Worden de Boerenleenbanken ontvoogd?
Europas in- in uitroer
herstelt zich
Een glimp uit trieste
het verleden
dagen
van
„De bank blijve:
Badoglio afgetreden
als chef van den staf
Het besluit
materieele oorlogsschaden
Zaterdag 7 December 1940
Derde blad
't OORDEEL VAN DE DIRECTIE
DER CENTR. BANK TE UTRECHT
voor de boeren,
door de boeren"
Nauwer samenwerking en meer
contröle omdat het water bin
nen de bedding moet blijven
en opdat de dijken niet door
breken.
Statutenwijziging geen
oorlogsproducf
(Van onzen eigen verslaggever).
Een paar solide grijswollen sok
ken, om twee stevige boerenbeenen,
worden in de geelgeverfde klompen
geschoven, vingers graaien in de
koperen tabaksdoos, een kostelijke
pruim verdwijnt achter de malen
de kiezen, een zijden petje wordt
recht op de krullen getrokken en
met een „goeiemorgen samen" wan-
delt het boertje .uit Breukelen de
vestibule van het gebouw der Cen
trale van Boerenleenbanken te
Utrecht uit...
Wanneer we dan nog een andere
landman zich met zijn heele breed
te voor het loket zien posteeren, en
nog maar zoo eventjes schuin zien
omkijken wie hem daar zoo staat
te begluren, omdat zijn zaken z ij n
zaken zijn, voelen we ons toch wel
thuis
Eerst niet.
Het ziet er zoo weinig boersch uit, daar
In dat groote gebouw op de Kromme Nieu
we Gracht, het begrip „Boerenleenbank" is
immers'eigenlijk zooals de heer Johan de
Veer, voorzitter van de Bank te Schagen,
dat tijdens een vergadering zoo merkwaar
dig zëi: „Als de kassier thuis is, is de
bank open". Zoo'n stuk boerenbezit dus,
dat een andere sfeer wil, dan ratelende
schrijf - en rommelende rekenmachines in
een hoog licht lokaal met feen leger kan-
toorsojldaten.
Het begrip „de bank" is in vele plaatsen
„naar meester" de onderwijzer-kassier, die
ze al op de schoolbanken heeft ^gekend en
die de biechtvader is geworden, van alle
zaken, die het groene spaarvarken van den
agrariër betreffen. Een hosje voor dé klom
pen, een klein kamertje met een blinkend
zeil op de vloer, een tafel met boeken, en
zéér in het oog loopend een manshooge
groene stalen brandkast, dat zijn zoo de
attributen, en, zooals in Utrecht, loketten
met tralies er voor, precies of je een greep
in meesters kistje komt doen, liooren er
eigenlijk" niet bij.
Maar, als de boer uit Breukelen
in aL zijn waardigheid de deur uit
stapt, komen we toch tot de con
clusie, dat men ook hier leeft bij
de gratie van de geelgeverfde klomp
en het zwarte befje, en dat ook hier
de prijzen van de eerstkalfsvaarzen
en de tarwenoteeringen om zoo te
zeggen de hoogte van de witte boor
den bepalen.
Het eerste wat de directeuren van de
Centrale Bank. de heeren Hooft, Graafland
en Visser ons dan ook vertellen, is dat het
karakter van de boerenleenbanken door de
nieuwe samenstelling der statuten niet is
aangetast.
Hiervoor waren wij nu juist de heeren,
in Utrecht gaan opzoeken. Omdat hier en
daar de schijn was gewekt, dat de plaat
selijke boerenleenbanken min of meer ont
voogd zouden worden en de nieuwe bepa
lingen dus een motie van wantrouwen in
de plaatselijke bestuurderen zouden vor
men. „Daar is geen sprake van", verzekert
ons de Directie. Het geval is door sommige
kranten wat opgeblazen. En bovendien is
een en ander
geen oorlogsproduct.
Het concept is reeds van 1939 en „Mei
'40" heeft er niet de minste invloed op ge
had. Ik zou haast zeggen, de zaak is juist
zoo „democratisch" mogelijk behandeld, in
dien zin dat de leden geheel hebben kunnen
mee praten. Eerst is het punt aan de orde
geweest op de ringvergaderingen en de
daar geuite bezwaren en gemaakte opmer
kingen zijn in een nota door ons beant
woord. De ringen waren het tenslotte over
het voorgestelde eens. Deleden der plaat
selijke banken hebben nu het laatste woord.
