Buitenland.
ongunstig, doordien de boot met 4 tal haring
terugkeerde. Per tal (200 stuks) werd de haring
verkocht, tegen f 6. Het haringtrekken zal nu
ook door andere booten worden aangevangen.
De Wieringer blazerschuit W. R. 18, van
schipper Kaneveld, Zaterdag bij het uitlaveeren
tegen den steenen dam lek gestooten, was zoo
lek dat zij op den Zuidwal zonk. Schipper en
knecht, benevens een groot deel van den inven
taris, werden gered, 's Nachts beproefden twee
vaartuigen om de schuit te lichten. Zij slaagden
daarin in zooverre, dat zij de schuit in zinkenden
staat de haven insleepten, waar zij weer spoedig
onder water zat. Aan de vereenigde pogingen
van een aantal vletterlieden gelukte 't eindelijk
de schuit boven te brengen.
Zij is zeer lek en gehavend, zoodat een flinke
reparatie onvermijdelijk is om de schuit zee
waardig te maken.
Dezer dagen werd door een zwaarbeladen
vrachtwagen een knaapje overreden, in een der
straten dezer gemeente.
Met verbrijzeld been werd het kind opgenomen
en naar het ziekenhuis vervoerd.
Door de Roomsch-Katholieke Centrale Kies-
vereeniging in 't hoofdkiesdistrict Helder, welke
thans den naam draagt van „de Eendracht", werd
zondagmiddag j.l. eene vergadering gehouden in
't lokaal Tivoli aldaar.
't Aantal aanwezige leden bedroeg ruim 160.
Nadat door het voorloopig bestuur verslag was
gedaan van de door haar verrichtte werkzaam
heden en mededeeliug, dat dr Schaepman 13 Febr.
a.s. in het lokaal Tivoli aldaar een openbare voor
dracht zal houden, werd het reglement door bo
vengenoemd bestuur aangeboden, en vervolgens
met algemeene stemmen goedgekeurd en vast
gesteld.
Hierna werd overgegaan tot benoeming van
een definitief bestuur. Bij stemming werd het
aldus vastgesteld:
H. Janzen Ez., President, J. Dunselman, Vice-
president, J. Hoogenbosch, Penningmeester, B. E.
C. Seignette, le. en J. P. Berkhout, 2e. Secretaris
verder de heeren F. Rieselman, F. Snel, J. van
Beuzekom (Zijpe) en J. P. Smit (Texel).
Het Koninklijk besluit van 20 Januari jl.
waarbij het port der brieven, die tussclien het
rijk en zijne koloniën en bezittingen in Oost- en
West-lndië anders dan langs den rechtstreek-
scheu zeeweg worden uitgewisseld, bepaald
wordt op 15 cent voor de gefrankeerde en op
30 cent voor de ongefrankeerde brieven van af
beneden 15 grammen, zal in Nederland van kracht
zijn, te rekenen van 1 April e. k.
De West-Indiër bevatte in de maanden No
vember en December een reeks artikelen, om de
aandacht te vestigen op een zeldzaam goudrijk
land tusschen de rivieren Lawa en Tapanahoni
gelegen en bewoond door 4 a 5000 boschnegers,
die over eene vlakte van 20 a 25000 vierkante
kilometers verspreid waren.
De vraag, die tot het schrijven dier artikelen
aanleiding gaf, waswien behoort die streek toe,
aan Nederland of aan Frankrijk Suriname en
Fransch Guyana worden van elkaar gescheiden
door de Marowijne, welke rivier ontstaat door
samenstrooming der Tapanahoni en Lawa of
Boven-Marowijne.
Loopt nu de grens langs de eene of langs de
andere rivier dat is een vraag van groot belang,
nu die streek zoo bijzonder goudhoudend blijkt
te zijn. Het schijnt tevens een vraag, die niet
gemakkelijk uit te maken valt. Noch Nederland,
noch Frankrijk hebben omgekeken naar die bos-
sehen door negers bewoond, waar toch niets te
halen viel. In 1861 stelde een Fransch-Neder-
landsclie commissie een grensregeling voor, maar
de bekrachtiging bleef uit, vermoedelijk omdat
niemand er groot belang bij had. Maar nu de
streek een Dorado belooft te worden, zouden er
allicht verwikkelingen kunnen ontstaan over de
souvereiniteit. Het bestuur van Cayenne heeft
dat blijkbaar ook begrepen en toen reeds een
groot aantal Franschen zich opmaakten om in
het goudland het edel metaal op te delven, vaar
digde de gouverneur een verbod uit er heen te
trekken, straffen bedreigend tegen ieder die dit
overtrad.
De Surinaamsche regeering heeft in Maart 1886
verklaard, dat zij alles gedaan had wat in deze
kon verricht worden, maar zich later er niet meer
over uitgelaten. De West-Indiër acht het noodig
dat ons koloniaal bestuur handelend optrede en
definitieve grensregeling uitlokke, welke allicht
het goudland tot ons territoir zou verklaren.
