Mode -revue
In de eendenkooi
De schat in
de muur
Zilvergrijs
en donkergrijs
PROL
Reukwerken in het
oude Egypte
Zaterdag 16 November 1940
Vierde blad
Men zou bij een oppervlakkige beschou
wing meenen dat het rechts afgebeelde
model een japon Is. Dat fs echter niet het
geval. Het is eigenlijk een tweekleurige man-
lel, waarvan de bovenste helft als een japon
lijfje is genaaid. De onderste helft heeft een
rokmodel. Voor slanke dames is deze man
tel zeer aan te bevelen, hij is zeer apart en
tlegant, waartoe de origineele bontversie-
ring niet weinig bijdraagt.
Op de linksche afbeelding ziet men
het allernieuwste; uit biezen gevlochten
schoentjes.
VISITEJAPON MET BONTGARNEERING.
De bekende en vaak nagevolgde mode
kunstenares Madame Schiaparelli is thans
op reis in Amerika, waar zij voordrachten
voor damesclubs geeft. Deze vinden natuur
lijk geweldig veel aftrek. In een monster
koffer heeft zij 16 modellen, die alle reeds
in de magazijnen tegen peperdure prijzen
verkrijgbaar zijn. Men ziet haar kunstschep-
pingen thans reeds in geheel Amerika, en
het merkwaardige is, dat alle door Mad.
Schiaparelli ontworpen modellen nauwslui
tend zijn, en geraffineerd eenvoudig zijn
gehouden zonder eenige opschik. Onze tee-
kening geeft een bijzonder elegant model
uit de serie. Het is een diepzwarte japon,
hoven hooggesloten en een langen tot de
schoenen reikenden nauwen rok. Het lijfje
heeft vier ste^kzakken, die gegarneerd zijn
net een eenvoudig bloemmotief. Een bont-
mutsje en zwarte handschoenen, waarvan
de kappen haast zoo groot zijn als de ouder-
ttetsche bontmoffon, en tenslotte een zwarte
Vos completecren het geheel.
Chic, maarniet bepaald voor iedere
y&urs.
EEN NIEUW THEATERMUTSJE.
Men draagt kapjes of mutsjes voor het
theater thans natuurlijk uitsluitend in lich
te, liefst witte kleuren, daar deze in do don
kere straten het meest practische zijn. Het
modelletje op onze foto laat zich voor alles
gebruiken, men kan het hoog opslaan, om
de kin vastbinden, zoodat de ooren warm
blijven en het als een soort tulhand dragen.
EEN OUDERWETSCH GERECHT
In oude kookboeken kan men soms aar
dige vondsten doen!
Zoo ontdekte ik, bladerend in een recep
tenverzameling uit „grootmoeder tijd" o0n
smakelijkesamenvoeging van ingrediën
ten, waaraan bovengenoemde naam is ge
geven.
Het gerecht past om verschillend rede
nen uitstekend in onzen rantsocneerings-
tijd: de aardappelen en de prei, die ervoor
noodig zijn, staan geheel tot onze beschik
king en de leverworst, die er deel van uit
maakt, vormt één van de yoordecligste mo
gelijkheden op onze vleeschkaart. Verbete
ren we verder grootmoeders zienswijze,
door de aardappelen te stampen met wat
mèlk inplaats van water, dan zal het ouder
wetsche éénpansgerecht in zijn nieuwe
kleed ons dezen winter menigmaal met
dankbaarheid doen denken aan grootmoe
ders vindingrijkheid op kookgebied.
Voor 4 personen hebben we ongeveer noo
dig: 1 Vè 2 kg aardappelen; 1 flinke bos
prei, 300 400 g leverworst, Vz liter melk,
wat zout, misschien w.at azijn en wat peper.
Zet de aardappelen op met een bodempje
kokend water en wat zout, leg er de goed
zandvrij gewasschcn. in stukjes gesneden
prei op. laat op een flink vuur het water
weer aan de kook komen en kook dan de
aardappelen en do prei op een zacht vuur
verder en droog (niet- langer dan een half
uur). Giet de melk in de pan en laat die
aan de kook komen; stamp dan de aard
appelen met de prei door elkaar en roer
er tenslotte losjes de in plakjes gesneden
leverworst door Maak het gerecht mis
schien nog op smaak af met wat azijn cn
wat peper.