„Erg veel wordt er niet gezegd", merken
wij op.
„Volkomen begrijpelijk", oordeelt de Di
rectie van de C. B. Tenslotte zijn de plaat
selijke bestuurderen de vertrouwensmèn-
nen van de leden en deze bestuurderen
hebben zich op de ringvergaderingen kun
nen uitspreken. Trouwens
er is niet veel veranderd,
eigenlijk is de beste omschrijving nog, dat
de artikelen der statuten anders zijn ge
groepeerd. Verschillende bepalingen, die
thans nog in de statuten hier en daar ver
spreid staan, worden nu bij elkaar gezet
en daarom lijkt de zaak gewichter dan ze
is.
Er zijn eigenlijk maar drie din
gen veranderd en het voornaamste
daarvan is, inderdaad, dat wij in
Utrecht iets meer te vertellen krij
gen. En dat. is ook nóódigl
Worden door de voorgestelde
statutenwijzigingen bij de boeren
leenbanken, de plaatselijke ban
ken ontvoogd? Gaat alle macht
over op de directie van de Cen
trale Bank in Utrecht? De dis
cussies tijdens de vergaderingen
der plaatselijke banken losten
naar ons gevoel deze vraagstuk
ken niet op. Een onzer redacteu
ren heeft zich daarom gewend tot
de directie van de C. B. in Utrecht
en in een vraaggesprek is het hoe
en waarom voor de boeren en
vele anderen belangrijke kwesties
behandeld.
„Zijn de plaatselijke besturen dan niet
competent om de plaatselijke zaken af te
werken"? vragen wij.
Wanneer het een kwestie van niet te
hooge credietverleening betreft wel, wij
stellen op dit punt de adviezen van de
plaatselijke besturen op hoogen prijs en
schatten ze zeer hoog. Dat moet ook, om
dat anders de baftk zijn karakter zou ver
hezen. Dat mag in geen geval en dat ge
beurt ook niet.
Echter, in de practijk is veel geslopen
wat nu eindelijk eens geregeld dient te wor
den. Noem ik alleen maar het credict aan
de plaatselijke middenstand en in het al
gemeen zaken van beleggingen, borgstel
lingen en grootere credieten. Zaken dus,
waar in veel gevallen het inzicht van de
plaatselijke besturen niet meer bestaat.
Het is in\iet belang van de leden
zelf, en het is ook geheel om 'hen te
beschermen, dat de maatregelen
worden genomen. Het water moet
binnen de bedding blijven, de dij
ken moeten niet doorbreken. Ex
cessen moeten voorkomen worden.
Daarvoor is het noodig, dat de band
tusschen de plaatselijke besturen en
de centrale bank wordt versterkt.
Van ontvoogding is geen sprake
de leden zullen van alles... niets merken,
de grondbeginselen worden niet aangetast,
de aansprakelijkheid blijft zoo die was.
Door de groote decentralisatie is en blijft
de liquiditeitspositie van de bank onver
deeld gunstig. Het vertrouwen in de bank
is ongeschokt gebleven. Het is merkwaar
dig, aldus besluit de directie van de C. B.
dat in vergelijking met andere banken,
zélfs met de postspaarbank het, bedrag dei-
gestorte spaargelden niet zoo abnormaal .is
verminderd als men had kunnen vreezen.
Altijd, de buitengewone omstandigheden in
aanmerking genomen. Het liep terug van
360 tot 300 milliocn. Een ieder zal toch be
grijpen dat de bank het groote vertrouwen
van de leden.niet zal willen verspelen door
een statutenverandering, die niet in hun
en dus weer niet in het, belang van de bank
zal zijn. Het moet blijven: de boerenleen
banken door en voor de boeren!
SCANDINAVISCHE STATEN EN
NEDERLAND PASTEN ZICH
SPOEDIG AAN.
