Het Zaadprobleem
De voedingswaarde
van het hooi
in landbouw
en tuinderij
Dinsdag 18 Maart 1941
Tweede blad
Holl. Mij. van Landbouw
Recente onderzoekingen in de Zijpe
Uitslagen van de analyses der
hooiwinning in de Zijpe bespro
ken.
Gistermorgen hield de afd. Zijpe van dc
Holl. Mij. van Landbouw en de afd. St. Maar
tensbrug van dc Ver. v. .Oudleerlingen van de
Landbouwwintcrschool, in café Kuiper een
vergadering, welke door een 20-tal personen
werd bijgewoond.
De voorzitter, de heer Hopman, opende dc
vergadering met welkom tot de aanwezigen
in het bijzonder tot den lieer ir. Lienesch
die hier een inleiding zal houden, den heer
't Hart van het Proefstation te Wageningcn
den heer De Veer, vertegenwoordiger van
het H.B., en den heer Leewen.
De voorzitter herinnerde er aan, hoe ver
leden herfst door ir. Lienesch de aandacht
werd gevestigd op de gelegenheid tot bemon
stering van ruwvoeder. Daarvan heb
ben onze beide vereenigingen gebruik ge
maakt. Het werd van veel belang geacht,
dit hier te organiseeren, opdat men een in
zicht in de behandeling van het hooi kon
krijgen.
Den heer Leewen, die het leeuwendeel
der werkzaamheden bij de verzending der
monsters enz. heeft verricht, dankte de
voorzitter daarvoor hartelijk.
Ir. Lienesch begon zijn inleiding met er
op te wijzen, dat tegen de verwachtingen
in zeer veel monsters zijn ingediend, te veel
om er voldoende aandacht aan te kunnen
besteden. De uitkomsten van de bemonste
ring werden bekend, toen de betreffende
producten zoo goed als od waren... dus te
laat. Laat men hopen, dat het een volgend
jaar beter gaat.
Door de monsternemingen in deze afdee-
ling heeft men een behoorlijk overzicht ge
kregen van het beste hooi, dat hier is ge
wonnen, want de menschclijke natuur is nu
eenmaal zoo, dat dat men niet graag slechte
monsters weg stuurt voor zichzelf
Spr. vestigde er de aandacht op, dat het
geen zin heeft slecht genomen monsters te
laten analyseeren. Dat is weggegooid geld.
De bedoeling van het onderzoek is om te
komen tot een zoo effectief mogelijk gebruik
van die ruwvoedermiddelen.
Op prima grasland vinden de dieren een
voedsel, dat vrijwel geheel aan de behoef
ten voldoet. Zoodra men evenwel te maken
krijgt met het winnen van stalvoeder ont
dekt men dat er niet hetzelfde beschikbaar
is als het uitgangsmateriaal.
Hooien en ensileeren brengen onvermijde
lijke verliezen mee. Het doel der stalvoeder-
winning moet daarom zijn, deze verliezen
zoo veel mogelijk te beperken. Dit is moge
lijk als men weet, waar de verliezen zitten.
Deze verliezen zijn:
In droge Zetmeel-
stof waarde
Door ademhaling tot 10 515
Mechanisch verlies 510 515
Broeiverlies 510 510
Verteerbaarheids verlies 1015
Totale verliezen 1030 2550
Het verdient aanbeveling met maaien te
wachten tot het gewas luchtdroog is ge
waaid, dus tot na den middag. Want, vele
kleintjes maken een groote. Doordat mecha
nische of veldvcrliezen worden veroorzaakt
door het werken in 't zwad en door uitloo-
ging tengevolge van regen, is het aan te
bevelen, zoo weinig mogelijk in het zwad
te werken, al is dit soms moeilijk in ver
band met de weersomstandigheden.
Het is uit de practijk bekend, dat bij pri
ma weer gewonnen hooi in een korten tijd
meestal best in huis komt, om vaak daarna
pas in kwaliteit tei*ug te gaan door broei.
