Hoe Alfred een goede daad verrichtte Ons knutselhoekje^ iieile jonqeni en meiijei,! Als ik dit schrijf is het nog één dag voor het Sinterklaas-feest en als jullie deze krant lezen is het er cén dag na en weten jullie allemaal of de Bisschop uit Spanje voor jullie gereden heeit. Nu, dat hoor ik vol gende week wel. Dat zal me een dikke sta pel brieven worden, denk ik. Nogmaals zeg ik dit: indien er bij jullie zijn die niets krijgen of niet zo veel als an dere jaren, wee-, dan niet teleurgesteld of boos. Denk er dem aan, dat het voor vader en moeder nu heel, heel moeilijke tijden zijn en dat er dikwijls geen geld aanwezig is voor Sinterklaas iets voor jullie te be waren. Maar... dan hopen we maar pp het volgende jaar. Ik zal nu eerst eens vertellen, wie de ge lukkige winnaar is. Dat is: ATO VADE1 Callantsoog. En nu de briefjes: Nies je Westdorp, Texel. Hartelijk dank voor je dikke en... gezellige brief, Niesje Jij bent ook een echte briefschrijfster en ik ben bly, dat de tentoonstelling afgelopen is en jij weer regelmatig aan mij schrijft. Tot vol- week! Richus Hagenaar, Dirkshorn. Zo Richus, dus ondanks het feit dat je eigen vader bak ker is lust je toch wel een taart en is moe der bereid de bonnen te sturen? Nu, daar zal ik rekening mee houden. Laat ons hopen, dat je heel spoedig de taart wint, wat jij! Rika Kroon, Kolhorn. Je had me het geheim van je cadeau best kunnen vertel len, beste Rika, want een klikspaan ben ik niet. Als ik weet dat iemand <_.n verrassing aan het maken is voor een ander ga ik dat natuurlijk in de krant niet overbrieven. Waar zie je me voor aan...! Jannie Timmerman, Kolhorn. Ja, ik miste je al een keer of wat Jannie. Maar ik vermoedde wet dat dat door de raadsels kwam. Nu zy'n ze heel wat gemakkelijker en best op te lossen. Is 't niet zo? Grietje Maigrefc. Grietje zegt: ik ga weer eens schrgven, want ik heb zin om wat te winnen. Jg bent me ook een mooie, zeg. Die doet me warempel alleen mee om te winnen. Nu, ik zal Fortuna eens in het oor fluisteren dat ze je goed bedenken moet! Dag! Iza de Regt, Kolhorn. Zo Iza, als ik dat lees van die bonnen zou ik vragen: heb je er voor mjj niet eens een over? Ik ben een geweldige bonnenliefhebber! Dat kun je nagaan, als je met z'n tweeën bent. Dan kom je van alles te kort. En... dat is lang niet leuk! Annie Keesman, Kolhorn. De Kinder krant „Doe mee" ken ik. Dat is een heel aardig kinderblad en ik lees het ook altijd met veel genoegen. Een mooi cadeau hoor, als je daar een abonnement op krggt. Hoe was je Sinterklaas? L. van Gaever, Kolhorn. Hoe maakt moeder het? Is die al wat beter? Dat hoop ik maar. Voor haar zou dat het mooiste en dankbaarste cadeau zijn, wat ze maar kon krijgen. En jij, hoe zou de Sint voor jou rijden? Zou het meevallen? Nellie Lageveen, Medembük. Zo, heb jij eens Bep Tysen aangeroepen in Medem- blik en wist die toen niet wat ze er aan had. Als je Bep weer ziet moet je haar aan d'r fiets vasthouden en zeggen: de groeten van den Kindervriend. Want zie je, Bep en ik zgn dikke vrienden! Dan moet je eens zien wat een vrolijk gezicht ze trekt. Dag Nellie! Miekje Mink. Wat een kolossale brief was dat Miekje, je hebt zowaar je-zelf over troffen. M'n complimenten hoor Ja, die film van Dik Trom is verbazend aardig. Maar dan moet je de boeken lezen. Die zijn ook geweldig! Annie Speet», Warraenhuizen