Nadat de beslissing in dezen oorlog op
het Europeesche vasteland was gevallen,
stond men voor de taak, hoe de door den
oorlog getroffen landen moesten worden
ingeschakeld in het intercontinentale eco
nomische verkeer. Voor die landen, welke
vroeger hun export hoofdzakelijk op Enge
land hadden ingesteld, beduidde dit een
geweldige ommekeer. Het is verbazing
wekkend, op te merken, met welkeen
energie en spoed deze landen zich hebben
aangepast aan den nieuwen staat van za
ken en hun buitcnlandschen handel van
overzee hebben overgeschakeld naar het
vasteland van Europa. Dit geldt zeer in 't
bijzonder voor de drie Noordsche staten,
Zweden, Noorwegen en Denemarken en
verder voor Nederland. De Nederlandsche
uitvoer, die ten gevolge van de oorlogsge
beurtenissen in Juni van dit jaar was ge
daald tot 26 millioen gulden, steeg in Oc-
tober reeds weder tot 46 millioen gulden-
De Noorsche uitvoer bedroeg in Mei
nog slechts 12 millioen kronen; thans is zij
gestegen tot het viervoudige zij bedraagt
thans namelijk 46 millioen kronen. Zwe
den en Denemarken zijn minder zwaar ge
troffen door de gebeurtenissen. Dit neemt
evenwel niet weg, dat de uitvoer van Zwe
den steeg van 80 millioen kronen in Mei
1940 tot 106 mill. kronen in September
van dit jaar. Ook de Zwitsersche uitvoer
heeft zich van haar laagste punt in Juli
van dit jaar (81 mill. francs) weder opge
werkt tot 129 mill. francs. De uitvoer van
Zwitserland en Denemarken is thans hoo-
ger dan voor den oorlogl
De invoer vertoont eenzelfde beeld. Deze
is eveneens veel grooter geworden, sedert
het laagste punt was bereikt. Die van
Zwitserland b.v. met 51 van Nederland
niet 22 van Zweden met meer dan 20
die van Noorwegen met 98 en die van
Denemarken met, ongeveer 16 Al deze
landen zijn intusschen aangesloten bij deBer
lijnsche clearing, hetgeen natuurlijk in
sterke mate stimuleercnd werkt op den
goederen-ruil! Zoo valt dus op economisch
gebied dezelfde snelle vooruitgang te
speuren als op politiek gebied.
be-
WINDHOOS TE HONDELERSDIJK.
Gisternacht is Hondelersdijk, gemeente
Naaldwijk, door een windhoos geteisterd. Op
een tuindersbedrijf stortte een warenhuis in
en werden eenigc kassen vernield, waardoor
aanzienlijke schade ontstond. Ook elders in
het West land richtte de storm schade aan
en werden ruiten vernield en planten be
schadigd.
Uit de geschiedenis van het gewest
Een bericht van een Alkmaar-
sche jongen uit de „Grande Ar-
mée", het groote leger van
Napoleon.
Men weet nooit, hoe soms flitsen uit het
verleden tot ons doordringen, die bepaalde
toestanden uit lang vergeten tijden helder
belichten. Niets is daartoe wellicht beter
in staat dan een geschreven brief, omdat
het individu, dat de woorden op het pa
pier heeft gesteld, plotseling als het ware
weer voor ons begint te leven.
Dezer dagen toonde men ons op het ar
chief te Alkmaar een brief, afkomstig van
een jongmensch, Christiaan Kulenkamp,
die diende als officier in het groote leger
van Napoleon en gericht aan zijn ouders.
De brief is gericht aan zijn stiefvader, de
heer H. J. Vonk. vrederechter Ie Alkmaar
en gedateert, 21 September. 1S12. Op de
verschillende personen komen we straks
nog even terug.
Ook toen. gelijk nu, was Europa in oor
log en sterk spreken uit de brief de zorgen
en de moeilijkheden, waarmee de menscb
toen te kampen had. Zorgen en moeilijk
heden overigens, die in menig opzicht her
inneren aan die uit onzen tijd.
De brief w<yd geschreven te Lipl, verder
wordt er in genoemd de fclaats Poloks. De
schrijver was dus in Polen, waar hij ge
wond was achtergelaten, terwijl het groote
elger zijn toéht voortzette naar Moskou. De
historici onder onze lezers zullen zich her
inneren, dat Napoleon daar in September
1812 aankwam.
Lipl, den 21 September 1812.
Waarde Ouders,
Daar zich eindelijk eene gelegenheid op
doet, zoo neem ik de pen wederom op om
UEd. te schrijven en UEd. het een en an
der slecht nieuws mede te deelen, UEd.
weet in Campagne is er zelden goed nieuws.