Broeiverliezen moeten worden voorko
men; het is toch heel jammer, dat in huis
.vrijwel evenveel verloren kan gaan aan voe
dingswaarden als op het veld.
De verliescijfers hij broei zijn:
Verliezen in
Zetmeelwaarde Verteerbaar
ruw eiwit
Temperaturen. Kleur
Beneden 50 °.C. (goed handwarm) normaal
50—60 C. (sterke broei) iets bruin o—15 w—w
60—70 0 C (zeer sterke broei) bruin lo30 30 80
boven 75 C. (brandgevaar) zwartbruin 30—60 80—100^
Dat dit zóó erg is, is wel nieuws.
De oorzaak van het vrij veel voorkomen
van hooibroei is, dat het hooien moeilijker
gaat dan vroeger.
Om kwaliteit te behouden rioet men op
tijd maaien. Omdat het 'hooi wat moeilijk
is droog te krijgen is men extra bang
voor slecht weer en probeert het gauw van
het veld te halen, ook al omdat juist na
een goede week het kwaliteitsverlies door
regen veel gauwer ontstaat dan i' geval er
regen valt in een versch gemaaid zwad.
Komt het hooi niet droog genoeg in huis;
dan is de broei spoedigaan den gang.
Juist de verteerbare bestanddeelen gaan
daardoor verloren. Men moet het er vooral
op aansturen, dat het hooi prima droog in
huis komt. Dit drogen wordt sterk bevor
derd door het afsteken van het hooi en het
inschuren op een beste zonnige dag. Dat
is van veel waarde, aangezien het hooi voor
70 pet. in de behoefte van stalvoeder voor
ziet. Men dient er hij de hooiwinning van
uit te gaan. dat de in den zomer besteede
kosten in de stalperiode spoedig terug ko
men.
Goedkoop is duurkoop.
Men dient het niet aan te leggen op
goedkoop hooien. Denk er maar eens aan,
wat men zal moeten bijkoopen. Globaal
kan gezegd worden, dat het oude zachte
hooi beter is dan men gemiddeld aan
neemt. Waar sprake is van broei, komt dit
direct in de cijfers tot uiting.
Wie laat gemaaid hectf kan dit beves
tigd vinden in de analysen. Ook de extra
aan het hooien bestede zorgen komen daar
in uit.
In de rapporten kan men een goede ver
klaring van het hoe en waarom vinden.
Er is verschil tusschen de drogestofgehal
ten uit de practijk en de uitkomsten in de
boeken.
Dp indeeling in de groepen best. goed en
matig hooi volgens de leerboeken is moei
lijk of niet bruikbaar. Nu komt het bij het.
hooi aan op de verhouding verteerbaar ei
wit en zetmeelwaarde uit een voedingsoog
punt. maar daarop kan spr. niet ingaan.
Hierna bezag spr. verschillende analysen
bij verschillend hooien.
De resultaten.
Hoe nauwer de verhouding verteerbaar
ruw eiwit: zetmcelachtige stoffen is des te
beter is het hooi te achten. Ieder voor zich
k$n wel even uitrekenen hoe het in zijn ge
val- er mee staat. Waar bij alle analysen
zelfs de zetmeelwaarde is aangegeven kunt
u makkelijk het zm.w. cijfer doelen door
dat van het verteerbaar ruw eiwit. Bij hooi
dat goed of zelfs zeer goed mag heeten moet
dan de zetmeelwaarde ongeveer 3, 5 x de
verteerbaar ruw eiwit zijn. Zoodra er spra
ke is van achteruitgang in voederwaarde
wordt deze verhouding ruimer b.v., 5,5 x
het eiwit of nog ruimer.
Broei zeer schadelijk voor de
kwaliteit.