Het boek „De Kleine Lady" ken ik. Een aardig boek. Heel lang geleden heb ik het gelezen. Waar het precies over gaat weet ik niet meer. Hou je veel van lezen? Coba Blom, Petten. Fijn Coba, dat tante Zus al zoveel beter is. Dat was een prettige mededeling. Zo houden. Wordt het een goede Sinterklaas voor je? Dat hoor ik volgende week wel, hè? Dag! Ibedankt voor de leuke tekening hoor!) Trijntje de Boorder, Juüanadorp. Of de Sint ook nog bij mij komt? Ik weet het, als ik dit schrijf, nog niet. Maar... ik heb goede hoop. Zoveel als het vorig jaar zal het wel niet worden. Maar in ieder geval gezelliger, want toen was ik alleen en nu zijn we weer fijn met z'n tweeën. O zo! Lietske Boomsma, Nieuwe Niedorp. Dat moet je eens doen Lietske, mij een tekening sturen. Dat stel ik altijd, zoals je weet, op hoge prijs. Krijg ik hem de volgende week al? Ik zal zien! Anno de Roo, KoJiorn. Zo, ben jij geen meisje dat Annie heet. maar een jongen, die Anno heet? Toen heb jij zeker die keer een beetje onduidelijk geschreven anders begrijp ik niet waar die fout vandaan komt? Ga je nu weer regelmatig aan me schrijven? Ja...? Mijntje de Jongh, Kolhorn. Ja, jij hebt een goede hand van schrijven Mijntje, dat ben ik met de meester eens. En dat je dus een hoog cijfer hebt komt precies uit. Er zijn heel wat vrienden en vriendinnen die het heel wat minder fraai doen. Maar... ik heb zelf ook al geen beste hand, dus zeg ik er niet al te veel van... Geertje de Jongh, Kolhorn. Ja, ik dacht al een tijdje: waar zit die Geertje toch. Ik hoor niets meer van haar. Maar nu was daar dan weer een dikke brief en spreken we af, dat die er iedere week zal zijn. Hoe heeft de Sint voor je gereden, Geertje 111 Piet Boonacker, Schagen. Leuk Piet, dat jij en je vriend een hol gemaakt hebben net als in de krant stond. Wat kun je daar dan fijn in spelen hè? Ik weet nog goed dat ik zelf ook holen maakte vroeger, en er tot wanhoop van m'n moeder, roetzwart uit kwam. Nu, dan spande het thuis hoor... Gerrit Westdorp, Texel. Ja, ik begrijp dat je het nu weer druk hebt Gerrit. En... wjj hebben samen een geheim. Ik zal er in de krant niets van verklappen natuurlijk. Dat doen we niet. Veel succes hoor! WIm Mantel, Nieuwe Niedorp. Natuur lijk mag jjrj meedoen met de club Wim. Ik vind het leuk dat je dit besluit genomen hebt. Schrijf je nu ook iedere week een brief Ik beloof betei-schap Coosje: ik zal niet meer van die moeilijke raadsels opgeven. Alleen nog maar van die l-cel, heel makkelijke, zo als van de week dus, Los jij ze dan ook iedere week op? Tiets van de Capelle, Schagen. Met mgn vrouw gaat het, gelukkig, nog steeds goed, Tiets. Zo houden, wat jij! Ik lees dat Jack het te druk heeft met schoolwerk. Nu, dat gaat altgd voor, en daar mopper.ik ook niet over. Doe hem mgn hartelijke groeten maar. Beste vrienden, dit was het laatste brief je van de geweldige stapel. Ik ben er door. Volgende week. schrijven we dus allemaal weer.Wat een rtieuws zal ik te horen krijgen over het Sinterklaasfeest! Oplossing raadsel vorige week Eend iNkt piKt lacH zu Ur vier Zoet n E en heNk Goede oplossingen ontvangen van: Tienie Ellen, Tiets van de Cappelle, Wil lem Boontjes, Jack van de Cappelle, Janny de Vries, Annie Valkhoff, Dikkie Peetoom, Wim Mantel, Sietske Boomsma, Janni Bij- post, Annie Bijpost, Coosje Bartens, Wij- nand