Volgens de Kolnische Ztg. heerscht er onder
de Pruisische en Nederlandsche eigenaren der
bazaltgroeven te Linz en de omstreken veel onte
vredenheid omdat de Nederlandsche Regeering
sedert eenigen tijd bij haar aanbestedingen stel
selmatig het bazalt uitsluit tot groot nadeel van
bedoelde eigenaars. Volgens dit blad behoorde
de Nederlandsche Regeering te bedenken dat er
groote massa's dakpannen naar Duitschland wor
den uitgevoerd en dat haar houding deDuitsche
Regeering zal dwingen om daarvan ook inkomende
rechten te gaan heffen. Tot nog toe zijn alleen
geglazuurde pannen in Duitschland aan inkomend
recht onderhevig doch zijn doffe daarvan ge
heel vrij.
Bij het korps genietroepen te Utrecht be
staat de gelegenheid voor vier jongelingen van
zestien tot achttien jaar om te worden opgeleid
tot korporaal en sergeant bij de Indische genie
troepen.
Het gemeentebestuur te Zijpe heeft een
origineele manier uitgevonden om de ver weg
wonende kiezers gemakkelijk naar de stembus
te voeren. Met een schuit, waarin alle politieke
kleuren zullen worden opgenomen, zullen de kie
zers voor gemeenterekening van de Burgerbrug
en St. Maartensbrug naar het stembureau worden
gebracht.
Als dat maar goed aflooptzegt de D. C.
De lijnkoeken hebben in Drenthe een ge-
duchten concurrent gekregen in de paarden- en
duivenboonen. Te Zuidlaren en omstreken wordt
aan het melkvee bijna algemeen boonenmeel
toegediend. Als eene uitstekende voedingswijze
beschouwt men daar gebroeid voedsel, bestaande
uit stroohaksel, boonenmeel en een niet al te
groote hoeveelheid aardappel- of knollensaus. Op
de boterbereiding heeft het boonenmeel een gun-
stigen invloed, en de boter brengt in die streken
thans weer goede prijzen op.
Aan de machinale varkensslachterij te Assen
zal eene aanmerkelijke uitbreiding gegeven worden
door in het vervolg dag en nacht te werken.
In de week van 14 tot 21 dezer werden niet
minder dan 453 varkens geslacht. Ofschoon vele
handen werk vinden door deze zaak, zijn de
landbouwers er over 't algemeen weinig mede
ingenomen, wegens de lage prijzen, welke de
firma Thompson Co. voor de varkens besteedt.
Men schrijft uit Beetsterzwaag aan de N.R.Ct.
De toestand in de veenderij te Beets ziet er
tegenwoordig alles behalve gunstig uit. Terwijl
de bevolking er in dé laatste jaren steeds is toe
genomen, schijnt de aftrek, dien de verveners
voor hunne waar hebben, daarmede geen gelijken
tred te houden. Althans de voorraad van nog
aanwezige turf is zoo groot, dat er dit jaar zeer
weinig zal vergraven worden. De meeste ver
veners hebben dan ook hunne vaste arbeiders
niet weder als zoodanig aangenomen. Is nu de
armoede te Beets zeer groot, de vrees is niet
ongewettigd, dat dit jaar velen, die tot nu toe
in hun onderhoud konden voorzien, armlastig
zullen worden, tenzij een goed deel der bevolking
zich naar andere veenderijen verplaatst.
Uit Putten (in de Yeluwe) schrijft men aan
de K R. Ct.
Dat men hier er niet ep gesteld is, dat het
vellen der dennenboschen door vreemde werklie
den geschiedt, is gebleken.
Op 23 dezer kwamen alhier 'savonds te 10 uren,
per laatsten trein, 27 Belgische arbeiders aan,
onder geleide van eenen houthandelaar, die een
bosch had aangekocht. Bij aankomst werden zij
door een 100 tal ingezetenen ontvangen. De lo
gementhouder, bij wien nachtverblijf en eten was
besteld, weigerde lien te ontvangen; door de hulp
der politie werd vervolgens eene overeenkomst
aangegaan met eenen boer, die den vreemdeling
voedsel en nachtverblijf zou verstrekken.
De menigte oefende echter ook daar haren in
vloed uit, en het gevolg was, dat de menschen
ook hier niet binnengelaten werden
Eindelijk, nadat de Belgen die van 'smorgens
half zeven af gereisd hadden 2 en een halfuur
alhier hadden rondgezworven, vonden zij een on
der komen in de 3e klasse wachtkamer van het
station.
Den volgenden morgen zijn allen met den eer
sten trein naar België teruggekeerd, daar zij het
werk niet durfden aanvangen.
Dezer dagen vroeg een boer, die zich op
het perron van een der stations te Rotterdam
bevond, aan een paar zich daar ook bevindende
heeren,? waar hij een kop koffie krijgen kon.
Men zeide hem dat hij dan maar aan de groote
bel, welk daar hangt, moest luiden. Zoo gezegd
zoo gedaan. Ons boertje ging aan het luiden;
in plaats van een gedienstigen kellner kwam een
stationschef aangesneld, die den boer tamelijk
barsch vroeg, waarom hij de bel luidde. „Omdat
ik een kop koffie hebben wil/' was het antwoord.