Ook op andere wijze kan men nagaan
hoe het staat met de hooikwaliteit name
lijk door te vergelijken het percentage ver
teerbaar ruw eiwit t.o.v. het totaal eiwit
gehalte: Bij de goede partijen is het verteer
baar ruw eiwit ten minste 65 van het
totaal eiwit. Zoodra er sprake is geweest
van eenige broei zien we dat het gehalte
aan verteerbaar ruw eiwit snel daalt hene
den de 60 tot zelfs heneden de 40
Dit zijn dan eenige cijfers omtrent de kwa
liteit. Hoe nauwer de eiwitrzetmeel verhou
ding is des te beter hooi heeft men en des
te beter zullen naast het hooi de eiwit-
armere producten to hun recht komen.
Dit zijn vooral de voederbieten, stoppelknol
len, stroo e.d. producten.
De analyse cijfers welke ik in afschrift
heb ontvangen waren voor mij natuurlijk
dankbaar materiaal om nog eens na te
gaan in hoeverre het ruiteren van hooi kwa
liteitsverbeterend heeft gewerkt,.
Daartoe was noodig de verschillende par
tijen om te rekenen op een droge stof ge
halte en daarvoor heb ik genomen het
gehalte van 85% en dit blijft steeds zoo.
Jammer genoeg ontbrak mij den tijd om
de cijfers in grafiek te zetten maar ik hoop
met een enkel cijfer duidelijk te kunnen
zijn.
In totaal heb ik 28 monsters verwerkt,
waarvan geruiterde partijen 8 stuks.
De pet. aan verteerbaar ruw eiwit loopen
bij alle partijen uiteen van 4,5 tot 9,1
met andere woorden het eene hooi bevat 2
maal zooveel eiwit als het andere.
De slechtste partij ruiterhooi had 4,8
verteerbaar ruw eiwit en was nog wel in
den vollen zomer gewonnen. Van het zelfde
bedrijf werd onder slechtere weersomstan
digheden in Juni ruiterhooi gewonnen met
6,o verteerbaar ruw eiwit.
Het beste ruiterhooi kwam op 9,1 ver
teerbaar eiwit gerekend naar 85 droge
stof.
Van de 8 geruiterde hooimonsters was er
bij 1 broei geconstateerd.
Het gemiddelde eiwitgehalte was bij het
ruiterhooi 7,7 een gehalte dat in de be
kende voedertabellen gevonden wordt voor
het beste hooi.
Het aantal monsters van niet geruiterd
hooi, waarvan ook veld-gegevens waren op
genomen was 20 stuks. De uiterste grenzen
van het verteerbaar ruw eiwit waren
hierbij 4,5 en 8,8% Van de 20 partijen
geven er 10 aan dat er broei is geweest dus
in 50 van het aantal.
Van deze 20 partijen zijn er weer 3 aan te
wijzen waarbij aan de late kant is gemaaid
hei eiwit is bij deze 3 partijen respect
G.4 6,6 en 4,6 Bij 2 van deze drie
kwam nogal broei voor. Dit kan geen-broei
geweest zijn door hoog eiwit, maar weJ
door teveel vocht bij het inschuren.
Er resteeren dan nog 17 partijen gewoon
hooi. met als eiwit grenzen 4.5 en 8.8
Gemiddelde van deze 17 stuks aan ver
teerbaar ruw. eiwit is 7
In vergelijking met het geruiterd hooi
is het verschil in eiwitgehalte en wel ver
teerbaar eiwit nog steeds 10 ten
voordeele van het ruiteren. Toch moet ge-
zced worden, dat het gewoon gewonnen
hooi met een gehalte van 7 verteerbaar
ruw eiwit uitstékend mag heeten.
