat ik uw oude vrouwtje niet ben!" gevolgd, bowijst het voorbeeld van eén bé kende Hangsche ziekeninrichting, waar aan de verpleegsters bij de avondboterham de keus wordt gelaten tusschen een kopje thee en een kopje groente-bouillon en waar de kansen voor laatstgenoemden drank lang niet ongunstig staan! Eigenlijk behoeft het geen betoog, dat opzetten met een ruime hoeveelheid water bij verschillende levensmiddelen ook moet worden vermeden: in dat water n.1. zullen allerlei oplosbare stoffen uit de voedings middelen overgaan, en daar de overvloe dige hóeveelheid kooknat dan zeker niet in haar geheel bij de groente kan worden* gebruikt, zullen we in onzen maaltijd een gedeelte missen van wat de levensmiddelen (groente, aardappelen) ons van nature had den te geven. Zulke stoffen kalk, ijzer, jodium, de vitamines B en C hebben we in onze dageliiksehe voeding werkelijk niet in zoo'n groote overmaat te verwachten, dat we ei- zonder schade maar een gedeelte van kunnen opofferen! Beter doen we met als v.aste gewoonten aan te nemen: dat we bladgroenten na liet wasschen (wortelen, sla- en snijbooncn, peulen, dop erwten. koolraap, kool. enz. enz.) opzetten met slechts „een bodempje" water, n.1. zooveel als juist noodig blijkt om aan branden te voorkomen; dat we deze zelfde methode toepassen op onze aardappelen, maar dat we die boven dien hun beschuttende schil gedurende het koken laten behouden, zoodat van de in wendige oplosbare bestanddeelen niets verloren gaat. Deze „kookgewoonten" vormen een tegen stelling met de vroeger gebruikelijke me thoden: er knoopt er zich nog een aan vast, die niet minder belangrijk is voor het be houd van verschillende bestanddeelen uit ons voedsel, n.1. het invoeren van een aan merkelijk verkorten kooktijd. De ervariqg leert, dat verreweg de mees te groentsoorten zelfs cje diverse kool- sóoTten met inbegrip van de boerenkool! in een half uur werkelijk gaar zijn: de langer verhitting leidt niet alleen tot nut teloos brandstofverbruik, maar ook tot waar deverlies van de groente. Een gewoonte, die zich dus bij de reeds genoemde dient aan te sluiten, is: dat we de groente sommige door snipperen, schaven of grof raspen in fijn verdeelden toestand gebracht met zoo min mogelijk water (zie boven) op een flink vuur aan de kook brengen, om ze daarna op een veel zachter vuur gedurende V? uur te laten gaar worden in de stevig gesloten pan; dat we het „nastoven" uit onze berei dingswijze schrappen, maar dat we inplaats daarvan de gare. drooggekookte groente eenvoudig even vermengen met het toege dachte klontje boter, op dezelfde manier als dit b.v. bij doperwtjes gebruikelijk is: de groente lijdt daardoor niet in smaak, integendeel, het aroma van de boter komt er veel bet^r door uit! vertentie en gelouven dat het een nieuwig heid is. Kniewarmers voor dames. Ze moe ten onder de kousen over de knieën wor den bevestigd, ter verwarming. Dit is een leerrijk novum op het modegebied en daar om schrijven wij er iets over. Er is, nk de voedingsmiddelen, vermoedelijk geen zoo vruchtbare „branche" als die der dames kousen. De zijden, kunstzijden dameskou- Jen zijn een dagelijksch op groote schaal ver kocht artikel. Nu moeten wij eerlijk getui gen, dat wij pp winterdagen dikwijls-ril len, als wij onze meisjes en vrouwen met ragfijne kousen versierd door de stad zien peddelen. Enze rilden zélf ook. Toen zijn de warme sokjes uitgevonden, voor de voeten, en zij werden ook een populaire branche Maar daarmee is kennelijk het euvel der te dunne kousen met voldoende bestreden Deswege volgen nu .de kniewar- Biers, als tweede correctief. En weer wrij ven de fabrikanten zich in de handen. Nu blijft nog het gedeelte over tusschen knie en voet. Daar prijkt de kous zélf nog in volle glorie. En daar zal nu een derde, aan sluitende beveiliging op gevonden moeten worden. Is dit alles niet een prettige illus tratie van vrouwelijke ijdelheid en indus- trieele handigheid? Eerst maala en koopt nieiT kousen, die voor den winterdag te dun zijn. Dan gaat men den voet beschermen; vervolgens de knie; nu wachten wij op de kuitwarmers. Ziedaar de kronkelgangen der mode. Wij zijn overtuigd, dat ons ad vies: dames, trekt 's winters wollen kou sen aan, dan hebt u die legkaart niet noo dig. een kreet van afschuw onder de vrou wen zal doen opgaan. En wij zien de in gezonden stukken ons bureau al binnen stroomen. Weer ln de handen der kannibalen. Ondertussen worden Nipper en Pelle in triomf naar het negerdorp gedragen. Hier woiden ?.ij bij Zijne Majesteit in hoogst -eigen persoon gebracht. Men maakt korte metten. 1. Ik sta voor deze beide kui kens in, Uwe Majesteit, ze zjjn precies, zoals ze zjjr moeten. 2. „Hoor eens, Pelle, dat ziet er hier tamelijk slecht uit, 't zal me eens benieuwen of we deze keer uit de komen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1940 | | pagina 11