Matsoeoka
N1PPER EN PELLE
tragisch 1941
Hef
in de taxi
De samenstelling
van het brood
Radioprogramma
verwacht een
De Japansche minister van buitcnland-
sche zaken, Josoeke Maisoeoka. heeft in
een Nieuwjaarsboodschap, die somber van
toon was, verklaard:
Ik vrees, dat hetkomende jaar „wel
licht zeer tragisch en ongelukkig, voor de
geheele menschheid zal blijken". Alle Gocl-
vroezende lieden in de geheele wereld moe
ten bidden, dat dit jaar niet verwordt tot
'het eerste jaar van vernietiging van de
moderne beschaving.
Waarnemers, die zich herinnerden, dat
Matsoeoka in een toespraak tot het Ameri-
kaansch—.Japansch genootschap op 19 dezer
een beroep deed op het Amerikaansche
volk om niet toe te laten,- dat de V.S. zou
den deelnemen aan den Europecschen oor
log of niet te dulden dat een Japansch-
Amerikaansch conflict zou ontstaan, het
geen zich zou ontwikkelen toi een „arma
geddon. dat in de totale vernietiging van
onze cultuur en beschaving zou eindigen",
vroegen zich af of Matsoeoka hierbij zin
speelde op de toenemende, spanning tus-
schen dé as en de V.S., ofschoon verluidt,
dat Matsoeoka zijn boodschap had opge
steld, alvorens verslagen van Roosevelt's
praatje aan den haard Tokio bereikte.
MATSOEOKA
De Japansche minister van buitenlandsche
zaken. (Foto eigen-archief)
Matsoeoka wees er op, dat Japan thans
het vijfde iaar van het conflict met China
ingaat en betoogde, dat het Japansche volk
bijna tien jaar heeft doorleefd sinds het
begin van het Mandsioerijsche incident,
waarbij het „de spanning en den druk van
de situatie onvervaard droeg en zijn in
spanning verdubbelde."
Inmiddels heeft Mandsjockwo zijn nati'o-
nalen rijkdom voortdurend zien groeien en
.ziin samenwerking met Japan onophoude
lijk zien versterken.
Wat de. republiek China aangaat. zij
heeft korten tijd na de viering van hpt her
stel van Nanking als hoofdstad onder een
nieuwe regeering geleid door Wang Tsjïng
Wei een fundamenteel verdrag met ons
land gesloten ter regeling van de C.hineesch
Japansche betrekkingen. Bovendien is
met do uitvaardiging van de gemeenschap*
pelijke verklaring van .Japan. Mandsjoekwo
en China een krachtige harmonie tusschen
deze volken ontstaan.
Zoodoende heeft Japan een grooten stap
voorwaarts gedaan in.de richting van een
vestiging van een nieuwe orde., en het is
voortgeschreden in den geest van den kei
zerlijken weg. Meedoogehlooze exploitatie
gekenmerkt door krasse uitbuiting van de
zwakken werd vroeger .in vrodes- zoowol als
in oorlogstijd in het internationale leven
hardvochtig toegepast.' De bcheerschende
macht van het goud is gedurende langen
FEUILLETON
door
P. G. WODEHOUSfc
42
„O," zei ze weer.
„Hij is een goede kerel. Ik mag hem wel.
Ik mocht hem van het eerste oogenblik, af,
dat ik hem ontmoette. Hij wist het ook. En
ik wist, dat hij mij mocht."
Een clubje jongelui van een naburig ta
feltje, kwam langs hen, op weg naar de deur.
Eén der meisjes knikte ^egen Bellie. Zij be
antwoordde den groet afgetrokken. Ze lie
pen door. Bellie keek met saamgetrokken
wenkbrauwen naar het tafellaken, waar ze
met een vork figuren op trok:
„Waarom, Lord Marshmoreton, laat u uw
dochter niet met George trouwen?"
De graaf trok zwijgend aan zijn sigaar.
„Ik weet wel, dat 't mij niet aangaat," zei
Bellie verontschuldigend, het zwijgen als een
terechtwijzing opnemend.
„Omdat ik de Eerl of Marshmoreton ben."
„Ja, dat is ook zoo."