Martine Wittop Koning.
Egypte was het eerste land, waar de
mensch tempels voor zijn goden oprichtte
en paleizen voor zijn koningen, bedekt met
de schoonste weefsels en in de meest schit
terende kleuren en gevuld met kunstvoor
werpen van allerlei aard. De oude schrij
vers over Egypte hebben ons merkwaardige
details gegeven van den kunstzin van het
Egyptische volk. De Egyptenaren waren het
bijv. ook, die eeuwen vóór Christus de kunst
om reukwerken te vervaardigen hebben ge
kend en gecuitiveerd.
Evenals bij andere volken, werden de par
fums het eerst gebruikt hij godsdienstige
plechtigheden. Bij groote plechtigheden
bracht de koning zelf zijn reukoffer op. I*Tr
is een afbeelding bewaard gebleven van
Ramses III, die zijn reukoffer brengt.
De twee grootste feeslen van het jaar wa
ren aan Osiris gewijd. Zij hadden om het
half jaar plaats. Het voornaamste was, dat
ter ecre van zijn terugkomst naar Egypte
met vergete niet, dat Osiris een zonnegod
was. De priesters doorliepen de'straten en
droegen een geheimzinnige kist, bevattende
een gouden vaas met water. Aangekomen
aan den tempel riepen de aanwezigen:
„Osiris is teruggekomen!"; men wierp dan
in het water een aromatisch mengsel. Met
dit water werd een kleine afbeelding, in den
vorm van de halve maan, bcspoeld, welke
halve maan het rijk van den god over water
en aarde symboliseerde. Ook Apis, de heili
ge stier, ontving zijn deel van de reukwer
ken. Zij, die hem wilden raadplegen, brand
den wierook op zijn altaar, vulden de lam
Kort verhaal
door Fred van Suchtelen.
„Ik heb wat voor je te doen!" riep mevrouw
tegen haar man. „De spijker waaraan het
schilderij met de duifjes hangt, is er uit
gevallen."
„Aha!" zei meneer Wever en liep de keu
ken in om de gereedschapskist te halen. Het
was Zondagmiddag en hij verveelde zich.
Met de nauwkeurigheid van een knutse
laar, die in elke manlijke ziel schuilt, begon
hij te werken. Hij trok zijn jas uit, stroopte
zijn hemdsmouwen op en bckee allereerst
op eenigen afstand, de plaats waar het
schilderij gehangen had. Toen schoof hij het
buffet van den muur, nam den hamer en
een spijker en en prikte hem iets onder
het oude gat in het behang. De spijker was
was te klein en zijn duim te groot. Dienten
gevolge sloeg hij op z'n duim en begon te
schreeuwen. Haalde een anderen spijker, een
grooten, die bij den derden slag met den ha
nier, krom werd. Toen meneer Wever hem
eruit, trok, trok hij een stuk muur mee. Nu
nam hij een haak, verruilde den hamer voor
de houweel en was vastbesloten eiken te
genstand te breken. Toch werd de punt van
den haak krom. Kwaad over de nukken van
het voorwerp, greep meneer Wever de nijp
tang en trok tegelijk met den haak een hal
ven baksteen en het daarbij behoorende kalk
werk uit,
I-Iij kreeg 't, warm; als Mina, zijn vrouw
binnen kwam zou er wat voor hem opzitten.
Het was dus zaak den spijker er zoo gauw
mogelijk in te slaan, de sporen van kalk en
dergelijke uit don weg te ruimen en het schil
derij over het gat te hangen. Onwillekeurig
stak hij zijn arm in de opening, die er tot
de elleboog in verdween; toen stootten zijn
vingers op hout. Het klonk hol.
Meneer Wever kreeg kippenvel. Geen
twijfel mogelijk, daar was iets in den muur
gemetseld. En wat metselt men gewoonlijk
in een muur? Nu, iets van groote waarde,
een schat dus. liet huis stond al tienlallen
van jaren; misschien was de vorige- eige
naar plotseling gestorven en had hij geen
tijd meer gehad, het geheim aan zijn familie
te openbaren.