Den lsten Augustus zijn wij voor 't eerst
in 't vuur geweest, dit heeft bijna den gant-
schen dag geduurd, mijn Luitenant is ge
blesseerd geworden en ik ben er voor de
eerste maal goed afgekomen, den lldcn
zijn wij voor de tweede maal in het vuur
geweest, en alles is weer goed afgekomen,
maar-den lSden voor de derde maal heb
ben wij een moorddadig gevecht gehad
(even huiten de stad Poloks) en hier is het
ook mijn beurt geworden, ik ben nog al
vrij zwaar geblesseerd geworden aan het
linker been, ik heb een kogel van voren in
het dik van de bil gekregen, twee banden
boven de knie, dezelve is er van voren in
het midden ingegaan en van achteren in
het midden van het been wederom uitge
komen, in de stad heb ik nog drie dagen
in' de kerk gelegen en wel op de blaauwe
stenen, zoodat ik meer aan 't leggen 'als
aan de wond uitstond. Na verloop van de
ze dagen zijn wij geëvacueerd geworden
en in den lijd van 4 dagen zijn wij alhier
gearriveerd, hier ben is sints al die tijd
in een leeg huis met 2 officiers van 't 124
Regt en van mijn Regt, deze zijn nu alle
maal reeds weder hersteld, en vertrokken
op een na, welke ook eersdaags vertrekken
zal, ik alleen blijf dus nog over met 2 of
ficiers van 't Regt die elders gelogeerd zijn,
zes dagen hebben wij hier op 't steen moe
ten' leggen dat wij geen bedden hadden
kunnen bekomen, dit viel mij nog wel zoo
zwaar als in de kerk op de stenen, dewijl
ik hier genoodzaakt was, om mijn kleeren
wegens de zware ettering van de wond
uit te trekken orn ze niet gants te beder
ven en dus naakt op 't stroo lij en eene
onaangename prikkeling moet ondervin
den. Wij toecheren hier de Vivres, Vleesch,
Brood en Genever, mijn oppasser kookt
mij.eenmaal per dag soep, en dit is ook
mijn eenigste kost sints eene groote maand
dat ik al geblesseerd ben, ik had nog 2
Louis-d'ors in mijn zak, hiervan kocht ik
mij wat boter en kaas om s morgens en
's avonds met mijn Kommies Broot te
eten, van tijd tot tijd wat melk en dit is
ook al wat bjer te krijgen is en nog is
zuks zeer duur. Een Louis-d'ors was dus
na verloop van 3 weken verteerd, en be
laas de andere is mij met de Beurs uit
mijn Vralczak gestolen, daar zit ik nu zon
der geld, móet droog Commies eten en heb
geen eens geld om een Wasch Vrouw te
kunnen betalen.
Overal heb ik mij toch nogal hij zonder in
Italië
Op zijn verzoek is aan maarschalk
Badoglio ontslag verleend als chef
van den generalen staf. In zijn plaats
is benoemd generaal Ugo Cavallero.
Maarschalk Badoglio.
(Eigen foto-archief).
Stefani seint uit Rome:
Maarschalk Badoglio, die is afgetreden als
chef van den Italiaanschen generalen staf
heeft zijn groote militaire kwaliteiten be
wezen in den wereldoorlog aan het Itali-
aanseh-Oostenrijksche front. Een zijner ver-
maardste verrichtingen was de verovering
van den berg Sabotino.
Als sous-chef van den staf droeg hij veel
bij tot de voorbereiding en het bevechten
van de beslissende overwinning.
Na den wereldoorlog is hij onder meer
ambassadeur te Rio de Janeiro geweest.
Toen hij uit Brazilië terugkeerde, werd hij
benoemd tot maarschalk van Italië. In 1927
werd hij chef van den generalen staf. Twee
jaar later aanvaardde hy het bewind in Li-
bye, dat hij geheel wist te veroveren en tot
rust te brengen. In 1935 werd Badoglio be
noemd tot Hoogen Commissaris in Oost-
Afrika. I-Tij leidde den veldtocht die het
keizerrijk deed ontstaan en ontving don ti
tel van Hertog van Addis Abeba. Na eeni-
gen tijd onderkoning van Abessinië te zijn
geweest, hervatte hij zijn werkzaamheden
als chef van den staf. Badoglio is 69 jaar.
De nieuwe chef van den staf. Ugo Caval
lero, is 60 jaar oud. Hii heeft deelgenomen
aan den oorlog, in Libiy en werd in 1914
secretaris en naaste medewerker van den
[chef van den staf. Wegens zijn buitengewone
'verdiensten werd hij in 1918 bevorderd tot
•brigadegeneraal. Nadat hij twee jaar lang
Italië bad vertegenwoordigd in het. intcr-
geallieerde militaire comité, verliet, hij bet
leger om zich aan de nijverheid te wijden.