„Je neemt het verkeerd op," viel de graaf
uit. „Jij denkt, dat ik daarmee bedoel, dat die
vrind van jou niet goed genoeg voor mijn
dochter is. Jij denkt, dat ik een onverbeter
lijke snob ben. En ik twijfel niet. of hij denkt
dat ook, ofschoon ik mezelf moeite genoeg
gegeven heb, toen ik hem verleden sprak, hem
mijn houding uit te leggen. Je hebt 't mis. Dat
-is 't volstrekt niet. Als ik zeg: ik ben de Earl
Of Marshmoreton, bedoel ik daarmee, dat ik
een dwaas ben, zonder eenige ruggegra'at, die
uit vrees voor zijn familie niet durft doen,
wat recht is."
„Dat begrijp ik niet. Wat heeft uw familie
er mee te maken?"
„Ze zouden me doodplagen. Ik wilde, dat
je m'n zuster Caroline eens ontmoette! Dat
hebben ze er mee te maken. Meisjes in de
ongelukkige omstandigheden van mijn doch
ter zgn verplicht óf iemand met geld, óf met
een aanzienlijke positie te trouwen!"
2C6.
Aan de rand van de afgrond.
3 Met steeds grotere snelheid
wordt de i oonschuit naar
een razende, alles verslin
dende waterval getrokken.
2. Bliksemsel rukt de beman
ning de latten van de ver
schansing van de boot en
tracht daarmee weg te bo
men van de razende water
val.
Het leven van onze vrienden
hangt aan een zjjden draadje.
1. Als bezetenen strijden ze
voor hun leven, maar hun
lot -schijnt reeds beslist te
zijn, want over enkele ogen
blikken zullen ze naar de
schuimende diepte worden
getrokken.
Daar slingert Kurrki zijn
lasso en die valt juist op
de kop van een krokodil.
2. En terwijl dit dier een wilde
strijd voert om van de lasso
bevrijd te worden, trekt het
reuzensterke Uier de boot
van de waterval weg.
tijd gemonopoliseerd door een onverzadig
bare minderheid van volken. De oude- orde,
die .vrijwel geheel op een dergelijken staat
van zaken gebaseerd was, heeft de meerder?
beid der volken met verstikking bedreigd.
Deze wenschten hun bestaansrecht te .hand
haven langs vreedzame wegen, doch de
minderheid der volken, die de macht in
handen hadden, weigerden naar reden te
luisteren met het gevolg, dat. er een katastro
phale toèstand is ontstaan, .waarbij aan de
meerderheid der volken geen andere keus
gelaten werd dan hun toevlucht te nemen
tot geweld bij hun streven om hun recht
vaardige aspiraties te verwezenlijken.
De vestiging van cl-e nieuwe orde kan
evenwel niet. bereikt worden door slechts de
oude te vernietigen. Het uiteindelijk doel
van de nieuwe orde is de verwezenlijking
van een gemeenschappelijk bestaan en wel
vaart in het intematiouale leven, hetgeen
allen ton voordeel strekt, door de mensehen
maatschappij te bevrijden van de exploita
tie van de zwakken door de sterken, waar
voor het materialisme aansprakelijk is en
alle naties en volken in staat te stellen om
ieder zijn eigen plaats te nemen teneinde
zijn eigen lot te bepalen en te verwerkelij
ken óm zijn hoedanigheden tot volledige
ontwikkeling te brengen en in elkanders
behoeften te voorzien.
In dit licht bezien zijn de hevige, ver
nielende operaties, die thans zich in oost
en west voltrekken de voorloopers van"
schitterend buitengewoon belangrijk op
bouwend werk, dat aanstaande is. De eerste
wereldoorlog van meer dan twintig jaar
geleden, de huidige tweede Europeesche
oorlog, de Chineesche kwestie dit alles
is tenslotte slechts de worsteling die aan
een weergalooze hervorming van de wereld
voorafgaat.
Het afgeloopen jaar was zoo rijk aan ge
beurtenissen als men zelden in de annalen
van de wereld vindt. Bij zijn einde heeft
liet de menschheid in ademloazc angst en
erbijstering achtergelaten.
Wat zal het nieuwe jaar het 261ste jaar
van liet Japansche Keizerrijk, dit land in
het bijzonder en de wereld in liet alge
meen brengen.Zai het gunstig of ongun
stig zijn?