Meneer Wever voelde zich koortsig wor
den. Bevend van den haast, en opwinding
begon hij te wenken. Hij vergrootte het gat
naar .achteren, door er nog een paar stee-
nen uit te trekken. Hij stelde intusschcn.
vast dat er an den wand van de houten
kast geen einde kwam. Het moest wel een
geweldige schat zijn. Toen meneer de opsr
r.ing groot genoeg achtte, nam hij den ha
mer en 't breekijzer. Doffe slagen sloegen
het hout aan slinters. Hij werkte dat 't
zweet, van zijn voorhoofd liep. Beneden op
straat hoorde hij plotseling een woest ge
schreeuw. Mina kwam uit de keuken ge-
loój>en en holde naar 't raam. „Kasper",
riep ze, „beneden is vast wat gebeurd!"
„Kan me niet schelen"! riep meneer We
ver terug.
„Wat maak jij toch een lawaai"? riep
mevrouw Wever, terwijl ze de kamer bin
nentrad. „Heb je den spijker er nog niet
in?" Ze werd bleek, toen ze de beschadi
ging zag. „Ben je gek?" vroeg ze ontzet en
sloeg de handen voor 't gezicht,
„Oogenhlik!" antwoordde haar man. stak
zijn lieclen arm in de opening, tastte,
draaide en voelde en trok eindelijk voor
zichtig een voorwerp naar voren. Het was
een zwaar zilveren koffiekan. Mina zette
groote oogen op.
„Ben ik een genie of niet?" schreeuwde
meneer Wever geestdriftig.
„Weet je wat ik ontdekt heb? Een schat
heb ik ontdekt! We zijn rijk, m'n kind, al
leen het vindersloon..."
Daar ging de bel en meneer Wever kromp
onwillekeurig in «elkaar.
„Ga jij 'es kijken wie er is", fluisterde
hij tegen zijn vrouw, maar laat hier nie
mand binnen!"
Weer ging de bel en een paar seconden
later stormden een paar agenten met revol
vers in de hand. de kamer binnen. De han
den van den ontzetten heer Wever vlogen
met een in de hoogte.
„Daar betrappen we. den dief op heeter^
daad!" riep een van de agenten.
„Heeren, dat moet een vergissing zijn,"
klappertandde meneer Wever.
„Zoo zoo en is dat ook een vergissing?"
vroeg een van de agenten, terwijl hij op
den zoojuist gevonden schat wees. Ik ge
loof namelijk dat deze koffiekan in de kast
van uw buurvrouw hoort, de kast die ach
ter den muur, dien u zooeven hebt doorbro
ken. staat. Toen uw buurvrouw plotseling
in de kast hoorde kloppen is ze van angst
het raam uitgesprongen. Gelukkig is ze er
heelhuids afgekomen..."
Een geluk voor meneer Wever dat hij
als een fatsoenlijk man bekend stond, an
ders had de geschiedenis nog een slecht
einde voor hem kunnen hebben.
pen daar met geurige olie en legden een
zilveren geldstuk voor zijn standbeeld. Dan
richtten ze met zachte stem hun bede tot
hem en verlieten de heilige plaats, scherp
luisterend. De .eerste woorden, die zij aan
den ingang van den tempel opvingen, wer
den door hen beschouwd en uitgelegd als
een antwoord op hun vraag.
Tn Héiiopólfs, do stad aan de zou gewijd,
waar deze onder den naam van Ra of Re
werd vereerd, werden haar iederen dag drie
soorten reukwerken aangeboden. Bij het
opgaan van de zon werd hars gebrand, op
middaghoogte mirre, en een mengsel van
16 bestanddéelen, genaamd kulphi, wanneer
tle zon onderging.