We kunnen nu nog eens nagaan onder
welke omstandigheden het suyuiterde hooi
is gewonnen. Van de 8 partijen ruiters hooi
zijn er 4 gewonnen in Ang./Sept. en dc
andere 4 als vroeg hooi in begin Juni. dus
onder omstandigheden, die niet de beste
zijn voor gewoon hooien. (Het ruite
ren duurde van 12 tot 28 dagen). Van de
overige 20 partijen gewoon hooi vond de
oogst plaats als volgt. In Juni 6 partijen
In JuniJuli 4 partijen. In Juli 9 partijen.
In Aug. 1 partij, tezamen 20 stuks. (Bij het
gewone hooien liep de tijd tusschen maaien
en inschuren nog uiteen van 7 tot 22 da
gen) Vooral in de Juli-partijen krijgt men
den indruk, dat aan den laten kant is ge
maaid. T-Iet eiwitgehalte in de 9 Juli-par
tijen is begrensd als volgt: 4.5 lot 7.8
gemiddeld is hier 6.6 dus beneden het
gemiddelde van de 7 voor alle gewoon 1
hooi en weer meer verschillend van het
geruiterde hooi.
Waar het gehalte aan droge stof bij de
eiwitarme hooisoorten niet lager is dan bij
'de eiwitrijke, ligt het voor de hand, dat
de dieren van beide hooisoorten ongeveer
evenveel zullen opnemen, namelijk als
overeen komt met ongeveer 16 Kg. droge
stof. Bij een gehalte van 85 droge stof
in het hooi komt dit neer op een hooi-
rantsoen per dag van ruim 18 Kg. Het
maakt voor de dieren dan echter wel veel
uit of ze in dat rantsoen zooveel eiwit
vinden als ze noodig hebben of dat er een
eiwit-tekort is. Een betere hooikwaliteit
brengt dus evenzeer de noodzakelijkheid
mede om voldoende massa te oogsten.
Waar de kwaliteitsverbetering dikwijls
gevonden kan worden in op tijd wat min
der massa te maaien, moet dus de opper
vlakte te hooien land worden vergroot en
zoo komen we uiteindelijk toch weer te
recht bij het om wei de-systeem.
Het gaat verder niet aan om op de voe-
derrantsoeneering in te gaan, dit behoort
bij mijn collega thuis, maar wel wijs ik er
op dat hooi met bijna 9 net. verteerbaar
eiwit, in een portie van 18 Kg. per dag
genoeg eiwit bevat voor een goede koe met
een melkgift van 15 Kg.
Het streven naar beter hooi is dus alles
waard en alles wat in deze eiwitbehoudend
werkt ten opzichte van het goede uitgangs
materiaal moet dit jaar worden aangewend
om de autarkie van bedrijf en dier te doen
slagen.
Nog even een paar woorden over de
analysen van de bieten en het kuilgras.
Het blijkt uit 3 analysen van voederbie
ten, dat de zetmeelwaarde van de rassen
met een hoog droge stofgehalte na van 16,4
tot 19,9% ligt bij 11 tot 13. Daar staat een
eiwitgehalte tegenover van nog niet 1
verteerbaar r. eiwit. Een zeer wijde ver
houding dus en goed passend bij prima
hooi. De suikervoederbiet C. B. lijkt aar
dig, maar een analyse is te weinig om
tot een positieve uitspraak te komen en in
vergelijking met Groeningia is het geen
groot verschil.
Er zijn maar een paar analysen van kuil
gras, waarvan een afkomstig van een kuil
met zuurtoevoeging en een van een gras-
kuil zonder zuurtoevoeging. De gewone
kuil is in eiwitwaarde heel wat minder
terwijl het uitgangsmateriaal van beide
kuilen volgens het gehalte aan totaal tue
eiwit niet veel verschilt.
In de Finsche kuil zijn de cijfers verteer
baar ruw eiwit: zetmeelwaarde 2,2 11,5. In
de gewone warme kuil zijn deze cijfers
2,9 9.