Tn 1925 werd hij in tij del ijk en militairen
dienst geroepen en benoemd tot ondersecre
taris van oorlog, welke functie bij tot 1928
bekleedde. Hij beeft bijgedragen tot belang
rijke hervormingen in het landleger. In 1926
werd hij senator, het volgende jaar divisie-
generaal. In 1928 verleende'Mussolini hem
den titel van Graaf. Toen hij den staats
dienst verliet, werd hij President van de
Ansoldefabrieken in Genua.
In 1937 werd hij benoemd tot chef van den
staf der troepen in Oost Afrika.
KONING GEORGE IN SOUTHAMPTON EN
PORTSMOUTH.
De Engelsche koning heeft Southampton
en Portsmouth 'bezocht. In beide plaatsen
vond tijdens zijn bezoek een luchtaanval
plaats.
BEROEMD SCHILDERIJ UIT LOUVRE
NAAR SPANJE TERUG.
Het beroemde schilderij van Murillo, voor
stellende de onbevlekte ontvangenis, dat
door Napoleon naar Parijs gebracht was en
ruim honderd jaar in het Louvre heeft., ge
hangen, is krachtens een ruilovereenkomst,
door de Frarische regeering weer ter be
schikking van Spanje gesteld. Het schilder
stuk werd gistermiddag over de Spaansche
grens gebracht.
Uitkeeringen bijdragen voor bed rijf s-
toerustingen en voorraden In con
tanten, zondere verdere verplich
tingen.
Naar aanleiding van vragen, welke voor
namelijk in handelskringen zijn gerezen
omtrent de wijze, waarop de vergoedingen
voor oorlogsschaden, Voorzobver deze be
trekking hebben op bedrijfstoerustingen,
daaronder begrepen machines, toestellen en
gereedschappen, voertuigen enz. en op be-
drijfs- en handelsvoorraden, zullen worden
vergoed, vernemen wij van de zijde van .het
departement van financiën het volgende:
Het besluit op de materieele oorlogsscha
den stelt alleen voorwaarden ten aanzien
van de uitkeering der vergoedingen, voor-
zoover deze betrekking hebben op huisraad
en onroerende goederen. Met name zullen
bijdragen voor schaden aan gebouwde eigen
dommen eerst worden uitbetaald, naar ge
lang de besteding voor herbouw verzekerd
is. Ten aanzien van bedrijfstoerustingen en
bedrijfs- en handelsvoorraden bevat het
besluit zoodanige bepalingen niet.
De bijdragen voor verloren gegane
of besohadigde toerustingen en voor
raden worden derhalve, zonder dat
daaraan verdere voorwaarden ten
aanzien van heraanschaffing wor
den verbonden, in contanten uitge
keerd.
De uitkeering zal evenwel eerst geleide
lijk kunnen plaats vinden, naar gelang de
onderzoekingen der schade-enquête-commis-
sies naar den omvang der schaden vorde
ren.
Ten aanzien van bedrijfstoerustingen en
voorraden kan een dergelijk standpunt
worden imrenomen, omdat tot bedoelde
heraanschaffing vanzelf zal worden overge
gaan .daar bedrijfspanden als fabrieken,
handelshuizen en winkels, welke moeten
worden herbouwd alsvorens de bijdragen
wegens het verlies dier panden worden uit
gekeerd. zonder zoodanige uitustingen niet
aan hun doel zouden beantwoorden.
Een werkplaats van
steentijdmenschen
gevonden
Opgravingen bij Enschede.
Het bestuur van de oudheidkamer „Twenf
te" heeft onlangs opgravingen doen verrich
ten in het Susselerveen bij Enschede in de
omgeving van de plaats, waar drie jaar ge-
leden door den heer en mevr. G. M. C.
Ballintijn belangwekkende vondsten zijn
gedaan. Bij deze opgravingen werd op on
geveer een meter diepte een met houtskool
gein egde bovenlaag ontdekt, waarin een
groot aantal vuurstenen werktuigen en
voorwerpen werd aangetroffen. Vastgesteld
is, dat men hier te doen heeft met een ate
lier van steentijdmenschen, die er hun ver
schillende werktuigen vervaardigden. In
totaal zijn ongeveer 1400 bewerkte en onbe
werkte vobrwerpen gevonden. Gebleken is,
dat de voorwerpen van verschillende ouder
dom zijn.