Op liet feest van Isis offerde men een os,
gevuld mei kamfer, wierook en andere geu
rende sloffen en men verbrandde dezen os
op de aHaren van de godin, welke met wel
riekende oliën waren overgoten. Ook aan
Horus, den bewaker der dooden, aan Thoth,
uitvinder der letteren en scheikunde, aan
de Godin van het verstand, en aan Pacht,
de godin van de jacht, werden reukoffers
gebracht. Het waren vooral hun godsdien
stige optochten, waarin de Egyptenaren een
buitengewone luxe in reukwerken, parfums
cn odeurs, welriekende oliën enz. tentoon
spreidden. De geschiedschrijvers geven ons
bijzonderheden van een plechtigheid van dit
gen re, welke plaals had onder een der
Ptolemaeën. in welken optocht 500 kinderen
gouden vazen met wierook, mirre en saf
fraan droegen en een ontelbaar aantal dro
medarissen meeliepen, waarvan sommigen
waren beladen met driehonderd ponden
wierook, andere weer met saffraan, met ka
ncel en andere waardevolle specerijen.
Het aantal parfums, aan de Egyptenaren
bekend, moet zeer groot zijn geweest, voor
al na hun veroveringen in Azië. De wierook
werd „neter-sent" of „goddelijk parfum" ge
noemd. Tal van reukwerken waren van het
land zelf afkomstig, maar vele ook kwamen
van Arabië of Indië. Eerst onder de regee
ring van Cleopatra werd de wierookplant in
Egypte zelf geteeld. In alle groote tempels
waren speciale vazen waarin parfums wer
den, bewaard en geconserveerd.
Zooals gezegd diendon de parfums ge
durende de eerste tijden uitsluitend voor
ritueele doeleinden, maar ze vonden al spoe
dig een andere toepassing. Toen men had
opgemerkt, dat tal van reukwerken de
eigenschap bezaten, dierlijke bestanddeelen
langen tijd te bewaren voor bederf en de
parasieten, die vernietigen, van het over
schot verwijderd te houden, gebruikte men
de zalven en reukwerken om de lichamen
der dooden te balsemen en hun uiterlijke
vorm te doen bewaren.
Langzamerhand, toen het weeldeleven toe
nam en de Egyptenaren als gevolg van het
warme klimaat verkoelende middelen voor
hun baden zochten, werden hiervoor ook
parfums en andere welriek'/'de wateren
gebruikt. En .spoedig gebruikten ze de
odeurs niet alleen voor hun toilet, maar ze
voegden ook de nieuwe attractie hij hun
feesten, waar de zalen gevuld waren met
heerlijke geuren.
De liefde voor parfums bleef steeds zeer
groot in Egypte, en onder de regeering der
Ptolemaeën had het land zulk een geoefend
beid in de kunst van het maken van par
fums gekregen, dat Egypte de toen beken
de wereld van parfums voorzag. De reuk
werken hadden zulk een groote waarde, dat
de werklieden in de fabrieken van Alexan-
drië herhaaldelijk werden onderzocht om te
zien, of ze niets onder hun kleeren hadden
verborgen.
Een geheimzinnige wereld, waar
in slechts weinigen een blik mo
gen slaan.
Eendenkooien bchooren in Nederland stel
lig niet tot de'uitzonderingen. Er zijn er in
totaal een 165, zoodat ze zelfs betrekkelijk
gewoon zijn. Toch hangt er iets omheen als
een geheimzinnig waas. Ze werken in ze
keren zin op onze fantasie,' zooals wel va
kór het geval" is met het nabije onbekende
Het onbekende! Want hoe vaak sommigen
ook de groepjes hoornen, waarvan wordt ge
zegd, dat het eendenkooien zijn, van uit de
verte hebben gezien, betreden zijn ze door
slechts heel weinigen. De kooiker is niet
gesteld op bezoek, dat de toch al zoo schu
we wilde eenden slechts kan afschrikken en
dat hem daardoor ernstig hindert in zijn
strijd om het beslaan. Een plotseling ru
moer, ja zelfs de reuk van de door dc die
ren gevreesde mensch kan oorzaak zijn, dal
een anders zekere vangst hem ontgaat.
Probeer eens in den jachttijd toegang te
verkrijgen tot een eendenkooi. Er moet heel
wat gebeuren, zoo U dit lukt!
In de omgeving van dc kooi heerscht rust.
Op een afstand van ongeveer een kilometer
staan overal in het rond bordjes, aangeven
de, dal men bel terrein het reedt, waarop de
kooiker zijn stillerecht heeft. Zelfs de boe
ren. aan wie het land toebehoort, moeten er
de rust bewaren en van schieten op wild
is daar geen sprake.