Op het eerste gezicht is de Holl.
kuil beter dan de Finsche. Bij de
Finsche kuil is het gehalte aan ru
we celstof 9,1 en in de Holl. kuil
is dat 5 en hieruit volgt, dat de
Finsche kuil met te oud materiaal
is gemaakt en de Holl. kuil met
zulk best spul is opgezet, dat na
groote verliezen nog een heel goed
product is overgebleven.
Eigenlijk had de gewone kuil met zuur
moeten worden behandeld en de met zuur
gemaakte kuil zonder toevoeging, het eco
nomische effect was dan zeker grooter ge
weest.
Het waren beide herfstkuilen.
De gewone kuil had een zuurgraad van
4,7 en dit is een aanwijzing, dat deze kuil
gedurxde den winter in kwaliteit achter
uit zal gaan, terwijl de Finsche kuil met
een pH van 4,2 op kwaliteit blijft.
Voor dit Jaar acht ik het de bes
te werkwijze het vroeg te maaien
gewas zooveel mogelijk op ruiters
tot hooi te winnen en de silo's zoo
mogelijk in den herfst met gras te
vullen of mocht dit er niet zijn er
dan stoppelgewassen in te bergen.
De heer 't Hart merkte op, dat in deze
monsters meer dan 15 water zat, mis
schien door het lange transport, men kwam
tot 19 k 20%. Ook zonder broei verliest
men 25% verteerbaar stof, wanneer er niet
te veel zorg aan de hooiwinning wordt be
steed, zeide spr.
In antwoord op een vraag van den heer
Leewen zeide spr.. dat het zetmeelgehalte
door het voorweiden iets lager is. Er komt
hoe langer hoe meer hooi van voorgeweid
land door het omweidesysteem. Het gaat
om enkele procenten. Door het zoeken van
een eiwitrijker hooi is misschien nog wel
heel wat te bereiken, op welke manier kan
nog moeilijk gezegd worden. Het verschil
in zetmeelwaarde tusschen hooi van zand
en klei is zeer gering.
T.a.v, de samengevoegde meststoffen met.
veel kali raad ir. Lienesch aan, deze te ge
bruiken voor aardappelen, bieten, of op
nieuw gescheurd land.
De heer Winkel, die op de mooiste weers
omstandigheden wees, vroeg naar het
loogverlies.
Ir Lienesch zeide, dat dit in 't eerst niet
voorkomt, maar als het hooi een dag of
vijf ligt, geeft het groot verlies door uit-
loogen. Men moet dan ruiteren. Dam is er
geen last hij. Men moet het er op aanleg
gen om een zoo goed mogelijk eiwithou-
dend product te winnen.
De voorzitter merkte op nogal goede re
sultaten te hebben met nahooi. De verteer
baarheid daarvan is iets minder dan het
zomerhooi, maar bezwaren heeft spr. er
niet tegen.
In de besprekingen kwam tot uiting, dat
het eiwitgehalte van het hooi steeds beter
wordt. De boeren zetten liever een zakje
kunstmest in voeder om dan koek te koo-
pen, concludeerde ir. Lienesch.
De heer 't Hert zeide, n. a v. een vraag
van den heer Leewen. dat het verlies bij
ruiterhooi en opperhooi niet zoo eroot is:
liet is echter wel In het voordeel van het
ruiteren, maar er kunnen nog geen defini-
riove gegevens verstrekt worden.
Tn tegenstelling met do meen in g van den
lieer Schui.it zeide spr.. dat het sterk schud
den wel meer verlies geeft.
De heer Hoogland vroeg naar kunstma
tig gedroogd gras.
Ir. Lienesch deelde mede. dat het verteer
baar eiwitgehalte varieert yan 9 tot 12
naar verhouding van dc kwaliteit gras. Er
zit wel veel voederwaarde ia»
Duizend, en één moeilijkheden.