Ik kan voorspellen nóch beoordelen hoe
het zal zijn. Bij het verwelkomen van een
nieuw jaar moge het hard klinken, en het
is wel het laatste ter wereld dat ik zou
wensciien, maar in mijn diepste innerlijk
vrees ik, dat dit iaar wellicht zeer tragisch
en zeer ongelukkig voor de geheele mensch
heid zal blijken.
Van bevoegde zijde schrijft men ons:
Onder de vele dwaze geruchten, die ten
aanzien van de samenstelling van ons
brood de ronde doen, spant het sprookje
van verwerking van gemalen bloembollen
in ons brood wel de kroon. Ons witte brood
h.v. bestaat voor 65% uit tarwe en voor
33% uit rogge. Door deze cijfers wordt cle
mogelijkheid voor „blocmbollenmeel" uitge
schakeld. Wel heeft men ecnigen tijd
proeyen genomen met aardappelmeel, dat
tót een hoeveelheid van 5% in het bakmeel
verwerkt werd. Sinds 4 November bestaat
ons brood echter uitsluitend uit tarwe en
rogge, die in de genoemde verhouding in
het brood voorkomen.
De veranderde kleur van het brood heefl
ook tot vele onjuiste gissingen aanleiding
gegeven..
Daar men vroeger gewend was aan bet
blanke melkbrood. beeft liet feit op- zich-'
zelf al. dat tegenwoordig alleen waterbrood
gebakén mag worden, dat cle blanke wit
heid van het melkbrood mist. de publieke
belangstelling op zich gevestigd.
De oorzaak van de grauwe kleur moet
echter niet alleen gezocht worden in de
omstandigheid, dat er voor de bereiding
van bet z.g, oorlogsbrood geen melk meer
gebruikt wordt.
De grauwe kleur van het brood is n.1. een
gevolg van de ïfitmaling. In den tegenwoor-
digen tiid is het zeker niet verantwoord,
meel verloren te laten gaan. De uitmnMngs-
araad is dan ook opgevoerd tot 80%. Zou
den wij verder gaan. dan zou de zemel in
bet meel komen. De uitmalingsgraad van
S0% garandeert ons dus een maximum hoe
veelheid meel. Hierdoor verkrijgt men het
meel, dat vlak onder het zemellaagie zit.
waaraan cle grauwe kleur dan ook te wij
ten is, Het groote voordeel van deze werk
wijze is. dat men bovendien meer vitamine
R1 verkrijgt, daar vitamine BI zich in de
graankorrel bevindt in de laag. die vlak
onder de zemel zit.
De 35% roggemeel zijn er verantwoorde
lijk voor, dat het brood iets minder smake
lijk is clan vroeger. Deeg met 35 rogge
meel plakt en rijst daardoor moeilijk. De
bakker zal er echter voor een zeer belang
rijk deel het zijne toe kunnen bijdragen
om het brood zoo smakelijk mogelijk te
maken.
De z.g. klefheid van het brood
kan hij vermijden door de bloem
voor-bet gebruik te zeven, waardoor,
dank zij de hoeveelheid frissche
lucht, die op deze wijze in de 'bloem
wordt gebracht, het rijzen wordt be
vorderd.
Het is een bekend feit, dat een gedis
tribueerd artikel plotseling zeer gewild is.
Distributie verhoogt de vraag: men is ge
neigd, juist omdat een artikel gerantsoe
neerd is, daarvan meer te willen hebben.
Oppervlakkig bezien, zou men de klacht
van het spoediger optredend hongergevoel
na het. eten van oorlogsbrood in vergelij
king met het nuttigen van het voor-ooriog-
sche brood op rekening van dit verschijn
sel kunnen schuiven.
Hoewel nu, afgezien van het feit, .dat er
geen melk in het-brood zit, de voedings
waarde zeker niet minder is dan die van
bel vroegere brood, is de klacht „honger"'
toch nog aan andere oorzaken toe le
schrijven. In de eerste plaats is de beleg
ging niet. meer zoo overvloedig als voor
been, maar veel belangrijker is het feit,
dat de vitamine B 1, die men door .de in
tensievere ujtmaling juist in grootere. hoe
veelheid verkrijgt, het hongergevoel opwekt.