Mr. F, Florschütz uit Velp heeft een Pol
len-analytisch onderzoek ingesteld, waaruit
bleek, dat de gevonden houtskoolresten af
komstig waren van een den. De vondsten
zijn gedateerd op ongeveer 9000 jaar voor
Christus, in den z.g. overgangstijd tusschen.
Magdalien en midden-steentijd.
DE ROEMEENSCH-BULGAARSCHE GRENS
De Bulgaarsche regeering heeft, naar uit
Cönstanta gemeld wordt, de Roemeensch
Bulgaarsche grens voor de Bulgaarsche
landverhuizers gesloten. Als motief voor
deze maatregel wordt medegedeeld, dat
rce.ds meer dan 60.000 landverhuizers de
grens hebben overschreden en dat dus het
in het verdrag van Krajova bepaalde getal
van 60.000 is bereikt en overschreden.
Curentul beweert in dit verband, dat vol- 1
gens de registers der grensbureaux pas 52
duizend Bulgaren de grens hebben over
schreden.
weten te schikken, iets is er maar dat mij
daaglijks verdrood en dit is de drank, zoo
lang men gezond is gaat het nog alleen wa
ter te drinken, maar wanneer men iets
mankeert, zoo begint dit tegen te staan, het
is tog al meer dan 3 maanden, dat ik niets
als water en genever geproefd heb, zoo gaat
het wanneer men te ver van zijn land af is.
Ik schrijf UEd. deze briëf op mijn bed.
daar ik zelden afkom of de nood moet het
vorderen, ik heb dagen dat het mij welgaat,
zooals op dit oogenblik, dat ik UEd. schrijf,
maar ik heb er, dat ik zeer veel pijn aan
mijn wond uitsta, het ergste is ook dat ik
bijna doorgelegen ben. De Kolonel is op
dezelfde dag ook geblesseerd geworden en
zeer vele van onze officiers zijn gesneuveld.
Toen ik nog gezond was is mij ook een Ie
dere tas ontstolen, waarin ik een weinig
linnegoed, mijn portefeuille en een veld-
vlesch bad, in mijn portefeuille had ik nog
een papier, waarop Heine mij de verjaarda
gen van een ieder geschreven had. dit ben
ik nu ook kwijt, en verzoek die dikke meid
dit nog eens voor hare thans kreupele en
gants niet vette Broer te willen schrijven
(de verjaardagen en huidigen Ouderdom
van de heele familie.)
Mijn hoofd is nu nog half op hol van al
les wat ik gezien en bijgewoond heb, tog
hier wil ik liefst niét over schrijven. Ik
eindige dus dezen nfi vooraf mijn vriende
lijke complimenten aan Zuster Pietje Heine
en verdere Zusters en Broers en ook aan
Oom en Tante verzocht te hebben, ik noeme
mij met Liefde
UWEd.'s liefh. Zoon,
Ch. Kulenkamp.
Het lezen .van dezen brief had den heer
Christiaan Kulenkamp zoozeer met ons be
kend gemaakt, dat we meer omtrent hem
wenschten te weten.
In de eerste plaats was daar het feit, dat
zijn vader Vonk en niet Kulenkamp scheen
te "heeten. Dit raadsel was spoedig ont
sluierd. Uit de Alkmaarsche archieven bleek
dat zijn moeder Dorothea Geertruid van
Veen op 31 Mei 1789 voor de eerste maal in
het huwelijk was getreden met Arnoldus
Nicolaas Kulenkamp. De laatste overleed op
26 September 1801 en werd begraven in de
Groote Kerk. Dorothea Geertruid hertrouw
de later met Hubertus Johannes Vonk.
Wat Christiaan betreft, hij woonde tot
1S07 te Alkmaar ten huiie zijner ouders,
waarna hij vertrok. Teruggekeerd is hij
nimmer. Hij komt niet meer voor in het
bevolkingsregister en is niet te Alkmaar
overleden.
Wat er van hem geworden is?
Wie zal het zeggen?
Wellicht is hij nimmer van zijn wond her
steld en heeft hij ver van zijn vaderland
onder kommervolle omstandigheden de
laaste adem uilgeblazen. Misschien ook heeft
hij nog een lang en gelukkig leven geleid.
Hij is opgenomen door de nevel van het
verleden, waaruit hij, door het schrijven
van zijn brief, even als een vallende ster
was te voorschijn geschoten.