Vraagt men een boer, wat hij van het toe
komstige weer denkt, dan antwoordt hij: Het
kan gaan regenen, maar als het luchtje zóó blijft,
zal bet ook mooi weer wezen." Deze profetie
gelijkt al heel veel op die, welke onlangs aan 't diner
te Friedrichsruhe door von Bismarck werd gegeven
in betrekking tot het voortbestaan van den Eu-
ropeeschen vrede. Aan die tafel n.l. zeide hij het
volgende: „lk hoop dat volgens de jongste ge
beurtenissen binnen twee of drie jaren nog geen
oorlog te duchten is." „Tenminste," zoo verbe
terde de spreker zijne woorden: voor d i t jaar zou
ik dit met tamelijke zekerheid durven aannemen.
„Intusschen", liet hij er op volgen „intusschen
heb ik dat in 1870 geloofd en toch is het anders
geweest.
De politieke barometer rijst noch daalt.
Heel Europa is in spanning en de vrede, dien
wij op het oogenblik genieten, mag wel een ge
wapende vrede genoemd worden. De Engelsche
Standard bespreekt in een artikel de nieuwe ver
sterkingen van het Duitsche leger, die samen
vallen met de buitengewone kracht, door Oosten
rijks Minister van Oorlog betoond. Uit een en
ander meent genoemd blad duidelijk te kunnen
opmaken, dat Duitschland en Oostenrijk eenerzijds
en Rusland aan den anderen kant zich uitrusten
tot een onvermijdelijken strijd, maar dat geen de
zer Staten het sein tot den oorlog durft geven.
Dat juist deze onzekere toestand Europa meer
drukt dan een formeele oorlog, is niet tegen te
spreken.
Een gevaarlijke klant. Een vreeselijk on
geluk had dezer dagen plaats te Genemuno, een
klein dorp in de provincie Segovia (Spanje).
Den koopman in kruit, Roman Guerrero, was
afgestapt in de herberg aldaar en had een honderd
pond van zijne gevaarlijke koopwaar bij zich.
Twee jagers, die te Genemuno thuis hoorden,
Pablo Casado en Julian Gomez, kwamen bij den
koopman zitten om eene hoeveelheid kruit van
hem te koopen en toen zij de stof wilden be
kijken, namen zij, daar het duister werd, eene
kaars en hielden deze bij het kruit.
Eene vonk moet zich toen aan liet kruit mede
gedeeld hebben, daar dit vlam vatte, waarna
eene verschrikkelijke ontploffing volgde.
Door dit geweld kwamen de dorpsbewoners
met haast aangeloopen, ten einde zich van het
geen er gaande was te vergewissen. Hoe groot
was de ontsteltenis toen men tot de ontdekking
kwam dat de herberg eene ruïne was geworden,
waaruit vlammen en wanhoopskreten van per
sonen opstegen. De kracht der ontploffing was
zóó geweldig, dat op verren afstand brokstukken
gevonden werden van voorwerpen uit de herberg.
Ze3 personen werden dood van onder de puin-
hoopen te voorschijn gehaald, terwijl dertien min
of meer ernstige kwetsuren bekwamen.
Volgens telegram uit Philadelphia heeft in
een steenkoolmijn op Vancouvereiland een ontplof
fing van mijngas plaats gehad, waardoor meer
dan 50 personen het leven hebben verloren. De
ontploffing wierp een groote massa brokstukken
van allerlei aard te gelijk met rook en stof uit
de schacht. De betimmering in de schacht was
vernield, zoodat de bakken niet naar beneden
konden worden gelaten, maar daarvoor werden
touwen en blokken in gereedheid gebracht. Een
man klom door het vernielde houtwerk heen tot
op honderd voeten van de opening, vanwaar hem
een touw werd toegeworpen.
Achtereenvolgens werden 103 man van de 160
naar boven gebracht, benevens de lijken van 25
blanken en 25 Chineezen. Allen waren nog niet
bevrijd of gevonden.
De mijn geraakte gelukkig niet in brand.
Bij een transport van eenige honderden ge
vangenen uit Zuid-Rusland naar den Kaukasus,
kwam het tot een verwoed gevecht tusschen de
getransporteerden en de soldaten en gendarmen
door wie zij werden begeleid. Acht soldaten,
twee gendarmen en 31 gevangenen werden ge
dood terwijl 21 gevangenen gedurende den strijd
op de vlucht gingen en met meer konden wor
den achterhaald. Het gevecht begon tusschen
twee stations in den Kaukasus. De gevangenen
die met een spoortrein werden vervoerd dwon
gen den machinist om den trein te doen stil
houden. Aan het gevecht namen ook de con
ducteurs deel.
Het uitbreken der trichinen-ziekte te Ober-
cunnewalde bij Bautsen in Saksen is, volgens de
,,.Mlg. Fleischer Ztg.," te wijten aan het feit, dat
de herbergier Angerman tegen Kerstmis vijf var
kens slachtte waarvan er slechts drie op trichinen