Wanneer men één der catalogi in
handen neemt, die tegenwoordig
weer in massa's door de zaadhande
laren worden rondgezonden, dan is
het meer of minder regel daarin
clausules aan te treffen, waarin
wordt meegedeeld, dat de voorraden
gering zijn, dat de prijzen slechts
gelden zoolang deze uitreiken of
zelfs, dat voorloopig nog geen prijs
kan worden aangegeven, omdat wel
iswaar bestellingen zijn gedaan om
trent wier uitvoering echter nog niets
vaststaat
Een der vele problemen van heden:
Zooals uit het bovenstaande reeds blijkt,
zijn de voorraden in Nederland betrekkelijk
gering, te gering vermoedelijk om de ge-
heele voorjaarsvraag te kunnen opvangen.
De reden hiervan is begrijpelijk. Een
groot deel der groentezaden wordt niet in
Nederland geteeld. Vooral Frankrijk nam
aan de productie daarvan een belangrijk
aandeel. Voor artikelen" als andijvie, cicho-i
rei, peterselie, postelein, prei, sia, selderie
en verschilende soorten wortelen en voeder
bieten was Frankrijk een der voornaamste
zoo niet de voornaamste leverancier.
Het was geworden tot een der meest van
zelfsprekende zaken ter wereld, dat ieder
jaar, wanneer de tijd daar was, op deze
toevoer van Frankrijk' kon worden gere
kend. Daarop was de zaadhandel ingesteld.
Frankrijk ontwricht.
En nu blijft Frankrijk uit.
De reden daarvan is makkelijk te begrij
pen. De oorlog heeft het land ontwricht.
Hoe de toestand er precies is kunnen we
niet beoordeelen.Er hebben soms vrij veront
rustende berichten de ronde gedaan en de
ze worden -hier in zooverre bevestigd, dat
op aanvoer van Fransche zaden ternauwer
nood en in ieder geval in beperkte mate
te rekenen is.
De gras- en klaverzaden, die ten deele
overzee komen, zullen uit dezen hoofde voor
een goed deel moeten uitblijven, terwijl een
artikel als doperwten, waarvoor het zaai
goed voornaamelijk door Marokko wordt
geleverd, weer andere moeilijkheden biedt.
Het gunstigst zijn wellicht nog de perspec
tieven voor sommige bloemkoolsoorten en
koolrabie, die o.a. uit Italië komen.
De resultaten zijn reeds bemerkbaar in
belangrijke prijsstijgingen.
Ziet het er dus naar uit, dat ons verschil
lende moeilijkheden te wachten staan bij
den uitzaai, tevens mag men zich afvragen
hoe het verder verloop zal zijn in den zaad
handel. Zoo Frankrijk zich in den loop van
den komenden zomer op behoorlijke wijze
zal weten te herstellen, behoeft men zich
over de toekomst niet al te ongerust te
maken.
Hoe echter, wanneer dit niet geschied?
Niet verwonderlijk is het dus, dat hier
en daar plannep worden beraamd om te
bomen tot een grootere teelt in eigen land.
Want de thans nog aanwezige oude voor
raden zullen dan geheel uitgeput zijn.
Hierbij ontmoet men echter twee bezwa?
ren van verschillenden aard.
In de eerste plaats zal het areaal
der voor consumptie bestemde ge
wassen moeten worden ingekrom
pen. En het is te vernachten, 'dat
voor de voedselvoorziening van
mensch en dier van den bodem toch
reeds het uiterste zal moeten worden
gevergd.
Temeer waar de beschikbare kunstmest
stoffen piet in zoo ruime mate zullen wor
den verkregen, als daarvoor vermoedelijk
wenschelijk mag worden geacht.
In de tweede plaats is de teelt van groen
tezaden in Nederland vrij onzeker Deze
cultuur eischt voor alles een drogen zomer
en in ons land staat deze bij voorbaat alles
behalve vast. Dit is dan ook de reden, dat
men zich in Frankrijk daarmee in het bij
zonder is gaan bezighouden.