Kerstens, Grietje Stapel, Trien Tijsen, N. Lageveen, Arie Bakker, Nellie Pauw, Tinie Ellen, Agatha Swager, Fancy Ver- gaay, Rikus Hagenaar, Gré Keesman. Niesje en Gerrit Westdorp, Gerrit en Bennie Kla ver, Iza de Regt, Pietertje Kleimeer, Bets Bierman, Luitje Kuiper, Lienke en Zusje Ferwerda, Tini de Vries, Annie Griek, Miekje Mink. Gerie Kuyper, Grietje Mai- gret, Annie Limmen, Ato Vader, Grietje Stapel. Nieuwe Raadsels i. Men vindt mg dikwijls op 't gelaat en ook wel op de handen, Toch vindt men mij somtijds ook dood langs kust en stranden. En omgekeerd ben ik een schuit, En hiermee is het raadsel uit. Wat ben ik? n. Welke bons neemt men niet ter betaling aan? Een wonder geheugen Een hele tijd geleden leefde er in Virgi- nie een neger, die Thomas Fuller heette. Deze man kon erg goed rekenen. Lezen of schrijven kon hij niet. Twee heren, die van zijn knapheid gehoord hadden, lieten hem op zekere dag bij zich komen. Ze vroegen hem o.a. hoeveel seconden er in anderhalf jaar gingen. Binnen twee mi nuten gaf hij het antwoord: „47.304.000". Op de vraag hoeveel seconden iemand ge leefd had, die 70 jaar. 17 dagen en 12 uren oud was, antwoordde hij binnen anderhal ve minuut: 2.210.500.800. Een van de heren, die het op papier na gerekend had zei: „Niet zo veel", waarop de neger antwoordde dat hij waarschijn lijk de schrikkeljaren vergeten had. Toen de heer nu nog eens narekende bleek, dat de neger gelijk had. Verder vermenigvuldigde hij uit zijn hoofd een getal van negen letters met 9. Bij die gelegenheid vertelde hij dat hij vroe ger tot tien had leren teilen. Toen hij het tot honderd kon, vond hij zich zelf al heel knap. Daarna had hij de haren van een koestaart, lach niet, geteld en het getal 1872 gevonden. Van deze oefening was' hij gekomen tot het tellen van de korrels die in een schepel tarwe zaten. Daarna had hij berekend hoeveel dakpannen er nodig waren om een huis van een bepaalde grootte te bedekken en hoeveel palen en latten er nodig waren om een stuk land van een aangegeven grootte te omheinen. Op deze manier had hij zich geoefend en was een mens met een „wondergeheugen" geworden. Wie doet 't hem na? door Gerrie Koenraads. Nog eens telde Alfredje zijn opgespaar de centen na. Hoera! Nu had hij drie gul den bij elkaar. Zijn lang gekoesterde wens kon nu in vervulling gaan. Nu kon hij dat prachtige boek over schepen kopen, dat hij in de étalage bij Van den Broek had gezien. Het was een boek met een mooie rood met goud bewerkte kaft en toen Alfred een keer in de winkel was gelopen, had hij het eens doorgebladerd en gezien dat er schit terende, gekleurde platen in stonden. En dat boek kostte precies drie gulden. We kenlang had Alfred gespaard. Zo nu en dan kreeg hij een paar centen van vader en moeder en toen tante laatst op bezoek was, had hij' zelfs twee kwartjes gekregen! Nu was het zo ver. Vrolijk liep Alfred de keuken binnen om het nieuws aan moeder te vertellen. „Dat is fijn, jongen", zei moeder. „Zie je wel dat ik gelijk gehad heb? Wie maar ge duld heeft, komt er wel! Jij dacht dat je die drie gulden nooit bij elkaar kreeg." Toen trok ze haar zoontje naar zich toe en kuste hem op z'n wangen. Alfred straalde. Dat moeder ook blij was. vond hij nog fij ner. Maar lang kon moeder zich niet met hem bemoeien, want ze had het druk. „Zeg Alfred". zei moeder, ,als