De voedingswaarde is dus geenszins ver
minderd. Integendeel. Het uitmalen tot
80 heeft, behalve een hooger gehalte aan
vitamine B 1, ook een hooger ijzer- en
kalkgehalte ten gevolge.
De klachten, dat het oorlogsbrood oor
zaak zou zijn van op schurft gelijkende huid
aandoeningen, worden van medische zijde
geheel ontzenuwd. De samenstelling van
het brood is, naar van de zijde van vooraan
staande huidartsen is medegedeeld, een vol
doende waarborg, dat geen huidziekten ont
staan door het gebruik van oorlogsbrood.
VRIJDAG 3 JANUARI 1941.
Hilversum I. 415 m.
Nederlandsch Programma. AVRO.
8.00 Nieuwsberichten ANP, gramofoonmuziek
10 00 Morgenwijding.
10.15 Gramofoonmuziek.
10.30 Voor de vrouw.
10.35 Viool en piano.
11.00 Mode-causerie.
11.20 Sylvestre-trio en gramofoonntuziett.
12.25 Orgelspel.
12.45 Nieuws- en economische berichten ANP.
1.00 Amabile-sextet en soliste.
I.45 Gramofonomuziek.
2.00 Voor de jeugd.
3.00 Cyclus „Levende volkskunst".
3.20 Omróeporest en solist. (In de pauzes:
Declamatie).
5 35 Uit Berlijn: „Gruss aus der Heimat", pro
gramma voor de Duitsche Weermacht.
6.15 Gramofoonmuziek met toelichting.
6 45 „Over het boerenvraagstuk", causerie.
6.45 Over het boerenvraagstuk", causerie.
7.00 Economische vragen van aen dag ANP,
Hilversum H. 301.5 m NCRV.
8:00 .Nieuwsberichten ANP.
8.10 Schriftlezing en Meditatie.
8.25 Gewijde muziek (gr.pl.).
8.35 Oramofoonmuziek.
9.45 Celesta-Ensemble.
10.30 Morgendienst.
II.00 Celesta-Ensemble.
11.40 Zang met pianobegeleiding en gramo
foonmuziek.
12 00 Berichten.
12.15 Reportage of muziek.
12 45 Nieuws- en economische berichten ANP.
1.00 Gramofoonmuziek.
1.30 Consonanten en gramofoonmuziek.
3.00 Vrouwenhalfuur.
3.20 Pianovoordracht.
3.45 Bijbellezing.
4.15 Gramofoonmuziek.
5.00 V PRO: Gesprekken met luisteraars.
5.15 Nieuws-, economische- en beursberichten
ANP.
5.30 Berichten.
5.35 Revida-sextet.
6.20 NCRV-Klein koor met begeleiding
6 45 „Over het boerenvraagstuk", causerie.
7.00 Economische vragen van den dag ANP.
7.15 Gramofoonmuziek. (7.307.45 Berichten
Engelsch).
8.00 Nieuwsberichten ANP.
8.30 Berichten (Engelsch).
8.45 „Paljas", opera (opn.).
10.0010.15 Nieuwsberichten. ANP.
„Nu, wat positie betreft, weet ik niet.
maar, als 't op geld aankomt, nu, George
is rijk. Hij en Rockefeller bezitten zoowat
alles, wat er is, behalve een klein beetje, dat
Carnegie heeft." i
„Wat bedoel je? Hij vertelde mij, dat hij
voor zijn brood werkte."
Bellie werd weer zichzelf. Alle verlegen
heid was verdwenen.
„Als u het werken noemt. Hij componeert."
„Ja, dat weet ik. Hij maakt liedjes en zoo
wat."
Bellie keek hem medelijdend aan.
„En u, die daar buiten woont, en zich niet
met de wereld bemoeit, hebt er geen vermoe
den van, dat hij daarvoor betaald wordt?"
„Voor betaald wordt? Ja, maar hoeveel?
In mijn tijd waren componisten niet rijk."
„Ik wou, dat u nu eens niet over uw „tijd"
sprak, alsof u Nocha was, die aan jongens in
den winkel op den hoek vertelt, hoe heerlijk
alles wel was vóór den zondvloed. U behoort
tot de jongeren en laat ik u dat nu niet meer
behoeven te zeggen. Luistert u nou 's! U
weet, dat stuk, dat u gisterenavond hebt ge
zien. Dat, Waarin ik de. ster ben, bijgestaan
door eenige sujetten.- Nu, daar heeft George
de muziek voor geschreven."