Zooals men ziet: de moeilijkheden zijn
vele en groote. En het zal geen gemakkelij
ke opgave zijn zich er doorheen te slaan!
De prijs van 't gedroogde gras van f9.—
per 100 kg. werd wel wat hoog gevonden
doch de heer 't Hart meende, dat dit in ver
houding tot het hooi wel verantwoord was.
De voorzitter concludeerde, dat men met
het hooi in de goede richting gaat. Het ei
witgehalte stijgt steeds.
De heer 't Hart zeide, dat dit speciaal als
bijvper beschouwd moet worden. Anders
komt het veel te duur.
De heer Schuit had gelezen dat men vijf
maal moet maaien. Het land houdt dat niet
vol. Er wordt te veel van gevergd.
Ir. Lienesch zeide, dat dit een artikel van
een koekebakker was. Het is niet zooals de
heer Schuit had gelezen.
Na nog eenige gedachtenwisseling heeft de
voorzitter een woord van dank tot ir. Lie
nesch en den monsternemer, den heer Van
Buuren, gesproken.
Ir. Lienesch dankte de afdeelingen voor
het nemen van dit initiatief, dat zoon mooi
resultaat heeft gehad.
Ook den heer 't Hart werd een hartelijk
woord van dank toegesproken.
Over
de organisatie
werd door den heer De Veer het een en
ander medegedeeld. De organisatie doet
uitstekend werk. Het ledental neemt ook
wel door de tijdsomstandigheden toe. Het
Hoofdbestuur versaagt niet, het is ver
jongd. In den nieuwen voorzitter heeft men
een zeer begaafd man die volop in het
bedrijf zit en zeer veel voor den oi'gani-
satie heeft gedaan en - doet.
De heer Vet, de nieuwe secretaris is ook
zeer op zijn plaats.
Het is een genoegen in de Holl. Mij. van
landbouw te werken. Ook in de toporga-
nisatie, het Centr. Landbouwcomité gaat
het goed.
Het is nu bezig, de kostprijzen van al
lerlei producten te berekenen op het Docu-
mentatiebureau, dat is ingesteld. Alle
krachten worden ingezet, om den boeren
stand door de moeilijke tijden te helpen
en hem die plaats in het nationale leven te
geven, die hem toekomt.
Verschillende heeren stelden vragen,
welke door den heer De Veer werden be
antwoord.
Daarna volgde sluiting dezér leerzame
vergadering.
Agrarisch nieuws
KNOLLEN VOEREN BEÏNVLOEDT SMAAK
VAN MELK WEINIG.
In het Officieel Orgaan van den Ned. Zui-
velbond, no. 40, van 2 October 1940, werd me-
dedeeling gedaan, dat de Rijkszuivelconsu-
lent voor Gelderland van plan was in zijn
ambtsgebied een actie in te stellen tegen het
euvel van króllensmaak aan de melk. Ver
ondersteld werd. dat het moelijk moest zijn
de voedering van knollen zoodanig te doen
plaats vinden, dat het gebrek niet optreedt.
Het onderzoek was als volgt gedacht.
De zuivelfabriek niet haar directeur vormt
het middelpunt. Deze zorgt voor bekendma
king en propaganda, geeft inlichtingen, reikt
de betreffende vragenlijsten uit, verzamelt ze
en verwerkt ze tot een rapport.
Voor den boer cn zijn gezin is de taak weg
gelegd, in gezamenlijk overleg de omstandig
heden bij het voeren, veeverplegen, melken
cn melkbehandeling zoodanig te kiezen, dat
als eindresultaat melk verkregen wordt met
een normale geur en smaak.
Het keuren van de melk was bij dit onder
zoek een van de belangrijkste punten. De be
oordeeling vond in de meeste gevallen plaats
door de huisgenooten van de desbetreffende
boerderijen.