je naar de boekwinkel gaat, ga dan eerst even langs den kruidenier en haal daar een pond rijst; ik zie dat we niets meer hebben. Als de wind stoof Alfred weg. Eerst ging hij naar den kruidenier en deed zijn bood schap. Toen ging hij op weg naar de boek winkel. Hij floot van plezier, want straks zou hij met een groot pak onder zijn arm terug komen. En in dat pak zou het boek zitten. Plotseling zag hij een klein meisje, dat voor een banketbakkerswinkel stond te huilen. Alfred was een aardige jongen en hij trok 't zich altijd aan als iemand ver driet had. „Waarom huil je?" vroeg hij op den man af aan het meisje. Het meisje keek hem even aan en begon nog harder te huilen. „Toe", zei Alfred nog eens, „waarom huil je?" Toen begon het meisje snikkend te ver tellen en Alfred begreep uit haar droevig verhaal dat haar moeder ziek was en dat ze brood moest kopen, maar dat ze haar geld verloren had. Direct hielp Alfred haar zoeken. Vier keer liepen ze de straat op en neer, want daar moest ze het verloren hebben, zei ze, maar ze vonden niets. Alfred besloot toen maar door te lopen. Wat moest hij nog lan ger bij het meisje doen? Hij kon haar toch niet helpen? Kon hij dat heus niet? Ineens schoot het door zijn hoofd dat hij drie gul den op zak had. Als hij wilde, kon hij haar wel helpen. Als hij wilde kon hij dat brood voor haar kopen! Maar zijn boek dan? Dat zou hij dan niet kunnen kopen! Alfred wei felde. Hij liep een paar passen vooruit, maar ineens draaide hij zich om, rende naar het meisje toe, pakte haar bij de hand en zei: „Kom maar mee!" Toen holde hij met haar naar de banketbakkerij en kocht het brood. De tranen van het meisje" waren he lemaal gedroogd. Ze scheen het eerst niet te kunnen geloven. Samen liepen ze naar huis. Eerst kwa men zij bij het huis, waar het meisje woon de, maar toen Alfred wilde weggaan, zei ze: „Nee, je moet boven komen, bij moe der!" Dat deed Alfred en even later stonden ze met z'n tweeën voor het bed, waar de moeder van het meisje ziek lag. Alfred werd een beetje verlegen, toen mevrouw hem vriendelijk toeknikte en hem een hand gaf. Lang bleef Alfred niet. Nhdat het meisje en haar moeder hem hadden be dankt, liep hij de trap af en ging naar huis. Aan het boek dacht hij niet eens, zo ge lukkig voelde hij zich. Stel je voor, dat hij dat meisje eens niet geholpen had! Wie weet had haar moeder honger moe ten lijden! Erg rijk schenen ze niet te zijn. Toen hij thuis kwam, zei moeder: „En waar is je boek?" „Dat heb ik niet", zei Alfred vrolijk en toen moeder hem met grote ogen aankeek, vertelde hij wat er gebeurd was. Zodra hij uitgesproken was, drukte moe der haar jongen tegen zich aan en zei: „Wat ben ik blij dat je dat gedaan hebt!" En 's middags gaf vader hem een kwartje, zodat hij weer drie gulden bij elkaar had en het boek kon kopen. De naald en de cent Als ik zeg dat je een cent kunt doorbo ren met een dunne naald, geloof je me natuurlijk niet. En toch is het zo. Je steekt de naald door een kurk (een kurk die je op een fles zet). Het spitse einde moet er een klein eindje uitkomen. Het andere einde, waar het gat in zit, kun je eraf breken: als de kurk groot genoeg is, kun je de naald er zo ver insteken, dat het gat niet meer te zien is. Nu leggen we de cent op zacht hout, daarop de kurk met het spitse einde van de naald, nemen een hamer en