Dit laatste voert soms tot grappige ver
schijnselen. Het kan gebeuren, dat het in de
Omgeving van de kooien krioelt van de...
hazen. Die dieren leven daar op voor den
jager verboden terrein en liet is, alsof ze
het weten. Slechts de kooiker kan er iets
aan doen. Wat niet zelden inderdaad ook
geschiedt. Niet alleen omdat de hazen zoo
goed als de eenden door den poelier worden
betaald, maar ook omdat, zoo hij ze laat
loope'n, ze een aantrekkingspunt vormen
voor de stroopers. Die daarmee weer de
rust verstoren.
Kr is nog iets anders, waardoor de een
denkooi een onweerstaanbare aantrekkings
kracht op ons uitoefent: de ouderdom. Het
jaar, waarin de kooirechten werden verkre
gen, staat er van buiten niet opgeschreven.
Soms dateeren ze ook nog slechts van en
kele jaren terug. Maar het kan zijn, dat ze
aanspraak maken op de eerbiedwaardige
ouderdom van soms vier eeuwen. En het
stempel van deze hooge ouderdom is op
vele kooien duidelijk afgedrukt. Te midden
van het knoestige hooge hout treft men een
wildernis aan van laagopgaand struikge
was, dat even de sensatie geeft van onge
repte natuur. Het geheel is wat klein, maar
men krijgt den indruk, alsof alles er nog
ligt, zooals dat honderd en meer jaren ge
leden reeds' het geval was.
Met groote moeite en onder plechtige toe
zeggingen de uiterste stilte te bewaren is het
ons gelukt een kijkje te mogen nemen in
een dezer geheimzinnige jachtoorden, waar
van-ons gewest er nog verschillende telt.
Langs een heel smal paadje, dar voerde
door een miniatuuroerwoud kwamen we
aan de vijver, die z.ieh in volmaakte rust
uitstrekt in het midden van het bosschage:
het heilige van het heilige!
Maar gezien hebben we er niets! Want er
waren geen eenden. En achteraf gelooven
we, dat dit de reden is geweest, waarom de
kooiker zich ten slotte liet vermurwen.
Hoe men kwam aan de kooieenden, die
hun wilde soortgenooten aanlokken en in
het verderf voeren?
De oplosing van deze voor ons zoo moei
lijke kwestie bleek betrekkelijk eenvoudig.
Het waren meestal gewone wilde eenden,
die gedurende den zomer gekortwiekt wa
ren aangehouden. Ze werden dan door den
kooiker op gezette tijden gevoerd en ge
wenden zich- aan hem. Op den duur verlo
ren ze een deel van hun aangeboren schuw
heid en later, wanneer hun vleugels weer
waren aangegroeid, bleven ze naar de kooi
komen om te vreten. Dat ze daarbij andere
eenden meebrachten, lag nu eenmaal „in
de aard van het beestje".
Op de vijver monden vijf „pijpen" uit,
kanalen, waarlangs en waarboven zich een
netwerk bevindt en die uitloopen in nauwe
fuiken, waarin de dieren met hehulp van
het kooikershondje worden gedreven én
waarin ze ten slotte gevangen zitten.
Het was alles weldoordacht en geraffi
neerd. Een eendenkooi is een reusachtige
eendenval, die zoo zeker werkt, dat de me
thode zich heeft kunnen handhaven, ook in
onze dagen van berekening en efficiency.
Eeuwen geleden kende men reeds den
kooiker, men kent hem nog en men zal
hem waarschijnlijk kennen, zoolang er wil
de eenden zijn en de mcnschon er behagen
in scheppen het smakelijke houtje op te
peuzelen.
Na vrij korfpn tijd stonden we weer huiten.
De kooikpr bleef ons vergezellen tot we een
goed eind buiten de kooi waren. Vertrouwde
bij de zaak hief goed en veronderstelde hij,
dat we toch-nog te veel drukte zouden ma
ken
Stilte! Dat is de basis waar de kooiker's
zaak op drijft.
Wij namen hem dan ook zijn voorzichtig
heid allerminst kwalijk, blij als wij waren
eens een blik te hehhen kunne" in
dit geheimzinnig wereldje.