„Dat weet ik. Hij vertelde het mij."
„Zoo, en heeft hg u ook verteld, dat hij
drie procent ontvangt van de bruto-op
brengst? U hebt gezien, hoe vol het gisteren
avond was. Zoo is het gemiddeld altijd. De
recette bedraagt per week meer dan veertien
duizend dollar, Het peuleschilletje, dat George
daarvan krijgt, is ik kan het niet uit mijn
hoofd uitrekenen, maar het is ongeveer
vier honderd dollars. Dat is tachtig pond in
uw geld. En vertelde hg, u, dat ditzelfde stuk
een heel jaar lang voor volle zalen in New-
York gegeven is en dat er nu drie gezel
schappen zijn. die het spelen? Eh heeft hij
gezegd, dat dit het negende stuk is. dat hij
gemaakt heeft en dat zeven van de andere
precies evenveel succes hadden als dit? En
heeft hij ook terloops opgemerkt, dat hij elk
stuk muziek, dat van hem 'verkocht wordt,
aan dit of dat vorstelijk personage opdraagt
en dat zeker tien van zijn dingen meer dan
een haft millioen hebben opgebracht? Neen,
hè, dat heeft hij niet* verteld, want daar is
hij de persoon niet. voor; hij bluft niet op
zijn inkomen. Maar u weet het nu."
„Dus dan is hij rijk!"
„Ik weet niet, wat u rijk noemt, maar zon
der overdrijven durf ik gerust te beweren,
dat George in een voordedig jaar gedurende
ue season wel een vijfduizend dollar per week
maakt."
Lord Marshmoreton stond versteld.
„Duizend pond per week! Daar had ik geen
vermoeden van!"
„Dat dacht ik wel. En waar ik toch bezig
ben, George op te hemelen, zal ik u nog
wat anders zeggen. Hij is een van de reinste
mannen, die er bestaan. Ik ken hem. Heusch,
u kunt me gelooven, als er iets verkeerds in
iemand schuilt, dan komt het op het tooneel
wel te voorschijn en bij George is het niet te
voorschijn gekomen, dus ik veronderstel, dat
het er niet is. George is een beste kerel!"
„Hij heeft althans een uitmuntenden ad
vocaat."
„Ja, ik houd veel van George. Er moesten
er meer zijn. zooals hijMaar. als u nu
vindt, dat ik me genoeg- met uw zaken be
moeid heb, dan geloof ik. dat ik ga opstap
pen. Er is vanmiddag repetitie."
„Laat maar waaien!" stelde Lord Marsh
moreton jongensachtig voor.
„Ja, dat kunt u denken: ze zouden me
gauw op straat zetten, als ik het deed. Ik
verdien eerlijk mijn brood, maar ik moet zor
gen, dat ik mijn baantje houd."
Lord Marshmoreton draaide met het eindje
van zijn sigaar.
„Ik zou u een ander soort betrekking kun
nen aanbieden, als u ze zoudt willen aan
vaarden."
Bellie keek hem scherp aan. Meermalen
was haar onder dezelfde omstandigheden door
andere heez'en eenzelfde voorstel gedaan. Zij
kreeg het gevoel van teleurgesteld te zijn in
haar nieuwen vriend.
„Zoo," zeide ze droog. „Voor den dag er
mee."
„U hebt zeker wel uit hetgeen mr. Bevan
vertelde, begrepen, dat mgri secretaresse me
in den steek heeft gelaten, er vandoor ge
gaan en getrouwd is? Hebt u lust, haar
plaats in te nemen?"
Bellie liet zich niet gauw van haar stuk
brengen, maar nu stond ze beteuterd te
kijken. He had iets anders verwacht.
„U bent eenig. Dedda!"
„Ik meen het in vollen ernst."
„Kimt u zich mij in het kasteel voor
stellen?"
„Ja, dat kan ik uitstekend." Lord Marsh
moreton liet zijn formeelen toon varen. „Kom
kind, doe het maar. Ik zal die beroerde
familiegeschiedenis toch wel eens ai moeten
maken. De familie verwacht het van me.