geven een korte flinke slag op de kurk. De naald zal de cent doorboren en je zult de naald er met moeite weer uit kunnen krijgen. JOSEPH HAYDN De beroemde componist Joseph Haydn werd geboren in het Oostenrijkse dorpje Rohrau. Hij* had een mooeilijke jeugd. Hij was de oudste van vijftien kinderen en om dat z'n vader wagenmaker was, hadden ze 't verre van breed. Vader Haydn was een groot liefhebber van muziek en in zijn vrije tijd zong hij veel en speelde op het orgel. Ook moeder Haydn had een goede stem. Zij begeleide haar man dikwijls, als hij op 't orgel speelde. De kleine Haydn genoot van die muziekuurtjes van zijn va der en moeder. Toen hij vijf jaar was, kwam er eens een oom bij de familie Haydn op bezoek. Vader en moeder zongen en speelden den gast iets voor. Daarbij viel het oom op, dal de kleine Josseph zo goed de maat sloeg. Hij vroeg aan zijn vader of hij zijn zoontje mee naar Hainsburg mocht nemen, waar hij een goe de opvoeding kon krijgen. Dat'werd toe gestaan. In 1740 ging Haydn naar Wenen waar hij in het beroemde knapenkoor van Reuter, de kapelmeester van St. Ste- phan, zong. Toen Joseph op de leeftijd kwam, dat zijn stem ging veranderen, werd hij ontslagen en brak er een moeilijke tijd voor hem aan. Gelukkig maakte hij later kennis met een rijke dame, die hij zang en pianoles mocht geven. Daarna kwari hij in dienst van een edelman Langzamer hand kreeg Haydn veel leerlinggen, zodat het hem veel beter ging. In 1760 trouwde hij. Een jaar na zijn trouwen kwam hij in dienst van den vorst Esterhazy, waar hij in 1790 gepensioneerd werd. Nadat Haydn twee keer in Londen was geweest, kocht hij een villa in Gumpendorf, waar hij tot het eind van zijn leven woonde. Gedu rende zijn leven heeft hij Beethoven en Mozart gekend. Mozart werd een goede vriend van hem. Mozart was 24 jaar jonger dan Haydn en noemde hem „Papa". 31 Mei 1809 stierf Joseph Haydn. Maar zgn muziek stierf niet. EEN CACTUSSTANDAARD. Cactussen zijn gezellige planten. Wat staan ze niet leuk in je kamertje, voor het raam of op een tafel! Het leukst komen ze uit op een z.g. cactusstandaard en zo'n standaard gaan we vandaag samen maken. Eerst zagen we een plankje van 30 x 20 cm. Aan de onderkant van dit plankje, snijkeren of plakken we vier voetjes. Die voetjes kunnen bestaan uit houten kogel tjes, of uit „leeuwenvoetjes", die je in een ijzerwinkel voor weinig geld kunt kopen. Dan komt de „mast" aan de beurt. Kijk eens goed naar de figuur links. De lengte is eveneens 30 cm. en de breedte 18 cm. (als alles in elkaar gezet is). De verschillende delen worden aan el kaar gelijmd en dan op het grondplankje gespijkerd. Nu zagen we vijf vierkante plankjes en snijkeren deze op de zijden van de „mast" en klaar is onze standaard We hoeven hem alleen nog maar te verven. De standaard geel en de plankjes rood of omgekeerd. Je kunt vgf cactuspotjes op deze stan daard zetten. Wie handig is, kan, als hij wil, een grotere standaard maken. Het vosje en de eend Eendje, zei het vosje Ik wil jou eten zeg! Waarom ga je, eendje, Zo ver van me weg? Vosje, zei het eendje Ik ben toch heus niet dwaas, Ik ben geen vis en wil niet zijn Jouw ongelukkig aas. En weg zwom het eendje En liet het vosje staan, Want die was bang voor water en Durfde er niet over gaan.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1940 | | pagina 6