Blijkens een mededeeling over de algemee-
ne resultaten achtte de coöp. zuivelfabriek
te Vorden dit onderzoek van dusdanig be-
TUINZAADBESLUIT 1941.
Een in de Staatscourant verschenen be
sluit van den secretaris-generaal van het
departement van Landbouw en Visscherij
dat een verdere uitwerking is van hetgeen
reeds op dit gebied bestond, stelt regelen
vast ten aanzien van het telen, het ver
handelen en afleveren, het vervoer en den
export van tuinzaden.
De hoofdtrekken van deze teeltregeling
ziin:
1. De teelt van tuinzaden is verboden,
tenzij met schriftelijke vergunning van de
centrale;
2. De vergunning wordt gesplitst in eeni
vergunning voor: a. tuinzaden, b. sluitkool,
spinazie, radijs en tuinkerszaad, en c.
peulvruchten:
3. Teeltvergunning wordt verleend aan
elkenteler, die in een of meer der jaren
1937. 1938 en 1939 tuinzaden teelde, terwijl
de grootte van de oppervlakten, welke htf
met elk der onder 2. genoemde groepen
mag betelen, gelijk is aan de oppervlakten,
welke hij met de even bedoelde groepen1
gewassen beteelde, in dat jaar van de ge
noemde drie jaren, waarin hij de grootste
oppervlakte met tuinzaden beteelde.
De handel in tuinzaden waaronder te
verstaan in- en wederverkoop is slechts
toegestaan aan hen. die als zoodanig bij de
Nederlandsche Groenten- en Fruitcentrale
zijn aangesloten. De afzet door telers van
eigen geteelde tuinzaden is slechts geoor
loofd indien zulks geschiedt aan handela-
ren in tuinzaden, tenzij de teler tevens
zelf aangeslotene is.
Voorts gelden bepaalde voorschriften voor
het vervoeren of doen vervoeren van tuin
zaden. Voor zoover niet over andere papie
ren beschikt wordt, moet het vervoer ge
dekt worden door een vervoerbewijs, door
of namens de centrale afgegeven.
De uitvoer van tuinzaden is slechts aan
„aangeslotenen" geoorloofd.
VERVOERVERBOD HOOI EN STROO.
In een besluit van den secretaris-gene
raal van het departement van landbouw
en visscherij tot wijziging van het inleve-
ringsbesluit 1941 hooi en stroo wordt een
vervoerverbod van stroo afgekondigd met
bepaling, dat dit verbod niet geldt in de
door de N.T.C.A. aan te wijzen gevallen,
alsmede indien en voor zoover het vervoer
gedekt is door een geleidebiljet.
lang, dat zij commissies vormde uit de voor
melkers, welke eenige boerderijen meerdere
keeren bezochten en daarbij ook de melk
aan een keuring op knollensmaak onder
wierpen.
Bij dit onderzoek is gebleken dat:
knollensmaak afwezig was in 125 gevallen
knollensmaak aanwezig was in 29 gevallen
knollensmaak twijfelachtig was in 6 gevallen.
In 80 der gevallen werd derhalve geen
knollensmaak waargenomen.
De Rijkszuivelconsulent voor Gelderland
trekt hieruit de conclusie dat knollenvoede-
ring zonder knollensmaak aan de melk zeer
goed mogelijk is.
Het verheugt ons. zegt genoemd orgaan,
dat. bovengenoemde conclusie als algemeen
resultaat uit dit onderzoek naar voren is ge
komen. In do desbetreffende circulaire heb
ben wij echter een mededling gemist, wlke
speciale maatrpgclen de veehouders hadden
genomen, bij wie geen knollensmaak aan de
melk te ontdekken was. Mogelijk dat dit nog
in een nadere publicatie geschiedt. En is het
voorts zeker dat indien aan de melk geen
knollensmaak te constateeren is, de uit die
melk bereide boter het gebrek ook niet ver
toont?