Gisteren nog heeft mijn zuster Caroline me
apart genomen en er me wel een half uur
mee verveeld. En het vooruitzicht van dcor
een bemidelingsbureau weer een Allee Fara-
day te krijgen, is meer, dan ik verdragen
kan. Aardigmeisje, allerliefst natuurlijk,
maarmaar nu, goed, kort en.goed, ik be
dank er voor!"
Bellie schaterde van lachen.
„O, Dedda, u is me er eentje!" lachte ze.
„Zoo iets heb ik nog nooit beleefd! U weet
niet eens, of ik typen kan."
,\Ja, dat weet ik wel. Mr. Bevan heeft me
verteld, dat je een uitstekende stënografe
bent."
„Zoo, is George ook over mij aan het
pochen geweest?" Ze dacht na. „Eerlijk ge
zegd, heb ik er wel lust in. Toen ik er ver
leden jaar was, trok de oude plaats me aan."
„Dat is dan in orde," zeide Lord Marsh
moreton heerschzuchtig. „Ga naar de comedie
en zeg hem ja, zeg hem, wat in dergelijke
omstandigheden gebruikelijk is. En ga dan
naar huis om te pakken en kom om 6 uur aan
het Waterloo-sfation waar ik dan ook ben en
om zes uur vijftien gaan we weg."
„Terugkeer van den zwerver, vergezeld van
een betooverende blondine. U hadt het zeker
allemaal al bepaald, is het niet? Denkt u, dat
de familie genoegen met me zal nemen?"
„De familie kan >naar den duivel loopen!"
verklaarde Lord Marshmoreton dapper.
„Eén ding is zeker," zei Bellie, zelfvoldaan
haar .beeld in het spiegeltje van ,haar taschje
'beschouwend, „dat haar van mij mag glim
men als een spiegel, maar het is echt. Als
kind was is een echte vlaskop.
„Ik heb nooit een oogenblik gedacht, dat
het iets anders dan echt zou zijn."
„Dan hebt u een nobelen aard, niet wan
trouwend, Dedda, ik bewonder u daarvoor."
„Dus om zes uur aan het station",
zei de graaf. „Ik zal zorgen, dat ik er ben."
Bellie keek naar hem met warme bewonde
ring.
„Jongens blijven toch jongens," zeide zfl.
„Goed, hoor. Ik zal zórgen, dat ik er ben."
HOOFDSTUK XXII.
„Ja, Albert, rekel," sprak Keggs de butler,
terwijl hij een beetje ging verzitten, waardoor
zijn gewicht zich beter verdeelde over den
krakenden stoel, waarin hij russte, „laat dit
een les voor je zijn, mijn jongen."
Hèt was juist een week na Lord Marsh-
moreton's bezoek aan Londen en zes uur. De
kamer der huishoudster, waarin het hooge
personeel altijd at, was weer leeg geworden.
Van het vroolijke gezelschap, dat juist klaar
was met eten, zat Keggs alleen nog rustig te
digereeren. Albert. op wien de plicht rustte
het' hoogere personeel te bedienen, liep af en
aan, brommig glazen en vaatwerk wegbren
gend. De jongen was allesbehalve opgeruimd.
Onder tafel was bijna uitsluitend gepraat over
het nu beroemde er-van-door-gaan van Reggie
Byng en zijn vrouw en er waren maar weiiiig
onderwerpen zoo pijnlijk als dat voor Albert
om naar te luisteren.
„Wat is nu het resultaat en wat ben je ér
mee opgeschoten, mag ik w.el zeggen?" ver
volgde Kegss zijn zedepreek, „met al die
drukte van je, dat opdringen en dat bemoeien
met zaken van ouderen eh meerderen? Je
bent er zoover mee opgeschoten, dat je je vijf
shilling kwgt bent en er niets voor in de
plaats hebt. Vijf shilling, daar hebt je mooi
een boek voor kunnen koopen. om je ziel te
veredelen! En de hemel weet, dat-ie wel ver
edeld mag worden, want van al de doenieten,
van al die kleine rakkers, waar ik het ongeluk
heb van altijd mee te maken te hebben, ben
jij wel de ergste. Pas op met het vaatwerk,
iongmensch, en blaas toch niet zoo luid. Je
hebt geen asthma of zoo iets'?'
(Wordt vervolgd.)